7 APRIL 2019. - Wet betreffende de sociale bepalingen van de jobsdeal(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-04-2019 en tekstbijwerking tot 23-11-2023)
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Startbanen
Art. 2-3
HOOFDSTUK 3. - Starterslonen voor jongeren
Art. 4-5
HOOFDSTUK 4. - Outplacement voor werknemers aan wiens arbeidsovereenkomst een einde komt doordat de werkgever zich beroept op medische overmacht
Art. 6-11
HOOFDSTUK 5. - Vrijstelling van arbeidsprestaties tijdens de opzeggingstermijn
Art. 12
HOOFDSTUK 6. - Scholingsbeding voor knelpuntberoepen
Art. 13-14
HOOFDSTUK 7. - Recht op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen bij het voortzetten van de tewerkstelling als werknemer na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd
Art. 15-16
HOOFDSTUK 8. - Technische verbeteringen
Art. 17-19
HOOFDSTUK 9. - Maatregelen om de inzetbaarheid van de werknemer op de arbeidsmarkt te verhogen
Afdeling 1. - Verhoging van de inzetbaarheid
Art. 20
Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers
Art. 21
Afdeling 3. - Wijzigingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
Art. 22-33
Afdeling 4. - Doorstorting aan de Sociale Zekerheid
Art. 34
1971041001 1978070303 1981001048 2000012029 2001012802 2010A09589
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. - Startbanen
Art.2. In artikel 27 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, wordt het derde lid opgeheven.
Art.3. Dit hoofdstuk heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2019 en is van toepassing op de arbeidsovereenkomsten die vanaf die datum aanvangen.
HOOFDSTUK 3. - Starterslonen voor jongeren
Art.4. In artikel 33bis van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, ingevoegd bij de wet van 26 maart 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt tussen het tweede en derde lid, dat het vierde lid zal vormen, een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:
"Het eerste lid is evenmin van toepassing op werkgevers die ressorteren onder een paritair comité of paritair subcomité dat voor jongeren van 18 jaar tot 21 jaar minimumlonen vaststelt die lager zijn dan de minimumlonen van de werknemers van 21 jaar en ouder. Dit lid is niet van toepassing indien deze lagere minimumlonen enkel van toepassing zijn voor jongeren die tewerkgesteld zijn op grond van een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten";
2° paragraaf 1 wordt aangevuld met de volgende leden:
"Het loon dat met toepassing van het eerste lid procentueel verminderd wordt, omvat de volgende loonelementen, voor zover zij rechtstreeks worden uitbetaald door de werkgever:
- het loon voor werkelijke arbeid;
- het gewaarborgd loon bij ziekte en ongeval of voor afwezigheden met behoud van loon;
- het enkel en dubbel vakantiegeld;
- de eindejaarspremies;
- de vergoedingen betaald in geval van beëindiging van de overeenkomst, voor zover ze worden uitgedrukt in arbeidstijd.
De andere loonelementen worden berekend en uitbetaald op basis van het niet-verminderde brutoloon.";
3° paragraaf 2 wordt aangevuld met een tweede en derde lid, luidende:
"Wordt eveneens uitgesloten uit het toepassingsgebied van paragraaf 1:
- De flexi-job als bedoeld in artikel 3, 1° van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken.
De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, andere vormen van tewerkstelling uitsluiten.";
4° in paragraaf 3 wordt het derde lid aangevuld met de bepaling onder g), luidende:
"g) als gelegenheidswerknemer in de horeca als bedoeld bij artikel 31ter van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.";
5° in paragraaf 4 worden de woorden "forfaitaire toeslag" telkens vervangen door de woorden "compenserende toeslag";
6° in paragraaf 4 wordt het tweede lid vervangen als volgt:
"Deze compenserende toeslag is gelijk aan het verschil tussen het nettoloon zoals berekend op basis van het niet-verminderde brutoloon en het nettoloon zoals berekend op basis van het verminderde brutoloon in toepassing van paragraaf 1.
De toeslag wordt verder verhoogd met een percentage berekend op het verminderde brutoloon voor de werknemers wiens vakantiegeld wordt betaald via de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie of een vakantiefonds.
Het percentage bedoeld in het derde lid bedraagt:
- 0,82 % indien het loon verlaagd wordt met 6 % ;
- 1,75 % indien het loon verlaagd wordt met 12 % ;
- 2,82 % indien het loon verlaagd wordt met 18 % .";
7° in paragraaf 5 worden de woorden "forfaitaire toeslag" vervangen door de woorden "compenserende toeslag".
Art.5. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 maart 2019.
Voor de werknemers wiens loon verminderd werd in de maanden vóór 1 maart 2019, is de toeslag zoals bepaald in artikel 33bis, § 4, verschuldigd. De werkgever betaalt deze toeslag in de maand maart 2019.
HOOFDSTUK 4. - Outplacement voor werknemers aan wiens arbeidsovereenkomst een einde komt doordat de werkgever zich beroept op medische overmacht
Art.6. In de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers wordt in hoofdstuk V een afdeling 3 ingevoegd, luidende "Bijzondere regeling van outplacement wanneer een werkgever zich op medische overmacht beroept om een einde te stellen aan de arbeidsovereenkomst ".
Art.7. In afdeling 3, ingevoegd bij artikel 6, wordt een artikel 18 ingevoegd, luidende:
"Art. 18. Deze afdeling is van toepassing op de werknemer aan wiens arbeidsovereenkomst een einde komt doordat de werkgever zich beroept op overmacht als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.".
Art.8. In dezelfde afdeling wordt een artikel 18/1 ingevoegd, luidende:
"Art. 18/1. Voor de toepassing van deze afdeling moet onder "outplacementbegeleiding" worden verstaan: een geheel van begeleidende diensten en adviezen op maat van een werknemer met een gezondheidsproblematiek die, in opdracht van een werkgever, door een dienstverlener worden verleend, om die werknemer in staat te stellen zelf binnen een zo kort mogelijke termijn een betrekking bij een nieuwe werkgever te vinden of een beroepsbezigheid als zelfstandige te ontplooien.".
Art.9. In dezelfde afdeling wordt een artikel 18/2 ingevoegd, luidende:
"Art. 18/2. De werknemer bedoeld in artikel 18 heeft ten laste van de werkgever recht op een outplacementbegeleiding ter waarde van 1 800 euro."
Art.10. In dezelfde afdeling wordt een artikel 18/3 ingevoegd, luidende:
"Art. 18/3. § 1. De werkgever die zich beroept op overmacht, als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, om een einde te stellen aan de arbeidsovereenkomst, moet uiterlijk binnen een termijn van vijftien dagen nadat de arbeidsovereenkomst werd beëindigd schriftelijk een outplacementaanbod ter waarde van 1 800 euro doen aan de werknemer. Dit aanbod van outplacementbegeleiding moet beantwoorden aan dezelfde kwaliteitscriteria als die welke zijn bepaald door of krachtens artikel 11/4, § 2 en moet op maat zijn van de werknemer met een gezondheidsproblematiek.
§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde werknemer beschikt over een termijn van vier weken, te rekenen vanaf het tijdstip van het aanbod door de werkgever, om al dan niet zijn schriftelijke instemming met dit aanbod te geven. Het geschrift, waarbij de werknemer zijn instemming geeft, mag enkel betrekking hebben op outplacement als zodanig. Het recht op een outplacementbegeleiding bedoeld in artikel 18/2 vervalt indien de werknemer binnen deze termijn niet reageert op het aanbod door de werkgever.
§ 3. De adviserend geneesheer van het ziekenfonds wordt geïnformeerd over de aanvang en de inhoud van de outplacementbegeleiding binnen een termijn van vijftien dagen na aanvang van de outplacementbegeleiding, hetzij door het outplacementbureau mits toestemming van de werknemer, hetzij door de werknemer zelf. In voorkomend geval bespreekt de werknemer de outplacementbegeleiding en de resultaten ervan met de adviserend geneesheer van het ziekenfonds tijdens het medisch-sociaal onderzoek in het kader van het re-integratietraject gericht op sociaalprofessionele re-integratie bedoeld in het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
§ 4. De in paragraaf 1 bedoelde werknemer heeft recht op een outplacementbegeleiding van minstens dertig uren gedurende een maximumperiode van drie maanden vanaf de instemming met het aanbod zoals bedoeld in paragraaf 2, behalve wanneer hij de werkgever verwittigd heeft dat hij een betrekking bij een nieuwe werkgever heeft of een beroepsbezigheid als zelfstandige en dat hij die begeleiding niet wenst aan te vatten of voort te zetten. Dergelijke verwittiging onderbreekt de outplacementbegeleiding.
§ 5. Wanneer de werknemer, die de werkgever verwittigd heeft dat hij een betrekking bij een nieuwe werkgever heeft, deze betrekking verliest binnen drie maanden na de indiensttreding, wordt op zijn verzoek de outplacementbegeleiding aangevat of hervat. In geval van hervatting, vangt deze aan in de fase waarin het outplacementprogramma werd onderbroken en voor de nog overblijvende uren. De begeleiding neemt in elk geval een einde bij het verstrijken van de periode van zes maanden nadat zij werd aangevat.".
Art.11. In dezelfde afdeling wordt een artikel 18/4 ingevoegd, luidende:
"Art. 18/4. De werkgever wordt vrijgesteld van de in artikel 18/2 en 18/3 bedoelde verplichtingen wanneer hij onder de toepassing valt van een door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, die voor de in artikel 18 bedoelde werknemer een gelijkwaardige begeleiding naar een nieuwe baan organiseert ten laste van een sectoraal Fonds voor bestaanszekerheid.".
HOOFDSTUK 5. - Vrijstelling van arbeidsprestaties tijdens de opzeggingstermijn
Art.12. In de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2018, wordt een artikel 37/12 ingevoegd, luidende:
"Art. 37/12. Wanneer de werkgever in onderling akkoord met de werknemer deze laatste vrijstelt van het verrichten van arbeidsprestaties tijdens de opzeggingstermijn, is de werkgever verplicht om de werknemer schriftelijk op de hoogte te brengen van het feit dat de werknemer zich, binnen de maand nadat de vrijstelling is toegekend, moet inschrijven bij de gewestelijke arbeidsbemiddelingsdienst van het gewest waar hij zijn woonplaats heeft.".
HOOFDSTUK 6. - Scholingsbeding voor knelpuntberoepen
Art.13. In artikel 22bis, § 4 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, wordt het derde gedachtestreepje vervangen als volgt:
"- wanneer de aan de werknemer gegeven vorming voortvloeit uit een wettelijke of reglementaire bepaling om het beroep waarvoor de werknemer werd aangeworven uit te oefenen;
- wanneer de vorming geen duur van 80 uren bereikt of een waarde gelijk aan het dubbel van het gemiddeld minimum maandinkomen, zoals vastgesteld, voor de werknemers van 21 jaar of meer, bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten door de Nationale Arbeidsraad.".
Art.14. In artikel 22bis, § 8 van dezelfde wet worden de woorden "De voorwaarde in paragraaf 4, eerste gedachtestreepje, is niet van toepassing" vervangen door de woorden "De voorwaarden in paragraaf 4, eerste en derde gedachtestreepje, zijn niet van toepassing".
HOOFDSTUK 7. - Recht op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen bij het voortzetten van de tewerkstelling als werknemer na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd
Art.15. In artikel 108 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt:
"2° vanaf de eerste dag van de zevende maand van het tijdvak van primaire ongeschiktheid als die zich bevindt na de laatste dag van de maand waarin hij de in 1° bedoelde leeftijd heeft bereikt, wanneer het gaat om een gerechtigde bedoeld in artikel 86, § 1, 1°, a), na de maand waarin hij de in 1° bedoelde leeftijd heeft bereikt, met uitzondering van de werknemer die een vergoeding geniet naar aanleiding van de verbreking van de arbeidsovereenkomst omschreven in voormeld artikel;";
b) de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt:
"3° vanaf de ingangsdatum van het ouderdoms-, het rust-, het anciënniteitspensioen of eender welk als dergelijk pensioen geldend voordeel, toegekend, hetzij door een Belgische of een buitenlandse instelling van sociale zekerheid, hetzij door een openbaar bestuur, een openbare instelling of een instelling van openbaar nut, dat hij in welke hoedanigheid dan ook geniet. Nochtans kan de Koning bepalen onder welke voorwaarden en in welke mate de uitkeringen kunnen worden gecumuleerd met één van die pensioenen of voordelen gedurende het tijdvak voorafgaand aan de eerste dag van de maand na die waarin hij de in 1° bedoelde leeftijd bereikt.".
Art.16. Dit hoofdstuk treedt in werking op de eerste dag van de maand na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad en is van toepassing op de arbeidsongeschiktheden die vanaf deze datum aanvatten.
HOOFDSTUK 8. - Technische verbeteringen
Art.17. Artikel 49ter van de wet van 10 april 1971 betreffende de arbeidsongevallen, ingevoegd bij de wet van 13 juli 2016 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 november 2017 en bij de wet van 21 december 2018, wordt aangevuld met een lid, luidende:
"Dit artikel is niet van toepassing wanneer een preventie-instituut belast werd met de opvolging van een verzwaard risico voor de werkgevers behorend tot het ressort van een zelfde paritair comité.".
Art.18. In artikel 8 van het Sociaal Strafwetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2018, wordt het derde lid vervangen als volgt:
"In afwachting van de aanstelling van de gevolmachtigde leidend ambtenaar, bedoeld in eerste en tweede lid, oefent de ambtenaar die op 1 juli 2017 de leiding over de algemene directie Toezicht op de sociale wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg heeft, de functie van directeur van het Bureau verder uit. De opdracht van deze persoon loopt af op het ogenblik dat de gevolmachtigde leidend ambtenaar wordt aangesteld.".
Art.19. Artikel 17 heeft uitwerking met ingang van 27 januari 2019.
Artikel 18 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2019.
HOOFDSTUK 9. - Maatregelen om de inzetbaarheid van de werknemer op de arbeidsmarkt te verhogen
Afdeling 1. - Verhoging van de inzetbaarheid
Art.20.
<Opgeheven bij W 2023-11-05/04, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 03-12-2023>
Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers
Art.21. In artikel 38 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers wordt een paragraaf 3vicies ingevoegd, luidende:
" § 3vicies. Wanneer een werknemer vanaf 1 januari 2022 of een daaraan voorafgaande datum bepaald bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad wordt ontslagen met een opzeggingsvergoeding en overeenkomstig artikel 20 van de wet van 7 april 2019 betreffende de sociale bepalingen van de jobsdeal heeft gekozen om een gedeelte van zijn opzeggingsvergoeding aan opleiding te besteden in de vorm van een opleidingsbudget, is een solidariteitsbijdrage van 25 pct. ten laste van de werkgever verschuldigd op het bedrag van het opleidingsbudget.
De bijdrage wordt door de werkgever betaald aan de instelling belast met de inning van de socialezekerheidsbijdragen voor de werknemers.
De opbrengst van deze bijdrage wordt overgemaakt aan de RSZ-globaal beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der werknemers.
De bepalingen van de algemene regeling van de sociale zekerheid der werknemers, met name wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de betalingstermijnen, de toepassing van de burgerlijke sancties en de strafbepalingen, het toezicht, de bevoegde rechter ingeval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, zijn van toepassing.".
Afdeling 3. - Wijzigingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
Art.22. In titel II, hoofdstuk II, afdeling IV, onderafdeling I, onderdeel F, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt een artikel 31ter ingevoegd, luidende:
"Art. 31ter. § 1. Tot de in artikel 31, tweede lid, 3°, bedoelde vergoedingen behoort ook 86,93 pct. van het gedeelte van het in artikel 20 van de wet van 7 april 2019 betreffende de sociale bepalingen van de jobsdeal bedoelde opleidingsbudget dat bij toepassing van artikel 38, § 1, eerste lid, is vrijgesteld en niet tijdig is besteed overeenkomstig artikel 20, § 2, van de voormelde wet.
De in het eerste lid vermelde vergoeding wordt aangemerkt als een bezoldiging van het belastbare tijdperk waarin de in artikel 20, § 2, eerste lid, van de voormelde wet van 7 april 2019 vermelde termijn verstrijkt of van het belastbare tijdperk waarin de belastingplichtige overleden is, wanneer dit het hiervoor bedoelde belastbare tijdperk voorafgaat.
In het geval het opleidingsbudget bij toepassing van artikel 20, § 3, van de voormelde wet van 7 april 2019 op een derdenrekening moet worden gestort en de derdenrekening vóór het verstrijken van de in artikel 20, § 2, eerste lid, van diezelfde wet vermelde termijn wordt vereffend, wordt 86,93 pct. van het gedeelte van het opleidingsbudget dat bij toepassing van artikel 38, § 1, eerste lid, is vrijgesteld en dat niet aan de in artikel 20, § 2, van de voormelde wet van 7 april 2019 bedoelde uitgaven voor opleiding werd besteed vóór de vereffening van de derdenrekening, aangemerkt als een bezoldiging van het belastbare tijdperk waarin de derdenrekening is vereffend.
§ 2. Wanneer de opzeggingsvergoeding die bij toepassing van artikel 20, § 1, van de voormelde wet van 7 april 2019 is uitbetaald in de vorm van een opleidingsbudget onderworpen was aan de in artikel 38, § 3vicies van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers bedoelde solidariteitsbijdrage, wordt de totale belasting van het overeenkomstig paragraaf 1, tweede of derde lid bepaalde belastbare tijdperk, verhoogd met 13,07 pct. van het bruto bedrag van het in paragraaf 1, eerste of derde lid, bedoelde gedeelte van het opleidingsbudget, zonder toepassing van de beperking tot 86,93 pct.".
Art.23. Artikel 32 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 december 1996 en gewijzigd bij de wetten van 4 mei 1999 en 27 december 2005, wordt aangevuld met een lid, luidende:
"De in artikel 31ter, § 2, bedoelde belastingvermeerdering is eveneens van toepassing op de in artikel 31ter, § 1, bedoelde vergoedingen die overeenkomstig het eerste en tweede lid, 2°, als bezoldigingen van bedrijfsleider worden aangemerkt.".
Art.24. Artikel 38, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget en bij de wet van 23 maart 2019 tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 voor wat betreft de fiscale bepalingen van de jobsdeal wordt aangevuld met een bepaling onder 35°, luidende:
"35° het opleidingsbudget als bedoeld in artikel 20 van de wet van 7 april 2019 betreffende de sociale bepalingen van de jobsdeal.".
Art.25. In artikel 51, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 26 maart 2018, worden de woorden "in artikel 31ter bedoelde vergoedingen en" ingevoegd tussen de woorden "andere bezoldigingen, winst en baten dan" en de woorden "vergoedingen tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van bezoldigingen, winst of baten,".
Art.26. Artikel 53 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 maart 2018, wordt aangevuld met een bepaling onder 27°, luidende:
"27° uitgaven die een besteding vormen in het kader van het opleidingsbudget als bedoeld in artikel 20 van de wet van 7 april 2019 betreffende de sociale bepalingen van de jobsdeal.".
Art.27. In artikel 171, 5°, hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 maart 2018, wordt de bepaling onder a) aangevuld met de woorden "met inbegrip van de in artikel 31ter bedoelde vergoedingen".
Art.28. In artikel 175 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995, 8 mei 2014, 10 augustus 2015 en 26 maart 2018, worden de woorden "31ter, § 2," ingevoegd tussen de woorden "in de artikelen" en de woorden "1457, § 2, ".".
Art.29. In artikel 243, derde lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 december 2017 en gewijzigd bij de wet van 18 februari 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de inleidende zin worden de woorden "31ter, § 2," ingevoegd tussen de woorden "De artikelen" en de woorden "126 tot 129";
2° in de bepaling onder 5° worden de woorden "31ter, § 2," ingevoegd tussen de woorden "voor de toepassing van de artikelen" en de woorden "1457, § 2,".
Art.30. In artikel 243/1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 8 mei 2014 en gewijzigd bij de wetten van 10 augustus 2015, 25 december 2016, 25 december 2017, 11 maart 2018 en 26 maart 2018 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de inleidende zin worden de woorden "31ter, § 2," ingevoegd tussen de woorden "overeenkomstig de artikelen" en de woorden "130 tot 14516,";
2° in de bepaling onder 4° worden de woorden "31ter, § 2," ingevoegd tussen de woorden "voor de toepassing van de artikelen" en de woorden "1457, § 2,".
Art.31. In artikel 245, eerste lid, 1°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 8 mei 2014 en gewijzigd bij de wetten van 10 augustus 2015 en 26 maart 2018, worden in de bepaling onder het eerste streepje de woorden "31ter, § 2," ingevoegd tussen de woorden "vóór de toepassing van de in de artikelen" en de woorden "1457, § 2, ".
Art.32. In artikel 290, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 8 mei 2014 en gewijzigd bij de wetten van 10 augustus 2015 en 26 maart 2018, worden de woorden "31ter, § 2," ingevoegd tussen de woorden "verhoogd met de in de artikelen" en de woorden "1457, § 2,".
Art.33. In artikel 294, tweede lid, 2°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 8 mei 2014 en gewijzigd bij de wetten van 10 augustus 2015 en 26 maart 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste streepje worden de woorden "31ter, § 2," ingevoegd tussen de woorden "verhoogd met de in de artikelen" en de woorden "14526, § 5,";
2° in het tweede streepje worden de woorden "31ter, § 2," ingevoegd tussen de woorden "verhoogd met de in de artikelen" en de woorden "1457, § 2,".
Afdeling 4. - Doorstorting aan de Sociale Zekerheid
Art. 34.
<Opgeheven bij W 2023-11-05/04, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 03-12-2023>