Details





Titel:

12 JUNI 2020. - Wet tot wijziging van de periodes die plaatsvinden tijdens de voorbevallingsrust en in aanmerking kunnen worden genomen voor de verlenging van de nabevallingsrust



Inhoudstafel:


Art. 1-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1971031602  1991012553 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art.2. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 11 oktober 1991 tot gelijkstelling van sommige periodes met periodes van arbeid met het oog op de verlenging van de periode van arbeidsonderbreking na de achtste week na de bevalling, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  a) in de bepaling onder 6°, worden de woorden "49, 50 en 51" vervangen door de woorden "26, 49, 50, 51 en 77/1 tot 77/8";
  b) het artikel wordt aangevuld met de bepalingen onder 11° en 12°, luidende :
  "11° de dagen bedoeld bij artikel 31, § 1, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
  12° de dagen van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst of vrijstelling van arbeid met toepassing van artikel 42, § 1, eerste lid, 3°, of artikel 43, § 1, tweede lid, 2°, van de arbeidswet van 16 maart 1971.".

Art.3. In artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 december 2018, wordt het vierde lid opgeheven.

Art.4. In artikel 220 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  a) de bepaling onder 6° wordt vervangen als volgt :
  "6° de perioden technische stoornis in de onderneming, tijdelijke werkloosheid ingevolge overmacht, tijdelijke werkloosheid ingevolge technische stoornis, tijdelijke werkloosheid ingevolge slecht weer, tijdelijke werkloosheid ingevolge gebrek aan werk wegens economische redenen, evenals de perioden van schorsing van de uitvoering van de overeenkomst en van gedeeltelijke arbeid bedoeld in de artikelen 77/1 tot 77/8 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;"
  b) het wordt aangevuld met de bepalingen onder 13° en 14°, luidende :
  "13° de dagen van arbeidsongeschiktheid zoals omschreven in artikel 100, § 1, van de gecoördineerde wet;
  14° de periode van volledige werkverwijdering als maatregel van moederschapsbescherming.".

Art.5. In artikel 219bis, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 13 april 1997 en vervangen bij het koninklijk besluit van 18 april 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  a) in het eerste lid wordt de zin "Deze uitkering wordt toegekend tot de zesde week die voorafgaat aan de vermoedelijke datum van de bevalling of tot de achtste week wanneer de geboorte van een meerling wordt voorzien." opgeheven;
  b) het tweede lid wordt opgeheven.

Art.6. In artikel 114, vierde lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, ingevoegd bij de wet van 20 juli 2006 en gewijzigd bij de wet van 19 december 2018, wordt de zin "Op verzoek van de gerechtigde kan de periode van nabevallingsrust van negen weken verlengd worden met één week, wanneer de gerechtigde arbeidsongeschikt is geweest gedurende de ganse periode van zes weken voorafgaand aan de werkelijke bevallingsdatum, of van acht weken wanneer de geboorte van een meerling wordt verwacht." opgeheven.

Art.7. De Koning kan de bij de artikelen 2, 4 en 5 gewijzigde bepalingen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen.

Art. 8. Deze wet heeft uitwerking met ingang van 1 maart 2020.
  Het recht op de verlenging van de periode van arbeidsonderbreking na de negende week met een bijkomende week overeenkomstig artikel 39, vierde lid, van de arbeidswet van 16 maart 1971, zoals bepaald vóór de inwerkingtreding van deze wet, blijft van toepassing op de werkneemster die, op grond van artikel 1, 11°, van het koninklijk besluit van 11 oktober 1991 tot gelijkstelling van sommige periodes met periodes van arbeid met het oog op de verlenging van de periode van arbeidsonderbreking na de achtste week na de bevalling, zoals bepaald na de inwerkingtreding van deze wet, niet kan genieten van de verlenging van de nabevallingsrust met meer dan vier weken, of meer dan zes weken in geval van de geboorte van een meerling.
  Het recht op de verlenging van de periode van nabevallingsrust van negen weken met een bijkomende week overeenkomstig artikel 114, vierde lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, zoals bepaald vóór de inwerkingtreding van deze wet, blijft van toepassing op de gerechtigde die, op grond van artikel 220, 13°, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, zoals bepaald na de inwerkingtreding van deze wet, niet kan genieten van de verlenging van de nabevallingsrust met meer dan vier weken, of meer dan zes weken in geval van de geboorte van een meerling.