Details





Titel:

22 AUGUSTUS 2020. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen betreffende het moederschapsverlof



Inhoudstafel:


Art. 1-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1998002123 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 25 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 januari 2007, wordt het tweede lid opgeheven.

Art.2. Artikel 26 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 januari 2007, wordt opgeheven.

Art.3. In artikel 28 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 januari 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het tweede lid, 5°, worden de woorden "met uitsluiting van de afwezigheden bedoeld in artikel 26" opgeheven;
  2° het tweede lid wordt aangevuld met de bepalingen onder 6°, luidende:
  "6° de volledige werkverwijdering bedoeld in artikel 31;
  3° het derde lid wordt opgeheven;
  4° in het vierde lid worden de woorden "en het derde lid" opgeheven.

Art.4. In artikel 32 van hetzelfde besluit, worden de woorden "De artikelen 24 tot 26 zijn" vervangen door de woorden "De artikelen 24 en 25 zijn".

Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 maart 2020.
  Het recht op de verlenging van de periode van arbeidsonderbreking na de negende week met een bijkomende week overeenkomstig artikel 28, derde lid, van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijkbesturen, zoals bepaald vóór de inwerkingtreding van dit besluit, blijft van toepassing op de vrouwelijke ambtenaar die, op grond van artikel 28, tweede lid, 5°, van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijkbesturen zoals bepaald na de inwerkingtreding van dit besluit, niet kan genieten van de verlenging van de postnatale rust, met meer dan vier weken, of meer dan zes weken in geval van de geboorte van een meerling.

Art. 6. De minister bevoegd voor ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.