Details





Titel:

31 JULI 2020. - Koninklijk besluit tot wijziging van de boeken I en IV van het Wetboek van economisch recht met betrekking tot misbruiken van economische afhankelijkheid



Inhoudstafel:


Art. 1-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel I.6 van het Wetboek van economisch recht, vervangen bij de wet van 2 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) de bepaling onder 11° wordt vervangen als volgt:
  "11° restrictieve mededingingspraktijken: de praktijken bedoeld in artikel IV.1, § 1, artikel IV.2 en artikel IV.2/1;";
  b) een bepaling onder 12bis° wordt ingevoegd, luidende:
  "12bis° positie van economische afhankelijkheid: positie van onderworpenheid van een onderneming ten aanzien van één of meerdere andere ondernemingen gekenmerkt door de afwezigheid van een redelijk equivalent alternatief, beschikbaar binnen een redelijke termijn, en onder redelijke voorwaarden en kosten, die deze of elk van deze ondernemingen toelaten om prestaties of voorwaarden op te leggen die niet kunnen verkregen worden in normale marktomstandigheden.".

Art.2. In artikel IV.39 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 2 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) in de bepaling onder 2°, worden de woorden "op artikel IV.2/1," ingevoegd tussen de woorden "op artikel IV.2," en de woorden "op artikel IV.10, § 1";
  b) in de bepaling onder 4°, worden de woorden ", op artikel IV.2/1" ingevoegd tussen de woorden "op artikel IV.2" en de woorden "of op artikel IV.10, § 1".

Art.3. In artikel IV.55 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 2 mei 2019, worden de woorden "een onderzoek op grond van inbreuk op artikel IV.1 of artikel IV.2," vervangen door de woorden "een onderzoek op grond van inbreuk op artikel IV.1, artikel IV.2 of artikel IV.2/1".

Art.4. Artikel IV.79 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 3 april 2013 en vervangen bij de wet van 2 mei 2019, wordt vervangen als volgt:
  "Art. IV.79. § 1. Ingeval het Mededingingscollege een beslissing neemt zoals bedoeld in artikel IV.52, § 1, 2°, kan het aan elk van de betrokken ondernemingen en ondernemingsverenigingen geldboeten opleggen van maximaal 10 % van hun omzet. Bovendien kan het ter naleving van zijn beslissing dwangsommen opleggen aan elk van de betrokken ondernemingen en ondernemingsverenigingen, tot beloop van 5 % van de gemiddelde dagelijkse omzet per dag vertraging te rekenen van de dag die het in de beslissing bepaalt.
  Het Mededingingscollege kan de in het eerste lid bedoelde geldboeten en dwangsommen tevens opleggen:
  1° in geval van heropening van de procedure bij toepassing van artikel IV.53, 2° of 3° ;
  2° op verzoek van de auditeur, teneinde de in artikel IV.40, § 1, derde lid, bedoelde beslissing van de auditeur tot het eisen van inlichtingen te doen naleven; de dwangsom kan worden opgelegd in de loop van het onderzoek.
  § 2. In afwijking van paragraaf 1 mag de in paragraaf 1 bedoelde geldboete, wanneer de beslissing of de procedure betrekking heeft op misbruik van een positie van economische afhankelijkheid in de zin van artikel IV.2/1, niet meer bedragen 2 % van de omzet van de betrokken onderneming of ondernemingsvereniging, en beloopt de in paragraaf 1 bedoelde dwangsom tot 2 % van de gemiddelde dagelijkse omzet per dag vertraging te rekenen vanaf de dag die door het Mededingingscollege wordt bepaald.
  De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en na raadpleging van de Belgische Mededingingsautoriteit en de Bijzondere raadgevende commissie Mededinging, bedoeld in artikel IV.37, het boeteplafond verhogen.
  Om de drie jaar gaat de Belgische Mededingingsautoriteit over tot een toetsing van het boeteplafond ten einde na te gaan of dit toelaat voldoende afschrikwekkende boetes op te leggen.
  § 3. Het Mededingingscollege kan, bij de vaststelling van de boete, de vergoeding van schade toegebracht door de inbreuk die het voorwerp is van de beslissing, en die ingevolge een schikkingsovereenkomst is betaald voorafgaand aan de beslissing, als een verzachtende omstandigheid in aanmerking nemen.
  § 4. Inbreuken op artikel IV.1, § 4, kunnen worden bestraft met een geldboete van 100 tot 10.000 euro.".

Art.5. Artikel IV.81 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 2 mei 2019, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende:
  " § 2. In afwijking van paragraaf 1 is de in artikel IV.79, § 2, bedoelde dwangsom van toepassing, wanneer de voorlopige maatregelen betrekking hebben op misbruik van een positie van economische afhankelijkheid in de zin van artikel IV.2/1.".

Art.6. In artikel IV.88, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 2 mei 2019, worden de woorden "van de artikelen IV.1 en IV.2" vervangen door de woorden "van artikel IV.1, artikel IV.2 en artikel IV.2/1".

Art.7. Treden in werking de tiende dag na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad:
  1° de artikelen IV.80, § 2, en IV.84, § 2, van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij de wet van 2 mei 2019;
  2° de artikelen 3 en 4 van de wet van 4 april 2019 houdende wijziging van het Wetboek van economisch recht met betrekking tot misbruiken van economische afhankelijkheid, onrechtmatige bedingen en oneerlijke marktpraktijken tussen ondernemingen;
  3° dit besluit.

Art. 8. De minister bevoegd voor Middenstand, Zelfstandigen en K.M.O.'s en de Minister bevoegd voor Economie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.