1 MAART 2019. - Wet tot wijziging van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers en van andere wettelijke bepalingen inzake vrijwilligerswerk
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers
Art. 2-9
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van andere wetten
Art. 10-11
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers
Art.2. In artikel 3 van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers, gewijzigd bij de wet van 19 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) in de bepaling onder 1°, d), worden de woorden "of een statutaire aanstelling" vervangen door de woorden "of een aanstelling als statutair personeelslid";
b) de bepaling onder 2° wordt aangevuld met de woorden: "met inbegrip van de personen belast met een mandaat of die lid zijn van een bestuursorgaan van een organisatie bedoeld in 3°".
Art.3. In artikel 4 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 19 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de bepaling onder d) wordt vervangen als volgt :
"d) de eventuele storting van een kostenvergoeding voor het vrijwilligerswerk en, in voorkomend geval, de aard van deze kostenvergoeding en de gevallen waarin ze wordt gestort;";
2° de bepaling onder e) wordt vervangen als volgt :
"het feit dat de vrijwilliger is gehouden tot een discretieplicht en, in voorkomend geval, tot het beroepsgeheim bedoeld in artikel 458 van het Strafwetboek, en rekening houdend met de wettelijke rechtvaardigingsgronden met betrekking tot het beroepsgeheim.".
Art.4. In dezelfde wet wordt het opschrift van hoofdstuk VII vervangen als volgt : "De kostenvergoedingen ontvangen in het kader van het vrijwilligerswerk".
Art.5. Artikel 10 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 mei 2009, wordt vervangen als volgt :
"Art. 10. Het onbezoldigd karakter van het vrijwilligerswerk belet niet dat de door de vrijwilliger voor de organisatie gemaakte kosten door de organisatie kunnen worden terugbetaald. De realiteit en de omvang van deze kosten moeten niet bewezen worden, voor zover het totaal van de ontvangen kostenvergoedingen niet meer bedraagt dan 24,79 euro per dag en 991,57 euro per jaar. Deze bedragen zijn gekoppeld aan de spilindex 103,14 (basis 1996 = 100) en variëren zoals bepaald bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
Bedraagt het totaal bedrag van de door de vrijwilliger van een of meerdere organisaties ontvangen terugbetalingen meer dan de in het eerste lid bedoelde bedragen, dan kunnen deze enkel als een kostenvergoeding van door de vrijwilliger voor de organisatie of de organisaties gemaakte kosten worden beschouwd, indien de realiteit en het bedrag van deze kosten kunnen aangetoond worden aan de hand van bewijskrachtige documenten. Het bedrag van de kosten mag niet hoger zijn dan de bedragen vastgesteld overeenkomstig het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.
De forfaitaire en reële kostenvergoedingen mogen in hoofde van de vrijwilliger niet gecombineerd worden.
Een combinatie van de forfaitaire kostenvergoeding met de terugbetaling van de reële verplaatsingskosten is echter mogelijk voor maximaal 2 000 kilometer per jaar per vrijwilliger. Het totaal uitgekeerd jaarlijks bedrag ter vergoeding van het gebruik van openbaar vervoer, het eigen voertuig of de fiets mag maximaal 2 000 maal de kilometervergoeding bedoeld in artikel 74 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt bedragen.
Deze limiet van 2 000 kilometer geldt niet indien de activiteiten het regelmatig vervoeren van personen betreft. Wanneer meerdere activiteiten worden uitgevoerd, mag de limiet van 2 000 km enkel worden overschreden voor de gereden kilometers in het kader van de activiteit van het regelmatig vervoeren van personen.
Wat betreft het gebruik van het eigen voertuig, worden deze reële verplaatsingskosten vastgesteld overeenkomstig artikel 74 van hetzelfde koninklijk besluit van 13 juli 2017. De reële vervoerskosten voor het gebruik van de fiets worden vastgesteld overeenkomstig artikel 76 van hetzelfde koninklijk besluit van 13 juli 2017.
De geschenken, zoals bepaald in artikel 19, § 2, 14°, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, worden niet in aanmerking genomen voor het bepalen van de forfaitaire en de reële kostenvergoedingen voor de vrijwilligers.".
Art.6. In artikel 16 van dezelfde wet worden de woorden "bedoelde vergoeding" vervangen door de woorden "bedoelde kostenvergoeding".
Art.7. In artikel 17 van dezelfde wet worden de woorden "bedoelde vergoeding" vervangen door de woorden "bedoelde kostenvergoeding".
Art.8. In artikel 21 van dezelfde wet worden de woorden "bedoelde vergoeding" vervangen door de woorden "bedoelde kostenvergoeding".
Art.9. In dezelfde wet wordt een artikel 22bis ingevoegd, luidende :
"Artikel 22bis. § 1. Bij de FOD Sociale Zekerheid wordt een Hoge Raad voor Vrijwilligers opgericht, hierna "de Raad" genoemd.
§ 2. De Raad heeft tot taak :
1° informatie over de vrijwilligers en het vrijwilligerswerk in te zamelen, te systematiseren en te analyseren;
2° de specifieke problemen waarmee de vrijwilligers en het vrijwilligerswerk kunnen geconfronteerd worden, te onderzoeken;
3° op eigen initiatief of op verzoek van de bevoegde ministers of van de Kamer van volksvertegenwoordigers, adviezen te verstrekken of voorstellen te formuleren over de vrijwilligers en het vrijwilligerswerk.
Behalve in dringende gevallen legt de minister van Sociale Zaken of gelijk welke andere minister elk voorontwerp van wet of ontwerp van organiek of reglementair besluit tot wijziging van de wetgeving of reglementering betreffende het vrijwilligerswerk of dat een invloed kan hebben op het vrijwilligerswerk in België, aan de Raad voor advies voor.
Met het oog op de goede uitvoering van zijn taken onderhoudt de Raad contacten met de organisaties, instellingen en overheden die, gelet op hun doel, werking of bevoegdheden, in verband staan met vrijwilligers en het vrijwilligerswerk.
De bevoegdheid van de Raad doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van andere adviesorganen.
§ 3. De Koning bepaalt de samenstelling en de werking van de Raad.".
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van andere wetten
Art.10. In artikel 4, § 2, 9°, van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden, ingevoegd bij de wet van 3 juli 2005, worden de woorden "de vergoedingen die ontvangen zijn" vervangen door de woorden "de kostenvergoedingen die ontvangen zijn".
Art. 11. In artikel 1410, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de opsomming van het bestaande enige lid, dat het eerste lid wordt, wordt aangevuld met de bepaling onder 12°, luidende :
"12° de kostenvergoedingen bedoeld in artikel 10 van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers."
2° de paragraaf wordt aangevuld met een lid, luidende :
"De begunstigde van de in de bepaling onder 12° bedoelde kostenvergoedingen kan afstand doen van de onvatbaarheid voor beslag en van de onoverdraagbaarheid van de kostenvergoedingen.".