30 APRIL 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van een projectsubsidie aan de Huizen van het Kind ter compensatie van de aankoop van vrijetijdsmateriaal voor kinderen in een maatschappelijk kwetsbare positie
Art. 1-10
BIJLAGE.
Art. N
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
1° agentschap Opgroeien regie : het intern verzelfstandigd agentschap, opgericht bij het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie;
2° coronamaatregelen : de maatregelen vastgelegd in het ministerieel besluit van 23 maart 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, en in de besluiten die dit ministerieel besluit wijzigen;
3° Huis van het Kind : het samenwerkingsverband met een erkenning waarvan sprake in artikel 5 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 28 maart 2014 tot uitvoering van het decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning;
4° kind : ieder mens jonger dan dertien jaar;
5° vrijetijdsmateriaal : spel-, knutsel-, sportmateriaal, gezelschapsspellen, boeken en strips;
6° werkingsgebied : het werkingsgebied als vermeld in artikel 9 van het decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning.
Art.2. Het agentschap Opgroeien regie kent een eenmalige projectsubsidie van maximaal 1.000.000 euro toe aan Huizen van het Kind met een erkenning, vermeld in artikel 5 van het besluit van de Vlaamse regering van 28 maart 2014 tot uitvoering van het decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning, voor de compensatie van de kosten van de aankoop en de verdeling van vrijetijdsmateriaal voor kinderen in een maatschappelijk kwetsbare positie.
De subsidie wordt aangerekend op begrotingsartikel GDF-AGEF2UA-WT van de begroting van 2020 van Opgroeien regie.
De subsidie, vermeld in het eerste lid, wordt verdeeld over de Huizen van het Kind op basis van de berekeningswijze, vermeld artikel 5 van dit besluit.
De subsidie wordt uitbetaald na ondertekening van dit besluit.
Art.3. Om de subsidie, vermeld in artikel 2, te kunnen ontvangen, beschikt het Huis van het Kind over een erkenning, vermeld in artikel 5 van het besluit van de Vlaamse regering van 28 maart 2014 tot uitvoering van het decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning.
De subsidie wordt door het Huis van het Kind aangewend ter compensatie van de aankoop en verdeling van vrijetijdsmateriaal.
Art.4. Het Huis van het Kind dient ten laatste op 15 november 2020 een eindverslag in. Dit eindverslag bevat minstens een kostenstaat met betrekking tot de aankoop van vrijetijdsmateriaal, alsook een rapportage van het bereiken van kinderen in een maatschappelijk kwetsbare positie en van de samenwerking met de relevante partners in functie van de verdeling van het vrijetijdsmateriaal.
Het Huis van het Kind ziet erop toe dat het vrijetijdsmateriaal kosteloos ter beschikking gesteld wordt en dat het vrijetijdsmateriaal ter beschikking gesteld wordt van kinderen die zich in een maatschappelijk kwetsbare positie bevinden.
Het Huis van het Kind werkt samen met het lokaal bestuur dat binnen haar werkingsgebied valt, minstens wat betreft de aankoop en de verdeling van het vrijetijdsmateriaal.
Het Huis van het Kind werkt samen met de relevante partners die contact hebben met de gezinnen van kinderen in een maatschappelijk kwetsbare positie en waarmee het werkingsgebied deelt, minstens wat betreft de aankoop en de verdeling van het vrijetijdsmateriaal.
Art.5. Bij de berekening inzake de verdeling van het subsidiebedrag, vermeld in artikel 2 van dit besluit, houdt het agentschap rekening met :
1° het aantal minderjarigen in het werkingsgebied van het Huis van het Kind, met uitzondering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest waar 30 % van het aantal minderjarigen in rekening wordt genomen;
2° het aandeel minderjarigen in een kansarm gezin in dat werkingsgebied.
Het aantal minderjarigen in het werkingsgebied van het Huis van het Kind, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt bepaald door het agentschap op basis van de gegevens die worden aangeleverd door de dienst Demografie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie.
Het aandeel minderjarigen in een kansarm gezin in het werkingsgebied van het Huis van het Kind, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt bepaald door het agentschap door middel van een samengestelde indicator die is samengesteld op basis van de volgende gegevens :
1° de kansarmoede-index van Kind en Gezin;
2° het aantal minderjarige rechthebbenden op een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering ten opzichte van het totaal aantal minderjarigen;
3° het aantal minderjarigen in een eenoudergezin ten opzichte van het totaal aantal minderjarigen.
Het subsidiebedrag dat aan een Huis van het Kind kan worden toegekend, bedraagt maximaal 65.000 euro.
Art.6. Het agentschap Opgroeien regie is belast met de controle van het eindverslag, vermeld in artikel 4, eerste lid van dit besluit.
Art.7. Het agentschap Opgroeien regie oefent toezicht uit op de naleving van de bepalingen van dit besluit. Het Huis van het Kind verstrekt daarvoor de gevraagde inlichtingen of stukken.
Art.8. Met behoud van de toepassing van artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, kan het agentschap Opgroeien regie de subsidie verminderen of terugvorderen als :
1° het Huis van het Kind de bepalingen van dit besluit niet naleeft;
2° uit de controle van het eindverslag en uit het toezicht blijkt dat de subsidie een overcompensatie is ten opzichte van de kosten die gemaakt werden voor de aankoop en verdeling van het vrijetijdsmateriaal.
Art.9. De Vlaamse minister, bevoegd voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.10. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 14 maart 2020.
BIJLAGE.
Art. N.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 08-05-2020, p. 33172)