14 MAART 2019. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het beheer van de veiligheid van de vervoersystemen op sporen uitgebaat door de Maatschappij voor Intercommunaal Vervoer van Brussel
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - De vereisten voorafgaand aan het beheer van de veiligheid van de vervoersystemen op sporen uitgebaat door de MIVB.
Afdeling 1. - Over het veiligheidsbeheer-systeem van de MIVB.
Art. 3-5
Afdeling 2. - Over de certificering van het Veiligheidsbeheersysteem.
Art. 6-9
HOOFDSTUK III. - De beoordeling van de belangrijke wijzigingen
Art. 10-17
HOOFDSTUK IV. - Toelating voor commerciële indienststelling
Art. 18-21
HOOFDSTUK V. - Erkenningscriteria van de externe beoordelingsinstanties
Art. 22-23
HOOFDSTUK VI. - Erkenningsprocedure van de externe beoordelingsinstanties
Afdeling 1. - Toekenningsprocedure en vernieuwingsprocedure van de erkenning
Art. 24-27
Afdeling 2. - Toezicht en sancties.
Art. 28-29
HOOFDSTUK VII. - Voortdurende controle van de toepassing van het besluit
Art. 30-31
HOOFDSTUK VIII. - Slot- en overgangsbepalingen
Art. 32-38
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder :
1° "MIVB" : de Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel (MIVB) bedoeld in de Ordonnantie van 22 november 1990 betreffende de organisatie van het openbaar vervoer in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
2° "Het Gewest" : het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
3° "de Minister" : de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering die bevoegd is voor Mobiliteit;
4° "Administratie" : de Administratie van de gewestelijke overheidsdienst van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dat verantwoordelijk is voor Mobiliteit op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
5° "Vervoersysteem op sporen" : tram- of metrosysteem uitgebaat door de MIVB om het reizigersvervoer te verzekeren. Elk vervoersysteem bestaat uit :
a) de volgende software- en materiële subsystemen :
i. infrastructuren, transportkokers, haltes en stations, inclusief alle daarin geplaatste uitrustingen;
ii. uitrusting voor besturing en seingeving;
iii. energie;
iv. rollend materieel;
v. de interfaces en interacties tussen de hierboven vermelde subsystemen met :
- de elementen van de stedelijke omgeving;
- de werkplaatsen en stelplaatsen van de MIVB;
b) exploitatie-, onderhouds- en veiligheidsregels, inclusief de nood- en interventieplannen;
c) een organisatiestructuur.
6° "Metrosysteem" : transportsysteem op sporen uitgebaat met rijtuigen voor stedelijk openbaar vervoer die ontworpen zijn om te rijden op sporen die zijn ingeplant in een volledig afgebakende en exclusieve spoorwegsite. Deze spoorwegsites komen niet in contact met de weg. Het metrosysteem wordt gekenmerkt door het gegeven dat de besturing van de voertuigen uitsluitend gebeurt op basis van lichtseinen en automatische snelheidscontrole;
7° "Tramsysteem" : transportsysteem op sporen uitgebaat met rijtuigen voor stedelijk openbaar vervoer die ontworpen zijn om te rijden op sporen die ingepland kunnen zijn op de openbare weg of in een tunnel. Een tramsysteem kan op de weg samen bestaan met andere vervoersystemen. Het wordt gekenmerkt door het gegeven dat de besturing van de voertuigen meestal "op zicht" gebeurt, met uitzondering voor de pre-metro, dit is het gedeelte van het tramsysteem dat wordt uitgebaat in een tunnel en dat beveiligd wordt door lichtseinen en een automatische snelheidscontrole;
8° "Veiligheidsbeheersysteem" of "V.B.S." : De organisatie, modaliteiten en de procedures opgesteld door de MIVB ter beheer van de veiligheid betreffende haar eigen werkzaamheden;
9° "Veiligheid" : de afwezigheid van een onaanvaardbaar risico op schade voor personen en materieel verband houdende met de exploitatie van een van de vervoersystemen op sporen; waarbij de notie van veiligheid zoals gedefinieerd in de wetgeving betreffende het welzijn op het werk en de notie van veiligheid in verband met opzettelijke handelingen uitsluit;
10° "Risico" : de frequentie waarmee zich tot schade leidende ongevallen en incidenten voordoen en de ernst van die schade;
11° "Referentiesysteem voor de beoordeling van de veiligheid" : het geheel van de veiligheidsdoelstellingen, de bewijsmodaliteiten van de veiligheid, de normen en goede praktijken, die voorafgaand aan elke beoordelingsopdracht worden vastgelegd en die een externe beoordelingsinstantie of een onafhankelijke interne beoordelaar moet hanteren voor de beoordeling van een belangrijke wijziging;
12° "Wijziging" : realisatie van een nieuw vervoersysteem op sporen of wijziging van een deel van een vervoersysteem op sporen die betrekking heeft op één of meerdere in 5° gedefinieerde elementen;
13° "Belangrijke wijziging" : wijziging die een potentiële impact heeft op de veiligheid en die in functie van volgende criteria belangrijk wordt geacht :
a) gevolg bij faling : meest ongunstige aannemelijke scenario bij faling ten gevolge van de wijziging, rekening houdend met de bestaande veiligheidsmechanismen buiten het te beoordelen systeem of subsysteem;
b) nieuwigheid die door de wijziging wordt geïntroduceerd : dit betreft zowel innovaties in de sector van het vervoer op sporen als innovaties voor de organisatie die de wijziging invoert;
c) complexiteit van de wijziging;
d) toezicht : het onvermogen om toezicht te houden op de wijziging nadat die werd uitgevoerd en tijdens de hele periode waarin de wijziging gebruikt en commercieel uitgebaat wordt, en het onvermogen om adequaat te reageren op de resultaten van dit toezicht;
e) omkeerbaarheid : de onmogelijkheid om het gewijzigde transportsysteem te herstellen in de toestand vóór de wijziging;
f) additionaliteit : de beoordeling van het belang van de wijziging, rekening houdend met alle veiligheidsgebonden wijzigingen die momenteel op het gewijzigd vervoersysteem worden uitgevoerd en die niet belangrijk geacht werden.
14° "Grote belangrijke wijziging" : belangrijke wijziging die volgens de in het V.B.S. voorziene voorwaarden beschouwd wordt als een dermate belangrijk project of programma dat de goedkeuring van de Minister vereist is;
15° "Kleine belangrijke wijziging" : elke belangrijke wijziging die niet als een grote wijziging beschouwd wordt;
16° "Programma" : geheel van aan elkaar gekoppelde en op een gecoördineerde manier beheerde projecten;
17° "Initiatiefnemer" : entiteit binnen of buiten de MIVB die een wijziging wil realiseren;
18° "Beoordeling" : inspectieprocedure die door een onafhankelijke externe beoordelingsinstantie of een onafhankelijke interne beoordelaar wordt uitgevoerd met het oog op de beoordeling van de geschiktheid van een vervoersysteem, dat een belangrijke wijziging ondergaat, om te voldoen aan de in het referentiesysteem voor de beoordeling van de veiligheid bepaalde veiligheidsvereisten;
19° "Externe beoordelingsinstantie" : organisatie of entiteit met rechtspersoonlijkheid, juridisch onafhankelijk van de MIVB en van de initiatiefnemer, die door de Minister is erkend en als taak heeft om de beoordeling van de belangrijke wijzigingen en de certificeringsaudits van het V.B.S. uit te voeren;
20° "Onafhankelijke interne beoordelaar" : werknemer van de MIVB die beantwoordt aan de voorwaarden van het V.B.S. met betrekking tot de uitvoering van beoordelingsopdrachten voor kleine belangrijke wijzigingen;
21° "Certificering" : voortdurende controleprocedure van het V.B.S. door een erkende externe beoordelingsinstantie;
22° "Goedkeuring" : beslissing van de Minister voor grote belangrijke wijzigingen, of van de bestuurder - directeur-generaal van de MIVB voor kleine belangrijke wijzigingen, voor de goedkeuring voor de commerciële indienststelling van een belangrijk gewijzigd vervoersysteem op sporen, waarvoor door een onafhankelijke erkende beoordelingsinstantie of een onafhankelijke interne beoordelaar een beoordeling werd afgeleverd;
23° "Veiligheidsdossier" : documentatie opgesteld door de initiatiefnemer in de loop van de realisatie van de wijziging, die aantoont dat de belangrijke wijziging overeenkomstig met het referentiesysteem voor de beoordeling van de veiligheid werd uitgevoerd;
24° "Europese Richtlijn inzake veiligheid op het spoor" : Richtlijn 2016/798 van het Europees Parlement en van de Europese Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor;
25° "Parameters voor het aantonen van de veiligheid" : beschrijving van de activiteiten voor de bewijsvoering van de veiligheid, inclusief het aantal, de opeenvolging, de vorm en inhoud van de rapporten die de naleving van de in het referentiesysteem voor de beoordeling van de veiligheid vastgelegde veiligheidsvereisten moeten aantonen;
26° "Corporate Safety Manager" : persoon gemachtigd door de bestuurder - directeur-generaal van de MIVB die als opdracht heeft om de strategie inzake veiligheid van vervoersystemen op sporen voor te bereiden en om deze strategie binnen de MIVB toe te passen;
27° "European Accreditation Multi Lateral Agreement (EA MLA)" : wederzijds erkenningsakkoord tussen de leden van de organisatie zonder winstoogmerk EA (European Accreditation), waarmee de ondertekenaars erkennen en aanvaarden dat de door de ondertekenaars uitgevoerde accreditatiesystemen gelijkwaardig zijn en dat de resultaten van de beoordelingen die de door de ondertekenaars geaccrediteerde beoordelingsorganen aanreiken, betrouwbaar zijn;
28° "Register van de veiligheidsgebonden wijzigingen" : register dat door de MIVB wordt bijgehouden waarin alle geplande, aan de gang zijnde of uitgevoerde belangrijke wijzigingen worden gebundeld, na inwerkingtreding van dit besluit;
29° "Referentiesysteem voor de inspectie van het V.B.S." : het geheel van door de MIVB voorgestelde vereisten voor het veiligheidsbeheer op basis waarvan de externe beoordelingsinstantie zijn certificeringsaudit van het V.B.S. uitvoert.
Art.2. § 1. Dit besluit definieert voor alle vervoersystemen op sporen, de vereisten met betrekking tot :
1° het bij de geplande wijzigingen horende risicobeheer;
2° de bewijsvoering van de veiligheid, de beoordeling en de goedkeuring voor de commerciële ingebruikname in het kader van de belangrijke wijzigingen;
3° de certificering van het V.B.S.
§ 2. Dit besluit is niet van toepassing op de volgende situaties :
1° In geval van reparatie van een beschadigd vervoersysteem op sporen;
2° Bij wijzigingen die werden aangebracht aan de vervoersystemen op sporen omwille van een onvoorziene gebeurtenis of een geval van overmacht;
3° bij dringende wijziging van een vervoersysteem op sporen omwille van dienstredenen.
De in het eerste lid vermelde situaties zijn tijdelijke situaties aangezien ze een terugkeer inhouden naar de oorspronkelijke situatie van het gewijzigde vervoersysteem op sporen.
§ 3. Buiten het geval van de materiële interfaces bedoeld in artikel 1, 5°, a), v, zijn de bepalingen van dit besluit niet van toepassing op het beheer van de veiligheid in de stelplaatsen en werkplaatsen.
§ 4. De bepalingen van dit besluit zijn niet van toepassing op het beheer van de veiligheid van de weginfrastructuur, noch op de noties van veiligheid en welzijn op het werk, noch op de bepalingen betreffende de strafrechtelijke inbreuken, noch op het beheer van de schadegevallen met betrekking tot hun juridische gevolgen, meer bepaald op het vlak van de burgerlijke aansprakelijkheid, schadeloosstelling en verzekeringen.
HOOFDSTUK II. - De vereisten voorafgaand aan het beheer van de veiligheid van de vervoersystemen op sporen uitgebaat door de MIVB.
Afdeling 1. - Over het veiligheidsbeheer-systeem van de MIVB.
Art.3. De MIVB moet een V.B.S. opstellen, uitvoeren en voortdurend verbeteren, in de zin van de Europese Richtlijn inzake veiligheid op het spoor.
Art.4. § 1. Het V.B.S. moet verplicht volgende elementen bevatten :
1° het beleid, de doelstellingen en het beheer van de veiligheid in het net van de MIVB;
2° een beschrijving van de voorwaarden voor de uitoefening van de beoordelingsopdrachten van de onafhankelijke interne beoordelaars om zich ervan te verzekeren dat ze hun beoordelingsopdrachten uitvoeren op een kwaliteitsniveau dat gelijkwaardig is met dat van de erkende externe beoordelingsorganen;
3° een procedure om te bepalen of de wijzigingen belangrijk zijn op het vlak van veiligheid;
4° een procedure om te bepalen of een belangrijke wijziging groot of klein van aard is;
5° de procedures en methodes van het beheer van de risico's verbonden met de veiligheid;
6° een niet-exhaustieve lijst van de situaties die beschouwd moeten worden als grote veranderingen;
7° Een afschrift van de bevoegdheidsdelegaties die overeenkomstig de artikelen 18, § 5 en 19, § 5 werden aangenomen;
8° De formuliermodellen die toelaten om de naleving van de in 3° en 4° bedoelde processen aan te tonen.
§ 2. De bepalende procedures beschreven in § 1, 3° en 4° moeten de vereiste bevatten om, voor elke betreffende wijziging, de documentatie voor te leggen waaruit de correcte toepassing van deze procedures blijkt, en minstens de verplichting om een document op te stellen met de gemotiveerde analyse op basis waarvan de wijziging in overeenstemming met § 1, 3° en 4° geklasseerd kon worden.
Deze documentatie moet eveneens de handtekeningen bevatten waaruit blijkt dat voor de wijziging verantwoordelijkheid werd opgenomen, overeenkomstig het in het V.B.S. bepaalde bestuur.
Art.5. § 1. Het V.B.S. moet de protocollen en modaliteiten bevatten en omschrijven voor de bewaring van de veranderingen in het Register van de veiligheidsgebonden wijzigingen.
§ 2. Het Register van de veiligheidsgebonden wijzigingen wordt door de MIVB op haar hoofdzetel bewaard onder verantwoordelijkheid van de Corporate Safety Manager.
Het Register van de veiligheidsgebonden wijzigingen moet voor elke geregistreerde wijziging volgende elementen bevatten :
1° een beschrijving van de wijziging,
2° de aanduiding :
- of de wijziging al dan niet belangrijk is overeenkomstig artikel 4, § 1, 3° ;
- of de wijziging groot of klein is overeenkomstig artikel 4, § 1, 4° ;
3° de vermelding van het positieve of negatieve karakter van het advies geformuleerd door de externe beoordelingsinstantie of de onafhankelijke interne beoordelaar;
4° de eventuele opmerkingen geformuleerd door de externe beoordelingsinstantie of de onafhankelijke interne beoordelaar in verband met de commerciële indienststelling van een belangrijk gewijzigd vervoersysteem op sporen, overeenkomstig artikel 15, 4° ;
5° de vermelding van de beslissing van goedkeuring of weigering van goedkeuring die genomen werd overeenkomstig de artikelen 18 en 19.
Afdeling 2. - Over de certificering van het Veiligheidsbeheersysteem.
Art.6. Vanaf 1 januari 2021 moet het V.B.S. geëvalueerd worden door een externe beoordelingsinstantie overeenkomstig hoofdstukken V en VI.
Deze externe beoordelingsinstantie wordt aangesteld door de MIVB.
Art.7. § 1. De certificering van het V.B.S. gebeurt op basis van het referentiesysteem voor de inspectie van het V.B.S. dat door de MIVB aan de externe beoordelingsinstantie wordt voorgesteld en dat, vooraleer de audit wordt uitgevoerd, door de externe beoordelingsinstantie aanvaard moet worden.
§ 2. Het referentiesysteem voor de inspectie van het V.B.S. moet gebaseerd zijn op de verplichtingen voorzien door de Europese Richtlijn inzake veiligheid op het spoor en door Europese reglementen over de methodes :
1° ter beoordeling van de conformiteit van veiligheidsbeheerssystemen;
2° voor de voortdurende controle van de veiligheidsbeheersystemen in de spoorwegsector tijdens de uitbating;
3° voor risico-evaluatie en beoordeling.
Art.8. § 1. Een externe beoordelingsinstantie moet elke drie jaar een certificeringsaudit van het V.B.S. uitvoeren.
De eerste certificeringsaudit van het V.B.S. moet worden uitgevoerd tijdens het eerste trimester van 2021.
§ 2. De certificeringsaudit van het V.B.S. moet resulteren in het opstellen van een gedetailleerd verslag.
Het verslag van de certificeringsaudit, bedoeld in het eerste lid moet tenminste een beschrijving bevatten van de producten en de diensten die bedoeld worden in het V.B.S., de identificatie van de geauditeerde hoofdstukken en processen van het V.B.S. evenals de resultaten en besluiten van de externe beoordelingsinstantie met betrekking tot de conformiteit van het V.B.S. ten opzichte van het referentiesysteem voor de inspectie van het V.B.S.
Het verslag moet betrekking hebben op het geheel van vervoersystemen op sporen van de MIVB. Geen enkel systeem mag ontsnappen aan het toepassingsgebied van het V.B.S.
Het verslag bedoeld in het eerste lid moet eveneens een door de MIVB voorgesteld actie- en verbeterplan voor het V.B.S. bevatten, en de externe beoordelingsinstantie moet in het verslag expliciet haar mening geven over de relevantie en de termijnen van de voorgestelde acties.
De externe beoordelingsinstantie maakt het verslag zoals bedoeld in het eerste lid over aan de Administratie.
Art.9. § 1. Op basis van het verslag van de certificeringsaudit zoals bedoeld in artikel 8, § 2, eerste lid stelt de externe beoordelingsinstantie een programma op voor het toezicht op het V.B.S. voor een periode van drie jaar.
Het programma voor het toezicht op het V.B.S. zoals bedoeld in het eerste lid moet jaarlijks worden opgevolgd door middel van een toezichtaudit uitgevoerd door de externe beoordelingsinstantie.
De eerste toezichtaudit moet plaatsvinden binnen de 12 maanden volgend op de verzending van het verslag bedoeld in artikel 8, § 2, eerste lid.
§ 2. Elke toezichtaudit moet meer bepaald een gedeelte van de elementen verifiëren waaruit het V.B.S. is samengesteld, evenals de opvolging van het actie- en verbeterplan voor het V.B.S. dat is voorgesteld door de MIVB, zoals bedoeld in artikel 8, § 2, vierde lid, hierbij rekening houdend dat, na afloop van de periode van drie jaar zoals bedoeld in het eerste lid van § 1, het gehele V.B.S. op deze wijze moet geauditeerd zijn.
§ 3. De toezichtaudit moet resulteren in een gedetailleerd verslag.
Het verslag bedoeld in het eerste lid moet tenminste de identificatie van de geauditeerde hoofdstukken en processen van het V.B.S. evenals de resultaten en besluiten van de externe beoordelingsinstantie met betrekking tot de conformiteit van het V.B.S. ten opzichte van het referentiesysteem voor de inspectie van het V.B.S. bevatten.
Het rapport bedoeld in het eerste lid moet eveneens een bijwerking van het actie- en verbeterplan voor het V.B.S., overgemaakt door de MIVB, bevatten.
De externe beoordelingsinstantie vermeldt in het verslag bedoeld in het eerste lid haar mening over de relevantie en de termijnen van de door de MIVB voorgestelde acties.
De externe beoordelingsinstantie maakt het verslag van de toezichtaudit over aan de Administratie.
HOOFDSTUK III. - De beoordeling van de belangrijke wijzigingen
Art.10. § 1. De initiatiefnemers moeten hun activiteiten uitvoeren met naleving van de door het V.B.S. bepaalde vereisten voor het veiligheidsbeheer.
§ 2. Een initiatiefnemer moet in chronologische volgorde :
1° bepalen of de verandering betrekking heeft op de veiligheid van het vervoer op sporen;
2° de in artikel 4, § 1, 3° bedoelde procedure toepassen en de beslissing om voormelde wijziging als belangrijk te kwalificeren, schriftelijk formeel vastleggen;
3° de in artikel 4, § 1, 4° bedoelde procedure toepassen en de beslissing om voormelde belangrijke wijziging als groot of klein te kwalificeren, schriftelijk formeel vastleggen;
4° de voorgestelde wijziging vastleggen in het in artikel 5 bedoelde Register van de veiligheidsgebonden wijzigingen.
§ 3. Wanneer de wijziging wordt voorgesteld door een entiteit extern aan de MIVB, wordt de initiatiefnemer gedefinieerd door de juridisch aansprakelijke persoon voor deze entiteit.
§ 4. Wanneer de wijziging wordt voorgesteld door een entiteit binnen de MIVB, bepaalt het V.B.S. de regels waarmee de initiatiefnemer in het organogram van de MIVB kan worden geïdentificeerd.
Art.11. § 1. Als de wijziging belangrijk en groot is, moet de initiatiefnemer aan de Corporate Safety Manager vragen om een erkende externe beoordelingsinstantie te benoemen.
§ 2. Als de wijziging belangrijk en klein is, moet de initiatiefnemer aan de Corporate Safety Manager vragen om, met naleving van de voorwaarden voorzien in het V.B.S., ofwel een erkende externe beoordelingsinstantie ofwel een onafhankelijke interne beoordelaar te benoemen.
§ 3. De initiatiefnemer moet zich vanaf de bepaling of de wijziging belangrijk is, tot aan de ingebruikname van deze wijziging, onderwerpen aan de beoordeling die wordt uitgevoerd door een externe beoordelingsinstantie of door een onafhankelijke interne beoordelaar.
Art.12. Wanneer de beoordeling van een belangrijke wijziging wordt toevertrouwd aan een externe beoordelingsinstantie overeenkomstig artikel 11 § 1, kan hij die opdrachten slechts uitvoeren op voorwaarde dat hij overeenkomstig de bepalingen van hoofdstukken V en VI erkend werd.
Art.13. § 1. Wanneer ze belast zijn met de beoordeling van een belangrijke wijziging, moet de externe beoordelingsinstantie of de onafhankelijke interne beoordelaar het referentiesysteem voor de beoordeling van de veiligheid dat vooraf wordt voorgesteld door de initiatiefnemer controleren en aangeven of hij het aanvaardt, vooraleer hun beoordelingsopdrachten aan te vatten.
§ 2. Het referentiesysteem voor de beoordeling van de veiligheid moet tijdens de uitvoering van de wijziging hetzelfde blijven tenzij er een akkoord voor een evolutie van dat referentiesysteem bestaat tussen de externe beoordelingsinstantie of de onafhankelijke interne beoordelaar en de initiatiefnemer.
Art.14. § 1. Voor alle belangrijke wijzigingen moet de initiatiefnemer de volgende verplichtingen vervullen voorafgaand aan de uitvoering van de veiligheidsactiviteiten in verband met de wijziging :
1° de initiatiefnemer moet aan de externe beoordelingsinstantie of aan de onafhankelijke interne beoordelaar de beschrijving overmaken van de belangrijke wijziging die hij wil uitvoeren;
2° de initiatiefnemer moet het referentiesysteem voor de beoordeling van de veiligheid vastleggen en het voorleggen aan de externe beoordelingsinstantie of aan de onafhankelijke interne beoordelaar;
3° de initiatiefnemer moet de parameters voor de bewijsvoering van de veiligheid van de belangrijke wijziging bepalen en er de geldigheid van aantonen op basis van de zowel door de initiatiefnemer als door de eventuele externe leveranciers uitgebrachte planningsdocumenten;
4° de initiatiefnemer moet erop toezien dat de externe beoordelingsinstantie of de onafhankelijke interne beoordelaar zijn parameters voor de bewijsvoering van de veiligheid aanvaarden, vooraleer te starten met de uitvoering van de veiligheidsactiviteiten die verband houden met de wijziging;
5° de initiatiefnemer moet een veiligheidsdossier opstellen met betrekking tot de belangrijke wijziging die hij uitvoert.
§ 2. Wanneer de initiatiefnemer klaar is met de bewijsvoering van de veiligheid, maakt hij het veiligheidsdossier overeenkomstig de parameters voor de bewijsvoering van de veiligheid over aan de externe beoordelingsinstantie of aan de onafhankelijke interne beoordelaar opdat deze overeenkomstig artikel 15 zijn advies kan uitbrengen.
Art.15. De externe beoordelingsinstantie en de onafhankelijke interne beoordelaar moeten :
1° het referentiesysteem voor de beoordeling van de veiligheid en de parameters voor de bewijsvoering van de veiligheid, controleren en aangeven of ze het aanvaarden, vooraleer de initiatiefnemer start met de veiligheidsactiviteiten in verband met de wijziging;
2° de beoordeling van de veiligheid van het vervoersysteem dat het voorwerp vormt van een belangrijke wijziging uitvoeren volgens de vooraf bepaalde parameters voor de bewijsvoering van de veiligheid;
3° op basis van het veiligheidsdossier een evaluatieverslag opstellen met een positief of negatief advies over de commerciële indienststelling van het belangrijk gewijzigde vervoersysteem op sporen;
4° expliciet aangeven in het evaluatieverslag bedoeld in 3°, welke de elementen en bemerkingen zijn die verhinderen dat de externe beoordelingsinstantie of de onafhankelijke interne beoordelaar een positief advies uitbrengt over de commerciële indienststelling van het belangrijk gewijzigde vervoersysteem op sporen.
Art.16. In geval van overmacht of wanneer de externe beoordelingsinstantie of de onafhankelijke interne beoordelaar de beoordeling van de relevante verandering niet verder kunnen blijven uitvoeren, moet een nieuwe externe beoordelingsinstantie of een nieuwe onafhankelijke interne beoordelaar ter beschikking gesteld worden van de initiatiefnemer, in overeenstemming met artikel 11.
Art.17. § 1. Wanneer de voorgestelde belangrijke wijzigingen inhouden dat er verschillende identieke eenheden of een reeks identieke eenheden moeten worden geproduceerd die ofwel tezelfdertijd of achtereenvolgend of gespreid in de tijd in gebruik moeten worden genomen, moet de initiatiefnemer een model veiligheidsdossier opstellen.
§ 2. Het model veiligheidsdossier bedoeld in § 1 moet aantonen dat de veiligheidsdoelstellingen werden bereikt op basis van :
1° de keuze voor het ontwerp van de eenheden die bijdraagt tot de verlaging van de veiligheidsrisico's tot een aanvaardbaar niveau;
2° het slagen van de uitgevoerde validatietesten op de eerste eenheid van de reeks;
3° een kwaliteitsmanagement dat toelaat om te garanderen dat de variaties tussen de geproduceerde eenheden geen invloed hebben op de veiligheid;
4° installatie-, verificatie- en validatieprocedures van deze eenheden die toelaten om te garanderen dat alle eenheden op dezelfde wijze geïnstalleerd worden.
§ 3. Het model veiligheidsdossier bedoeld in § 1 vervult dezelfde functies als het veiligheidsdossier zoals bedoeld in artikel 14.
§ 4. In geval van verandering van het ontwerp van deze eenheden of van verandering van de installatie-, verificatie- en validatieprocedures van deze eenheden, moet het model veiligheidsdossier bijgewerkt worden en moet het opnieuw het voorwerp vormen van de beoordeling door de externe beoordelingsinstantie of door de onafhankelijke interne beoordelaar.
HOOFDSTUK IV. - Toelating voor commerciële indienststelling
Art.18. § 1. In het geval van een kleine belangrijke wijziging, wordt de goedkeuring voor de commerciële indienststelling van het gewijzigde vervoersysteem gegeven door de bestuurder - directeur-generaal van de MIVB.
De aanvraag moet ingediend worden door de initiatiefnemer en moet verplicht het veiligheidsdossier en het advies van de externe beoordelingsinstantie of van de onafhankelijke interne beoordelaar bevatten.
§ 2. De bestuurder - directeur-generaal van de MIVB kan de goedkeuring geven voor de commerciële indienststelling.
Zijn oordeel moet gebaseerd zijn op het geheel van de documentatie die in het kader van de realisatie van de wijziging is gebruikt, geredigeerd of aangemaakt, en waarvan het evaluatieverslag met het advies van de externe beoordelingsinstantie of van de onafhankelijke interne beoordelaar bedoeld in artikel 15 deel uitmaakt.
§ 3. De bestuurder - directeur-generaal van de MIVB moet zich binnen een termijn van twee maanden uitspreken over de aanvraag tot goedkeuring voor de commerciële indienststelling.
Bij ontstentenis van een beslissing binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, wordt de toelating voor de commerciële indienststelling van de kleine belangrijke wijziging geacht te zijn geweigerd. De initiatiefnemer kan onmiddellijk een nieuwe aanvraag indienen.
§ 4. Bij ontstentenis van de indienststelling van de goedgekeurde kleine belangrijke wijziging binnen een termijn van drie maanden, wordt de goedkeuring geacht te zijn vervallen.
§ 5. De bestuurder - directeur-generaal van de MIVB kan sommige van de bevoegdheden die hem door dit besluit werden toegekend, delegeren aan personeelsleden van de MIVB.
Art.19. § 1. In het geval van een grote belangrijke wijziging, wordt de goedkeuring voor de commerciële indienststelling van het gewijzigde vervoersysteem gegeven door de Minister.
De aanvraag moet ingediend worden door de initiatiefnemer en moet verplicht het veiligheidsdossier en het advies van de externe beoordelingsinstantie bevatten.
§ 2. De Minister kan de goedkeuring geven voor de commerciële indienststelling.
Zijn oordeel moet gebaseerd zijn op het geheel van de documentatie die in het kader van de realisatie van de wijziging is gebruikt, geredigeerd of aangemaakt, en waarvan het evaluatieverslag met het advies van de externe beoordelingsinstantie bedoeld in artikel 15 deel uitmaakt.
§ 3. De Minister moet zich binnen een termijn van twee maanden uitspreken over de aanvraag tot goedkeuring voor de commerciële indienststelling.
Bij ontstentenis van een beslissing binnen die termijn bedoeld in het eerste lid, wordt de toelating voor de commerciële indienststelling van de grote belangrijke wijziging geacht te zijn geweigerd. De initiatiefnemer kan onmiddellijk een nieuwe aanvraag indienen.
§ 4. Bij ontstentenis van de indienststelling van de goedgekeurde grote belangrijke wijziging binnen een termijn van zes maanden, wordt de goedkeuring geacht te zijn vervallen.
§ 5. De Minister kan sommige van de bevoegdheden die hem door dit besluit worden toegekend, delegeren aan personeelsleden van de Administratie.
Art.20. Voor in artikel 17 vermelde wijzigingen, moet de aanvraag ingediend worden door de initiatiefnemer en moet de aanvraag verplicht het model veiligheidsdossier, voorzien in artikel 17, en het evaluatieverslag van de externe beoordelingsinstantie of van de onafhankelijke interne beoordelaar bevatten.
Op basis van het model veiligheidsdossier bedoeld in artikel 17 en van het evaluatieverslag van de externe beoordelingsinstantie of van de onafhankelijke interne beoordelaar bedoeld in artikel 15, geeft de Minister of de bestuurder - directeur-generaal van de MIVB, de goedkeuring voor de commerciële indienststelling van het eerste exemplaar en van alle gelijkaardige exemplaren die later geïnstalleerd worden zonder dat nieuwe evaluaties of goedkeuringen moeten worden gedaan voor deze latere exemplaren, op voorwaarde dat de parameters van de productie en de installatie ongewijzigd blijven.
Art.21. Vanaf het ogenblik dat de initiatiefnemer een aanvraag tot goedkeuring indient, kan de belangrijke wijziging niet meer veranderd worden.
Als de initiatiefnemer, na de indiening van de aanvraag tot goedkeuring voor de commerciële indienststelling veranderingen wenst aan te brengen die het advies van de externe beoordelingsinstantie of de onafhankelijke interne beoordelaar kunnen beïnvloeden, moet de initiatiefnemer een bijkomend onderzoek vragen aan de externe beoordelingsinstantie of aan de onafhankelijke interne beoordelaar opdat hij een nieuw advies zou uitbrengen over de door de initiatiefnemer bijgewerkte aanvraag.
In het geval bedoeld in het tweede lid, worden de in artikelen 18 en 19 bedoelde procedures tot goedkeuring opgeschort. Deze opschorting mag niet langer dan drie maanden duren.
Als na afloop van de termijn van drie maanden bedoeld in het derde lid de externe beoordelingsinstantie of de onafhankelijke interne beoordelaar geen nieuw advies hebben kunnen uitbrengen, wordt de aanvraag tot goedkeuring geacht te zijn geweigerd.
HOOFDSTUK V. - Erkenningscriteria van de externe beoordelingsinstanties
Art.22. Om erkend te worden om de beoordelingsopdrachten van de belangrijke wijzigingen uit te voeren die bepaald worden door dit besluit, moet de externe beoordelingsinstantie :
1° geaccrediteerd zijn door een nationale accreditatie-instelling, erkend in het kader van de EA MLA als orgaan dat inspecties van de spoorwegveiligheid uitvoert;
2° geaccrediteerd zijn door een nationale accreditatie-instelling, erkend in het kader van de EA MLA of erkend zijn door een nationaal erkenningsorgaan dat door het Spoorwegbureau van de Europese Unie is erkend als beoordelingsorgaan van het risicobeheer volgens de Europese reglementen over spoorwegveiligheid.
De draagwijdte van de accreditering of de erkenning moet betrekking hebben op de software- en materiële subsystemen vermeld in artikel 1, 5°, a);
3° voor zichzelf en voor zijn personeel een verzekering afsluiten die de buitencontractuele, contractuele en quasi-delictuele burgerlijke aansprakelijkheid dekt en waarin de MIVB en haar personeel beschouwd worden als derden.
Art.23. Om erkend te worden om de certificering van het V.B.S. te kunnen uitvoeren, moet de externe beoordelingsinstantie :
1° geaccrediteerd zijn door een nationale accreditatie-instelling, erkend in het kader van de EA MLA als orgaan dat de audit en de certificering van kwaliteitsbeheerssystemen uitvoert;
2° een theoretische en praktische kennis van de Europese Richtlijn inzake veiligheid op het spoor aantonen. Deze kennis moet betrekking hebben op de methodes :
a) voor de evaluatie van de conformiteit van de beheersystemen van de spoorwegveiligheid,
b) de voortdurende controle van de beheersystemen van de spoorwegveiligheid in exploitatiefase,
c) van de risico-evaluatie en beoordeling.
3° voor zichzelf en voor zijn personeel een verzekering afsluiten dat de buitencontractuele, contractuele en quasi-delictuele burgerlijke aansprakelijkheid dekt en waarin de MIVB en haar personeel beschouwd worden als derden.
HOOFDSTUK VI. - Erkenningsprocedure van de externe beoordelingsinstanties
Afdeling 1. - Toekenningsprocedure en vernieuwingsprocedure van de erkenning
Art.24. § 1. De aanvraag voor de erkenning of vernieuwing van de erkenning wordt gericht aan de Minister.
§ 2. De aanvraag voor de erkenning vermeldt duidelijk de activiteiten die de aanvrager van de erkenning wenst uit te voeren binnen het toepassingskader van dit besluit.
De aanvrager van de erkenning moet derhalve duidelijk in de aanvraag aangeven of hij wenst te worden erkend :
1° voor de uitvoering van evaluaties van belangrijke wijzigingen conform hoofdstuk III van dit besluit;
2° voor de certificering van het V.B.S. conform afdeling 2 van hoofdstuk II van dit besluit;
3° voor de realisatie van de activiteiten voorzien in zowel 1° als 2°.
Voor de activiteiten bedoeld in 1° moet de aanvrager voor de erkenning in de aanvraag preciseren voor welke subsystemen zoals bedoeld in artikel 1, 5°, a) hij beschikt over een bewezen expertise.
§ 3. De aanvraag dient eveneens te bevatten :
1° een afschrift van de statuten van de externe beoordelingsinstantie;
2° een attest van de verzekering die door de externe beoordelingsinstantie overeenkomstig artikel 22, 3° werd afgesloten, dat aantoont dat de burgerlijke aansprakelijkheid van dit orgaan voor de veiligheidsinspecties van vervoersystemen op sporen volgens deze accrediteringsdomeinen gedekt wordt door een verzekeringscontract. Dit attest mag niet meer dan twee maanden oud zijn en moet de aansprakelijkheden, risico's, activiteiten en gewaarborgde bedragen vermelden. De verzekering moet dekking bieden voor een periode van minstens een jaar vanaf de datum van het attest;
3° de accrediterings- en erkenningsattesten van de voorwaarden die voorzien zijn in de artikelen 22, 1° en 2° en 23, 1°, en documenten waaruit de kennis blijkt overeenkomstig artikel 23, 2°. Als deze certificaten en documenten niet in het Nederlands of het Frans zijn opgesteld, moet het orgaan er een vertaling van bezorgen;
§ 4. Alle wijzigingen met betrekking tot de draagwijdte of de geldigheid van de in artikelen 22, 1° en 2° en 23, 1° vermelde accrediterings- of erkenningscertificaten of documenten waaruit de kennis blijkt overeenkomstig artikel 23, 2° moeten binnen de maand overgemaakt worden aan de Administratie.
Art.25. Het onderzoek van de erkenningsaanvraag is gebaseerd op de stukken die bij het aanvraagdossier werden gevoegd en op alle onderzoeksmaatregelen die door de Administratie noodzakelijk werden geacht.
Art.26. § 1. De Administratie brengt een advies betreffende de aanvraag uit, na te hebben vastgesteld dat het dossier volledig is. Dit advies wordt vervolgens overgemaakt aan de Minister.
De Minister beslist om de erkenning van de aanvraag goed te keuren of af te keuren, binnen de 60 dagen volgend op de beslissing betreffende de volledigheid van het dossier.
§ 2. De erkenning wordt toegekend wanneer de externe beoordelingsinstantie aantoont dat het de voorwaarden in artikel 22 en artikel 23 vervult.
De erkenning wordt geweigerd wanneer de voorwaarden in artikelen 22 en 23 niet vervuld zijn of wanneer de externe beoordelingsinstantie de in artikel 24, § 3 bedoelde documenten niet deponeert.
§ 3. De erkenning wordt toegekend voor een duur van vijf jaar.
Bij het verstrijken van de termijn van vijf jaar moet de externe beoordelingsinstantie een nieuwe erkenningsaanvraag indienen volgens de voorwaarden voorzien in de artikelen 24 en 25.
§ 4. Wanneer de Minister een erkenning toekent, stelt de Administratie binnen een termijn van vijftien kalenderdagen de externe beoordelingsinstantie per aangetekende brief in kennis van de beslissing.
Wanneer de Minister beslist om de erkenning niet toe te kennen, wordt de beoordelingsinstantie per aangetekende brief in kennis gesteld van deze beslissing. De aangetekende brief wordt geacht te zijn ontvangen op de derde werkdag nadat de brief in het postkantoor werd afgegeven.
Art.27. Van zodra een externe beoordelingsinstantie zijn erkenning verkregen heeft, moet de Administratie een lijst updaten met de erkende externe beoordelingsorganen met de vermelding van de draagwijdte van hun accrediteringen of erkenningen en hun overeenstemming met artikel 1, 5°, a).
Van zodra een externe beoordelingsinstantie niet langer erkend is, moet de Administratie ze schrappen van de lijst met de erkende externe beoordelingsorganen.
De Administratie maakt deze lijst over aan de bestuurder - directeur-generaal van de MIVB.
Afdeling 2. - Toezicht en sancties.
Art.28. § 1. De erkende externe beoordelingsinstanties moeten aantonen dat ze de voorwaarden voorzien in de artikelen 22 en 23 gedurende de hele duur van de erkenning naleven.
Wanneer een erkende externe beoordelingsinstatie niet langer voldoet aan de voorwaarden voorzien in artikelen 22 en 23, stelt de Administratie vast dat de erkenning verstreken is.
§ 2. De erkende externe beoordelingsinstanties moeten elk jaar een bijgewerkte versie van de in artikel 24, § 3 vermelde documenten deponeren. Deze documenten moeten neergelegd worden ter attentie van de Minister vóór 31 december van het betrokken jaar.
De in het eerste lid vermelde verplichting om de bijgewerkte documenten over te maken begint te lopen vanaf het jaar volgend op het jaar van de toekenning van de erkenning.
Art.29. § 1. Wanneer de Administratie vaststelt dat de erkende externe beoordelingsinstantie niet langer voldoet aan de voorwaarden in artikelen 22, 23 en 24, kan ze een termijn vastleggen waarbinnen de erkende externe beoordelingsinstantie zich in regel moet stellen.
De Administratie brengt de erkende externe beoordelingsinstantie per aangetekende brief in kennis van deze beslissing.
De termijn waarbinnen de erkende externe beoordelingsinstantie zich in regel moet stellen mag in geen geval meer dan zestig kalenderdagen bedragen na de datum van ontvangst van de beslissing.
§ 2. Wanneer de erkende externe beoordelingsinstantie zich bij het verstrijken van de termijn bedoeld in § 1, niet in regel heeft gesteld, stelt de Administratie vast dat de erkenning verstreken is.
§ 3. De erkende externe beoordelingsinstantie moet jaarlijks aan de Administratie de lijst overmaken met de activiteiten die ze heeft uitgevoerd in het of de domein(en) die door haar erkenning gedekt worden.
§ 4. Als de erkende externe beoordelingsinstantie in de loop van een periode van drie jaar geen enkele door dit besluit voorziene activiteit heeft uitgevoerd, stelt de Administratie vast dat de erkenning verstreken is.
HOOFDSTUK VII. - Voortdurende controle van de toepassing van het besluit
Art.30. De Administratie controleert of de bepalingen van het hoofdstuk III van dit besluit worden nageleefd.
Op vraag van de Administratie moeten de initiatiefnemers alle documenten bezorgen waaruit de naleving van de bepalingen van hoofdstuk III blijkt.
Art.31. § 1. De erkende externe beoordelingsinstanties en de onafhankelijke interne beoordelaars moeten aan de Administratie een jaarverslag bezorgen met een lijst van de belangrijke wijzigingen die ze hebben beoordeeld tijdens het jaar en die ze aan het beoordelen zijn.
§ 2. De bestuurder - directeur-generaal van de MIVB moet aan de Administratie een jaarverslag overhandigen waarin het in artikel 5 bedoelde "Register van de veiligheidsgebonden wijzigingen" is opgenomen, samen met een vorderingsstaat van deze wijzigingen.
HOOFDSTUK VIII. - Slot- en overgangsbepalingen
Art.32. Behoudens andersluidende bepalingen, treedt dit besluit in werking op de dag waarop het wordt gepubliceerd.
Art.33. § 1. De in artikel 4, § 1 vermelde elementen moeten binnen de drie maanden volgend op de publicatie van dit besluit opgesteld worden door de MIVB.
§ 2. Onverminderd § 1 kunnen de uitoefeningsvoorwaarden van de in artikel 4, § 1, 2° bedoelde beoordelingsopdrachten van de onafhankelijke interne beoordelaars slechts in werking treden nadat een externe beoordelingsinstantie dit deel van het V.B.S. heeft goedgekeurd door middel van een specifieke audit.
De externe beoordelingsinstantie die belast is met de audit zoals bedoeld in het eerste lid moet duidelijk aangeven of hij dit onderdeel van het V.B.S. al dan niet goedkeurt.
In het geval geen goedkeuring wordt gegeven, moet de externe beoordelingsinstantie de redenen aangeven die de goedkeuring van dit gedeelte van het V.B.S. verhinderen.
§ 3. De artikelen 6 tot 9 treden in werking op 1 januari 2021.
Art.34. De programma's genaamd "Modernisering van de Metro" en "Bordet-Noord" moeten, vanaf de datum van de bekendmaking van dit besluit, beschouwd worden als grote belangrijke wijzigingen van het metrosysteem.
Voor deze twee programma's zijn de artikelen 10, § 1, 11, 12, 16, 17, 19, 20 en 21 van toepassing van zodra dit besluit wordt bekendgemaakt.
Wat betreft de artikelen 13, 14 en 15 moet de aanvaarding van het referentiesysteem voor de beoordeling van de veiligheid gebeurd zijn binnen de drie maanden volgend op de publicatie van dit besluit.
Art.35. Als een externe beoordelingsinstantie op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit al belast is met opdrachten die overeenstemmen met de beoordelingsverplichtingen voorzien in hoofdstuk III voor een operatie die overeenstemt met een belangrijke wijziging, mag deze haar activiteiten als externe beoordelingsinstantie voor de betreffende belangrijke wijziging voortzetten.
Art.36. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2027 voor de kleine belangrijke wijzigingen van het metrosysteem.
Art.37. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2033 voor de belangrijke wijzigingen van het tramsysteem.
Art. 38. De minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Mobiliteit en Openbare Werken is belast met de uitvoering van dit besluit.