8 NOVEMBER 2020. - Koninklijk besluit tot uitvoering van uitvoeringsverordening (EU) 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-11-2020 en tekstbijwerking tot 10-08-2023)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-3
HOOFDSTUK 2. - Bepalingen van toepassing op UAS-vluchtuitvoeringen in alle categorieën
Art. 4-6
HOOFDSTUK 3. - Bepalingen van toepassing op UAS- vluchtuitvoeringen in de categorie "open"
Art. 7-12
HOOFDSTUK 4. - Bepalingen van toepassing op UAS- vluchtuitvoeringen in de categorie "specifiek"
Art. 13-17
HOOFDSTUK 4/1. [1 - UAS-vluchtuitvoeringen in het kader van Belgische modelluchtvaartuigclubs of -verenigingen]1
Afdeling 1. [1 - Algemene bepalingen]1
Art. 17/1, 17/2
Afdeling 2. [1 - Bepalingen betreffende piloten op afstand van een modelluchtvaartuig]1
Art. 17/3, 17/4, 17/5
Afdeling 3. [1 - Vliegvoorschriften]1
Art. 17/6, 17/7, 17/8
Afdeling 4. [1 - Toezicht]1
Art. 17/9, 17/10
HOOFDSTUK 5. - Overgangsbepalingen
Afdeling 1. - Overgang van het Belgische systeem naar het Europese systeem
Art. 18-20
Afdeling 2. - Overgangsperiode bepaald in artikel 22 van verordening (EU) 2019/947 die de "beperkte open categorie" heet
Art. 21
Afdeling 3. [1 - Modelluchtvaart]1
Art. 21/1, 21/2
HOOFDSTUK 6. - Diverse en slotbepalingen
Art. 22-27
BIJLAGEN.
Art. N1-N4
2020044609 2020044726 2021043023 2021043024 2023030293 2023042884
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit gelden de definities van verordening (EU) 2018/11391 en van verordening (EU) 2019/947.
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° verordening (EU) 2019/947: de uitvoeringsverordening (EU) 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen;
2° DGLV : het Directoraat-generaal Luchtvaart van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;
3° directeur-generaal : de directeur-generaal van het DGLV of zijn gemachtigde;
4° minister : de minister bevoegd voor de luchtvaart;
5° verordening (EU) 2016/679 : verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG;
[1 6° modelluchtvaartuig: UAS uitgevoerd in het kader van een modelluchtvaartuigclub of -vereniging;
7° modelluchtvaartterrein: een welbepaald gebied op het land of op het water dat bestemd is om te worden gebruikt voor het opstijgen en het landen van modelluchtvaartuigen;
8° vliegzone voor modelluchtvaartuigen: een deel van het luchtruim waar het vliegen met modelluchtvaartuigen toegelaten is;
9° immersievlucht (First Person View-FPV): een vlucht waarbij de bestuurder op een beeldscherm kijkt naar rechtstreekse beelden die worden gefilmd door een camera geplaatst in het modelluchtvaartuig.]1
----------
(1)<KB 2022-12-26/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.2. Voor de tenuitvoerlegging van verordening (EU) 2019/947 wordt rekening gehouden met de aanvaardbare nalevingswijzen (AMC) zoals vastgesteld en gepubliceerd door het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA).
Art.3. Het DGLV wordt aangewezen als de bevoegde autoriteit zoals bedoeld in artikel 17 van verordening (EU) 2019/947.
HOOFDSTUK 2. - Bepalingen van toepassing op UAS-vluchtuitvoeringen in alle categorieën
Art.4.§ 1. De aanvraag tot registratie van een UAS-exploitant zoals bedoeld in artikel 14, lid 6 van verordening (EU) 2019/947 wordt aan het DGLV gericht.
De directeur-generaal bepaalt het formaat van het unieke registratienummer voor UAS-exploitanten.
§ 2. De aanvraag tot registratie van een UAS zoals bedoeld in artikel 14, lid 7 van verordening (EU) 2019/947 wordt aan het DGLV gericht.
Een uniek registratienummer wordt toegekend aan elke UAS geregistreerd in toepassing van het eerste lid. Dit bestaat uit het kenmerk van de Belgische nationaliteit, namelijk de letters OO, gevolgd door het inschrijvingskenmerk dat bestaat uit een groep van ten minste vier tekens bestaande uit letters, cijfers of een combinatie van letters en cijfers.
Het nationaliteitskenmerk wordt door een horizontale lijn van het inschrijvingskenmerk gescheiden.
§ 3. Binnen het DGLV wordt een register opgemaakt met het oog op de in de paragraaf 1 bedoelde registratie en wordt een register opgemaakt voor de in de paragraaf 2 bedoelde registratie.
De gegevens in deze registers, zoals opgesomd in artikel 14, leden 2 en 3 van verordening (EU) 2019/947, kunnen worden gebruikt voor de volgende doeleinden :
1° het toezicht en de controle op de veiligheid van de luchtvaart en de naleving van de voorwaarden om toegang te krijgen tot de in toepassing van artikel 5 vastgestelde geografische UAS-zones mogelijk maken;
2° de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de sanctionering van inbreuken op verordening (EU) 2019/947 en dit besluit mogelijk maken;
3° de samenwerking met de Europese bevoegde autoriteiten en het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart zoals voorzien in de Europese verordeningen terzake;
4° de rechtstreekse tussenkomst voor de bescherming tegen en het voorkomen van gevaren voor de openbare veiligheid mogelijk maken;
5° het opmaken van statistieken op basis van geanonimiseerde gegevens mogelijk maken.
§ 4. Voor zover deze onontbeerlijk zijn voor de uitoefening van de door of krachtens de wet opgedragen taken kunnen de gegevens in de registers worden ter beschikking gesteld aan:
1° de politiediensten bedoeld in de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;
2° skeyes;
3° het Ministerie van Landsverdediging;
4° de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken;
5° de Federale Overheidsdienst Justitie;
[1 6° de U-spacedienstverleners.]1
Behoudens voor de politiediensten vermeld onder 1° kunnen de gegevens uit de registers enkel ter beschikking worden gesteld voor één van de in paragraaf 3 bedoelde doeleinden.
§ 5. Het DGLV is de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de verordening (EU) 2016/679.
§ 6. Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van verordening (EU) 2016/679, worden de persoonsgegevens in de registers bedoeld in paragraaf 3, niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn die één jaar na de verjaring van alle vorderingen die tot de bevoegdheid van de verwerkingsverantwoordelijke behoren en, in voorkomend geval, de definitieve beëindiging van de administratieve en rechterlijke procedures en rechtsmiddelen en de integrale betaling van alle hiermee verbonden bedragen niet mag overschrijden.
----------
(1)<KB 2023-06-06/02, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 20-08-2023>
Art.5.§ 1. De minister of zijn gemachtigde stelt op eigen initiatief of overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2 en volgende de geografische UAS- zones vast zoals bedoeld in artikel 15 van verordening (EU) 2019/947 [1 behalve deze die uitsluitend gericht zijn op de aanwijzing van een U-spaceluchtruim overeenkomstig artikel 3 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/664 van de Commissie van 22 april 2021 inzake een regelgevingskader voor U-space]1.
§ 2. Elke overheidsinstantie of iedere rechtspersoon die zich op een belang kan beroepen voor de afbakening van een geografische UAS-zone kan een aanvraag bij het DGLV indienen.
Deze aanvraag bevat minstens :
1° een formulier met alle gegevens die nodig zijn voor de afbakening van deze geografische UAS-zone en, in het bijzonder, een beschrijving van het te beschermen belang, de redenen waarom het moet worden beschermd (veiligheid, beveiliging, inachtneming van de privacy of milieubescherming), de voorgestelde voorwaarden om toegang tot de zone te krijgen (periodiciteit, beperking tot bepaalde UAS uitgerust met bijzondere functies, voorafgaande melding, voorafgaande vluchtvergunning van de beheerder van de zone...), wat de geografische coördinaten (3D) van de te beschermen zone zijn.
2° een risicobeoordeling die met name de volgende aspecten verantwoordt :
a. de redenen waarom de zone moet worden afgebakend;
b. het nut van de beoogde maatregelen ter bescherming van de voorgestelde zone, waarbij rekening wordt gehouden met het belang dat de UAS-exploitanten hebben bij het vliegen in de betrokken zone;
c. de gevolgen van de afbakening van deze zone voor de veiligheid van de luchtvaart en van de personen op de grond, en met name dat de afbakening van zo'n zone het mogelijk zal maken een hoog niveau van luchtvaartveiligheid te behouden.
§ 3. Bij ontvangst van de aanvraag onderzoekt het DGLV de gegrondheid ervan en legt het de aanvraag ter consultatie voor aan de partijen die hierbij een belang hebben gelet op de lokalisatie van de zone. Dit kan bijvoorbeeld de verlener van luchtverkeersdiensten (skeyes), het ministerie van Landsverdediging, het Belgian Air Navigation Committee (BELANC) of de Belgian Civil Drone Council, het overlegorgaan bedoeld in artikel 27 van dit besluit, zijn.
Na analyse en consultatie van de belanghebbende partijen brengt het DGLV een advies uit over de afbakening van de aangevraagde geografische UAS-zone.
In het kader van de in lid 1 bedoelde analyse en het in lid 2 bedoelde advies houdt het DGLV met name rekening met :
1° de criteria bepaald in artikel 15 van de verordening (EU) 2019/947;
2° het advies of de aanbevelingen van de federale en/of eventuele gewestelijke administraties die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van de criteria bedoeld in artikel 15 van de verordening (EU) 2019/947;
3° de nationale beleidscriteria met betrekking tot de definitie en/of het beheer van zowel het civiele als het militaire luchtruim.
Dit advies wordt aan de minister toegezonden.
De minister of zijn gemachtigde beslist, op basis van het advies van het DGLV, over de wenselijkheid van de afbakening van de betrokken geografische UAS-zone en stelt de voorwaarden vast om toegang tot deze zone te krijgen.
§ 4. In geval van nood of indien de in de voorgaande paragrafen bedoelde procedure niet tijdig kan worden uitgevoerd om een andere reden dan een te late of onvolledige indiening van een aanvraag, wordt een tijdelijke geografische UAS-zone vastgesteld door de publicatie van een NOTAM, overeenkomstig de regels die daarop van toepassing zijn, of op een andere geschikte wijze bepaald door de directeur-generaal.
§ 5. De directeur-generaal maakt, op de door hem vastgestelde wijze, de geografische UAS-zone bekend en de voorwaarden om toegang tot deze zone te krijgen zoals vastgesteld door de minister of zijn gemachtigde.
De bekendmaking van de geografische UAS-zones, bedoeld in paragraaf 3, kan met name gebeuren in de luchtvaartgids (AIP) en/of via een elektronische applicatie in de vorm van een webpagina of website en/of in de vorm van een mobiele applicatie die door het DGLV of door een door het DGLV aangewezen entiteit ter beschikking van het publiek wordt gesteld.
§ 6. De minister of zijn gemachtigde kan een geografische UAS-zone schrappen als :
1° het te beschermen belang is verdwenen;
2° blijkt dat de oprichting van deze geografische UAS-zone de veiligheid van de luchtvaart in gevaar brengt;
3° blijkt dat het behoud van deze geografische UAS-zone in strijd is met het algemeen belang.
De minister of zijn gemachtigde kan een of meer voorwaarden van een geografische UAS-zone opschorten of wijzigen, bijvoorbeeld als blijkt dat de entiteit die verantwoordelijk is voor de toepassing ervan niet voldoet aan deze voorwaarden of er onevenredig veel gebruik van maakt.
----------
(1)<KB 2023-06-06/02, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 20-08-2023>
Art.6. De directeur-generaal bepaalt de vorm en de modaliteiten voor de indiening van de aanvragen zoals bedoeld in de artikelen 4, §§ 1 en 2, en 5, § 2 van dit besluit.
Het DGLV kan meer bepaald een elektronische applicatie ter beschikking stellen in de vorm van een webpagina of een mobiele applicatie voor de indiening van de aanvragen. In voorkomend geval bepaalt de directeur-generaal ook de procedure die bij onbeschikbaarheid van deze elektronische toepassing moet worden gevolgd.
HOOFDSTUK 3. - Bepalingen van toepassing op UAS- vluchtuitvoeringen in de categorie "open"
Art.7. In toepassing van artikel 9, lid 3, a) van de verordening (EU) 2019/947 is de vereiste minimumleeftijd voor piloten op afstand bij een vluchtuitvoering met een UAS in de subcategorie A1 (UAS.OPEN.020) en/of de subcategorie A3 (UAS.OPEN.040) van de categorie "open" 14 jaar.
De minimumleeftijd voor piloten op afstand bij een vluchtuitvoering met een UAS in de subcategorie A2 (UAS.OPEN.030) van de categorie "open" blijft 16 jaar.
Art.8. Op basis van de door het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart gepubliceerde aanvaardbare nalevingswijzen (AMC), bepaalt de directeur-generaal:
1° de gedetailleerde inhoud van de online opleiding en de vragen van het online theorie-examen zoals bepaald in punt UAS.OPEN.020, 4), b), van deel A van de bijlage bij verordening (EU) 2019/947
2° de vragen van het aanvullend theorie-examen zoals bepaald in punt UAS.OPEN.030, 2), c), van deel A van de bijlage bij verordening (EU) 2019/947.
Art.9. § 1. De directeur-generaal bepaalt de procedures voor de praktische organisatie van de theorie-examens voorzien in punt UAS.OPEN.020, 4), b), en UAS.OPEN.030, 2), c), van deel A van de bijlage bij verordening (EU) 2019/947. Deze omvatten met name de maatregelen om de integriteit van de examens te waarborgen, met inbegrip van de procedures om de identiteit van de kandidaat te verifiëren.
§ 2. Indien wordt vastgesteld dat de kandidaat tijdens het examen de examenprocedures niet naleeft, zakt de kandidaat voor het examen.
De directeur-generaal verbiedt kandidaten die worden betrapt op bedrog, gedurende een periode van ten hoogste 12 maanden, een ander examen af te leggen.
Art.10. De kandidaat piloot, die UAS-vluchtuitvoeringen in de subcategorie A2 wenst uit te voeren, verstrekt aan het DGLV bij zijn inschrijving voor het aanvullende theorie-examen zoals bedoeld in punt UAS.OPEN.030, 2), c), van deel A van de bijlage bij verordening (EU) 2019/947:
1° een kopie van het bewijs van voltooiing van de in punt UAS.OPEN.020, 4), b) bedoelde online opleiding;
2° een verklaring, waarvan de vorm door het DGLV is bepaald, en waarin de kandidaat verklaart de in punt UAS.OPEN.030, 2), b), van deel A van de bijlage bij verordening (EU) 2019/947 bedoelde praktische zelfopleiding te hebben voltooid.
Art.11. § 1. De minister of zijn gemachtigde kan voor een duur van maximaal 24 maanden elke vluchtuitvoering met een UAS verbieden aan een piloot op afstand die met opzet of uit onachtzaamheid de bepalingen van punt UAS.OPEN.060 van deel A van de bijlage bij de genoemde verordening heeft geschonden.
De minister of zijn gemachtigde kan een in punt UAS.OPEN.030, 2), van deel A van de bijlage bij verordening (EU) 2019/947 bedoeld vaardigheidscertificaat van piloot op afstand schorsen, voor een duur van maximaal 24 maanden, of intrekken, indien de houder met opzet of uit onachtzaamheid de bepalingen van punt UAS.OPEN.060 van deel A van de bijlage bij de genoemde verordening heeft geschonden.
§ 2. De minister of zijn gemachtigde kan voor een duur van maximaal 24 maanden elke exploitatie verbieden aan een UAS-exploitant die met opzet of uit onachtzaamheid de bepalingen van artikel 4 van verordening (EU) 2019/947 en de bepalingen van deel A van de bijlage bij de genoemde verordening heeft overtreden.
Art.12.Elke UAS-exploitant die uitsluitend vluchtuitvoeringen behorend tot de categorie "open" uitvoert, sluit een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid af voor lichamelijk letsel en materiële schade aan derden [1 , behalve indien dit slechtsUAS betreffen die enkel voor privé-doeleinden worden gebruikt en waarvan de maximale startmassa minder dan 900 gram bedraagt.]1.
Indien de gebruikte UAS een maximale startmassa van 20kg of meer heeft, is de UAS-exploitant verzekerd conform de bepalingen van verordening (EG) nr. 785/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de verzekeringseisen voor luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen.
----------
(1)<KB 2022-12-26/32, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
HOOFDSTUK 4. - Bepalingen van toepassing op UAS- vluchtuitvoeringen in de categorie "specifiek"
Art.13. Om de vaardigheden van piloten op afstand te beoordelen in het raam van de vluchtuitvoeringen die in toepassing van artikel 12 van verordening (EU) 2019/947 aan een vergunning zijn onderworpen, zal het DGLV in het bijzonder rekening houden met het door de piloot op afstand verkregen attest van bestuurder van een RPA of bewijs van bevoegdheid als bestuurder van een RPA, afgegeven overeenkomstig het koninklijk besluit van 10 april 2016 met betrekking tot het gebruik van op afstand bestuurde luchtvaartuigen in het Belgisch luchtruim.
Op basis van de beoordeling van het operationele risico en de operationele kenmerken van de geplande vluchtuitvoeringen kan de directeur-generaal maatregelen eisen om de risico's te verminderen indien de geplande vluchtuitvoeringen niet waren toegelaten in het kader van het koninklijk besluit van 10 april 2016 en/of indien de vereiste vaardigheden niet voldeden aan de opleidingsvereisten van het koninklijk besluit van 10 april 2016.
Art.14. § 1. De minister of zijn gemachtigde kan entiteiten aanwijzen voor de organisatie van de opleiding en de controle van de vaardigheden van piloten op afstand in het kader van deel B van de bijlage bij verordening (EU) 2019/947 indien deze entiteiten voldoen aan de onderstaande voorwaarden :
1° de aanvrager is een rechtspersoon en heeft een verantwoordelijke beheerder, die erop toeziet dat alle taken conform de vastgestelde procedures worden uitgevoerd;
2° het personeel dat belast is met de taken inzake de opleiding en de beoordeling van de vaardigheden :
a. beschikt over de vereiste vaardigheden om deze taken uit te voeren;
b. is onpartijdig en neemt niet deel aan de beoordelingen indien het van oordeel is dat zijn objectiviteit kan zijn aangetast;
c. beschikt over de theoretische en/of praktische kennis die nodig is om de verstrekte opleiding te waarborgen;
d. beschikt over een voldoende kennis van de eisen die worden gesteld aan de beoordeling van de theoretische en/of praktische vaardigheden die het uitvoert alsook over een afdoende ervaring met deze processen;
e. bezit het vermogen om verklaringen, registers en verslagen te beheren waaruit blijkt dat beoordelingen van relevante theoretische en/of praktische vaardigheden werden uitgevoerd en dat de conclusies van die beoordelingen juist zijn; en
f. respecteert de vertrouwelijkheid van de aan hen verstrekte informatie, behalve in antwoord op elk verzoek van het DGLV.
3° de aanvrager beschikt over de uitrusting, zowel materieel als immaterieel, om de opleiding in de voor de aangeboden opleiding vereiste omstandigheden te verstrekken;
4° de aanvrager stelt een handboek ter beschikking dat ten minste de volgende elementen omvat :
a. het aangewezen personeel dat belast is met de opleiding en de beoordeling van de vaardigheden, met inbegrip van :
i. de beschrijving van de vaardigheden van elk personeelslid;
ii. de taken en verantwoordelijkheden van het personeel;
iii. een organisatieschema met de bijbehorende verantwoordelijkheidsketens;
b. de procedures en processen die worden gebruikt voor de opleiding en de beoordeling van de vaardigheden, met inbegrip van het opleidingsprogramma dat betrekking heeft op de vaardigheid waarvoor de aanvraag wordt ingediend;
c. een beschrijving van het UAS en alle andere apparatuur en instrumenten die voor de opleiding en de beoordeling van praktische vaardigheden worden gebruikt;
d. een beschrijving van de opleidings- en beoordelingsfaciliteiten, met inbegrip van de fysieke locatie;
e. een model van het beoordelingsverslag;
f. een procedure voor wijzigingen aan het handboek en de kennisgeving van dergelijke wijzigingen aan het DGLV;
Elke aangewezen entiteit verbindt zich ertoe om te allen tijde de bepalingen van dit artikel en van het handboek na te leven. Dit wordt bevestigd in de vorm van een verklaring die door de voor die entiteit verantwoordelijke beheerder wordt ondertekend.
§ 2. Elke aangewezen entiteit stelt na het uitvoeren van de beoordeling van de vaardigheden een beoordelingsverslag op dat ten minste de volgende elementen bevat :
1° de identiteit van de leerling-piloot op afstand;
2° de identiteit van de persoon die verantwoordelijk is voor de beoordeling van de vaardigheden van de leerling-piloot op afstand;
3° de identificatie van de opleiding waarvoor de beoordeling van de vaardigheden werd uitgevoerd;
4° de cijfers, beoordeeld op 10, voor elk van de getoetste vaardigheden;
5° een algemene beoordeling van de vaardigheden van de leerling-piloot op afstand;
De beoordeling wordt ondertekend en gedateerd door de persoon die verantwoordelijk is voor de beoordeling van de vaardigheden.
De beoordeling wordt door de aangewezen entiteit geregistreerd en aan de kandidaat afgegeven. Er wordt ook een kopie aan het DGLV toegezonden in een door de directeur-generaal vastgestelde vorm.
Op basis van deze beoordeling, kan de directeur- generaal aan de kandidaat een certificaat afleveren.
§ 3. De geldigheidsduur van een aanwijzing als entiteit voor de organisatie van de opleiding en het toezicht op de vaardigheden van piloten op afstand in het kader van deel B van de bijlage bij verordening (EU) 2019/947 bedraagt één jaar, te rekenen vanaf de datum van verlening van de aanwijzing.
Deze aanwijzing kan voor dezelfde periode worden verlengd indien de aangewezen entiteit nog steeds voldoet aan de voorwaarden bepaald in paragraaf 1.
§ 4. De aanwijzing kan door de directeur-generaal worden geschorst, beperkt of ingetrokken in één van de volgende gevallen :
1° de aangewezen entiteit toont niet aan dat zij voldoet aan de voorschriften, eisen of enige wijziging in de toepasselijke eisen, criteria of beoordelingsnormen;
2° er zijn aanwijzingen dat de aangewezen entiteit geen voldoende toezicht kan handhaven over de activiteiten die onder haar aanwijzing vallen;
3° de aangewezen entiteit voldoet niet langer aan de eisen voor aanwijzing;
4° de aangewezen entiteit laat het DGLV niet toe zijn toezichtsbevoegdheid uit te oefenen.
§ 5. Het DGLV kan te allen tijde audits of inspecties uitvoeren om de naleving van dit artikel te controleren.
De aangewezen entiteit, haar vertegenwoordigers of haar personeel verlenen de ambtenaren van het DGLV vrije toegang tot de organisatie, de opleidingen, de terreinen en de gebouwen waar of waarin de opleiding wordt gegeven.
Het personeel dat verantwoordelijk is voor de aangewezen entiteit en voor de opleidingen is beschikbaar tijdens de toezichthoudende activiteiten.
Indien er tekortkomingen op de bepalingen van dit besluit worden vastgesteld, stelt het DGLV de aangewezen entiteit daarvan in kennis.
De aangewezen entiteit moet dan de nodige corrigerende maatregelen nemen in overeenstemming met de door het DGLV vastgestelde voorwaarden.
§ 6. De lijst van aangewezen entiteiten, met voor elk van hen de opleidingen waarvoor zij zijn aangewezen, wordt gepubliceerd op de website van het DGLV of op iedere andere openbare drager.
§ 7. De minister kan nadere regels bepalen van toepassing op de aangewezen entiteiten.
De minister kan ook regels van toepassing op de in aanhangsel 3 van de bijlage van verordening (EU) 2019/947 bedoelde erkende entiteiten bepalen.
Art.15. De directeur-generaal bepaalt de vorm en de modaliteiten voor :
1° de indiening van de aanvragen zoals bedoeld in de artikelen 5, § 2 en 13, § 1 van verordening (EU) 2019/947 en punt UAS.LUC.010, 2) van Deel C van de bijlage bij dezelfde verordening;
2° de indiening van de verklaringen zoals bedoeld in artikel 5, § 5 van verordening (EU) 2019/947;
3° de bezorging van de afschriften zoals bedoeld in artikel 13, § 3 van verordening (EU) 2019/947.
Het DGLV kan de UAS-exploitanten met name een elektronische applicatie in de vorm van een webpagina en/of een mobiele applicatie voor de indiening van verklaringen ter beschikking stellen. In voorkomend geval bepaalt de directeur-generaal ook de procedure die bij onbeschikbaarheid van deze elektronische toepassing moet worden gevolgd.
Art.16. De minister of zijn gemachtigde kan voor een duur die hijzelf bepaalt, elke vluchtuitvoering onder dekking van een in punt UAS.SPEC.020 van deel B van de bijlage bij verordening (EU) 2019/947 bepaalde exploitatieverklaring verbieden, indien de UAS-exploitant met opzet of uit onachtzaamheid zich niet schikt of schikte naar de eisen van de genoemde verordening en/of in het standaardscenario vastgelegde voorwaarden waarvoor de UAS-exploitant een verklaring had ingediend of een dergelijke verklaring had moeten indienen als hij geen houder was van een certificaat van exploitant van lichte UAS (LUC).
De minister of zijn gemachtigde kan het toepassingsgebied van een exploitatievergunning beperken, deze vergunning schorsen of intrekken zoals bepaald in punt UAS.SPEC.040 van deel B van de bijlage bij verordening (EU) 2019/947, indien de UAS-exploitant met opzet of uit onachtzaamheid zich niet schikt of schikte naar de eisen van de genoemde verordening en/of naar de in de vergunning vastgelegde voorwaarden, of een dergelijke vergunning had moeten verkrijgen indien hij geen houder was van een certificaat van exploitant van lichte UAS (LUC).
De minister of zijn gemachtigde kan het toepassingsgebied van een certificaat van exploitant van lichte UAS (LUC) zoals bepaald in deel C van de bijlage bij verordening (EU) 2019/947 beperken of dit certificaat schorsen of intrekken indien de houder met opzet of uit onachtzaamheid de bepalingen van deel C van de bijlage bij die verordening heeft geschonden.
Art.17. Elke UAS-exploitant die vluchtuitvoeringen behorend tot de categorie "specifiek" uitvoert, is verzekerd conform de bepalingen van verordening (EG) nr. 785/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de verzekeringseisen voor luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen.
HOOFDSTUK 4/1. [1 - UAS-vluchtuitvoeringen in het kader van Belgische modelluchtvaartuigclubs of -verenigingen]1
----------
(1)
Afdeling 1. [1 - Algemene bepalingen]1
----------
(1)
Art.17/1. [1 § 1. In toepassing van artikel 16, lid 4 van verordening (EU) 2019/947 mogen de modelluchtvaartuigclubs of -verenigingen namens hun leden overgaan tot de registraties bedoeld in artikel 4.
§ 2. UAS-vluchtuitvoeringen binnen in het kader van modelluchtvaartuigclubs of -verenigingen mogen alleen plaatsvinden op een permanent of tijdelijk modelluchtvaartterrein dat is opgericht met toelating van de directeur-generaal nadat hij heeft vastgesteld dat voldaan werd aan de bepalingen van bijlage 1 van dit besluit.
De in het eerste lid bedoelde toelating is vanaf de datum van afgifte vijf jaar geldig voor een permanent modelluchtvaartterrein en maximaal 31 dagen voor een tijdelijk modelluchtvaartterrein. Het kan overeenkomstig de in bijlage 1 bedoelde voorwaarden verlengd worden.
§ 3. UAS-vluchtuitvoeringen met een maximum startmassa van 150 kg of meer of die voortgestuwd worden door een turbinemotor aangedreven door vloeibaar gas, door een pulserende straalmotor of door een raketmotor zijn onderworpen aan een voorafgaande toelating van de directeur-generaal.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-12-26/32, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.17/2. [1 Elke eigenaar van een modelluchtvaartuig, of bij gebrek daaraan elke bestuurder dient rechtstreeks of via het collectieve verzekeringscontract afgesloten voor hun leden door zijn modelluchtvaartuigclub of -vereniging een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid af te sluiten om de lichamelijke en materiële schade aan derden te dekken.
Elke modelluchtvaartuigclub dient rechtstreeks of via een modelluchtvaartvereniging een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid af te sluiten om de lichamelijke en materiële schade aan derden te dekken.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-12-26/32, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Afdeling 2. [1 - Bepalingen betreffende piloten op afstand van een modelluchtvaartuig]1
----------
(1)
Art.17/3. [1 § 1. De piloot op afstand van een modelluchtvaartuig is ten minste houder van:
1° een brevet A dat de houder toelating geeft om te vliegen met een modelluchtvaartuig met een maximaal startgewicht van 12kg of minder (categorie 1), al dan niet uitgerust met:
a. een of meer zuigermotoren met een totale maximale cilinderinhoud van niet meer dan 52 cc;
b. één of meer elektromotor(en) met een gecombineerd vermogen van niet meer dan 3000 watt;
c. een of meer turboreactor(en) met een maximale stuwkracht van de gecombineerde motor(en) van niet meer dan 100 newton;
2° een brevet B die de houder ervan toelating geeft modelluchtvaartuigen niet bedoeld onder 1° en/of met een maximaal startgewicht van 25kg of minder (categorie 2) of van 150kg of minder (categorie 3) te besturen.
Om demonstratievluchten uit te voeren, beschikt de piloot op afstand van een modelluchtvaartuig over een brevet B en een kwalificatie die is afgegeven na het demonstreren van een hoog niveau van bekwaamheid om met zijn luchtvaartuig(en) een demonstratie te geven voor het publiek.
Modelluchtvaartuigclub of -verenigingen zorgen voor de theoretische en praktische opleiding voor hun leden overeenkomstig de bepalingen van bijlage 2.
§ 2. Om met categorie 1-modelluchtvaartuigen te mogen vliegen, moet een piloot op afstand ten minste 14 jaar oud zijn en houder van een brevet A.
Om met categorie 2 of 3-modelluchtvaartuigen te mogen vliegen, moet een piloot op afstand ten minste 16 jaar oud zijn en houder van een brevet B. Het machtigt zijn houder alleen tot het besturen van een categorie 3-modelluchtvaartuig indien de modelluchtvaartuigclub of -vereniging heeft erkend dat hij in staat is dit model veilig te besturen.
Om demonstratievluchten uit te voeren, moet een piloot op afstand ten minste 16 jaar oud zijn, houder van een brevet B en een kwalificatie om demonstratievluchten uit te voeren. Het machtigt zijn houder alleen tot het besturen van een modelluchtvaartuig waarvoor de modelluchtvaartuigclub of -vereniging heeft erkend dat hij in staat is dit model op een nauwkeurig gecontroleerde manier te besturen, in een gecontroleerde omgeving en onafhankelijk van de weersomstandigheden (windsterkte en -richting, enz.).
Er geldt geen minimumleeftijd voor piloten op afstand als zij vluchten uitvoeren onder rechtstreeks toezicht van een piloot of afstand die houder is van een brevet A en/of B.
Een kandidaat die een opleiding voor een brevet A volgt, mag alleen vliegen onder toezicht van een piloot die houder is van een brevet A.
In afwijking van het eerste lid, eenieder die de beoefening van modelluchtvaart wenst te ontdekken, mag, zonder nog lid te zijn van een club of vereniging, gebruik maken van de besturingsorganen van een modelluchtvaartuig van categorie 1 onder toezicht van een lid dat ten minste in het bezit is van een brevet A en dat optreedt als opleidingsinstructeur voor de enige duur die voor deze ontdekking noodzakelijk is.
§ 3. In afwijking van paragraaf 1, in het kader van een door een modelluchtvaartuigclub of -vereniging georganiseerde internationale modelluchtvaartuigen ontmoeting met een beperkte duur van 30 dagen, kan een piloot op afstand die lid is van een buitenlandse modelluchtvaartuigclub of -vereniging deelnemen aan de ontmoeting en eventuele oefeningssessies indien:
1° de piloot op afstand geen lid is van een Belgische modelluchtvaartuigclub;
2° de piloot op afstand geregistreerd is als UAS-exploitant overeenkomstig artikel 14, § 5 of 16, § 4 van verordening (EU) 2019/947 en beschikt over een verzekering die gelijkwaardig is aan die welke in artikel 17/2 van dit besluit wordt voorgeschreven;
3° de modelluchtvaartuigclub of -vereniging informeert de piloot op afstand over de van kracht zijnde regelgeving en zorgt ervoor dat hij in staat is alle risico's in verband met de vluchten te beheersen;
4° de vluchten uitgevoerd tijdens de ontmoeting, met inbegrip van de oefenvluchten vinden alleen plaats op een door het DGLV gemachtigd modelluchtvaartterrein.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-12-26/32, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.17/4. [1 § 1. Vóór elke vlucht moet de piloot op afstand zich ervan vergewissen dat het luchtvaartuig in staat is de voorgenomen vlucht veilig uit te voeren en met name dat al het nodige onderhoud is uitgevoerd.
Tijdens de gehele duur van de vlucht moet de piloot op afstand van een modelluchtvaartuig :
1° in alle omstandigheden rechtstreeks visueel contact met zijn modelluchtvaartuig houden zonder dat de afstand tussen de piloot op afstand en de modelluchtvaartuig meer dan 400m bedraagt tenzij anders bepaald in de machtiging;
2° het vluchttraject van het modelluchtvaartuig volgen en controleren om op deze manier elke botsing met andere luchtvaartuigen of personen en goederen op de grond te vermijden.
§ 2. In afwijking van § 1, eerste lid, kan de piloot op afstand van een modelluchtvaartuig een immersievluchtuitvoeren indien een tweede persoon het modelluchtvaartuig permanent in zijn rechtstreeks zichtveld houdt en te allen tijde de piloot op afstand kan informeren over iedere eventuele gevaren om dusdanig van hem een onmiddellijke reactie te verkrijgen.
§ 3. De piloot op afstand van een modelluchtvaartuig moet te allen tijde een lidmaatschapskaart van een modelluchtvaartuigclub of -vereniging kunnen voorleggen, of een ander document waaruit blijkt dat de activiteiten worden uitgevoerd in het kader van een modelluchtvaartuigclub of -vereniging.
§ 4. De piloot op afstand van een modelluchtvaartuig mag niet onder invloed van psychoactieve stoffen of alcohol zijn of ongeschikt zijn om zijn taken uit te voeren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-12-26/32, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.17/5. [1 De modelluchtvaartuig club of -vereniging die een brevet of kwalificatie heeft afgegeven, mag de reikwijdte ervan beperken, een brevet of kwalificatie schorsen of intrekken in geval van nalatigheid bij de uitoefening van de toegekende rechten.
Indien de modelluchtvaartuigclub of vereniging een al dan niet opzettelijke overtreding van de bepalingen van dit besluit of de vigerende regelgeving betreffende de luchtvaart en/of een gevaar voor het luchtvaartveiligheid of de veiligheid van personen op de grond vaststelt of vermoedt, stelt zij onmiddellijk het DGLV daarvan in kennis, die alle zinvolle maatregelen kan treffen, met inbegrip van het bevelen aan de club of vereniging om het brevet of de kwalificatie te schorsen of in te trekken voor de periode die zij bepaalt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-12-26/32, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Afdeling 3. [1 - Vliegvoorschriften]1
----------
(1)
Art.17/6. [1 Een modelluchtvaartuig vliegt slechts in de vliegzone voor modelluchtvaartuigen vastgelegd voor het modelluchtvaartterrein waar de vlucht plaatsvindt.
De piloot op afstand van een modelluchtvaartuig moet zich houden aan de procedures die door de modelluchtvaartuigclub of -vereniging zijn vastgelegd in haar vluchtreglement zoals bedoeld in bijlage 3 en/of haar intern ordereglement.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-12-26/32, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.17/7. [1 Een modelluchtvaartuig verleent steeds voorrang aan alle bemande luchtvaartuigen.
Modelluchtvaartuigen mogen niet vliegen:
1° vóór zonsopgang en na zonsondergang, tenzij zij zijn uitgerust met ten minste één knipperlicht waarmee het modelluchtvaartuig 's nachts kan worden gezien en gemakkelijk kan worden onderscheiden van omringende obstakels of andere luchtvaartuigen;
2° in weersomstandigheden die niet toelaten dat de piloot op afstand van het modelluchtvaartuig botsingen tijdens de vlucht kan vermijden;
3° op een op de grond geprojecteerde afstand van minder dan 30m van toeschouwers, behalve wanneer deze zich achter een beschermingsnet van minstens 1,90m hoogte bevinden dat de inslag van een modelluchtvaartuig kan weerstaan; of voor vluchten met modelzweefvliegtuigen, op een vlieghoogte van minder dan 30m boven de toeschouwers en infrastructuren;
4° in de controlegebieden (CTR) van de burgerlijke en militaire luchthavens en in de verboden (P), de gevaarlijke (D) en de beperkte (R) gebieden die vermeld worden in de AIP, behalve met voorafgaand en schriftelijk akkoord van de luchtvaartautoriteiten onder wiens bevoegdheid deze gebieden vallen;
5° behalve met het voorafgaand en schriftelijk akkoord van de uitbater van dit luchtvaartterrein, op minder dan:
a) 1 km van het referentiepunt van een luchtvaartterrein dat uitsluitend bestemd is voor helikopters of paramotoren vermeld in de AIP;
b) 3 km van het referentiepunt van een luchtvaartterrein dat bestemd is voor ultralichte motorluchtvaartuigen (ULM) vermeld in de AIP;
c) 5 km van het referentiepunt van een luchtvaartterrein dat bestemd is voor vliegtuigen vermeld in de AIP.
6° op minder dan 200m vanhindernissen, behalve met voorafgaande toelating van de eigenaar.
Zonder voorafgaande toelating van het DGLV mogen uit een modelluchtvaartuig geen voorwerpen worden geworpen die niet radiogestuurd zijn.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-12-26/32, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.17/8. [1 Het organiseren van een modelluchtvaartspektakel op een permanent modelluchtvaartterrein is onderworpen aan de voorafgaande melding aan het DGLV.
Het organiseren van een modelluchtvaartspektakel op een tijdelijk modelluchtvaartterrein is onderworpen aan de voorafgaande machtiging van het DGLV.
In het kader van de promotie van de modelvliegsport of voor pedagogische doeleinden, wordt het organiseren van een demonstratie met modelluchtvaartuigen met een startgewicht van minder dan 1kg buiten een modelluchtvaartterrein onderworpen aan een voorafgaande machtiging van de directeur-generaal indien het terrein binnen een controlegebied (CTR) van burgerlijke en militaire luchthavens gelegen is en, een voorafgaande melding aan het DGLV in de andere gevallen.
De directeur-generaal bepaalt de vorm en de inhoud van deze aanvragen tot machtiging en deze voorafgaande meldingen.
De organisatie van modelluchtvaartspektakels op een modelluchtvaartterrein of demonstraties met modelluchtvaartuigen met een startgewicht van minder dan 1kg gebeurt onder de in bijlage 4 vastgestelde voorwaarden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-12-26/32, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Afdeling 4. [1 - Toezicht]1
----------
(1)
Art.17/9. [1 Het DGLV kan te allen tijde audits- en/of inspecties uitvoeren om de naleving van dit besluit te controleren.
De uitbater van een modelluchtvaartterrein, de modelluchtvaartuigclub of -vereniging, haar vertegenwoordigers of leden moeten de ambtenaren van het DGLV vrije toegang verlenen tot de terreinen en gebouwen waarop of waarin de activiteiten worden uitgevoerd. De verantwoordelijke personen dienen tijdens de activiteiten van toezicht beschikbaar te zijn en op eenvoudig verzoek alle documenten aan het DGLV ter beschikking te stellen.
Indien inbreuken op de bepalingen van dit besluit worden vastgesteld, stelt het DGLV de uitbater van het terrein en/of de modelluchtvaartuigclub of -vereniging daarvan in kennis, waarna deze verplicht zijn de nodige corrigerende maatregelen te nemen overeenkomstig de door het DGLV vastgestelde voorwaarden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-12-26/32, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.17/10. [1 § 1. De Directeur-generaal kan een vergunning voor UAS-vluchtuitvoeringen afgegeven aan een modelluchtvaartuigclub of -verenigingen bedoeld in artikel 16 van verordening (EU) 2019/947 intrekken of schorsen indien zijn houder met opzet of uit onachtzaamheid zich niet schikt of schikte naar de eisen van de genoemde verordening of dit besluit.
§ 2. De Directeur-generaal kan een machtiging tot uitbating van een modelluchtvaartterrein intrekken of schorsen als de houder van een machtiging, om redenen die hem zijn toe te rekenen:
1° duidelijk niet langer voldoet aan de criteria vermeld in bijlage 1 van dit besluit; of
2° te kwader trouw verkeerde informatie aan het DGLV heeft verstrekt waardoor een juiste voorstelling van de feiten onmogelijk wordt gemaakt; of
3° het bewijs heeft geleverd onvoldoende bekwaam te zijn om een modelluchtvaartterrein uit te baten; of
4° de veiligheid van personen of goederen op de grond in het gedrang heeft gebracht; of
5° maatregelen heeft genomen om de luchtvaartveiligheid te herstellen zonder een toereikend veiligheidsniveau te bereiken.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-12-26/32, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
HOOFDSTUK 5. - Overgangsbepalingen
Afdeling 1. - Overgang van het Belgische systeem naar het Europese systeem
Art.18. § 1. Een piloot op afstand die houder is van een geldig attest van bestuurder van een RPA, afgegeven overeenkomstig het koninklijk besluit van 10 april 2016 met betrekking tot het gebruik van op afstand bestuurde luchtvaartuigen in het Belgisch luchtruim, ontvangt een bewijs van voltooiing van de online opleiding bedoeld in punt UAS.OPEN.020, 4), b), van deel A van de bijlage bij verordening (EU) 2019/947, indien hij de opleiding volgt en slaagt voor het online theorie-examen dat enkel betrekking heeft op verordening (EU) 2019/947, georganiseerd door het DGLV.
Een piloot op afstand die houder is van een geldig bewijs van bevoegdheid als bestuurder van een RPA, afgegeven overeenkomstig het koninklijk besluit van 10 april 2016 met betrekking tot het gebruik van op afstand bestuurde luchtvaartuigen in het Belgisch luchtruim, en die de in het eerste lid bedoelde opleiding gevolgd heeft en geslaagd is voor het in het eerste lid bedoelde online-theorie-examen ontvangt:
1° een bewijs van voltooiing van de online opleiding bedoeld in punt UAS.OPEN.020, 4), b), van deel A van de bijlage bij verordening (EU) 2019/947; en,
2° een vaardigheidscertificaat van piloot op afstand, vermeld in punt UAS.OPEN.030, 2), van deel A van de bijlage bij Verordening (EU) 2019/947.
§ 2. De directeur-generaal bepaalt, op basis van de door het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart gepubliceerde aanvaardbare nalevingswijzen (AMC), de gedetailleerde inhoud van de online opleiding en de vragen van het online theorie-examen bedoeld in paragraaf 1.
De directeur-generaal bepaalt de procedures voor de praktische organisatie van deze online opleiding en dit examen. Deze omvatten meer bepaald de maatregelen om de integriteit van de examens te waarborgen, met inbegrip van de procedures om de identiteit van de kandidaat te verifiëren.
De kandidaat wordt geacht te zijn geslaagd voor het in paragraaf 1 bedoelde online theorie-examen indien hij ten minste 75 % correcte antwoorden gaf.
Art.19. Attesten van bestuurder van een RPA, bewijzen van bevoegdheid als bestuurder van een RPA, verklaringen van klasse 1b en toelatingen van klasse 1a en de daaraan bijgevoegde documenten blijven geldig tot hun vervaldatum en uiterlijk tot en met 1 januari 2022 onder de voorwaarden die van toepassing waren op het ogenblik van de afgifte ervan.
Art.20. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 23, lid 4 van verordening (EU) 2019/947, kan de minister nationale standaardscenario's bepalen.
Afdeling 2. - Overgangsperiode bepaald in artikel 22 van verordening (EU) 2019/947 die de "beperkte open categorie" heet
Art.21. Tijdens de in artikel 22 van verordening (EU) 2019/947 bedoelde overgangsperiode moet een piloot op afstand die een onbemand luchtvaartuig gebruikt dat niet voldoet aan de eisen van verordening (EU) 2019/945 en :
1° waarvan de maximale startmassa minder dan 500 g bedraagt, een vaardigheidsniveau hebben dat gelijk is aan het niveau bepaald in punt UAS.OPEN.020, 4), b), van deel A van de bijlage bij verordening (EU) 2019/947;
2° waarvan de maximale startmassa minder dan 2 kg bedraagt, een vaardigheidsniveau hebben dat gelijk is aan het niveau bepaald in punt UAS.OPEN.030, 2), van deel A van de bijlage bij verordening (EU) 2019/947;
3° waarvan de maximale startmassa meer dan 2 kg en minder dan 25 kg bedraagt, een vaardigheidsniveau hebben dat gelijk is aan het niveau bepaald in punt UAS.OPEN.020, 4), b), van deel A van de bijlage bij verordening (EU) 2019/947.
Afdeling 3. [1 - Modelluchtvaart]1
----------
(1)
Art.21/1. [1 Een piloot op afstand van een modelluchtvaartuig die op 31 december 2022 houder is van een door de Association d'Aéromodélisme (AAM) afgegeven geldig "brevet élémentaire" of een door de Vereniging voor Modelluchtvaartsport (VML) afgegeven geldig brevet A, behaalt een brevet A zoals bedoeld in artikel 17/3, paragraaf 1, eerste lid, 1°.
Een piloot op afstand van een modelluchtvaartuig die op 31 december 2022 houder is van een door de Association d'Aéromodélisme (AAM) afgegeven geldig "brevet d'aptitude" of een door de Vereniging voor Modelluchtvaartsport (VML) afgegeven geldig brevet B, behaalt een brevet B als bedoeld in artikel 17/3, paragraaf 1, eerste lid, 2°.
Een piloot op afstand van een modelluchtvaartuig die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit houder is van een geldig demonstratiebrevet of demonstratiekwalificatie afgegeven door de Association d'Aéromodélisme (AAM) of de Vereniging voor Modelluchtvaartsport (VML), behaalt een brevet B en een kwalificatie om demonstratievluchten uit te voeren zoals bedoeld in artikel 17/3, paragraaf 1, eerste lid, 2° en tweede lid.
Eenieder die op 31 december 2022 niet in het bezit is van een geldig brevet A, heeft één jaar om een brevet te verkrijgen overeenkomstig artikel 17/3 van dit besluit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-12-26/32, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.21/2. [1 De machtiging tot uitbating van een modelluchtvaartterrein die, op 31 december 2022 nog geldig is, wordt ambtshalve omgezet in een machtiging overeenkomstig dit besluit voor de resterende duur van de machtiging.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-12-26/32, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
HOOFDSTUK 6. - Diverse en slotbepalingen
Art.22.
<Opgeheven bij KB 2022-12-26/32, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.23. In het koninklijk besluit van 14 februari 2001 tot vaststelling van de vergoedingen waaraan het gebruik van openbare diensten betreffende de luchtvaart is onderworpen, wordt een artikel 12/1 ingevoegd luidende :
"ONBEMANDE LUCHT.V.A.ARTUIGEN (UAS) - VERORDENING (EU) 2019/947
Art. 12/1. De verschuldigde vergoeding voor :
1° de registratie van een gecertificeerde UAS bedraagt 100 EUR;
2° de indiening van een exploitatieverklaring voor een standaardscenario en waar nodig de afgifte van een bevestiging van de ontvangst en van de volledigheid die nodig is om UAS-vluchtuitvoeringen in de categorie "specifiek" te mogen uitvoeren en het toezicht op deze activiteiten, bedraagt 150 EUR per jaar;
3° de afgifte van een exploitatievergunning die nodig is om UAS-vluchtuitvoeringen in de categorie "specifiek" te mogen uitvoeren, bedraagt 500 EUR;
4° het toezicht op de activiteiten die onderworpen zijn aan de in 3° bedoelde exploitatievergunning bedraagt 150 EUR per jaar aan het einde van het eerste jaar volgend op de afgifte van een exploitatievergunning;
5° de wijziging of verlenging van een exploitatievergunning bedoeld in 3°, bedraagt 150 EUR;
6° het verzenden van een bevestiging die de in een andere lidstaat geregistreerde UAS-exploitant toestaat zijn activiteiten in het Belgische luchtruim te beginnen, bedraagt 250 EUR per aanvraag;
7° de afgifte van een certificaat van exploitant van lichte UAS (LUC) bedraagt 1.500 EUR;
8° het toezicht op de activiteiten van de houder van een certificaat van exploitant van lichte UAS (LUC) bedraagt 750 EUR per jaar aan het einde van het eerste jaar volgend op de afgifte van een certificaat van exploitant van lichte UAS (LUC);
9° de wijziging van een certificaat van exploitant van lichte UAS (LUC) bedraagt 500 EUR;
10° de aanwijzing of erkenning van een entiteit als een aangewezen of erkende entiteit voor opleiding bedraagt 1.000 EUR;
11° de verlenging van de aanwijzing of erkenning als een aangewezen of erkende entiteit voor opleiding bedraagt 150 EUR ;
12° de wijziging van de aanwijzing of erkenning als een aangewezen of erkende entiteit voor opleiding bedraagt 150 EUR.
In hetzelfde besluit, worden artikelen 2, § 7, 3, § 7, 7, § 7, 8, § 5 en 9, § 6 opgeheven.
Art.24. De Belgian Civil Drone Council wordt als adviesorgaan voor de professionele UAS-sector in België erkend.
Dit adviesorgaan is samengesteld uit vertegenwoordigers van overheidsdiensten en/of leden van de Belgische professionele UAS-sector. De deelname van de leden is gebaseerd op een door de kandidaat ingediende aanvraag tot lidmaatschap.
Dit adviesorgaan kan niet-bindende voorstellen of aanbevelingen doen aan elke overheidsinstantie en in het bijzonder aan het DGLV of aan de sector.
Art.25. § 1. Het koninklijk besluit van 10 april 2016 met betrekking tot het gebruik van op afstand bestuurde luchtvaartuigen in het Belgisch luchtruim en de bijlagen daarbij worden opgeheven met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit.
§ 2. Het ministerieel besluit van 30 november 2016 tot toekenning van delegatie aan de directeur-generaal van het directoraat-generaal Luchtvaart in het kader van het koninklijk besluit van 10 april 2016 met betrekking tot het gebruik van op afstand bestuurde luchtvaartuigen in het Belgisch luchtruim wordt opgeheven.
Art.26. Dit besluit treedt in werking op 31 december 2020.
Art.27. De minister bevoegd voor de luchtvaart is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1. [1 Bijlage 1.
VOORSCHRIFTEN VOOR PERMANENTE OF TIJDELIJKE MODELLUCHTVAARTTERREINEN
1. Voorwaarden voor de vestiging van een modelluchtvaartterrein
1.1. Plaats van vestiging
Het is verboden een modelluchtvaartterrein aan te leggen:
1° in de controlegebieden (CTR) van de burgerlijke en militaire luchthavens en in de verboden (P), de gevaarlijke (D) en de beperkte (R) gebieden die vermeld worden in de AIP, behalve met voorafgaand en schriftelijk akkoord van de luchtvaartautoriteiten onder wiens bevoegdheid deze gebieden vallen;
2° op minder dan 1km van het referentiepunt van een luchtvaartterrein dat uitsluitend bestemd is voor helikopters vermeld in de AIP, behalve met het voorafgaand en schriftelijk akkoord van de uitbater van dit luchtvaartterrein;
3° op minder dan 1km van het referentiepunt van een terrein dat uitsluitend bestemd is voor paramotoren vermeld in de AIP, behalve met het voorafgaand en schriftelijk akkoord van de uitbater van dit terrein;
4° op minder dan 3km van het referentiepunt van een luchtvaartterrein dat bestemd is voor ultralichte motorluchtvaartuigen (ULM) vermeld in de AIP, behalve met het voorafgaand en schriftelijk akkoord van de uitbater van dit luchtvaartterrein;
5° op minder dan 5 km van het referentiepunt van een luchtvaartterrein dat bestemd is voor vliegtuigen vermeld in de AIP, behalve met het voorafgaand en schriftelijk akkoord van de uitbater van dit luchtvaartterrein.
De minimale afstand tussen modelluchtvaartterreinen bedraagt 3 km, tenzij interferentie technisch onmogelijk is of tenzij de uitbaters van de modelluchtvaartterreinen tot een schriftelijke overeenkomst komen over de verschillende radiofrequenties die zullen gebruikt worden.
1.2. Technische kenmerken
1.2.1 Een modelluchtvaartterrein bestaat ten minste uit de volgende elementen:
1° een start- en landingsbaan waarvan de minimale afmetingen 80 m x 20 m bedragen;
2° een gebied voorbehouden voor de piloten en hun modelluchtvaartuigen.
In afwijking van het eerste lid bedragen de minimale afmetingen van de start- en landingsbaan van een modelluchtvaartterrein dat uitsluitend bestemd is voor modelhelikopters of multicopters 20 m x 20 m.
1.2.2. De start- en landingsbanen zijn gelegen op een op de grond geprojecteerde afstand van meer dan 40 m van parkings en van constructies, behalve indien deze infrastructuren zich bevinden achter een beschermingsnet van minstens 1.90m hoog dat de inslag van een modelluchtvaartuig kan weerstaan.
Indien van toepassing ligt de zone voorzien voor toeschouwers op een afstand van méér dan 30 m van de rand van de baan, behalve als deze zone zich bevindt achter een beschermingsnet van minstens 1,90 m hoog dat de inslag van een modelluchtvaartuig kan weerstaan.
1.2.3. Tenzij anders bepaald in de machtiging tot uitbating van het modelluchtvaartterrein, heeft de vliegzone voor modelluchtvaartuigen de vorm van een cilinder met als basis de grond, een maximumhoogte van 120 m en een straal van maximum 400 m vanaf het referentiepunt van het modelluchtvaartterrein, die echter beperkt kan worden door de aanwezigheid van hindernissen.
De maximale hoogte van de vliegzone voor modelluchtvaartuigen kan opgetrokken worden overeenkomstig de voorwaarden van artikel 5 van het koninklijk besluit van 8 november 2020 tot uitvoering van uitvoeringsverordening (EU) 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen.
Behoudens voorafgaande overeenkomst tussen de houder van de machtiging tot uitbating en de eigenaar of de uitbater van de hindernis, die toelaat om een toereikend veiligheidsniveau te waarborgen voor de activiteiten van modelluchtvaart, mag geen nieuwe hindernis worden geplaats tenzij de afstand tussen de omhulling van de hindernis en de rand van de vliegzone groter is dan 200 m.
In het geval van een overeenkomst tussen de partijen, kan het DGLV een positief advies voor de plaatsing van deze nieuwe hindernis geven.
1.2.4. Het DGLV kan beperkingen opleggen die betrekking hebben op het maximale startgewicht, de motor en/of iedere andere technische maatregel aan de modelluchtvaartuigen in gebruik vanop bepaalde terreinen.
1.3. Machtiging tot uitbating van een modelluchtvaartterrein
1.3.1. De directeur-generaal bepaalt de vorm en de inhoud van de aanvraag tot machtiging tot uitbating van een modelluchtvaartterrein zoals bedoeld in artikel 17/1, § 2, eerste lid van dit besluit.
Als een aanvrager over verschillende nabijgelegen terreinen beschikt die uitsluitend gebruikt worden voor hellingsvluchten zullen deze terreinen door het DGLV beschouwd worden als één terrein.
1.3.2. De machtiging tot uitbating van een modelluchtvaartterrein ontslaat geenszins de begunstigde om de vereiste toelating te verkrijgen op grond van andere reglementaire beschikkingen.
In het geval van een wijziging van de gegevens vermeld in de initiële aanvraag, verwittigt de houder van de machtiging tot uitbating het Directoraat-generaal Luchtvaart daarvan binnen een periode van 30 dagen, te rekenen vanaf de datum van de wijziging.
1.3.3. De houder van de machtiging tot uitbating vraagt minstens twee maanden voor de vervaldatum van de machtiging aan de directeur-generaal de verlenging van de machtiging tot uitbating van een modelluchtvaartterrein.
Indien dit niet gebeurt, eindigt de machtiging tot uitbating van een modelluchtvaartterrein op de datum vermeld in de machtiging.
§ 2. De directeur-generaal bepaalt de vorm en de inhoud van de aanvraag tot verlenging.
De houder van de machtiging tot uitbating voegt bij zijn aanvraag tot verlenging een verklaring over de aanwezigheid van nieuwe obstakels in de omgeving van het modelluchtvaartterrein sinds de eerste aanvraag of de vorige verlenging.
Als er sinds de vorige verlenging nieuwe obstakels bijgekomen zijn in de omgeving van het modelluchtvaartterrein die een bijkomende beperking vormen van de vliegzone voor modelluchtvaartuigen, worden deze aangeduid op een topografische kaart op schaal 1/10.000 uitgegeven door het Nationaal Geografisch Instituut (NGI). Deze kaart wordt bij de aanvraag tot verlenging gevoegd.
1.3.4. In het geval van stopzetting van de uitbating van een modelluchtvaartterrein, licht de houder van de machtiging tot uitbating het DGLV daarvan onmiddellijk schriftelijk in.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-12-26/32, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. N2. [1 Bijlage 2.
BEPALINGEN VOOR DE VERIFICATIE VAN DE BEKWAAMHEID VAN PILOTEN OP AFSTAND VAN MODELLUCHTVAARTUIGEN
1.Voorwaarden om brevetten en kwalificatie te verkrijgen
1.1.1. Om een brevet A te verkrijgen, moet de kandidaat:
1° geslaagd zijn voor het theoretisch examen inzake kennis van de regelgeving van toepassing op modelluchtvaartuigen, daarbij inbegrepen het intern reglement van de modelluchtvaartuigclub of -vereniging waarvan zijn club lid is en het vliegreglement van de modelluchtvaartuigclub waarvan hij lid is;
2° geslaagd zijn voor het praktisch examen waarin hij aantoont dat hij zijn modelluchtvaartuig beheerst, met name door het veilig uitvoeren van de vereiste manoeuvres, met inbegrip van het snel aan de grond brengen van zijn modelluchtvaartuig in noodgeval.
Het praktisch examen wordt op een modelluchtvaartterrein met één examinator afgenomen.
1.1.2. Om een brevet B te verkrijgen, moet de kandidaat:
1° houder zijn van een brevet A;
2° geslaagd zijn voor het praktisch examen waarin de kandidaat:
a) aantoont dat hij alle vliegfiguren beheerst waarvoor het toestel is uitgerust;
b) zijn vermogen aantoont om zich aan de omgeving aan te passen.
Het praktisch examen wordt op een modelluchtvaartterrein afgenomen met twee examinatoren, waarvan ten minste één geen deel uitmaakt van de club waarvan de kandidaat lid is.
1.1.3. Om een kwalificatie te verkrijgen om demonstratievluchten uit te voeren, moet de kandidaat:
1° houder zijn van een brevet B;
2° aan de modelluchtvaartuigclub of -vereniging waarvan hij lid is aangetoond hebben dat hij in staat is een modelluchtvaartuig op een nauwkeurig gecontroleerde manier te besturen, in een gecontroleerde omgeving en onafhankelijk van de weersomstandigheden (windsterkte en -richting, enz.).
1.2.Examinatoren
De examinatoren worden door de modelluchtvaartuigclubs of -verenigingen uit hun leden aangewezen en beschikken over ten minste 3 jaar ervaring en hebben aangetoond dat zij in staat zijn de veilige uitvoering van de vluchten te beoordelen..
1.3.Geldigheid
Het brevet A en het brevet B zijn geldig zolang zijn houder lid blijft van een modelluchtvaartuigclub of -vereniging die houder is van een vergunning voor UAS-vluchtuitvoeringen overeenkomstig artikel 16 van verordening (EU) 2019/947.
De kwalificatie om demonstratievluchten uit te voeren is twee jaar geldig. Het wordt automatisch verlengd indien de houder gedurende deze twee jaar ten minste eenmaal aan een demonstratie heeft deelgenomen. Anders moet de piloot op afstand slagen voor het examen bedoeld in punt 1.1.3, 2° .]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-12-26/32, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. N3. [1 Bijlage 3.
INHOUD VAN HET VLIEGREGLEMENT
De uitbater van een modelluchtvaartterrein stelt een vliegreglement op die ten minste het volgende bevat :
1° de voorwaarden van de vergunning voor UAS-vluchtuitvoeringen bedoeld in artikel 16 van de verordening (EU) 2019/947 en de voorwaarden van de machtiging tot uitbating;
2° elke andere wettelijke en reglementaire bepalingen die van toepassing zijn;
3° de toepasselijke vereisten voor de modelluchtvaartuigen om toegelaten te worden op het modelluchtvaartterrein;
4° de toepasselijke vereisten voor de piloten op afstand om toegelaten te worden op dit modelluchtvaartterrein;
5° alle maatregelen die genomen dienen te worden om ongevallen te vermijden;
6° het verbod tot het gelijktijdig uitzenden op dezelfde radiofrequentie, behalve op de 2,4 GHz frequentieband;
7° de voorschriften voor de veiligheid van het grond- en luchtverkeer, met name de luchtverkeersregels van toepassing op de modelluchtvaartuigen;
8° de voorschriften met betrekking tot het zoeken naar een modelluchtvaartuig dat buiten het terrein is geland.
9° de voorschiften met betrekking tot het melden van voorvallen overeenkomstig de bapalingen van artikel 19, § 2 van de verordening (UE) 2019/947.
Dit vliegreglement moet worden uitgehangen op een goed zichtbare plaats op hun terrein of gepubliceerd worde op hun website.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-12-26/32, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. N4.[1 Bijlage 4.
MODELLUCHTVAARTSPEKTAKEL
1.1. Modelluchtvaartspektakel op een permanent modelluchtvaartterrein
Het organiseren van een modelluchtvaartspektakel op een permanent modelluchtvaartterrein is onderworpen aan de volgende voorwaarden:
1° de demonstratiegrenslijn wordt door een geschikt middel goed zichtbaar gemaakt op de grond, bijvoorbeeld door middel van een ononderbroken lijn;
2° de afstand tussen de demonstratiegrenslijn en het publiek bedraagt voor alle modelluchtvaartuigen minimaal 30m, behalve wanneer het publiek zich achter een beschermingsnet van minimaal 1,90 m hoogte bevindt dat de inslag van een modelluchtvaartuig kan weerstaan;
3° de organisator zorgt voor een zichtbare en afdoende afsluiting en de nodige signalisatie om het publiek in de voor hen voorbehouden zone te houden;
4° de organisator sluit een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid af, voldoende om lichamelijke en materiële schade te dekken;
5° naargelang de omvang van het modelluchtvaartspektakel wordt de organisator bijgestaan door voldoende veiligheidspersoneel.
1.2. Modelluchtvaartmeeting op een tijdelijke modelluchtvaartterrein
De directeur-generaal verleent een machtiging voor een modelluchtvaartuigspektakel op een tijdelijk modelluchtvaartterrein wanneer de volgende voorwaarden zijn voldaan:
1° de demonstratiegrenslijn wordt door een geschikt middel goed zichtbaar gemaakt op de grond bijvoorbeeld door middel van een ononderbroken lijn;
2° de afstand tussen de demonstratiegrenslijn en het publiek bedraagt voor alle modelluchtvaartuigen minimaal 30m, behalve wanneer het publiek zich achter een beschermingsnet van minimaal 1,90 m hoogte bevindt dat de inslag van een modelluchtvaartuig kan weerstaan;
3° de organisator zorgt voor een zichtbare en afdoende afsluiting en de nodige signalisatie om het publiek in de voor hen voorbehouden zone te houden;
4° de organisator sluit een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid af, voldoende om lichamelijke en materiële schade te dekken;
5° naargelang de omvang van de meeting wordt de organisator bijgestaan door voldoende veiligheidspersoneel.
1.3. Demonstraties met modelluchtvaartuigen met een maximaal startgewicht minder dan 1kg
Een demonstratie met modelluchtvaartuigen met een maximale opstijgmassa minder dan 1kg wordt onder de in de bijlage van verordening (EU) 2019/947 of onder de volgende voorwaarden uitgevoerd:
1° de piloot op afstand is houder van een geldig brevet B en een kwalificatie om demonstratievluchten uit te voeren;
2° de afstand tussen de demonstratiegrenslijn en het publiek bedraagt voor alle types modelluchtvaartuigen minimaal 10m;
3° de organisator zorgt voor een zichtbare en afdoende afsluiting en de nodige signalisatie om het publiek in de voor hen voorbehouden zone te houden;
4° de organisator sluit een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid af voldoende om lichamelijke en materiële schade te dekken;
5° naargelang de omvang van de demonstratie wordt de organisator bijgestaan door voldoende veiligheidspersoneel.
6° de maximale snelheid van de gebruikte modelluchtvaartuigen bedraagt minder dan 90 km/u;
7° de gemotoriseerde modelluchtvaartuigen hebben een elektrische aandrijving.
Deze demonstratie met modelluchtvaartuigen met een opstijgmassa van minder dan 1 kg wordt onder de volgende vliegvoorschriften uitgevoerd:
1° de maximale vlieghoogte van het modelluchtvaartuig bedraagt 50 m boven de grond;
2° de maximale afstand vanaf de demonstratiegrenslijn (weg van het publiek) bedraagt 100 m;
3° de demonstraties worden enkel toegelaten buiten de bebouwde kom, tenzij met voorafgaande toestemming van de burgemeester;
4° de modelluchtvaartuigen vliegen niet boven personen en goederen op de grond;
5° geen luchtvaartterrein dat uitsluitend bestemd is voor helikopters of paramotoren ligt in een straal van 1 km, behalve met de voorafgaande toelating van de uitbater van dit terrein;
6° geen luchtvaartterrein dat bestemd is voor ultralichte luchtvaartuigen (ULM) ligt in een straal van 2 km, behalve met de voorafgaande toelating van de uitbater van dit terrein;
7° geen luchtvaartterrein dat bestemd is voor vliegtuigen ligt in een straal van 3 km, behalve met de voorafgaande toelating van de uitbater van dit terrein;
8° geen enkel obstakel ligt binnen een straal van 20 m.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-12-26/32, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>