17 MEI 2019. - Wet tot het verbieden van een beroep op managementsvennootschappen door overheidsbestuurders
Art. 1-3
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art.2. Vennootschappen zoals bedoeld in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen ingevoerd bij de wet van 23 maart 2019 kunnen geen mandaat met een publiek karakter opnemen.
Als mandaten met een publiek karakter in de zin van het eerste lid worden beschouwd:
1° de mandaten van de leden die in die hoedanigheid rechtstreeks of onrechtstreeks een vergoeding ontvangen, van de raden van bestuur, de adviesraden en de directiecomités :
a) van de intercommunale en interprovinciale verenigingen;
b) van de rechtspersonen waarop een overheid of verschillende overheden samen rechtstreeks of onrechtstreeks een overheersende invloed uitoefenen :
- door ofwel met deze rechtspersonen een beheerscontract of bestuursovereenkomst af te sluiten;
- door ofwel, rechtstreeks of onrechtstreeks, meer dan de helft van de leden van het bestuurs-, beheers- of directieorgaan aan te wijzen of door een of meerdere personen aan te wijzen die het toezicht in hun midden moeten uitoefenen;
- door ofwel, rechtstreeks of onrechtstreeks, de meerderheid van het geplaatst kapitaal te bezitten;
- door ofwel, rechtstreeks of onrechtstreeks, te beschikken over de meerderheid van de stemmen verbonden aan de door de rechtspersoon uitgegeven aandelen;
2° de mandaten van de regeringscommissarissen en de leden van de raden van bestuur, de adviesraden en de directiecomités van een rechtspersoon die er door een beslissing van een overheid deel van uitmaken en hiervoor rechtstreeks of onrechtstreeks een vergoeding ontvangen.
Art. 3. Deze wet treedt in werking op 1 januari 2020.