11 OKTOBER 2020. - Ministerieel besluit over de bepaling van de beleidsprioriteiten voor de participatieorganisatie voor de vijfjarige periode vanaf 1 maart 2021
Art. 1-2
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
1° algemene opdrachten: de algemene opdrachten, vermeld in artikel 8, tweede lid, van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid;
2° meerjarenplan: het meerjarenplan, vermeld in artikel 5, § 1, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering 26 juni 2020 tot uitvoering van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid, wat betreft de participatieorganisatie, en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2019 tot uitvoering van diverse bepalingen van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid wat betreft de participatieorganisatie en de oriëntering van anderstaligen naar het meest gepaste aanbod NT2, en tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 januari 2016 houdende de uitvoering van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid;
3° participatieorganisatie: de participatieorganisatie, vermeld in hoofdstuk 4 van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid.
Art. 2. De participatieorganisatie houdt bij de uitoefening van de algemene opdrachten en in het vijfjarig meerjarenplan dat ingaat op 1 maart 2021, rekening met de volgende beleidsprioriteiten:
1° stimuleren van de uitbouw van netwerken, inclusie en participatie, inclusief beleidsparticipatie, aan de samenleving;
2° zorgen voor een evenredige participatie van personen van buitenlandse herkomst aan onderwijs, werken, wonen;
3° werken aan een inclusieve samenleving, waarbij segregatie wordt tegengegaan en mensen met en niet naast elkaar leven op basis van afkomst;
4° stimuleren van ieders gelaagde identiteitsontwikkeling vanuit de gedeelde sokkel van verlichtingswaarden zoals vervat in de Grondwet en internationale mensenrechtenverdragen;
5° bestrijden van elke vorm van discriminatie en racisme;
6° inzetten op genuanceerde beeldvorming;
7° uitbouwen van een gedragen en onderbouwd beleid.