27 JUNI 2018. - Wet inzake de omzetting van richtlijn 2014/50/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende minimumvereisten voor de vergroting van de mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten door het verbeteren van de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten
Art. 1-9
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art.2. Deze wet voorziet in de omzetting van richtlijn 2014/50/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende minimumvereisten voor de vergroting van de mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten door het verbeteren van de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten.
Art.3. In artikel 13, eerste lid, van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid worden de woorden "de werknemers die ten minste de leeftijd van 25 jaar bereikt hebben" vervangen door "alle werknemers die onder het stelsel vallen".
Art.4. In artikel 17, eerste lid, van dezelfde wet, worden de woorden "na één jaar aansluiting bij een pensioentoezegging" vervangen door "onmiddellijk".
Artikel 17, tweede lid, van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art.5. In artikel 24, § 1, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 december 2015, worden de woorden ", niettegenstaande artikel 17, eerste lid," opgeheven.
In artikel 24, § 2, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 december 2015, worden de woorden ", zonder afbreuk te doen aan artikel 17, eerste lid," opgeheven.
Art.6. Onder hoofdstuk V (Uittreding) van dezelfde wet wordt een artikel 28/1 ingevoegd, luidende:
"Behalve als deze informatie reeds voorkomt in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst, deelt de pensioeninstelling of de inrichter zelf, indien deze laatste daar om vraagt, schriftelijk aan de aangeslotene op eenvoudig verzoek de volgende inlichtingen mee:
- voor de aangeslotenen in dienst, de voorwaarden voor het verwerven van de pensioenrechten en de gevolgen van de toepassing van die voorwaarden in geval van beëindiging van de arbeidsverhouding;
- de voorwaarden die de behandeling van de pensioenrechten regelen na de beëindiging van de arbeidsverhouding.
Deze inlichtingen worden binnen een redelijke termijn meegedeeld en maximum één keer per jaar.".
Art.7. In artikel 31, § 1, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het tweede lid worden de woorden "De pensioeninstelling deelt" vervangen door de woorden "Behalve in de situatie bedoeld in artikel 32, § 1, vierde lid, deelt de pensioeninstelling";
2° in het derde lid, 2°, worden de woorden "De inrichter stelt" vervangen door de woorden "In voorkomend geval stelt de inrichter".
Art.8. Aan artikel 32, § 1, van dezelfde wet worden twee leden toegevoegd, na het derde lid:
"In afwijking van het eerste lid, behalve als in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst anders is bepaald, blijft het bedrag van de verworven reserves op de datum van uittreding bij de pensioeninstelling, zonder wijziging van de pensioentoezegging, wanneer dit bedrag lager is dan of gelijk aan 150 euro.
Dit bedrag van 150 euro wordt geïndexeerd volgens de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient te worden gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen.".
Art. 9. Deze wet heeft uitwerking met ingang van 21 mei 2018, met uitzondering van de artikelen 3 tot 5 en de artikelen 7 en 8, die vanaf 1 januari 2019 worden toegepast. Bijgevolg:
- wordt elke voorwaarde tot de verwerving van de pensioenrechten als vervuld beschouwd op 1 januari 2019;
- is er een onmiddellijke aansluiting aan depensioentoezegging op 1 januari 2019 voor de werknemers die de minimumleeftijd voor de aansluiting niet hebben bereikt of worden onderworpen aan een wachtperiode.