Details





Titel:

24 APRIL 2020. - Koninklijk besluit n° 15 betreffende de tijdelijke opschorting ten voordele van ondernemingen van uitvoeringsmaatregelen en andere maatregelen gedurende de COVID-19 crisis (NOTA : bekrachtigd met uitwerking op de datum van zijn inwerkingtreding bij W2020-12-24/20, art. 15) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-04-2020 en tekstbijwerking tot 13-05-2020)



Inhoudstafel:


Art. 1-5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2020020911 



Artikels:

Artikel 1.Alle ondernemingen die vallen onder het toepassingsgebied van Boek XX van het Wetboek van economisch recht, waarvan de continuïteit bedreigd is door de verspreiding van de COVID-19 epidemie of pandemie en haar gevolgen, en die niet in staking van betaling waren op 18 maart 2020, genieten van een tijdelijke opschorting vanaf de dag van de inwerkingtreding van dit besluit tot en met [1 17 juni 2020]1, zoals hierna bepaald:
  - Behoudens op onroerende goederen, kan geen bewarend of uitvoerend beslag worden gelegd, en geen enkel middel van tenuitvoerlegging worden aangewend of voortgezet op de goederen van de onderneming, voor alle schulden van de onderneming, met inbegrip van de schulden opgenomen in een reorganisatieplan zoals bedoeld in artikel XX.82 van hetzelfde Wetboek gehomologeerd voor of na de inwerkingtreding van dit besluit; deze bepaling is niet van toepassing op het bewarend beslag op zeeschepen en binnenschepen;
  - De onderneming kan niet op dagvaarding failliet verklaard worden of, indien deze een rechtspersoon is, gerechtelijk worden ontbonden, tenzij op initiatief van het openbaar ministerie of de in toepassing van artikel XX.32 van hetzelfde Wetboek door de voorzitter van de ondernemingsrechtbank aangestelde voorlopige bewindvoerder of met de toestemming van de schuldenaar; evenmin kan op grond van artikel XX.84, § 2, 1°, van hetzelfde Wetboek de overdracht onder gerechtelijk gezag van het geheel of een deel van haar activiteiten worden bevolen;
  - De betalingstermijnen opgenomen in een reorganisatieplan zoals bedoeld in artikel XX.82 van hetzelfde Wetboek gehomologeerd voor of na de inwerkingtreding van dit besluit, worden verlengd met een duur gelijk aan die van de opschorting bedoeld in huidig besluit, desgevallend met verlenging van de maximumtermijn van vijf jaar voor de uitvoering van het plan in afwijking van artikel XX.76 van hetzelfde Wetboek en van de maximumtermijn bedoeld in artikel XX.74 van hetzelfde Wetboek;
  - Overeenkomsten gesloten voor de inwerkingtreding van dit besluit kunnen niet eenzijdig of gerechtelijk worden ontbonden wegens een wanbetaling van een geldschuld opeisbaar onder de overeenkomst; deze bepaling is niet van toepassing op arbeidsovereenkomsten.
  Elke belanghebbende partij kan bij dagvaarding de Voorzitter van de bevoegde ondernemingsrechtbank verzoeken te beslissen dat een onderneming niet valt onder het toepassingsgebied van de hierboven bedoelde opschorting of deze opschorting geheel of gedeeltelijk op te heffen bij een bijzonder met redenen omklede beslissing. De vordering wordt ingesteld en behandeld zoals in kort geding. De voorzitter doet uitspraak bij voorrang boven alle andere zaken. De Voorzitter houdt daarbij onder meer rekening met de vraag of ten gevolge van de COVID-19 epidemie of pandemie de omzet of activiteit van de schuldenaar sterk is gedaald, of er volledig of deels beroep is gedaan op economische werkloosheid en of de overheid bevel heeft gegeven tot sluiting van de onderneming van de schuldenaar, alsook met de belangen van de verzoeker.
  De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de einddatum van deze periode aanpassen.
  Deze bepaling doet geen afbreuk aan de verplichting opeisbare schulden te betalen, noch aan de gemeenrechtelijke contractuele sancties zoals ondermeer de exceptie van niet-uitvoering, de schuldvergelijking en het retentierecht. Zij laat de toepassing van de Wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten onverlet. Zij raakt evenmin aan de verplichtingen van de werkgevers.
  ----------
  (1)<KB 2020-05-13/02, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 13-05-2020>

Art.2. De verplichting bedoeld in artikel XX.102 van hetzelfde Wetboek voor de schuldenaar om aangifte van faillissement te doen, is opgeschort gedurende de termijn van opschorting bedoeld in artikel 1 van dit besluit indien de faillissementsvoorwaarden het gevolg zijn van de COVID-19 epidemie of pandemie en haar gevolgen. Hierbij wordt geen afbreuk gedaan aan de mogelijkheid voor de schuldenaar om aangifte van faillissement te doen.

Art.3. De artikelen 1328 van het Burgerlijk Wetboek en XX.112 van het WER zijn niet toepasselijk op nieuwe kredieten tijdens de duur van de opschorting verstrekt aan de ondernemingen bedoeld in artikel 1 van dit besluit noch op de voor deze kredieten gestelde zekerheden of andere handelingen verricht ter uitvoering ervan.
  De verstrekkers van de in het eerste lid bedoelde nieuwe kredieten kunnen niet aansprakelijk worden gesteld enkel en alleen omdat de nieuwe kredieten de continuïteit van het geheel of een gedeelte van de activa of van de activiteiten van de schuldenaar niet daadwerkelijk mogelijk hebben gemaakt.

Art.4. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 5. De Minister van Justitie, de Minister van Middenstand, Zelfstandigen, en KMO's, en de Minister van Economie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.