Details





Titel:

19 JULI 2019. - Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de aanvraagprocedure, vermeld in artikel 5, § 2, eerste lid, van het decreet van 26 april 2019 betreffende het kwaliteitstoezicht voor beroepskwalificerende trajecten op basis van een gemeenschappelijk kwaliteitskader, tot bepaling van de verdere modaliteiten van het kwaliteitstoezicht, vermeld in artikel 6, § 1, vierde lid, van het voormelde decreet, tot oprichting van de commissies, vermeld in artikel 6, § 2, eerste en tweede lid, van het voormelde decreet, tot bepaling van de nadere modaliteiten van de medewerking van de onderwijsinspectie, vermeld in artikel 8, § 4, van het voormelde decreet en tot bepaling van het model van het bewijs van beroepskwalificatie, deelkwalificatie en competenties en de nadere modaliteiten, vermeld in artikel 5, § 3, derde lid, van het decreet van 26 april 2019 betreffende een geïntegreerd beleid voor de erkenning van verworven competenties.(Citeertitel: "het Kwaliteitstoezichtbesluit voor de Beleidsvelden Werkgelegenheid en Professionele Vorming van 19 juli 2019")(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-08-2019 en tekstbijwerking tot 22-08-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Afdeling 1. - Definities
Art. 1-2
Afdeling 2. - Erkenningscommissie
Art. 3-6
Afdeling 3. - Beroepscommissie
Art. 7-10
HOOFDSTUK 2. [1 Erkenning ]1
Afdeling 1. [1 Erkenningsaanvraag ]1
Art. 11-15
Afdeling 2. [1 Beslissingen van de Erkenningscommissie ]1
Art. 16-19, 19/1
HOOFDSTUK 4. - Kwaliteitstoezicht ter plaatse op erkende beroepskwalificerende trajecten
Afdeling 1. - Kwaliteitstoezicht ter plaatse
Art. 20-22
Afdeling 2. - Beslissingen naar aanleiding van het kwaliteitstoezicht ter plaatse
Art. 23-24
HOOFDSTUK 5. - Beroepsprocedure
Art. 25-26
HOOFDSTUK 6. - Coördinatie van het toezicht
Art. 27-28
HOOFDSTUK 7. - Modellen
Art. 29
HOOFDSTUK 7. - Nadere modaliteiten voor het uitreiken van de bewijzen van beroepskwalificaties, deelkwalificaties en competenties
Art. 30-31, 31/1
HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art. 32-35



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2007035928  2007035929  2008035348  2008035349  2019040385 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Afdeling 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° AHOVOKS: het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot oprichting van het intern verzelfstandigd Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen;
  2° Beroepscommissie: de Beroepscommissie, vermeld in artikel 6, zesde lid, van het decreet van 26 april 2019;
  3° decreet van 26 april 2019: het decreet van 26 april 2019 betreffende het kwaliteitstoezicht voor beroepskwalificerende trajecten op basis van een gemeenschappelijk kwaliteitskader;
  4° departement: het Departement Werk en Sociale Economie van het Vlaams Ministerie van Werk en Sociale Economie, vermeld in artikel 25, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
  5° Erkenningscommissie: de Erkenningscommissie, vermeld in artikel 6, vijfde lid, van het decreet van 26 april 2019;
  6° EVC-instrument: het EVC-instrument, vermeld in artikel 1, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019 betreffende de uitvoering van het decreet van 26 april 2019 betreffende een geïntegreerd beleid voor de erkenning van verworven competenties;
  7° EVC- standaard: de EVC-standaard, vermeld in artikel 1, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019 betreffende de uitvoering van het decreet van 26 april 2019 betreffende een geïntegreerd beleid voor de erkenning van verworven competenties;
  8° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de professionele vorming;
  9° [1 Agentschap Innoveren en Ondernemen: het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2005 aangaande het Agentschap Innoveren en Ondernemen;]1
  10° VDAB: de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, vermeld in artikel 3, § 1, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding.
  ----------
  (1)<BVR 2020-11-20/11, art. 72, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.2. Dit besluit wordt aangehaald als: het Kwaliteitstoezichtbesluit voor de Beleidsvelden Werkgelegenheid en Professionele Vorming van 19 juli 2019.

Afdeling 2. - Erkenningscommissie
Art.3. Er wordt een Erkenningscommissie opgericht.

Art.4. De Erkenningscommissie heeft haar zetel in het departement.

Art.5.De Erkenningscommissie is samengesteld uit:
  1° een voorzitter vanuit het departement, of zijn plaatsvervanger;
  2° een secretaris vanuit het departement, of zijn plaatsvervanger;
  3° een vertegenwoordiger van de VDAB, of zijn plaatsvervanger;
  4° een vertegenwoordiger van [1 het Agentschap Innoveren en Ondernemen]1, of zijn plaatsvervanger.
  Gedurende drie jaar vanaf de inwerkingtreding van dit besluit wordt een vertegenwoordiger van AHOVOKS of zijn plaatsvervanger toegevoegd aan de Erkenningscommissie.
  De Erkenningscommissie kan een of meer externe leden toevoegen als ze dat nodig acht.
  De Erkenningscommissie kan een beroep doen op deskundigen en technici voor de inhoudelijke beoordeling conform de voorwaarden van het huishoudelijk reglement, vermeld in artikel 6.
  De voorzitter, de secretaris, de effectieve leden en de plaatsvervangende leden van de Erkenningscommissie worden benoemd door de minister.
  De vertegenwoordiger van AHOVOKS en zijn plaatsvervanger worden benoemd door de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs.
  ----------
  (1)<BVR 2020-11-20/11, art. 73, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.6. De Erkenningscommissie stelt een huishoudelijk reglement op.
  Het huishoudelijk reglement bepaalt:
  1° de bevoegdheden van de voorzitter;
  2° de wijze van bijeenroeping, beraadslaging en stemming;
  3° de werking en de taken van het secretariaat.

Afdeling 3. - Beroepscommissie
Art.7. Er wordt een Beroepscommissie opgericht.

Art.8. De Beroepscommissie heeft haar zetel in het departement.

Art.9.De Beroepscommissie is samengesteld uit:
  1° een voorzitter vanuit het departement, of zijn plaatsvervanger;
  2° een secretaris vanuit het departement, of zijn plaatsvervanger;
  3° een vertegenwoordiger van de VDAB, of zijn plaatsvervanger;
  4° een vertegenwoordiger van [1 het Agentschap Innoveren en Ondernemen]1, of zijn plaatsvervanger;
  5° een vertegenwoordiger van AHOVOKS, of zijn plaatsvervanger.
  De Beroepscommissie kan een beroep doen op deskundigen en technici conform de voorwaarden van het huishoudelijk reglement, vermeld in artikel 10.
  De voorzitter, de secretaris, de effectieve leden en de plaatsvervangende leden van de Beroepscommissie, vermeld in punt 1° tot en met 4° worden benoemd door de minister.
  De vertegenwoordiger van AHOVOKS en zijn plaatsvervanger worden benoemd door de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs.
  De hoedanigheid van lid van de Erkenningscommissie is onverenigbaar met de hoedanigheid van lid van de Beroepscommissie.
  ----------
  (1)<BVR 2020-11-20/11, art. 74, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art.10. De Beroepscommissie stelt een huishoudelijk reglement op.
  Het huishoudelijk reglement bepaalt:
  1° de bevoegdheden van de voorzitter;
  2° de wijze van bijeenroeping, beraadslaging en stemming;
  3° de werking en taken van het secretariaat.

HOOFDSTUK 2. [1 Erkenning ]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 Erkenningsaanvraag ]1   ----------   (1)
Art.11. De organisatie die erkende beroepskwalificerende trajecten wil aanbieden, dient haar erkenningsaanvraag in bij het departement vóór de start van het beroepskwalificerend traject. Het departement stelt daarvoor een elektronisch aanvraagformulier ter beschikking.
  De organisatie die erkende beroepskwalificerende EVC-trajecten wil aanbieden, kan slechts een erkenningsaanvraag indienen als zij bijkomend voldoet aan een van de volgende voorwaarden:
  1° zij gebruikt een eigen ontwikkeld EVC-instrument;
  2° zij heeft toegang tot de databank, conform artikel 7, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019 betreffende de uitvoering van het decreet van 26 april 2019 betreffende een geïntegreerd beleid voor de erkenning van verworven competenties, en gebruikt een eerder ontwikkeld EVC- instrument dat is opgenomen in de databank.
  De minister bepaalt aan welke vormelijke voorwaarden een aanvraagdossier moet voldoen en op welke wijze een aanvraagdossier moet worden ingediend.

Art.12. Het departement beoordeelt de ontvankelijkheid van de erkenningsaanvraag aan de hand van de volgende criteria:
  1° de organisatie is geregistreerd conform artikel 4 van het decreet van 29 maart 2019 betreffende het kwaliteits- en registratiemodel van dienstverleners in het beleidsdomein Werk en Sociale Economie;
  2° de erkenningsaanvraag wordt ingediend via het aanvraagformulier, vermeld in artikel 11;
  3° de erkenningsaanvraag is volledig en correct ingevuld.
  4° in geval van een organisatie die erkende beroepskwalificerende EVC-trajecten wil aanbieden, voldoet de organisatie aan een van de voorwaarden in artikel 11, tweede lid.
  Als de erkenningsaanvraag ontvankelijk is, wordt de organisatie daarvan op de hoogte gebracht binnen veertien dagen na de dag van de ontvangst van de aanvraag.
  Als de erkenningsaanvraag onontvankelijk is, wordt de organisatie daarvan op de hoogte gebracht binnen veertien dagen na de dag van de ontvangst van de aanvraag. De kennisgeving vermeldt de motivering en de mogelijkheid om een nieuwe erkenningsaanvraag in te dienen of de aanvraag binnen drie maanden aan te vullen. De minister bepaalt de termijn voor het aanvullen van de erkenningsaanvraag.

Art.13. Het departement stuurt een ontvankelijk aanvraagdossier door naar het erkenningsteam voor inhoudelijk onderzoek.
  De minister bepaalt de samenstelling van het erkenningsteam.

Art.14.Het erkenningsteam voert het inhoudelijk onderzoek uit binnen veertig dagen vanaf de dag van ontvangst van de kennisgeving, vermeld in artikel 12, tweede lid.
  Het erkenningsteam beoordeelt de erkenningsaanvraag volgens de kwaliteitsgebieden van het kwaliteitskader, vermeld in artikel 7 van het decreet van 26 april 2019.
  Het erkenningsteam controleert of het beroepskwalificerend traject gebaseerd is op de laatste versie van de overeenstemmende [1 beroepskwalificatie of deelkwalificatie]1en in het geval van een EVC-traject op de overeenstemmende EVC-standaard.
  Als de organisatie gebruikmaakt van een eigen ontwikkeld EVC-instrument, toetst AHOVOKS het EVC-instrument aan de EVC-standaard. In dit geval wordt de termijn, vermeld in het eerste lid, verlengd met vijfenveertig dagen.
  Het erkenningsteam kan een beroep doen op deskundigen en technici.
  ----------
  (1)<BVR 2023-07-14/11, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art.15. Het erkenningsteam bezorgt een gezamenlijk verslag van zijn beoordeling aan de Erkenningscommissie.

Afdeling 2. [1 Beslissingen van de Erkenningscommissie ]1   ----------   (1)
Art.16. Binnen dertig dagen nadat ze het verslag heeft ontvangen, beslist de Erkenningscommissie of ze de erkenningsaanvraag goedkeurt of weigert.
  De Erkenningscommissie brengt de organisatie op de hoogte van haar beslissing binnen veertien dagen vanaf de beslissing, vermeld in het eerste lid.

Art.17.Vanaf het moment dat een beroepskwalificerend traject is erkend, kan de organisatie starten met het inrichten van het beroepskwalificerend traject en het uitreiken van bewijzen van [1 beroepskwalificaties of deelkwalificaties]1.
  De organisatie brengt het departement binnen dertig dagen vanaf de start van het beroepskwalificerend traject op de hoogte van de start van het beroepskwalificerend traject.
  ----------
  (1)<BVR 2023-07-14/11, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art.18. Als het beroepskwalificerend traject waarvan de erkenning is goedgekeurd, niet wordt opgestart binnen twaalf maanden vanaf de erkenning, vervalt de erkenning.

Art.19.Het beroepskwalificerend traject waarvoor een erkenningsaanvraag ingediend wordt, is altijd gebaseerd op de laatste versie van de overeenstemmende [1 beroepskwalificatie of deelkwalificatie]1 en in het geval van een EVC-traject op de overeenstemmende EVC-standaard.
  ----------
  (1)<BVR 2023-07-14/11, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art.19/1. [1 In al de volgende gevallen kan de Erkenningscommissie de erkenning van een beroepskwalificerend traject dat wordt aangeboden door een organisatie intrekken:
   1° de organisatie leeft de bepalingen van dit besluit niet na;
   2° de zaakvoerder, exploitant of verantwoordelijke van de organisatie of de aangestelden of lasthebbers ervan verhinderen het kwaliteitstoezicht, vermeld in artikel 20;
   3° de organisatie heeft haar erkenning verkregen op basis van valse, onvolledige of onjuiste verklaringen;
   4° de organisatie heeft de inlichtingen vervalst die ze ter uitvoering van de bepalingen van dit besluit moet leveren;
   5° de organisatie heeft haar activiteiten stopgezet;
   6° de organisatie vraagt om haar erkenning in te trekken;
   7° de organisatie komt de verplichtingen, vermeld in artikel 28, eerste en tweede lid, of artikel 30, eerste lid, niet na. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2023-07-14/11, art. 21, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2023>


HOOFDSTUK 4. - Kwaliteitstoezicht ter plaatse op erkende beroepskwalificerende trajecten
Afdeling 1. - Kwaliteitstoezicht ter plaatse
Art.20. Het kwaliteitstoezicht ter plaatse wordt uitgevoerd door een team van toezichthouders.
  De minister bepaalt de samenstelling van het team van toezichthouders.

Art.21. Het team van toezichthouders beoordeelt ter plaatse de naleving van de kwaliteitsgebieden van het kwaliteitskader, vermeld in artikel 7 van het decreet van 26 april 2019. De organisatie verstrekt daarvoor aan de toezichthouders de inlichtingen of de stukken die door hen gevraagd worden.

Art.22. Het team van toezichthouders brengt de Erkenningscommissie binnen zestig dagen na het toezicht ter plaatse op de hoogte via een gezamenlijk verslag.
  De onderwijsinspectie heeft gedurende drie jaar vanaf het eerste toezicht ter plaatse de mogelijkheid om elk toezicht ter plaatse bij te wonen en treedt in die omstandigheid op als volwaardig lid van het team van toezichthouders.
  De onderwijsinspectie en het departement sluiten een samenwerkingsovereenkomst over de modaliteiten waaronder de onderwijsinspectie het toezicht ter plaatse kan deelnemen. Het departement maakt de samenwerkingsovereenkomst via mededeling aan de Vlaamse Regering bekend.
  AHOVOKS kan gedurende de termijn in het tweede lid experts uit het hoger onderwijs aanstellen om het toezicht ter plaatse op beroepskwalificerende trajecten van niveau 5 tot en met 8 bij te wonen. In voorkomend geval treden de door AHOVOKS aangestelde experts op als volwaardig lid van het team van toezichthouders.
  Het team van toezichthouders kan een beroep doen op deskundigen en technici.

Afdeling 2. - Beslissingen naar aanleiding van het kwaliteitstoezicht ter plaatse
Art.23. Binnen dertig dagen na de dag van de ontvangst van het gezamenlijk verslag beslist de Erkenningscommissie of ze de erkenning voortzet of intrekt.
  In afwijking van het eerste lid kan de Erkenningscommissie beslissen dat remediëring mogelijk is. In voorkomend geval stelt de Erkenningscommissie de organisatie voorwaarden en een termijn voor remediëring. Als de Erkenningscommissie na afloop van de termijn oordeelt dat er niet is voldaan aan de voorwaarden, trekt ze de erkenning in.
  De Erkenningscommissie brengt de organisatie binnen veertien dagen vanaf de beslissing, vermeld in het eerste lid, op de hoogte van haar beslissing en in voorkomend geval van de datum van de intrekking.

Art.24.
  <Opgeheven bij BVR 2023-07-14/11, art. 22, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

HOOFDSTUK 5. - Beroepsprocedure
Art.25. Als de organisatie die een erkend beroepskwalificerend traject aanbiedt of wil aanbieden, een beslissing van de Erkenningscommissie of een beslissing van het departement als vermeld in artikel 12, eerste lid, betwist, kan ze met een aangetekende brief en op gemotiveerde wijze beroep instellen bij de Beroepscommissie. Het beroep heeft geen schorsende werking.

Art.26. De Beroepscommissie doet onderzoek en hoort zowel de organisatie als de Erkenningscommissie of het departement voor ze een beslissing neemt.
  De Beroepscommissie beslist binnen zestig dagen nadat ze het beroep heeft ontvangen.
  De Beroepscommissie brengt de organisatie en de Erkenningscommissie of het departement binnen veertien dagen vanaf de beslissing, vermeld in het tweede lid, op de hoogte van haar beslissing.

HOOFDSTUK 6. - Coördinatie van het toezicht
Art.27.Het departement coördineert het proces van het kwaliteitstoezicht. Het departement:
  1° centraliseert de erkenningsaanvragen, wijst de aanvragen toe aan het erkenningsteam en stelt het team van toezichthouders aan, in samenspraak met de VDAB [1 ...]1;
  2° verzamelt de erkenningsbeslissingen van de erkenningscommissie en geeft ze door aan het register, vermeld in artikel 5, § 2, tweede lid, van het decreet van 26 april 2019;
  3° bepaalt welke beroepskwalificerende trajecten op welk moment aan een kwaliteitstoezicht worden onderworpen, in samenspraak met de VDAB [1 ...]1 en gedurende de termijn, vermeld in artikel 22, tweede lid, de onderwijsinspectie;
  4° monitort het proces en de procedure van kwaliteitstoezicht;
  5° monitort het aantal lerenden of EVC-kandidaten die al dan niet een traject succesvol hebben doorlopen om een [2 beroepskwalificatie of deelkwalificatie]2 te verwerven;
  6° verleent informatie over alle aspecten van het proces van kwaliteitstoezicht.
  ----------
  (1)<BVR 2020-11-20/11, art. 75, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<BVR 2023-07-14/11, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art.28.[1 In het kader van de monitoring, vermeld in artikel 27, 5°, bezorgt de organisatie voor het einde van de maand januari per erkend beroepskwalificerend traject de volgende gegevens die betrekking hebben op het voorgaande kalenderjaar aan het departement:
   1° de voor- en achternaam en het rijksregisternummer van de lerende;
   2° de begindatum van het beroepskwalificerend traject;
   3° de beroepskwalificatie, deelkwalificatie of competenties die de lerende heeft behaald of de vermelding dat de lerende geen beroeps- of deelkwalificatie of competenties heeft behaald]1.
  [1 In het kader van beleidsmatige evaluatie van beroepskwalificerende trajecten kan het departement bijkomende gegevens, die geen persoonsgegevens zijn, opvragen. De organisatie bezorgt de voormelde gegevens aan het departement binnen dertig dagen nadat ze de voormelde vraag heeft ontvangen.]1
  De organisatie is in het geval, vermeld in het eerste lid, de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
  De organisatie bewaart de gegevens, vermeld in het eerste lid, slechts zo lang als nodig voor de monitoring en met een maximum termijn van 15 jaar.
  ----------
  (1)<BVR 2023-07-14/11, art. 23, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

HOOFDSTUK 7. - Modellen
Art.29.Het uitreiken van bewijzen van [1 beroepskwalificatie of deelkwalificatie]1 door de organisatie, vermeld in artikel 5, § 3, van het decreet van 26 april 2019 betreffende een geïntegreerd beleid voor de erkenning van verworven competenties, gebeurt via modellen die dienen te voldoen aan de criteria zoals vermeld in hoofdstuk 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019 betreffende de uitvoering van het decreet van 26 april 2019 betreffende een geïntegreerd beleid voor de erkenning van verworven competenties.
  ----------
  (1)<BVR 2023-07-14/11, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

HOOFDSTUK 7. - Nadere modaliteiten voor het uitreiken van de bewijzen van beroepskwalificaties, deelkwalificaties en competenties
Art.30.De bewijzen worden uiterlijk uitgereikt [1 en geregistreerd in de databank, vermeld in artikel 31/1, eerste lid,]1 twee maanden nadat het beroepskwalificerend traject beëindigd is.
  Een bewijs van deelkwalificatie en een bewijs van competenties kunnen tijdens een traject worden uitgereikt aan de lerende die ervoor in aanmerking komt, als de lerende erom vraagt.
  ----------
  (1)<BVR 2023-07-14/11, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art.31.De organisatie registreert de volgende gegevens om een bewijs van beroepskwalificatie, bewijs van deelkwalificatie of bewijs van competenties uit te reiken aan de lerende:
  1° de voor- en achternaam en het rijksregisternummer van de lerende;
  2° de [1 beroepskwalificatie of deelkwalificatie]1 die is beoordeeld;
  3° het resultaat van de beoordeling;
  4° een overzicht van de bewezen competenties;
  5° de beslissing om een bewijs van beroepskwalificatie, bewijs van deelkwalificatie of bewijs van competenties uit te reiken;
  6° de datum van de beoordeling.
  De organisatie is in het geval, vermeld in het eerste lid, de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
  De organisatie bewaart de gegevens, vermeld in het eerste lid, tot een jaar na de betekening van de beslissing om een bewijs van beroepskwalificatie, bewijs van deelkwalificatie of bewijs van competenties uit te reiken.
  ----------
  (1)<BVR 2023-07-14/11, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art.31/1.[1 In dit artikel wordt verstaan onder leer- en ervaringsbewijzendatabank: de leer- en ervaringsbewijzendatabank, vermeld in artikel 20 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur.
   [2 De organisatie registreert de volgende gegevens in de leer- en ervaringsbewijzendatabank:
   1° het rijksregisternummer van de lerende die een bewijs van beroepskwalificatie, een bewijs van deelkwalificatie of een bewijs van competenties heeft verworven;
   2° de naam van het bewijs van beroepskwalificatie, deelkwalificatie of competenties;
   3° de datum waarop het bewijs is uitgereikt aan de lerende]2.
   [2 ...]2
   De uitwisselingen van persoonsgegevens met de leer- en ervaringsbewijzendatabank vindt plaats met tussenkomst van de Vlaamse dienstenintegrator, vermeld in artikel 3 van het decreet van 13 juli 2012 houdende de oprichting en organisatie van een Vlaamse dienstenintegrator.
   Het departement is in het geval, vermeld in het tweede lid, de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
   Het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2009 tot oprichting van het intern verzelfstandigd Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen, is de verwerkingsverantwoordelijke voor het beheer van de leer- en ervaringsbewijzendatabank.
   Het departement bewaart de gegevens, vermeld in het tweede lid, in het kader van de registratie van de bewijzen van beroepskwalificatie, deelkwalificatie en competenties in de leer- en ervaringsbewijzendatabank bij de leer- en ervaringsbewijzendatabank gedurende het leven van de lerende.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2021-09-10/05, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 17-10-2021>
  (2)<BVR 2023-07-14/11, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art.32. De volgende regelingen worden opgeheven:
  1° het ministerieel besluit van 11 juni 2007 tot bepaling van de standaard voor de titel van heftruckchauffeur, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 20 juli 2011;
  2° het ministerieel besluit van 11 juni 2007 tot bepaling van de standaard voor de titel van reachtruckchauffeur, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 20 juli 2011;
  3° het ministerieel besluit van 18 februari 2008 tot bepaling van de standaard voor de titel van hovenier onderhoud van parken en tuinen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 20 juli 2011;
  4° het ministerieel besluit van 18 februari 2008 tot bepaling van de standaard voor de titel van hovenier aanleg van parken en tuinen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 20 juli 2011.

Art.33. In artikel 2, vierde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2018 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid worden punt 1°, punt 2°, punt 4° en punt 5° opgeheven.

Art.34. Dit besluit treedt in werking op 2 september 2019, met uitzondering van artikel 32 en 33 die in werking treden op een door de Vlaamse minister, bevoegd voor de professionele vorming, vast te stellen datum.

Art. 35. De Vlaamse minister, bevoegd voor de professionele vorming, is belast met de uitvoering van dit besluit.