Details





Titel:

27 MAART 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de regels voor het algemene personeelsbeleid in de diensten van de Vlaamse overheid, de Vlaamse openbare instellingen en de strategische adviesraad SERV en voor het specifieke personeelsbeleid in de diensten van de Vlaamse overheid(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-06-2020 en tekstbijwerking tot 31-07-2024)



Inhoudstafel:


Art. 1-12, N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2015035074 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° agentschappen met rechtspersoonlijkheid: een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, als vermeld in artikel III.4 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, en de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen, vermeld in artikel III.7 van het voormelde decreet, met uitzondering van de Vlaamse Vervoermaatschappij - De Lijn;
  2° algemene personeelsbeleid: alles wat betrekking heeft op:
  a) het administratieve en geldelijke statuut van het personeel;
  b) de personeelsformatie van de strategische adviesraad SERV;
  c) de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;
  d) het ontwerpen en vaststellen van aanvullende bepalingen, richtlijnen, afspraken, standaarden, normen en procedures voor personeel, die gelden voor de diensten van de Vlaamse overheid of de Vlaamse openbare instellingen alsook het toezicht op de toepassing ervan;
  e) de organisatie van en het functioneren met betrekking tot de personeelsaangelegenheden;
  f) het voeren van een beleid inzake humanresourcesmanagement;
  g) de coördinatie van de uitvoeringsmaatregelen over het specifieke personeelsbeleid;
  h) de rekrutering en selectie en de vorming van het personeel;
  i) de sociale dienst;
  3° diensten van de Vlaamse overheid:
  a) de Vlaamse ministeries en de agentschappen met rechtspersoonlijkheid;
  b) de strategische adviesraden, vermeld in artikel III.93 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018;
  c) de administratieve diensten van de Raad van het Gemeenschapsonderwijs;
  4° de functioneel bevoegde minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de materies en het personeel van een beleidsdomein, strategische adviesraad of instelling.
  5° intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid: een intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid als vermeld in artikel 1quater van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
  6° specifieke personeelsbeleid: de toepassing van het algemene personeelsbeleid en van de bepalingen ervan op het individuele personeelslid;
  7° Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken: de Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling in de Vlaamse administratie;
  8° Vlaamse openbare instelling: een openbare instelling, die niet ressorteert onder de diensten van de Vlaamse overheid en waarvoor de Vlaamse Regering bevoegd is om de rechtspositie van het personeel vast te stellen;

Art.2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, regelt het algemene personeelsbeleid van de diensten van de Vlaamse overheid en de Vlaamse openbare instellingen conform de bepalingen van dit besluit en met behoud van de toepassing van de reglementaire bepalingen die daarvoor gelden.

Art.3. Voor de diensten van de Vlaamse overheid, neemt de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, het initiatief voor alle aangelegenheden van het algemene personeelsbeleid.
  Elke Vlaamse minister kan, binnen de grenzen van zijn bevoegdheid, zijn voorstellen te kennen geven aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken.

Art.4. In afwijking van artikel 3 wordt voor de agentschapsspecifieke of instellingsspecifieke aangelegenheden, vermeld in het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, van de agentschappen met rechtspersoonlijkheid, de administratieve diensten van de Raad van het Gemeenschapsonderwijs en de strategische adviesraad VLOR het initiatief genomen door de Vlaamse minister die belast is met het bestuur van of het toezicht op het agentschap met rechtspersoonlijkheid, de instelling of de strategische adviesraad.
  Voor de aangelegenheden, vermeld in het eerste lid, vraagt de Vlaamse minister die belast is met het bestuur van of het toezicht op het agentschap met rechtspersoonlijkheid, de instelling of de strategische adviesraad het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken.

Art.5. Voor het algemene personeelsbeleid van een Vlaamse openbare instelling en van de strategische adviesraad SERV wordt het initiatief genomen door de Vlaamse minister die belast is met het bestuur van of het toezicht op de instelling of de strategische adviesraad.
  Voor de aangelegenheden, vermeld in het eerste lid, vraagt de Vlaamse minister die belast is met het bestuur van of het toezicht op de instelling of de strategische adviesraad het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken.
  In afwijking van het tweede lid is het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, niet vereist voor de aangelegenheden, vermeld in artikel 1, 2°, b).

Art.6.[1 De functioneel bevoegde minister vraagt het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, als:
   1° een voorstel van beslissing, dat opgenomen is in een nota aan de Vlaamse Regering een verhoging van het personeelsaantal inhoudt;
   2° een voorontwerp van decreet een impact heeft op de lijst met gezagsfuncties, opgenomen in bijlage 4 bij het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006.]1
  ----------
  (1)<BVR 2024-03-29/50, art. 61, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2024>

Art.7. § 1. Voor de aangelegenheden, vermeld in artikel 4, 5 en 6, wordt de aanvraag van akkoord tegelijkertijd bezorgd aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, en aan het Agentschap Overheidspersoneel. Het Agentschap Overheidspersoneel stelt een ontwerp van akkoord op voor de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken.
  De Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, beslist over het gevraagde akkoord binnen een termijn van twaalf werkdagen na de dag waarop hij de aanvraag van het akkoord heeft ontvangen.
  § 2. Als de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, het akkoord weigert, of als hij geen beslissing heeft meegedeeld binnen de termijn, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, kan de functioneel bevoegde minister voor de aangelegenheden vermeld in artikel 6, of de Vlaamse minister die belast is met het bestuur van of het toezicht op het agentschap met rechtspersoonlijkheid, de instelling of de strategische adviesraad voor de aangelegenheden, vermeld in artikel 4 en 5, zijn voorstel ter beslissing voorleggen aan de Vlaamse Regering, als een beslissing van de Vlaamse Regering vereist is.

Art.8. Als de aangelegenheden van het algemene personeelsbeleid van een Vlaamse openbare instelling, een agentschap met rechtspersoonlijkheid of een strategische adviesraad een financiële weerslag hebben, moeten ze, samen met het advies van de Inspectie van Financiën of van de gemachtigde van Financiën, voor akkoord worden voorgelegd aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting.

Art.9. Voor de departementen, vermeld in artikel 1, 7° van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie, wordt het specifieke personeelsbeleid behartigd door de Vlaamse minister, bevoegd voor het specifieke personeelsbeleid, conform de indeling die opgenomen is in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.
  Voor de intern verzelfstandigde agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid en de agentschappen met rechtspersoonlijkheid wordt het specifieke personeelsbeleid behartigd door de Vlaamse minister, die belast is met het bestuur van of het toezicht op het agentschap.

Art.10. Het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 tot vaststelling van de regels voor het algemene personeelsbeleid en het specifieke personeelsbeleid in de diensten van de Vlaamse overheid en in de Vlaamse openbare instellingen, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 mei 2019, wordt opgeheven.

Art.11. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 2 oktober 2019.

Art.12. De leden van de Vlaamse Regering zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.


Art. N.[1 Bijlage]1

  Gewijzigd door :

  (BVR 2020-09-11/13, art. 32; Inwerkingtreding : 01-09-2020)
  <BVR 2022-01-14/19, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  <BVR 2024-05-03/64, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2020-09-11/13, art. 32, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2020>