8 MEI 2018. - Koninklijk besluit tot bepaling van de lijst van de gegevens en informatie die geraadpleegd kunnen worden in het kader van de uitvoering van een veiligheidsverificatie
Art. 1-5
Artikel 1. De gegevens en informatie bedoeld in artikel 22sexies, § 1, eerste lid, 3° van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen zijn de volgende:
1° de persoonsgegevens en informatie die verwerkt worden in het Schengeninformatiesysteem bedoeld in artikel 24 Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II);
2° de gegevens en informatie met betrekking tot de personen voor wie een signalering met het oog op hun aanhouding, lokalisatie of identificatie ingevoerd is in de gegevensbank opgericht binnen de Internationale organisatie voor Criminele Politie Interpol volgens het reglement van Interpol met betrekking tot de dataverwerking III/IRPD/GA/2011.
De raadpleging van deze gegevens en informatie heeft als doel om de maatregelen te bepalen die tegen de betrokken personen genomen moeten worden. De signaleringen, uitgevoerd door alle Belgische en buitenlandse politiediensten die aan de overeenkomsten gebonden zijn en opgenomen in deze gegevensbanken, zijn nodig om het risico te evalueren dat een persoon vormt tegen wie maatregelen genomen moeten worden. Enkel de gegevens met betrekking tot verdachten, daders en verdwenen personen worden door de federale politie geconsulteerd.
Art.2. De gegevens en informatie bedoeld in artikel 22sexies, § 1, eerste lid, 4° van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen zijn de volgende:
1° de Algemene Nationale Gegevensbank zoals nader bepaald in artikel 44/2, § 1, tweede lid, 1° en enkel de persoonsgegevens bedoeld in artikel 44/5, § 1, 2° tot 6° en § 3, 1°, 2°, 5° en 6° van de wet op het politieambt uitgezonderd de persoonsgegevens die betrekking hebben op inbreuken bedoeld in artikel 2 van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties.
De raadpleging van de hierboven bedoelde gegevens en informatie laat toe om de feiten, misdrijven en te nemen maatregelen op het gebied van bestuurlijke en gerechtelijke politie vastgesteld en gedeeld met alle leden van de Belgische politiediensten te identificeren.
De kennisname van de aldus bepaalde processen-verbaal, verslagen en andere informatie is noodzakelijk opdat de veiligheidsoverheden het risico kunnen evalueren. De betrokken politiediensten zullen de gerechtelijke overheden consulteren om vast te stellen welk gevolg er aan het dossier werd gegeven teneinde de evaluatie te kunnen vervolledigen en, indien nodig deze bij te werken.
2° de persoonsgegevens en informatie in verband met terrorisme, radicalisme en extremisme die verwerkt worden in de bijzondere operationele politionele gegevensbank, die ontwikkeld werd en beheerd wordt door de Centrale directie van de bestrijding van de zware en georganiseerde criminaliteit, in toepassing van artikel 44/11/3 van de wet op het politieambt.
De informatie uit deze gegevensbank vult de informatie aan die in de Algemene Nationale Gegevensbank opgenomen is. Ze levert ook essentiële elementen over eventuele banden van de betrokken personen met het terroristische, radicale of extremistische milieu. Een evaluatie van deze gegevens is nodig om de risico's voor de veiligheid of een mogelijke dreiging vast te stellen.
3° de persoonsgegevens en informatie die verwerkt worden in de gemeenschappelijke gegevensbanken, bedoeld in artikel 44/2, § 2 en opgericht in het kader van de voorkoming en de opvolging van terrorisme en extremisme wanneer dat tot terrorisme kan leiden.
Deze gegevensbanken bevatten persoonsgegevens en informatie op basis waarvan een analyse gemaakt kan worden van de eventuele terroristische dreiging die uitgaat van de personen die het voorwerp uitmaken van de veiligheidsverificatie. De veiligheidsoverheden moeten over deze gegevens en informatie beschikken om een specifieke evaluatie te maken over de mogelijke banden van de betrokken personen met het terroristische milieu en/of het extremistische milieu dat tot terrorisme kan leiden.
Art.3. De gegevens en informatie bedoeld in artikel 22sexies, § 1, eerste lid, 5° van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen zijn de volgende:
1° de gegevens en informatie met betrekking tot de identificatie, de externe rechtspositie en de gerechtelijke gegevens van de personen die gedetineerd zijn of waren, verwerkt door de Federale Overheidsdienst Justitie in het kader van zijn opdrachten betreffende de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen en het beheer van de inrichtingen waarin deze tenuitvoerlegging plaatsvindt.
De raadpleging van deze gegevens en informatie verschaft precieze elementen die ze in aanmerking moet nemen bij de evaluatie van het risico in verband met de situatie van de betrokken personen.
2° de gegevens met betrekking tot de betrokken personen die opgenomen zijn in de gegevensbank bedoeld in artikel 163 van de programma wet (I) van 27 december 2006 ("kadaster Limosa" genaamd).
Via deze gegevens is het mogelijk om de verblijfplaats te bepalen van een buitenlandse werknemer zonder woonplaats in België en om aldus de gegevens te controleren die de betrokken persoon heeft verstrekt en om hem indien nodig een eventuele weigering te kunnen meedelen.
3° de persoonsgegevens en informatie met betrekking tot de veiligheid van de burgerluchtvaart die het Directoraat-generaal Luchtvaart aan de Nationale Veiligheidsoverheid verstrekt.
Deze informatie heeft betrekking op de veiligheidsincidenten in verband met de wetgeving over de veiligheid van de burgerluchtvaart die zowel door het luchthavenpersoneel als de passagiers veroorzaakt worden.
Op basis van deze informatie over gepleegde feiten is het mogelijk om het risico te evalueren dat de betrokken personen vormen.
4° de gegevens en informatie met betrekking tot de verdachten bedoeld in artikel 100/6, vierde lid, 1° van het Sociaal Strafwetboek die opgenomen zijn in de databank e-PV.
Er moet rekening worden gehouden met deze gegevens en informatie die verzameld werden in het kader van de bestrijding van illegale arbeid en sociale fraude om te evalueren of de betrokken persoon niet verdacht wordt van een misdrijf inzake illegale arbeid en/of sociale fraude.
5° de persoonsgegevens en informatie waarover het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle in het kader van zijn opdrachten beschikt, in het bijzonder de inspecties en de analyse van het risico op nucleaire proliferatie.
Deze informatie kan aanvullende elementen verschaffen om te bepalen of de betrokken personen een risico vormen op nucleair gebied.
De gegevens bedoeld in 1°, 2° en 4° worden zowel geconsulteerd als verstrekt door de leden zelf van de Nationale Overheid bedoeld in artikel 21 van het koninklijk besluit van 24 maart 2000 tot uitvoering van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen.
Art.4. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 3, 4°, dat in werking treedt op de dag die wordt bepaald door de minister bevoegd voor Buitenlandse zaken.
Art. 5. De Eerste minister, de Vice-eersteminister en minister bevoegd voor Buitenlandse Zaken en Europese Zaken, de Vicepremier en minister bevoegd voor Veiligheid en Binnenlandse Zaken, de minister bevoegd voor Justitie, de minister bevoegd voor Defensie, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.