Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

12 JULI 2019. - Koninklijk besluit houdende wijziging van diverse reglementaire bepalingen betreffende uitvindingsoctrooien en aanvullende beschermingscertificaten



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen aangebracht aan het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien
Art. 1-6
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen aangebracht aan het koninklijk besluit van 18 december 1986 betreffende de taksen en bijkomende taksen inzake uitvindingsoctrooien en inzake aanvullende beschermingscertificaten
Art. 7-8
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen aangebracht aan het koninklijk besluit van 4 september 2014 ter uitvoering van de bepalingen betreffende de aanvullende beschermingscertificaten van de wet van 19 april 2014 houdende de invoeging van boek XI, "Intellectuele eigendom" in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van bepalingen eigen aan boek XI in de boeken I, XV en XVII van hetzelfde Wetboek
Art. 9
HOOFDSTUK 4. - Bepaling betreffende de inwerkingtreding van sommige bepalingen van de wet van 2 mei 2019 houdende diverse bepalingen inzake economie
Art. 10
HOOFDSTUK 5. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 11-13



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1986011377  1986011379  2014011493  2019012202 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen aangebracht aan het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien
Artikel 1. Artikel 5 van het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien, vervangen door het koninklijk besluit van 9 maart 2014 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 september 2014, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 5. § 1. Eenieder mag een volmacht bij de Dienst indienen die een erkend gemachtigde toelaat één of meerdere handelingen te stellen voor de Dienst met betrekking tot één of meerdere octrooizaken die hem betreffen.
  Bij de aanduiding van een groep van gemachtigden wordt geacht dat de vertegenwoordigingsvolmacht zich uitstrekt tot elke gemachtigde die deel uitmaakt van deze groep.
  § 2. Wanneer de gemachtigde optreedt voor een handeling betreffende een octrooiaanvraag of een octrooi, waarvoor reeds een andere gemachtigde of een andere groep van gemachtigden is opgetreden voor de Dienst, dient de gemachtigde, behalve bij de in artikel XI.75 van het Wetboek van economisch recht bedoelde gevallen, een volmacht voor te leggen.
  In het in het eerste lid bepaalde geval, dient de gemachtigde binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de datum waarop de handeling bij de Dienst werd gesteld:
  1° een volmacht in te dienen;
  2° de Dienst te informeren over het feit of deze nieuwe volmacht een einde stelt aan het mandaat van de eerdere gemachtigde of groep van gemachtigden, of dat beide gemachtigden of groepen van gemachtigden bevoegd blijven om handelingen voor de Dienst te stellen.
  Indien de nieuwe gemachtigde of groep van gemachtigden, met toepassing van het tweede lid, 2°, aangeeft dat de nieuwe volmacht een einde stelt aan het mandaat van de eerdere gemachtigde of groep van gemachtigden, stelt de Dienst de eerdere gemachtigde of groep van gemachtigden hiervan op de hoogte en deelt hem mee dat de procedures zullen worden verdergezet met de nieuwe gemachtigde of groep van gemachtigden.
  § 3. Onverminderd paragraaf 1, dienen de volgende handelingen te worden vergezeld van een volmacht:
  1° het indienen van een verzoek tot intrekking van de octrooiaanvraag als bedoeld in artikel XI.24, § 3, tweede lid, van het Wetboek van economisch recht;
  2° het indienen van een verzoek tot gehele afstand als bedoeld in artikel XI.55, § 1, eerste lid, van het Wetboek van economisch recht;
  3° het indienen van een verzoek tot gehele herroeping als bedoeld in artikel XI.56, § 1, eerste lid, van het Wetboek van economisch recht.
  § 4. Indien de erkende gemachtigde in de in paragrafen 2 en 3 bedoelde gevallen geen volmacht voorlegt, nodigt de Dienst de gemachtigde uit deze volmacht alsnog in te dienen binnen een door de Dienst vastgestelde termijn. Deze termijn bedraagt minstens een maand.
  Indien binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, niet aan de voorwaarden bedoeld in paragrafen 2 en 3 wordt voldaan, wordt de gestelde handeling geacht niet te zijn verricht.".

Art.2. In artikel 8, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden "dat door de Dienst ter beschikking wordt gesteld en waarvan de Minister het model vaststelt." vervangen door de woorden ", waarvan de directeur van de Dienst het model vaststelt, en dat door deze laatste ter beschikking wordt gesteld van de belanghebbenden.".

Art.3. In artikel 10ter, § 4, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 september 2014, worden de woorden "paragraaf 3" vervangen door de woorden "paragraaf 1, derde lid".

Art.4. Het opschrift van hoofdstuk VII van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  "Hoofdstuk VII. Intrekking, afstand en herroeping".

Art.5. Artikel 30 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 maart 2014 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 september 2014, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 30. § 1. Het verzoek tot intrekking bedoeld in artikel XI.24, § 3, lid 2, van hetzelfde wetboek, het verzoek tot afstand bedoeld in artikel XI.55 van hetzelfde wetboek en het verzoek tot herroeping, bedoeld in artikel XI.56 van hetzelfde wetboek, moeten bevatten:
  1° de naam en het adres van de aanvrager of aanvragers van het octrooi of van de houder of houders van het octrooi die het verzoek tot intrekking, tot afstand of tot herroeping indienen. De natuurlijke personen moeten worden aangeduid met hun namen gevolgd door hun voornamen. De rechtspersonen moeten worden aangeduid met hun officiële benaming en moeten, indien ze hierover beschikken, hun ondernemingsnummer meedelen;
  2° het nummer van het octrooi waarvoor het verzoek tot intrekking, tot afstand of tot herroeping werd ingediend.
  § 2. Ingeval er verschillende octrooiaanvragers of octrooihouders zijn, moet het verzoek tot afstand of tot herroeping door al de octrooiaanvragers of octrooihouders worden getekend.".

Art.6. In artikel 33bis, § 1, 1°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 maart 2014 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 september 2014, en in artikel 34, § 1, 1°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 maart 2014 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 september 2014, worden de woorden ", en moeten, indien ze hierover beschikken, hun rijksregisternummer meedelen" opgeheven.

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen aangebracht aan het koninklijk besluit van 18 december 1986 betreffende de taksen en bijkomende taksen inzake uitvindingsoctrooien en inzake aanvullende beschermingscertificaten
Art.7. Artikel 13 van het koninklijk besluit van 18 december 1986 betreffende de taksen en bijkomende taksen inzake uitvindingsoctrooien en inzake aanvullende beschermingscertificaten, vervangen door het koninklijk besluit van 4 september 2014, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 13. De taksen en bijkomende taksen die ten onrechte werden betaald, worden in hun geheel terugbetaald. Deze terugbetaling wordt op verzoek gedaan, tenzij het onterechte karakter van de betaling evident is.".

Art.8. In bijlage 1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 november 2015 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het bedrag in euro betreffende de regularisatie van een octrooiaanvraag, van een aanvraag voor een certificaat of van een aanvraag voor de verlenging van de duur van een certificaat wordt vervangen door het volgende bedrag:
  "60";
  2° de woorden "per verbeterde of vervangen bladzijde" worden vervangen door de woorden ", van een aanvraag voor een certificaat of van een aanvraag voor de verlenging van de duur van een certificaat";
  3° het bedrag in euro betreffende het verbeteren van taalfouten of fouten van overschrijving wordt vervangen door het volgende bedrag:
  "35".

HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen aangebracht aan het koninklijk besluit van 4 september 2014 ter uitvoering van de bepalingen betreffende de aanvullende beschermingscertificaten van de wet van 19 april 2014 houdende de invoeging van boek XI, "Intellectuele eigendom" in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van bepalingen eigen aan boek XI in de boeken I, XV en XVII van hetzelfde Wetboek
Art.9. In het koninklijk besluit van 4 september 2014 ter uitvoering van de bepalingen betreffende de aanvullende beschermingscertificaten van de wet van 19 april 2014 houdende de invoeging van boek XI, "Intellectuele eigendom" in het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van bepalingen eigen aan boek XI in de boeken I, XV en XVII van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 1/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 1/1. De aanvraag voor een aanvullend beschermingscertificaat en de aanvraag voor de verlenging van de duur van het aanvullend beschermingscertificaat worden ingediend bij wege van een formulier, waarvan de directeur van de Dienst het model vaststelt, en dat door deze laatste ter beschikking wordt gesteld van de belanghebbenden.
  Het formulier wordt naar behoren ingevuld en door de aanvrager van een aanvullend beschermingscertificaat of van een verlenging van de duur van het aanvullende beschermingscertificaat ondertekend.".

HOOFDSTUK 4. - Bepaling betreffende de inwerkingtreding van sommige bepalingen van de wet van 2 mei 2019 houdende diverse bepalingen inzake economie
Art.10. De artikelen 16 en 21 van de wet van 2 mei 2019 houdende diverse bepalingen inzake economie treden in werking op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit.

HOOFDSTUK 5. - Overgangs- en slotbepalingen
Art.11. De aanvragen van een octrooi, van een certificaat of van een verlenging van de duur van een certificaat ingediend vóór de inwerkingtreding van dit besluit zullen worden behandeld volgens de bepalingen die van toepassing waren op het moment van de indiening.

Art.12. Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2019.

Art. 13. De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.