27 FEBRUARI 2019. - Wet tot wijziging van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 wat de notie wettelijke pensioenleeftijd betreft
Art. 1-5
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art.2. In artikel 171 van het Wetboek van de Inkomsten-belastingen 1992, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepaling onder 2°, b), wordt aangevuld met een gedachtestreepje, luidende:
"het kapitalen betreffen die door werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming zijn gevormd en bij leven ten vroegste bij het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving, worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven of worden uitgekeerd bij overlijden na het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan, en de overledene tot die leeftijd effectief actief is gebleven;";
2° in de bepaling onder 4°, f), wordt tussen het derde en vierde gedachtestreepje een gedachtestreepje ingevoegd, luidende:
"het kapitalen betreffen die door werkgeversbijdragen of bijdragen van de onderneming zijn gevormd en bij leven ten vroegste bij het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving, worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven of worden uitgekeerd bij overlijden na het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan, en de overledene tot die leeftijd effectief actief is gebleven;".
Art.3. In artikel 169, paragraaf 1, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 8 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het derde lid wordt vervangen als volgt:
"In afwijking van het eerste lid, worden kapitalen van aanvullende pensioenen toegekend overeenkomstig artikel 52bis van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, zoals het van kracht was voordat het door artikel 70 van de programmawet van 24 december 2002, werd vervangen of van aanvullende pensioenen als bedoeld in titel II, hoofdstuk I, afdeling 4, van de programmawet van 24 december 2002, voor de vaststelling van de belastbare grondslag, slechts in aanmerking genomen tot het bedrag van de lijfrente die zou voortvloeien uit de omzetting van 80 pct. van die kapitalen volgens de in het eerste lid bedoelde coëfficiënten in zover ze:
hetzij, bij leven ten vroegste bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven of in zover ze worden uitgekeerd bij overlijden na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd en de overledene tot die leeftijd effectief actief is gebleven;
hetzij, bij leven ten vroegste bij het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving, worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven of in zover ze worden uitgekeerd bij overlijden na het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan, en de overledene tot die leeftijd effectief actief is gebleven.";
2° het vierde lid wordt vervangen als volgt:
"In afwijking van het tweede lid, wordt de eerste schijf waarop het omzettingsstelsel van toepassing is, slechts ten belope van 80 pct. in aanmerking genomen wanneer de in dat lid bedoelde kapitalen:
hetzij, bij leven ten vroegste bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven of wanneer ze worden uitgekeerd bij overlijden na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd en de overledene tot die leeftijd effectief actief is gebleven;
hetzij, bij leven ten vroegste bij het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving, worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven of in zover ze worden uitgekeerd bij overlijden na het bereiken van de leeftijd, waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan, en de overledene tot die leeftijd effectief actief is gebleven.".
Art.4. In artikel 515bis, zevende lid, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "bij leven ten vroegste bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan die leeftijd effectief actief is gebleven of wanneer ze worden uitgekeerd bij overlijden na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd en de overledene tot die leeftijd effectief actief is gebleven" vervangen door de woorden "hetzij bij leven ten vroegste bij het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd of het bereiken van de leeftijd, waarbij wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan volgens de geldende pensioenwetgeving, worden uitgekeerd aan de begunstigde die minstens tot aan één van die leeftijden effectief actief is gebleven, hetzij wanneer ze worden uitgekeerd bij overlijden na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd of de leeftijd waarbij wordt voldaan aan de voorwaarden voor een volledige loopbaan en de overledene tot één van die leeftijden effectief actief is gebleven".
Art. 5. Deze wet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2019 en is van toepassing op de uitbetalingen van kapitalen gedaan vanaf 1 januari 2019.