9 DECEMBER 2019. - Wet tot oprichting van een Zorgpersoneelfonds(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-12-2019 en tekstbijwerking tot 29-12-2023)
Art. 1-4, 4bis, 5
2020043289 2021022865 2021043396 2022042377 2023042790 2023044232
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art.2. Er wordt een Zorgpersoneelfonds opgericht, dat een begrotingsfonds is in de zin van artikel 62 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat.
Art.3.Een voorafname op de opbrengst van de personenbelasting wordt toegewezen aan het fonds bedoeld in artikel 2. Deze voorafname gebeurt ten belope van 67 miljoen euro voor de maanden november en december 2019.
[1 Vanaf 2020 gebeurt de in het eerste lid bedoelde voorafname structureel ten belope van 402 miljoen euro. Van dat bedrag wordt 48 miljoen euro voorbehouden om meer verpleegkundigen en zelfstandige verpleegkundigen aan het werk te zetten. De middelen die krachtens deze wet aan het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen worden toegewezen, gaan rechtstreeks naar de exogene financiering van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en komen bovenop het bedrag van de globale jaarlijkse begrotingsdoelstelling voor de gezondheidszorg.]1
[2 Eén twaalfde van het bedrag dient elke vijftiende dag van de maand ter beschikking te zijn op de rekening van het Zorgpersoneelfonds. Indien de vijftiende dag een zaterdag, zondag of een feestdag is, dient het bedrag beschikbaar te zijn op de rekening de werkdag voorafgaand aan de vijftiende.]2
----------
(1)<W 2020-06-30/13, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2020>
(2)<W 2021-05-09/05, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art.4.§ 1. [1 De uitgaven die ten laste van het Fonds kunnen worden gemaakt, dienen om voor de beoefenaars van de verpleegkunde de werkgelegenheid te verbeteren en de formatie uit te breiden, alsook om de aantrekkelijkheid van die sector te verhogen. Ze zijn uitsluitend bedoeld ter financiering van [2 de netto-toename van de werkgelegenheid]2 in de zorg, ter verbetering van de arbeidsvoorwaarden van het zorgpersoneel, ter ondersteuning van de mentorprojecten, alsook voor de opleidingen. Tevens zijn die uitgaven bedoeld voor ondersteunend personeel dat de zorgkundigen moet ontlasten en dat rechtstreeks contact met hen heeft, zodat zij meer tijd kunnen besteden aan het daadwerkelijk verzorgen van de patiënten, waarbij de prioriteit moet gaan naar de verzorging aan bed van de patiënt.
[3 Met ingang van het jaar 2021 wordt het deel van de middelen dat is toegewezen aan het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, prioritair aangewend voor de financiering van de verhoging van de personeelsnorm, bij voorkeur voor het verplegend personeel, met gemiddeld 1 bijkomende VTE, per zorgeenheid of per ziekenhuisfunctie, teneinde de verpleegkundige aanwezigheid aan het bed van de patiënt te verhogen. Dit VTE laat toe de personeelsnorm in te vullen na het halen van de hoofdverpleegkundige uit de financieringsnorm.]3
Voor het jaar 2019 zijn de middelen bestemd voor privé-instellingen die vallen onder de sector van de privéziekenhuizen en de psychiatrische verzorgingstehuizen of de sector van de thuisverpleging van het Fonds Sociale Maribel, opgericht door het paritair comité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, of bij publieke instellingen welke worden aangegeven onder de NACE-codes 86101, 86102, 86103, 86104, of 86109, of bij publieke instellingen voor thuisverpleging. Deze middelen worden, voor wat betreft de besteding en de controle, gelijkgesteld aan de vermindering bedoeld in artikel 35, § 5, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers.]1
[2 In afwijking van het eerste lid kunnen de uitgaven met betrekking tot het jaar 2020 ook aangewend worden voor de financiering van de psychosociale COVID-ondersteuning van het personeel in de ziekenhuizen, de toekenning van de eenmalige aanmoedigingspremie in andere sectoren dan ziekenhuizen voor zover hierover een unaniem sociaal akkoord is gesloten, en voor specifieke lokale initiatieven die niet het voorwerp hebben kunnen uitmaken van een voorafgaandelijk akkoord van het sociaal overleg maar wel van een a posteriori akkoord van ditzelfde lokaal sociaal overleg.]2
§ 2. De inkomsten van het fonds worden voor het jaar 2019 voor een bedrag van 59 miljoen euro verdeeld over enerzijds het Fonds Sociale Maribel 330 en anderzijds het Fonds Sociale Maribel van de overheidssector, en binnen deze fondsen verder verdeeld over enerzijds de ziekenhuizen en psychiatrische verzorgingstehuizen en anderzijds de diensten voor thuisverpleging, en dit overeenkomstig het in 2017 tewerkgestelde personeel uitgedrukt in voltijdse equivalenten in de betrokken (sub)sectoren. De middelen worden aangewend voor de financiering van de maatregelen bedoeld in § 1.
[1 De ontvangsten van het Fonds worden [4 met ingang van het jaar 2020]4 voor een bedrag van 354 miljoen euro als volgt verdeeld :
1° 10 % van dat bedrag wordt, in verhouding tot het [4 in het jaar x-2]4 in dienst zijnde personeel, uitgedrukt in voltijds equivalenten, toegewezen aan het Fonds Sociale Maribel 330 en aan het Fonds Sociale Maribel van de overheidssector voor de opleiding van het in paragraaf 1 bedoelde personeel en voor het mentorschap over de stagiairs-beoefenaars van de verpleegkunde en de verpleegkundigen;
2° het saldo van dat bedrag wordt verdeeld tussen enerzijds het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, en anderzijds het Fonds Sociale Maribel 330 en het Fonds Sociale Maribel van de overheidssector wat de sector van de thuisverpleging betreft; die verdeling gebeurt volgens de methode van de Sociale Maribel en overeenkomstig het aantal personeelsleden, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, dat in 2018 verhoudingsgewijs werkzaam was in respectievelijk de ziekenhuissector en de sector van de thuisverpleging [4 met ingang van het jaar 2021 wordt het saldo van dat bedrag verdeeld tussen enerzijds het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, en anderzijds het Fonds Sociale Maribel 330 en het Fonds Sociale Maribel van de overheidssector wat de sector van de thuisverpleging en de wijkgezondheidscentra betreft; die verdeling gebeurt overeenkomstig het aantal personeelsleden, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, dat in het jaar x-2 verhoudingsgewijs werkzaam was in respectievelijk de ziekenhuissector, de sector van de thuisverpleging en de wijkgezondheidscentra; voor verenigingen die zelfstandige verpleegkundigen en/of artsen in dienst hebben, komt de financiering uit het budget van 48 miljoen euro voor de zelfstandigen]4.
De middelen worden aangewend voor de financiering van de maatregelen bepaald in paragraaf 1.
De uitgaven via het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen mogen worden aangewend in de algemene, psychiatrische en universitaire ziekenhuizen als bedoeld in de artikelen 2 tot 4 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen. Het personeel waarvoor die uitgaven zijn bedoeld, is het personeel als bepaald in titel 1, hoofdstuk 1, artikel 8, 6°, 8° en 9°, van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, alsmede het personeel in bepaalde ondersteunende functies dat van de zorgteams deel uitmaakt en dat het werk van de beoefenaars van de verpleegkunde daadwerkelijk ondersteunt en verlicht.
[4 In afwijking van het vierde lid wordt, met ingang van 2021, een bedrag van 11,7 miljoen euro, afkomstig uit het bedrag dat op basis van het tweede lid, 2°, aan het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen is toegekend, via dat budget van financiële middelen van de ziekenhuizen aangewend om zorgpersoneel aan te werven binnen die ziekenhuizen waarmee de proefprojecten "Zorgcentra na seksueel geweld" een contract hebben gesloten, ter ondersteuning van en voor de verdere uitbouw van die Zorgcentra na seksueel geweld.]4
Deze voor het Fonds Sociale Maribel 330 en het Fonds Sociale Maribel van de overheidssector aangewende middelen worden, wat de besteding en de controle betreft, gelijkgesteld met de vermindering als bedoeld in artikel 35, § 5, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers.
De financiering van de in het raam van het budget Maribel 2019 Zorgpersoneelsfonds ondernomen projecten en gecreëerde banen moet, wat het ziekenhuispersoneel betreft, met ingang van 2020 worden verankerd in het budget van financiële middelen. Het saldo aan middelen op 31 december 2019 van de bedragen van het Zorgpersoneelsfonds wordt niet meegeteld voor het bepalen van het bedrag dat op basis van artikel 35, § 5, E. a), van dezelfde wet van 29 juni 1981 jaarlijks ter beschikking wordt gesteld van het globaal beheer van de sociale zekerheid. Dit saldo kan in 2020 worden ingezet voor de uitgaven bedoeld in paragraaf 1.]1
[4 Voor het jaar 2020 en 2021 worden de ongebruikte bedragen bewaard door de zorginstellingen om, in het kader van een voorafgaand lokaal overleg, eenmalige maatregelen te nemen om de geboden zorg aan het bed te versterken. Deze bedragen moeten ten laatste worden besteed in het tweede jaar volgend op het jaar waarop ze betrekking hebben, respectievelijk in 2022 en 2023.]4
§ 3. [1 De door het Fonds aangewende middelen worden exogeen gefinancierd en komen bovenop het bedrag van de globale jaarlijkse begrotingsdoelstelling voor de gezondheidszorg. Voor de interventies die krachtens dit artikel worden uitgevoerd, geldt geen enkele vorm van plafonnering per baan.]1
[1 § 4. Over de bestemming van de in paragraaf 2 bedoelde middelen voor het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen wordt binnen elke instelling voorafgaand lokaal sociaal overleg gevoerd, teneinde tot een akkoord te komen binnen het basisoverlegcomité dan wel binnen de ondernemingsraad. Bij ontstentenis van een ondernemingsraad gebeurt dat overleg binnen het comité voor preventie en bescherming op het werk. Bij ontstentenis van een comité voor preventie en bescherming wordt dat overleg gevoerd met de vakbondsafgevaardigden. Dit overleg behelst de bestemming van de middelen op grond van de prioritaire noden en van de profielen die idealiter moeten worden aangetrokken om de werklast van het zorgpersoneel aan het bed van de patiënt te verlichten.
De beheerder van de instelling bezorgt aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, dienst Financiering Ziekenhuizen, een verslag van het overlegorgaan over de bestemming die aan de in het eerste lid bedoelde middelen werd gegeven.
De Koning bepaalt de inhoud van dat verslag, de nadere regels inzake de in het tweede lid bedoelde bezorging ervan, alsook de termijn waarbinnen het moet worden bezorgd.]1
[1 § 5. De beheerder van de instelling bezorgt aan het sociaal-overlegorgaan een verslag dat duidelijke en bevattelijke informatie bevat over de bestemming van de [5 in paragraaf 2 bedoelde middelen voor het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen]5, de opvolging van de banen die met toepassing van paragraaf 1 werden gecreëerd en de evolutie van de totale werkgelegenheid, zoals die informatie moet worden meegedeeld in het raam van de jaarlijkse informatieverschaffing aan de ondernemingsraad of aan het lokaal overlegorgaan.
De inhoud van het in het eerste lid bedoelde verslag wordt bezorgd aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, dienst Financiering Ziekenhuizen.
De Koning bepaalt de nadere regels inzake de bezorging van het verslag, alsook de bezorgingstermijn ervan.]1
[6 § 6. Binnen het kader van het lokaal sociaal overleg wordt jaarlijks een evaluatie gemaakt van het aantal zorg- en zorgondersteunend personeel per eenheid per ziekenhuis en de gevolgen voor de bestaffing rond het bed van de patiënt.
Ook in de andere sectoren dan de ziekenhuizen, bedoeld in het tweede lid, 2°, wordt jaarlijks een evaluatie gemaakt van het aantal zorgpersoneel en de gevolgen voor de bestaffing rond het bed van de patiënt.
De Koning kan de nadere regels inzake deze evaluatie en de ratio's met betrekking tot het aantal patiënten per verpleegkundige en per verzorgende in overleg met de betrokken sectoren bepalen.]6
----------
(1)<W 2020-06-30/13, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2020>
(2)<W 2021-05-09/05, art. 3,1°,3°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<W 2021-05-09/05, art. 3,2°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(4)<W 2021-05-09/05, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(5)<W 2021-05-09/05, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(6)<W 2021-05-09/05, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art.4bis. [1 § 1. Het deel van de middelen dat ingevolge deze wet is toegewezen aan het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen wordt, conform artikel 85, § 1, van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, elk jaar geïndexeerd.
§ 2. Voor het jaar 2024, worden de middelen, behalve het deel van de middelen dat is toegewezen aan het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, met 6,05 % geïndexeerd.
Vanaf 2025 bepaalt de Koning ieder jaar, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels voor de indexering van de in deze paragraaf bepaalde middelen.
§ 3. De middelen die voor deze aanpassing nodig zijn, zijn elk voor hun deel ten laste van de globale jaarlijkse begrotingsdoelstelling van de verzekering voor geneeskundige verzorging dan wel ten laste van de begroting van de verzekering voor geneeskundige verzorging, zoals bedoeld in artikel 40, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2023-12-22/06, art. 130, 004; Inwerkingtreding : 08-01-2024>
Art. 5. Deze wet heeft uitwerking met ingang van 1 november 2019.