27 APRIL 2018. - Koninklijk besluit tot bepaling van de verdeling tussen rechthebbenden van de pensioenen en vergoedingen in het kader van de wet van 18 juli 2017 betreffende de oprichting van het statuut van nationale solidariteit, de toekenning van een herstelpensioen en de terugbetaling van medische zorg ingevolge daden van terrorisme(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-05-2018 en tekstbijwerking tot 24-07-2023)
Art. 1-2, 2/1, 3-6
Artikel 1. In de zin van dit besluit dient verstaan te worden onder "wet van 18 juli 2017" : de wet van 18 juli 2017 betreffende de oprichting van het statuut van nationale solidariteit, de toekenning van een herstelpensioen en de terugbetaling van medische zorg ingevolge daden van terrorisme.
Art.2. Wanneer er bij het overlijden van het slachtoffer uitsluitend meerdere rechthebbenden bedoeld bij artikel 2, 5°, a), van de wet van 18 juli 2017 zijn, worden de bij artikel 5, tweede lid, van genoemde wet bedoelde pensioenen en vergoedingen volledig toegekend aan de overlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende partner.
In afwijking van het vorige lid worden de pensioenen en vergoedingen volledig toegekend aan de overlevende feitelijk samenwonende partner wanneer overeenkomstig artikel 1287, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek de echtgenoten in de aan de echtscheiding voorafgaande overeenkomsten bepaald hebben beiden afstand te doen van elkaars nalatenschap en alle voordelen bedoeld bij de artikelen 745bis en 915bis van het Burgerlijk Wetboek die hun zouden kunnen toevallen wanneer een van hen overlijdt vóór de overschrijving van de echtscheiding.
Art.2/1. [1 Wanneer er bij overlijden van het slachtoffer uitsluitend meerdere feitelijk samenwonenden bedoeld bij artikel 2, 5°, a), van de wet van 18 juli 2017 zijn, worden de bij artikel 5, tweede lid, van genoemde wet bedoelde pensioenen en vergoedingen als volgt verdeeld:
a) de pensioenen en vergoedingen worden in gelijke delen verdeeld onder de ouders van het overleden slachtoffer;
b) wanneer er geen in a) bedoelde rechthebbenden zijn, worden de pensioenen en vergoedingen in gelijke delen verdeeld onder de broers en zussen van het overleden slachtoffer;
c) wanneer er geen in a) of b) bedoelde rechthebbenden zijn, worden de pensioenen en vergoedingen in gelijke delen verdeeld onder de grootouders van het overleden slachtoffer;
d) wanneer er geen in a), b) of c) bedoelde rechthebbenden zijn, worden de pensioenen en vergoedingen in gelijke delen verdeeld onder de overige feitelijk samenwonenden.
Elke vermindering van het aantal rechthebbenden bedoeld in respectievelijk a), b), c) of d) van het vorige lid, leidt tot een ambtshalve herziening van de verdeling van de pensioenen en vergoedingen onder de rechthebbenden van diezelfde rang. Deze herziening heeft uitwerking op de eerste dag van de maand volgend op de wijziging van de situatie.
De toekenning van het pensioen aan de rechthebbenden van een voorgaande rang belet de latere toekenning van het pensioen aan andere rechthebbenden.
De voorgaande leden zijn eveneens van toepassing indien er meerdere overlevende feitelijk samenwonenden zijn in het geval bedoeld in artikel 2, tweede lid.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2023-06-22/05, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 22-03-2016>
Art.3. Wanneer er bij overlijden van het slachtoffer uitsluitend meerdere rechthebbenden bedoeld bij artikel 2, 5°, b), van de wet van 18 juli 2017 zijn, worden de bij artikel 5, tweede lid, van voornoemde wet bedoelde pensioenen en vergoedingen in gelijke delen verdeeld onder de rechthebbenden die nog geen achttien jaar zijn of die recht geven op kinderbijslag.
Elke wijziging van situatie die leidt tot een vermindering van het aantal rechthebbenden die nog geen achttien jaar zijn of die recht geven op kinderbijslag, leidt tot een ambtshalve herziening van de verdeling van de pensioenen en vergoedingen. Deze herziening heeft uitwerking op de eerste dag van de maand volgend op de wijziging van de situatie.
Art.4. Wanneer er bij overlijden van het slachtoffer meerdere rechthebbenden bedoeld bij artikel 2, 5°, a) en b), van de wet van 18 juli 2017 zijn, worden de bij artikel 5, tweede lid, van voornoemde wet bedoelde pensioenen en vergoedingen als volgt verdeeld :
1) wanneer de rechthebbende bedoeld bij artikel 2, 5°, a), kinderbijslag geniet van de rechthebbenden bedoeld bij artikel 2, 5°, b), dan worden de pensioenen en vergoedingen volledig aan hem toegekend;
2) wanneer de rechthebbende bedoeld bij artikel 2, 5°, a), geen kinderbijslag geniet van een of meer rechthebbenden bedoeld bij artikel 2, 5°, b), of wanneer deze laatste, die nog geen achttien jaar is, te zijnen laste is, wordt de helft van de pensioenen en vergoedingen toegekend aan de rechthebbende bedoeld bij artikel 2, 5°, a), en de andere helft in gelijke delen verdeeld onder de bij artikel 2, 5°, b) bedoelde rechthebbenden die nog geen achttien jaar zijn of die recht geven op kinderbijslag.
Elke wijziging van situatie die leidt tot een vermindering van het aantal rechthebbenden die nog geen achttien jaar zijn of die recht geven op kinderbijslag, leidt tot een ambtshalve herziening van de verdeling van de pensioenen en vergoedingen. Deze herziening heeft uitwerking op de eerste dag van de maand volgend op de wijziging van de situatie.
Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 22 maart 2016.
Art. 6. De minister bevoegd voor pensioenen en de minister bevoegd voor oorlogsslachtoffers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.