19 NOVEMBER 2019. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15 en 16 van de wet van 23 maart 2019 betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel
TITEL I. - DEFINITIES
Art. 1
TITEL II. - PROCEDURES MET OOG OP DE REGELING VAN HET OVERLEG IN GEVAL EEN SOCIAAL CONFLICT
HOOFDSTUK I. - Procedures met betrekking tot het overleg in geval van een sociaal conflict zonder stakingsaanzegging
Art. 2-6
HOOFDSTUK II. - Procedures met betrekking tot het overleg in geval van een sociaal conflict met stakingsaanzegging, met uitzondering van de interprofessionele stakingsaanzeggingen
Art. 7-13
HOOFDSTUK III. - Procedures met betrekking tot de onderhandeling in geval van een sociaal conflict met of zonder stakingsaanzegging met uitzondering van de interprofessionele stakingsaanzeggingen
Art. 14
HOOFDSTUK IV. - Procedures met betrekking tot een syndicale actie uitgaande van een confederatie vertegenwoordigd in de Nationale Arbeidsraad
Art. 15
TITEL III. - ADMINISTRATIEVE MAATREGEL
Art. 16
TITEL IV. - OVERGANGS- EN SLOTBEPALING
Art. 17-18
TITEL I. - DEFINITIES
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1. Minister: de Minister van Justitie;
2. Voorzitter van het Directiecomité: de Voorzitter van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Justitie;
3. Directeur-generaal: de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen;
4. Regionaal Directeur: de als dusdanig door de Koning aangewezen directeur die belast is met de coördinatie van de initiatieven die genomen worden in de gevangenissen die zich in zijn geografisch bevoegdheidsgebied bevinden;
5. Inrichtingshoofd: de als dusdanig door de Directeur-generaal aangewezen directeur die belast is met het bestuur van een of meerdere gevangenissen;
6. Afgevaardigde van de regionale directie: afgevaardigde van de regionale directie die in het bijzonder tot opdracht heeft om, wanneer men op lokaal niveau niet tot een oplossing komt, de tegengestelde standpunten van de partijen te verkennen en bijstand te verlenen in het zoeken naar een akkoord. Hij rapporteert hiertoe aan de Directeur-generaal en de Regionaal directeur of hun gemachtigden teneinde over de legaliteit en de legitimiteit van eventuele oplossingen te waken;
7. Sociaal bemiddelaar: de sociaal bemiddelaar in de overheidssector behorende tot de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 15 augustus 2012 betreffende de benoemingsvoorwaarden en de opdrachten van de titularissen van de functie van adviseur sociaal bemiddelaar in de overheidssector;
8. De wet: de wet van 23 maart 2019 betreffende de organisatie van de penitentiaire diensten en van het statuut van het penitentiair personeel;
9. Werkdagen : alle dagen van de week behalve zaterdag, zon- en feestdagen, zoals bedoeld in artikel 14, § 1, van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen.
TITEL II. - PROCEDURES MET OOG OP DE REGELING VAN HET OVERLEG IN GEVAL EEN SOCIAAL CONFLICT
HOOFDSTUK I. - Procedures met betrekking tot het overleg in geval van een sociaal conflict zonder stakingsaanzegging
Art.2. Indien zich een sociaal conflict voordoet, waarvan de afhandeling niet kan uitgesteld worden tot de bijeenkomst van het eerstvolgende geplande basisoverlegcomité, stelt/stellen de vakorganisatie(s) het betrokken inrichtingshoofd en de Directeur-generaal langs elektronische weg daarvan in kennis, waarbij de ontvangst door een van de twee bevestigd wordt.
Deze kennisgeving bevat de specifieke uiteenzetting van het zich voordoend probleem.
Zij bevat tevens de elementen die de spoedeisende behandeling rechtvaardigen.
Art.3. Het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde legt, in overleg met de vakorganisaties, de datum van de eerste vergadering van het overleg vast, en deze vindt plaats uiterlijk 7 dagen na de kennisgeving bedoeld in artikel 2, eerste lid.
Het overleg wordt afgerond uiterlijk 30 dagen vanaf de dag van de eerste vergadering. In onderling overleg kan deze termijn verlengd worden. Indien dit niet het geval is, wordt het overleg beëindigd.
Art.4. In elk stadium van het overleg kan om de aanwezigheid van een afgevaardigde van de regionale directie verzocht worden door het inrichtingshoofd, zijn afgevaardigde of een vakorganisatie.
Het verzoek dient gericht te worden aan de Directeur-generaal of zijn gemachtigde.
De Directeur-generaal of zijn gemachtigde kan ook op eigen initiatief beslissen een afgevaardigde van de regionale directie aan het overleg te laten deelnemen.
Er kan beroep gedaan worden op de sociaal bemiddelaar volgens de nadere regels van de bemiddelingsprocedure vastgelegd door het Gemeenschappelijk Comité voor alle Overheidsdiensten overeenkomstig artikel 12octies van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
Art.5. Binnen een termijn van drie werkdagen na het beëindigen van het overleg stelt de secretaris van het basisoverlegcomité de notulen op van het overleg. De notulen geven het standpunt van elke partij weer en tevens de voorgestelde oplossingen tot beëindiging van het conflict. De notulen worden ondertekend door de vakorganisaties, door het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde en, in voorkomend geval, door de afgevaardigde van de regionale directie.
Art.6. § 1. Indien een akkoord werd bereikt tussen de vakorganisaties en het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde, wordt het overleg afgesloten met een met redenen omkleed advies dat de voorwaarden bevat van het bereikte akkoord alsook de modaliteiten van uitvoering en dat ondertekend wordt door de vakorganisaties en door het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde, en, in voorkomend geval, door de afgevaardigde van de regionale directie.
De afsluiting van een met redenen omkleed advies houdt in dat het sociaal conflict beëindigd is.
§ 2. De uitvoering van het met redenen omkleed advies wordt opgevolgd op de volgende bijeenkomst van een basisoverlegcomité uiterlijk één maand na de afsluiting van het met redenen omkleed advies en op de volgende reguliere vergaderingen van het basisoverlegcomité en dat om de drie maanden bijeenkomt.
HOOFDSTUK II. - Procedures met betrekking tot het overleg in geval van een sociaal conflict met stakingsaanzegging, met uitzondering van de interprofessionele stakingsaanzeggingen
Art.7. De vakorganisaties stellen de Directeur-generaal langs elektronische weg in kennis van een stakingsaanzegging ten minste tien dagen voorafgaand aan de start van de actie. De stakingsaanzegging dient ondertekend te zijn door een verantwoordelijke leider, vaste gemachtigde van een verantwoordelijke leider of vaste afgevaardigde. De Directeur-generaal geeft dit door aan de Minister, de Voorzitter van het Directiecomité, de regionale directeur en het betrokken inrichtingshoofd of de betrokken inrichtingshoofden.
De stakingsaanzegging vermeldt de precieze redenen van de aanzegging en omschrijft nauwgezet de standpunten van de vakorganisatie(s) omtrent de problematiek en het op dat moment voorgenomen uur en datum van het begin van de staking.
Elke latere wijziging van de elementen van deze stakingsaanzegging door de vakorganisatie(s) zal beschouwd als een nieuwe stakingsaanzegging, behalve mits akkoord van het betrokken inrichtingshoofd of de inrichtingshoofden.
Art.8. Het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde organiseert binnen de vier werkdagen na de kennisgeving bedoeld in artikel 7, eerste lid, een basisoverlegcomité om de voormelde eisen te bespreken.
Als er na dit overleg beslist wordt om te staken, dan wordt kennis gegeven van de daadwerkelijke datum en het uur van het begin van de staking die ten vroegste start 10 dagen na de aanzegging en indien mogelijk het einde van de staking. Deze kennisgeving wordt gedaan aan de Directeur-generaal . De staking kan ten vroegste starten na het verstrijken van een termijn van 72 uur na deze kennisgeving.
Een staking van onbepaalde duur wordt beschouwd als een staking van meer dan 48 uur.
Art.9. De aanwezigheid van een afgevaardigde van de regionale directie kan voorzien worden overeenkomstig de bepalingen van artikel 4 van dit besluit.
Er kan beroep gedaan worden op de sociaal bemiddelaar volgens de nadere regels van de bemiddelingsprocedure vastgelegd door het Gemeenschappelijk Comité voor alle Overheidsdiensten overeenkomstig artikel 12octies van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
Art.10. Binnen een termijn van drie werkdagen na het beëindigen van het overleg, stelt de secretaris van het basisoverlegcomité de notulen op van het overleg.
De notulen geven het standpunt van elke partij weer en tevens de voorgestelde oplossingen tot beëindiging van het conflict. De notulen worden ondertekend door de vakorganisaties en door het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde en, in voorkomend geval, door de afgevaardigde van de regionale directie of de sociaal bemiddelaar.
Art.11. § 1.Indien een akkoord werd bereikt tussen de vakorganisaties en het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde, wordt het overleg afgesloten met een met redenen omkleed advies dat de voorwaarden bevat van het bereikte akkoord alsook de modaliteiten van uitvoering en dat ondertekend wordt door de vakorganisaties en door het inrichtingshoofd of zijn afgevaardigde, en, in voorkomend geval, door de afgevaardigde van de regionale directie of de sociaal bemiddelaar.
De afsluiting van een met redenen omkleed advies houdt in dat het sociaal conflict beëindigd is en dat de stakingsaanzegging ingetrokken is.
§ 2. De uitvoering van het met redenen omkleed advies wordt opgevolgd op de volgende bijeenkomst van een basisoverlegcomité uiterlijk één maand na de afsluiting van het met redenen omkleed advies en op de volgende reguliere vergaderingen van het basisoverlegcomité en dat om de drie maanden bijeenkomt.
Art.12. Bij gebrek aan akkoord stellen de vakorganisaties binnen de kortst mogelijke termijn de Directeur-generaal en het inrichtingshoofd langs elektronische weg in kennis van de voornemens van hun leden om al dan niet te staken, waarbij de ontvangst door een van de twee bevestigd wordt.
De Directeur-generaal of zijn gemachtigde verwittigt onmiddellijk de Minister en de Voorzitter van het Directiecomité over de voornemens tot staking.
Art.13. Dezelfde procedure en nadere regels worden toegepast indien in meerdere gevangenissen tegelijkertijd een stakingsaanzegging wordt ingediend. De vakorganisaties vermelden in hun elektronische brief de verschillende gevangenissen, met dezelfde motieven, waarvoor een stakingsaanzegging wordt ingediend. Op dat ogenblik roept de voorzitter van het hoog overlegcomité een vergadering van dit comité samen.
De termen vermeld in de 1e kolom van de onderstaande tabel dienen in dat geval gelezen te worden als de termen opgenomen in de 2e kolom van dezelfde tabel:
chef de l'établissement | président du comité supérieur de concertation | inrichtingshoofd | voorzitter van het hoog overlegcomité |
comité de concertation de base | comité supérieur de concertation | basisoverlegcomité | hoog overlegcomité |
secrétaire du comité de concertation de base | secrétaire du comité supérieur de concertation | secretaris van het basisoverlegcomité | secretaris van het hoog overlegcomité |
chef de l'établissement | président du comité de secteur III | inrichtingshoofd | voorzitter van sectorcomité III |
comité de concertation de base | comité de secteur III | basisoverlegcomité | sectorcomité III |
comité supérieur de concertation | comité de secteur III | hoog overlegcomité | sectorcomité III |
concertation | négociation | overleg | onderhandeling |
secrétaire du comité de concertation de base | secrétaire du comité de secteur III | secretaris van het basisoverlegcomité | secretaris van het sectorcomité III |
avis motivé | protocole | met redenen omkleed advies | protocol |