13 SEPTEMBER 2018. - Wet houdende wijziging van de wet van 11 december 1998 tot oprichting van een beroepsorgaan inzake veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen
Art. 1-5
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art.2. In artikel 3, eerste lid, van de wet van 11 december 1998 tot oprichting van een beroepsorgaan inzake veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen, gewijzigd bij de wet van 3 mei 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de woorden "van de Commissie tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer" worden vervangen door de woorden "van de geschillenkamer van de Gegevensbeschermingsautoriteit";
2° de woorden "en magistraat" worden opgeheven.
Art.3. In artikel 4 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 3 mei 2005, wordt paragraaf 3 vervangen als volgt:
" § 3. De persoon die met toepassing van artikel 22quinquies/1, § 2, tweede lid, en § 5, van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen het voorwerp uitmaakt van een negatief veiligheidsadvies, kan binnen acht dagen na ontvangst van het advies bij aangetekend schrijven het beroepsorgaan vatten.".
Art.4. In artikel 12 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 3 mei 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt:
" § 1. Eenieder die een legitiem belang heeft, kan bij het beroepsorgaan beroep aantekenen tegen een beslissing bedoeld in artikel 22bis, tweede lid, van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen.";
2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt:
" § 2. Nadat de overheid zich heeft uitgesproken over het aanvraagdossier conform artikel 22quinquies, § 4, van de in § 1 bedoelde wet, kan eenieder die een legitiem belang heeft, vanuit de uitoefening van een beroep, een functie, een opdracht of mandaat, de toegang tot lokalen, gebouwen of terreinen, of het bezit van een vergunning, een licentie of een toelating, binnen acht dagen na kennisname ervan, bij het beroepsorgaan beroep aantekenen tegen deze belissing van de overheid.";
3° in paragraaf 5 wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt:
"2° de overheden bedoeld in de artikelen 22bis, 22quinquies en 22quinquies/1 van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen;";
4° in paragraaf 5 wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt:
"4° de betrokken personen, binnen de termijn bepaald door de Koning, door de overheden bedoeld in de artikelen 22bis, 22quinquies en 22quinquies/1 van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen op dezelfde wijze als die waarop hen de beslissing om tot een veiligheidsverificatie over te gaan, ter kennis werd gebracht.".
Art. 5. Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
De voorzitter van de Gegevensbeschermings-autoriteit, die zijn mandaat uitoefent krachtens artikel 114, § 1, van de wet van 3 december 2017 tot oprichting van de Gegevensbeschermingsautoriteit, blijft zijn mandaat in het beroepsorgaan uitoefenen tot de voorzitter van de geschillenkamer van de Gegevensbeschermingsautoriteit is aangewezen.