20 DECEMBER 2019. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 21, § 3, eerste lid en § 4 van de wet van 24 oktober 2011 tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen voor het jaar 2020
Art. 1-4
Artikel 1. De tien maandelijkse termijnen bedoeld in artikel 21, § 3, eerste lid van de wet van 24 oktober 2011 tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen worden elk vastgesteld op één twaalfde van 94,40% van het bedrag van de responsabiliseringsbijdrage die het bestuur verschuldigd was voor het jaar 2018.
Art.2. De twaalf maandelijkse aanvullende termijnen bedoeld in artikel 21, § 4 van de voormelde wet van 24 oktober 2011 worden elk vastgesteld op één twaalfde van 53,60% van het bedrag van de responsabiliseringsbijdrage die het bestuur verschuldigd was voor het jaar 2018.
Art.3. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2020.
Art. 4. De minister bevoegd voor Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.