Details





Titel:

8 NOVEMBER 2020. - Wet houdende invoering van bepalingen inzake de basisbankdienst voor ondernemingen in boek VII van het Wetboek van economisch recht



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van boek VII van het Wetboek van economisch recht
Art. 2-8
HOOFDSTUK 3. - Evaluatie en inwerkingtreding
Art. 9-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van boek VII van het Wetboek van economisch recht
Art.2. In boek VII, titel 3, hoofdstuk 8, van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014 en gewijzigd bij de wet van 22 december 2017, wordt een afdeling 1 ingevoegd die de artikelen VII.57 tot VII.59/3 omvat, luidende:
  "Afdeling 1. Betaalrekeningen en basisbankdienst voor consumenten".

Art.3. In hetzelfde hoofdstuk 8 wordt een afdeling 2 ingevoegd, luidende:
  "Afdeling 2. Basisbankdienst voor ondernemingen".

Art.4. In afdeling 2, ingevoegd bij artikel 3, wordt een artikel VII.59/4 ingevoegd, luidende:
  "Art. VII.59/4. § 1. Elke in België gevestigde onderneming die overeenkomstig artikel III.17 ingeschreven is in de Kruispunt-bank van Ondernemingen of een dergelijke inschrijving aanvraagt, en die overeenkomstig paragraaf 3 door ten minste drie kredietinstellingen een aanvraag tot opening van minimaal de betalingsdiensten bedoeld in artikel I.9, 1°, a, b of c is geweigerd, heeft recht, onder de voorwaarden bepaald bij deze afdeling, op de basisbankdienst verstrekt door een in paragraaf 3, vijfde lid, bedoelde kredietinstelling, hierna de basisbankdienst-aanbieder genoemd.
  De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de bepalingen van deze afdeling van toepassing verklaren op andere personen dan ondernemingen.
  § 2. De basisbankdienst voor ondernemingen bevat minimaal de betalingsdiensten bedoeld in artikel I.9, 1°, c), en de betalingsdiensten bedoeld in artikel I.9, 1°, a) en b) voor zover deze diensten plaatsvinden in een of meerdere lidstaten.
  De basisbankdienst wordt in euro of, voor de diensten bedoeld in artikel I.9, 1°, c), en op verzoek van de onderneming, in Amerikaanse dollar aangeboden.
  Onverminderd de bepalingen van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, is de basisbankdienst mogelijk aan het loket of bij geldautomaten tijdens of buiten de openingstijden van de kredietinstelling en biedt ze de onderneming de mogelijkheid tot het uitvoeren van een onbeperkt aantal elektronische verrichtingen met betrekking tot de diensten bedoeld in paragraaf 1 via het internetplatform van de basisbankdienst-aanbieder.
  § 3. De weigering van de betalingsdiensten bedoeld in artikel I.9, 1°, a), b) of c) aan een in paragraaf 1 bedoelde onderneming wordt uitdrukkelijk schriftelijk en voldoende gemotiveerd, onverwijld en uiterlijk binnen tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag, tenzij dit in strijd zou zijn met de doelstellingen van nationale veiligheid of openbare orde, of met artikel 55 van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten.
  Daarnaast worden uitdrukkelijk de klachten- en buitengerechtelijke beroepsprocedures vermeld die voor de onderneming openstaan ter betwisting van de beslissing, en in het bijzonder de volledige naam, het adres, het telefoonnummer en het elektronisch adres van het bevoegde orgaan, bedoeld in artikel VII.216 en van het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie.
  De onderneming aan wie de in het eerste lid bedoelde betalingsdiensten zijn geweigerd, kan een aanvraag tot het verkrijgen van de basisbankdienst richten tot de basisbankdienst-kamer bedoeld in het zevende lid.
  Na het verkrijgen van de aanvraag, vraagt de basisbankdienst-kamer een vertrouwelijk advies aan de Cel voor financiële informatieverwerking ingesteld bij de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten over de onderneming.
  In geval het in het vierde lid bedoelde advies positief is, of de Cel voor financiële informatieverwerking niet heeft gereageerd binnen de zestig kalenderdagen, wijst de basisbankdienst-kamer een in België gevestigde kredietinstelling aan als basisbankdienst-aanbieder uit de lijst van systeemrelevante instellingen als gedefinieerd in artikel 3, eerste lid, 29°, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, met uitzondering van de in de artikelen 36/1, 13°, 14° en 25° en 36/26/1, §§ 4 en 6 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België bedoelde instellingen, die de basisbankdienst moet aanbieden aan de aanvragende onderneming.
  De aanvragende onderneming levert de vereiste informatie en documenten aan met het oog op de naleving van de verplichting tot identificatie en identiteitsverificatie bepaald in boek II, titel 3, hoofdstuk 1, afdeling 2 van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten. Ten laatste binnen de maand volgend op de maand waarin het aanvraagdossier als volledig kan worden beschouwd, wijst de basisbankdienst-kamer op een gespreide wijze de in aanmerking komende basisbankdienst-aanbieder aan.
  De Koning richt binnen de FOD Economie de basisbankdienst-kamer op, die belast is met het aanwijzen van een basisbankdienst-aanbieder voor ondernemingen. Hij bepaalt de wijze van spreiding van de aanwijzing over de in aanmerking komende basisbankdienst-aanbieders en de wijze van controle op de identificatie en de identiteitsverificatieverplichting.
  § 4. De basisbankdienst-aanbieder, aangewezen overeenkomstig paragraaf 3, vijfde lid, mag noch uitdrukkelijk noch stilzwijgend een kredietopening aanbieden of toestaan verbonden met de basisbankdienst.
  De toegang tot de basisbankdienst mag niet afhankelijk worden gesteld van het sluiten van een overeenkomst betreffende een nevendienst.
  Een betalingstransactie uitgevoerd in het raam van de basisbankdienst kan niet worden uitgevoerd wanneer deze leidt tot een debetstand.
  § 5. Voor ondernemingen handelend in het kader van hun beroepsactiviteiten zoals bedoeld in artikel 5 van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten kan slechts een basisbankdienst-aanbieder zoals bedoeld in paragraaf 3 door de basisbankdienst-kamer worden aangewezen indien de Koning specifieke bijkomende risicobeperkende maatregelen heeft vastgesteld of indien de Koning een gedragscode tussen de betrokken sector en de representatieve beroepsvereniging voor de financiële sector heeft bekrachtigd.
  De Koning zal voor de betalingsdiensten bedoeld in artikel I.9, 1°, a) en b), verstrekt binnen het kader van de basisbank-dienst, aangewezen overeenkomstig paragraaf 3, de voorwaarden of beperkingen bepalen die nodig zijn om de risico's verbonden aan het gebruik van contanten te beperken.
  In het geval de basisbankdienst verrichtingen in Amerikaanse dollar aanbiedt, kunnen bijkomende voorwaarden of beperkingen opgelegd worden die nodig zijn om de specifieke risico's eigen aan betalingen in die munt te beperken. De aanvrager leeft alle beperkingen op het gebruik van die munt, met inbegrip van embargo's of sancties, na. De Koning zal de bijkomende voorwaarden of beperkingen vaststellen.".

Art.5. In dezelfde afdeling 2 wordt een artikel VII.59/5 ingevoegd, luidende:
  "Art. VII.59/5. De aanvraag bij de basisbankdienst-kamer tot opening van een basisbankdienst gebeurt schriftelijk, door middel van een formulier dat op papier of op elektronische wijze ter beschikking wordt gesteld door de kredietinstelling.
  Het aanvraagformulier bevat een verklaring op eer van de onderneming dat ze niet reeds beschikt over een basisbankdienst of een betaalrekening waarmee zij gebruik kan maken van de in artikel VII.59/4, § 2, bedoelde diensten, noch bij een kredietinstelling naar Belgisch recht, noch bij een kredietinstelling gevestigd in een andere lidstaat.
  Het aanvraagformulier bevat eveneens een bevestiging, gestaafd met de nodige bewijsstukken, van het feit dat de onderneming ten minste driemaal een aanvraag tot betalingsdiensten zoals bepaald in artikel VII.59/4, § 1, is geweigerd en, in voorkomend geval, dat zij ervan in kennis werd gesteld dat haar rekeningen zullen worden opgezegd.
  De Koning bepaalt de vermeldingen die op het aanvraagformulier moeten voorkomen."

Art.6. In dezelfde afdeling 2 wordt een artikel VII.59/6 ingevoegd, luidende:
  "Art. VII.59/6. § 1. De kredietinstelling weigert de aanvraag tot opening van minimaal de betalingsdiensten bedoeld in artikel VII.59/4, § 1:
  1° in overeenstemming met de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten;
  2° in de omstandigheden opgesomd in paragraaf 2.
  De kredietinstelling kan de aanvraag weigeren indien de onderneming in België of in een andere lidstaat een andere betaalrekening heeft waarmee zij gebruik kan maken van de in artikel VII.59/4, § 1, vermelde betalingsdiensten, behalve als zij aan de hand van concrete bewijsstukken aantoont dat zij daarmee de voor haar professionele activiteit noodzakelijke diensten niet verkrijgt.
  Er wordt geen rekening gehouden met die andere betaalrekening als de onderneming aan de hand van concrete bewijsstukken aantoont ervan in kennis te zijn gesteld dat deze zal worden opgezegd.
  De kredietinstelling kan de aanvraag eveneens weigeren indien de onderneming haar betaalrekeningen zelf heeft opgezegd met het oogmerk om gebruik te kunnen maken van de basisbankdienst.
  § 2. De basisbankdienst-aanbieder, aangewezen overeenkomstig artikel VII.59/4, § 3, vijfde lid kan de basisbankdienst opzeggen indien ten minste een van de volgende voorwaarden is vervuld:
  1° een lid van het wettelijk bestuursorgaan van de onderneming of een persoon belast met de effectieve leiding of, in voorkomend geval, een lid van het directiecomité, is veroordeeld voor oplichting, misbruik van vertrouwen, bedrieglijke bankbreuk, valsheid in geschrifte, of de onderneming heeft de betaalrekening in het kader van de basisbankdienst misbruikt voor illegale doeleinden;
  2° er heeft gedurende meer dan twaalf opeenvolgende maanden op de desbetreffende betaalrekening in het kader van de basisbankdienst geen betalingstransactie plaatsgevonden;
  3° de onderneming heeft onjuiste informatie verstrekt om de basisbankdienst te verkrijgen of in antwoord op de vragen van de kredietinstelling in het kader van haar waakzaamheidsplicht krachtens de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten;
  4° de onderneming heeft in België of in een andere lidstaat een andere betaalrekening geopend waarmee zij gebruik kan maken van de in artikel 59/4, § 1, vermelde betalingsdiensten. De onderneming brengt de kredietinstelling bij wie zij een basisbankdienst heeft aangegaan daarvan onverwijld op de hoogte;
  5° de opzegging is in overeenstemming met de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten.
  Onverminderd andere wettelijke bepalingen of andere instructies of aanbevelingen van enige overheidsinstantie, neemt de kredietinstelling die het raamcontract beëindigt, een opzegtermijn van ten minste twee maanden in acht. In afwijking, in de gevallen van beëindiging bedoeld in het eerste lid, in de bepaling onder 1°, 3° of 5°, gaat de beëindiging onmiddellijk in.
  De beslissing tot opzegging gebeurt schriftelijk en kosteloos. Deze omvat uitdrukkelijk de specifieke gronden en de rechtvaardiging van de beslissing, tenzij dit in strijd zou zijn met de doelstellingen van nationale veiligheid of openbare orde, of met de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten.
  § 3. De basisbankdienst-aanbieder, aangewezen overeenkomstig artikel VII.59/4, § 3, vijfde lid, kan de basisbankdienst weigeren indien ten minste één van de volgende voorwaarden is vervuld:
  1° een lid van het wettelijke bestuursorgaan van de onderneming of een persoon belast met de effectieve leiding of, in voorkomend geval, een lid van het directiecomité, is veroordeeld voor oplichting, misbruik van vertrouwen, bedrieglijke bankbreuk of valsheid in geschrifte;
  2° de onderneming heeft na haar aanvraag in België of in een andere lidstaat een andere betaalrekening geopend waarmee zij gebruik kan maken van de in artikel VII.59/4, § 1, vermelde betalingsdiensten. De onderneming brengt de kredietinstelling bij wie zij een basisbankdienst heeft aangegaan daarvan onverwijld op de hoogte.
  De beslissing tot weigering gebeurt schriftelijk en kosteloos. Deze omvat uitdrukkelijk de specifieke gronden en de rechtvaardiging van de beslissing, tenzij dit in strijd zou zijn met de doelstellingen van nationale veiligheid of openbare orde, of met de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten.".

Art.7. In dezelfde afdeling 2 wordt een artikel VII.59/7 ingevoegd, luidende:
  "Art. VII.59/7. § 1. Het orgaan bedoeld in artikel VII.216 spreekt zich uit over de geschillen die hem worden voorgelegd. Dit orgaan kan de beslissing van de kredietinstelling vernietigen. De beslissing is bindend voor de kredietinstelling en wordt meegedeeld aan zowel de kredietinstelling als aan de betrokken onderneming.
  § 2. Elke kredietinstelling zendt elk jaar aan het bevoegde toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie, en de Cel voor Financiële Informatieverwerking, informatie over het aantal in het kader van de basisbankdienst voor ondernemingen geopende rekeningen, het aantal weigeringen en opzeggingen alsook over de motivering ervan. De informatie over het afgelopen kalenderjaar wordt ten laatste op de laatste dag van de maand februari van het daaropvolgend jaar overgezonden.

Art.8. In dezelfde afdeling 2 wordt een artikel VII.59/8 ingevoegd luidende:
  "Art. VII.59/8. De kredietinstellingen die buiten de toepassing van artikel VII.59/4, § 3, vijfde lid, een basisbankdienst aanbieden, stellen de informatie over de basisbankdienst op een duidelijke wijze en op een goed zichtbare plaats gratis ter beschikking van de ondernemingen en plaatsen deze informatie minstens op hun website.
  De informatie heeft betrekking op de specifieke kenmerken van de aangeboden basisbankdienst, de daarmee samenhangende vergoedingen en de aan het gebruik daarvan verbonden voorwaarden, de te volgen procedures om het recht uit te oefenen om toegang te verkrijgen tot de basisbankdienst en de manieren om toegang te verkrijgen tot alternatieve geschillenbeslechtingsprocedures. Uit de informatie dient duidelijk te blijken dat de toegang tot een basisbankdienst niet afhankelijk is van de aankoop van bijkomende diensten.".

HOOFDSTUK 3. - Evaluatie en inwerkingtreding
Art.9. Deze wet wordt een jaar na de inwerkingtreding geëvalueerd door de minister bevoegd voor Economie. De evaluatie wordt bezorgd aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Art. 10. Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de zesde maand na die waarin ze bekendgemaakt is in het Belgisch Staatsblad.