5 JULI 2018. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 juli 2018 tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, wat betreft de invoering van een gecombineerde procedure en van een unieke vergunning
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Wijzigingsbepalingen van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers
Art. 2-7
HOOFDSTUK III. - Slot- en overgangsbepalingen
Art. 8-15
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1. Dit besluit betreft een gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven.
HOOFDSTUK II. - Wijzigingsbepalingen van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers
Art.2. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° punt 4° wordt vervangen door wat volgt:
"4° Gewestminister: de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor tewerkstelling;";
2° in punt 18° wordt de zinsnede "het verblijfsdocument voorzien bij artikel 1,3° " vervangen door de zinsnede "de verblijfstitel, vermeld in artikel 1, 15° ";
3° er worden punten 20° en 21° toegevoegd, die luiden als volgt:
20° Brussel Economie en Werkgelegenheid: de directie economische migratie van Brussel Economie en Werkgelegenheid bij de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel;
21° Samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018: het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de coördinatie tussen het beleid inzake de toelatingen tot arbeid en het beleid inzake de verblijfsvergunningen en inzake de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse arbeidskrachten.
Art.3. In artikel 2 derde en zesde lid van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij de koninklijk besluit van 17 juli 2013, wordt het woord "Minister" vervangen door het woord "Gewestminister".
Art.4. Het artikel 9, vijfde lid van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij de besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 juli 2015 wordt opgeheven.
Art.5. Aan artikel 14 van hetzelfde koninklijk besluit wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Voor de toepassing van hoofdstuk IV van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018, wordt het geneeskundig getuigschrift vermeld in artikel 61/25-2, § 1, tweede lid, 5°, van de wet van 15 december 1980 gelijkgesteld met een geneeskundig getuigschrift als vermeld in dit artikel.".
Art.6. In hoofdstuk IV van hetzelfde koninklijk besluit, het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 oktober 2015, wordt afdeling 3, opgeheven bij het koninklijk besluit van 2 september 2018, dat bestaat uit artikel 17 en 18, opnieuw opgenomen in de volgende lezing :
"Afdeling 3. Procedure voor de toelating tot arbeid die deel uitmaakt van een procedure om de gecombineerde vergunning of een andere verblijfstitel te verkrijgen met het oog op werk voor een periode van meer dan negentig dagen.
Art. 17. § 1. De bepalingen van hoofdstuk IV van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 gelden onverminderd de toepassing van:
1° hoofdstuk II en III, hoofdstuk IV, afdeling 1, 1bis en 2, hoofdstuk V, hoofdstuk VI, afdeling 1 en 3, hoofdstuk VII met uitzondering van artikel 31, tweede lid, en hoofdstuk VIII tot en met XI;
2° het koninklijk besluit van 7 oktober 2009 houdende bijzondere bepalingen met betrekking tot de tewerkstelling van sommige categorieën van buitenlandse werknemers.
§ 2. De bepalingen van hoofdstuk IV van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018 zijn niet van toepassing op aanvragen op basis van artikel 2, eerste lid, 14°, van dit besluit.
Art. 18. Voor de tewerkstelling van een werknemer, onderdaan van een derde land, vraagt de werkgever overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling een toelating tot arbeid aan bij Brussel Economie en Werkgelegenheid.
De aanvraag wordt ingediend met een formulier dat Brussel Economie en Werkgelegenheid ter beschikking stelt. Dit aanvraagformulier vermeldt de persoonlijke gegevens en het e-mailadres of het faxnummer van de werkgever, de persoonlijke gegevens van de werknemer en de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor het verblijfsadres van de werknemer als deze in het buitenland verblijft op het ogenblik van de indiening van de aanvraag, en de gegevens aangaande de tewerkstelling van de werknemer in het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest.
De werkgever en de werknemer, onderdaan van een derde land, vullen de aanvraag naar behoren in, en ondertekenen het gedateerde formulier.
De werkgever treedt op als vertegenwoordiger van de werknemer. De ondertekening door de werknemer en de werkgever van het aanvraagformulier vermeld in het tweede lid, geldt als aanwijzing door de werknemer van de werkgever als vertegenwoordiger in het kader van de procedure tot aanvraag van een gecombineerde vergunning en de aanvaarding door de werkgever van het gegeven mandaat.
Art. 18/1. De aanvraag door tussenkomst van de werkgever wordt in ieder geval ingediend door een natuurlijke persoon die daarvoor over de vereiste rechtsbekwaamheid beschikt. Dit kan de werkgever zelf zijn, of een natuurlijke persoon die op regelmatige wijze in België verblijft, en in naam en voor rekening van de werkgever handelt. Voor de in het buitenland gevestigde werkgever kan alleen die natuurlijke persoon optreden.
Art. 18/2. De werkgever of, in voorkomend geval, de werknemer, voegt de documenten vermeld in artikel 61/25-2, § 1, tweede lid, van de wet van 15 december 1980 bij het formulier, vermeld in artikel 18.
Art. 18/3. De werkgever voegt naast de documenten, vermeld in artikel 18/2, de volgende documenten bij het formulier, vermeld in artikel 18 :
1° een kopie van zijn identiteitsbewijs of van die van zijn volmachthouder;
2° een kopie van alle bladzijden van het geldige paspoort van de werknemer en, indien de betrokkene in België verblijft, een kopie van het document dat zijn verblijf dekt;
3° als de aanvraag een detachering betreft, een kopie van het document, afgeleverd door de buitenlandse instelling, dat verklaart dat de socialezekerheidswetgeving van dat land van toepassing blijft tijdens de tewerkstelling op het Belgische grondgebied als er een internationale overeenkomst over sociale zekerheid bestaat, of, als een internationale overeenkomst daarover ontbreekt, een document van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid dat verklaart dat de werknemer niet onderworpen kan zijn aan de Belgische socialezekerheidsregeling.
Voor een hernieuwingsaanvraag worden naast de in de eerste alinea vermelde documenten ook de volgende documenten bijgevoegd:
1° een kopie van de loonfiches of loonafrekeningen voor de volledige periode van de toelating tot arbeid die verstrijkt;
2° een kopie van de individuele rekening na een volledig kalenderjaar waarin de betrokkene heeft gewerkt;
3° als de aanvraag een detachering betreft binnen het toepassingsgebied van Hoofdstuk 8 van Titel IV van de programmawet (I) van 27 december 2006, het bewijs van inschrijving in het Limosakadaster;
4° als de aanvraag een gesubsidieerde navorser betreft, als vermeld in artikel 9, eerste lid, 8°, het bewijs van betaling van de subsidie.
Art. 18/4. Voor stagiairs als bedoeld in artikel 9, eerste lid, 5°, voegt de werkgever, naast de documenten, vermeld in artikel 18/2 en 18/3, de volgende documenten bij het formulier, vermeld in artikel 18 :
1° een kopie van de naar behoren ingevulde stageovereenkomst als vermeld in artikel 22, 3°, gedagtekend en ondertekend door beide partijen ;
2° als de stage wordt betaald door middel van een beurs, het bewijs van de toekenning van die beurs aan de betrokkene;
3° het opleidingsprogramma, vermeld in artikel 22,4° ;
4° een kopie van het diploma of getuigschrift van de studie in het verlengde waarvan de stage plaatsvindt, en in voorkomend geval een door een beëdigde vertaler vertaalde versie ervan;
5° de verbintenis als bedoeld in artikel 21, 2°, ondertekend door de stagiair, om tijdens de geldigheidsduur van de gevraagde toelating tot arbeid geen betrekking te bekleden.
Art. 18/5. Voor hooggeschoold personeel of personen die een leidinggevende functie bekleden, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, 6° en 7°, voegt de werkgever, naast de documenten, vermeld in artikel 18/2 en 18/3, de volgende documenten bij het formulier, vermeld in artikel 18 :
1° een kopie van de arbeidsovereenkomst, conform de bepalingen van titel I en III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, gedagtekend en ondertekend door beide partijen, of, in geval van detachering, een kopie van de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en zijn in het buitenland gevestigde werkgever, en in voorkomend geval een door een beëdigde vertaler vertaalde versie ervan;
2° in geval van detachering, een attest ondertekend door de werkgever waarin hij de duur van de detachering bepaalt alsook de arbeids- en loonvoorwaarden tijdens de duur van de detachering ;
3° voor hooggeschoold personeel, een kopie van de diploma's van het hoger onderwijs die de betrokkene heeft behaald, en in voorkomend geval een door een beëdigde vertaler vertaalde versie ervan.
Art. 18/6. Voor navorsers of gasthoogleraren als bedoeld in artikel 9, eerste lid, 8°, voegt de werkgever, naast de documenten, vermeld in artikel 18/2 en 18/3, de volgende documenten bij het formulier, vermeld in artikel 18 :
1° voor de navorsers, het voltijdse programma van wetenschappelijk onderzoek, met vermelding van de begin- en einddatum, alsook van de bezoldiging of de subsidie die ten minste overeenstemt met het barema van assistent van de universiteiten, instellingen van hoger onderwijs of erkende wetenschappelijke instellingen;
2° voor een gesubsidieerde navorser, het bewijs van de toekenning van de subsidie;
3° het bewijs van de uitnodiging en, in voorkomend geval, de selectie, van de door de universiteit, instelling van hoger onderwijs of erkende wetenschappelijke instelling;
4° een kopie van het universitaire diploma van de betrokkene, namelijk het bewijs dat hij houder is van een doctoraat op proefschrift of van een academische titel die als gelijkwaardig wordt beoordeeld, en in voorkomend geval een door een beëdigde vertaler vertaalde versie ervan;
5° voor een gasthoogleraar, tenzij het bewijs wordt geleverd dat zijn uitzendende instelling hem gedurende zijn verblijf verder bezoldigt, het bewijs dat hem een bezoldiging wordt toegekend die overeenstemt met het barema van het onderwijspersoneel in de universiteit of in de instelling van hoger onderwijs.
Art. 18/7. Voor gespecialiseerde techniekers als bedoeld in artikel 9, eerste lid, 9°, voegt de werkgever, naast de documenten, vermeld in artikel 18/2 en 18/3, de volgende documenten bij het formulier, vermeld in artikel 18 :
1° een kopie van de leveringsovereenkomst waaruit blijkt dat de installatie die de gespecialiseerde technicus komt monteren, op gang brengen of herstellen vervaardigd of geleverd is door zijn werkgever die in het buitenland gevestigd is;
2° een nota met vermelding van de sector en het activiteitengebied van de in het buitenland gevestigde werkgever die zijn werknemer detacheert;
3° een kopie van de arbeidsovereenkomst tussen de technicus en zijn in het buitenland gevestigde werkgever, waarbij een kopie gevoegd is van de dienstopdracht of de opdrachtbrief, ondertekend door de werkgever, met een beschrijving van de duur van de detachering alsook van de arbeids- en loonvoorwaarden voor de duur van de detachering, en in voorkomend geval een door een beëdigde vertaler vertaalde versie ervan.
Art. 18/8. Voor werknemers als bedoeld in artikel 9, eerste lid, 10°, die gedetacheerd worden om een opleiding te volgen gedurende hoogstens zes maanden in de nasleep van een met een Belgische onderneming gesloten verkoopcontract, voegt de werkgever, naast de documenten, vermeld in artikel 18/2 en 18/3, de volgende documenten bij het formulier, vermeld in artikel 18 :
1° een kopie van de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en de in het buitenland gevestigde werkgever, en in voorkomend geval een door een beëdigde vertaler vertaalde versie ervan;
2° een kopie van de opleidingsovereenkomst die bij het verkoopcontract gevoegd is, met bepaling van de duur van de opleiding, alsook van de arbeids-en loonvoorwaarden tijdens de opleiding;
3° een kopie van het verkoopcontract tussen de Belgische onderneming en de in het buitenland gevestigde werkgever.
Art. 18/9. Voor beroepssportlui of trainers als bedoeld in artikel 9, eerste lid, 11°, voegt de werkgever, naast de documenten, vermeld in artikel 18/2 en 18/3, de volgende documenten bij het formulier, vermeld in artikel 18 :
1° een kopie van de arbeidsovereenkomst van betaalde sportbeoefenaar overeenkomstig de bepalingen van artikel 2 tot 9 van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, gedagtekend en ondertekend door beide partijen ;
2° een verklaring op erewoord, waarbij de werkgever er zich toe verbindt het bedrag van bezoldiging vermeld in artikel 9, eerste lid, 11° te eerbiedigen.
Art. 18/10. Voor werknemers die een verantwoordelijkheidsfunctie uitoefenen in een buitenlandse luchtvaartmaatschappij met een uitbatingszetel in België of in een toeristische dienst van hun land, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, 12° en 13°, voegt de werkgever, naast de documenten, vermeld in artikel 18/2 en 18/3, de volgende documenten bij het formulier, vermeld in artikel 18 :
1° een kopie van de arbeidsovereenkomst, conform de bepalingen van titel I en III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, gedagtekend en ondertekend door beide partijen, of, in geval van detachering, een kopie van de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en zijn in het buitenland gevestigde werkgever, en in voorkomend geval een door een beëdigde vertaler vertaalde versie ervan;
2° in geval van detachering, een attest, ondertekend door de werkgever, waarin hij de duur van de detachering bepaalt, alsook de arbeids- en loonvoorwaarden tijdens de detachering.
Art. 18/11. Voor schouwspelartiesten als bedoeld in artikel 9, eerste lid, 15°, voegt de werkgever, naast de documenten, vermeld in artikel 18/2 en 18/3, de volgende documenten bij het formulier, vermeld in artikel 18 :
1° een kopie van de naar behoren ingevulde arbeidsovereenkomst voor schouwspelartiest met de vermeldingen en bepalingen, opgenomen in bijlage II die bij dit besluit is gevoegd, gedagtekend en ondertekend door beide partijen ;
2° een brief met uitleg van de werkgever over de aard van de artistieke activiteiten in het kader van de toegang tot arbeid.
De Gewestminister of de ambtenaar die hij aanwijst kan bijlage II die aan dit besluit is gevoegd, als bedoeld in het eerste lid, wijzigen.
Art. 18/12. Voor werknemers die worden gedetacheerd om een opleiding te volgen in een Belgische zetel van de multinationale groep waartoe hun onderneming behoort, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, 18° en 19°, voegt de werkgever, naast de documenten, vermeld in artikel 18/2 en 18/3, de volgende documenten bij het formulier, vermeld in artikel 18 :
1° een kopie van de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en de in het buitenland gevestigde werkgever, en in voorkomend geval een door een beëdigde vertaler vertaalde versie ervan;
2° het bewijs dat de Belgische zetel waar de opleiding plaatsvindt, behoort tot de multinationale groep waartoe de onderneming van de werknemer behoort;
3° een kopie van de opleidingsovereenkomst, met vermelding van de duur van de opleiding alsook van de arbeids-en loonvoorwaarden tijdens de opleiding.
Art. 18/13. Voor werknemers als bedoeld in artikel 9, eerste lid, 20°, die het statuut van langdurig ingezeten onderdaan in een andere lidstaat van de Europese Unie genieten, en voor wie de toegang tot arbeid een beroep betreft waarvoor de bevoegde overheid erkend heeft dat er een tekort aan arbeidskrachten is, voegt de werkgever, naast de documenten, vermeld in artikel 18/2 en 18/3, de volgende documenten bij het formulier, vermeld in artikel 18 :
1° bij een eerste aanvraag, de kopie van de verblijfskaart van langdurig ingezeten onderdaan, door de betrokkene verkregen in een andere lidstaat van de Europese Unie, waarin de passende vermelding "Langdurig ingezetene-EG" uitdrukkelijk is opgenomen;
2° een kopie van de arbeidsovereenkomst, conform de bepalingen van titel I tot III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, gedagtekend en ondertekend door beide partijen.
Art. 18/14. Voor werknemers als bedoeld in artikel 2, eerste lid, 6°, voegt de werkgever, naast de documenten, vermeld in artikel 18/2 en 18/3, bij het formulier, vermeld in artikel 18, het bewijs dat het om een erkende eredienst gaat, en dat de betrokkene bedienaar van de eredienst is en dit aan de hand een kopie van de aanstellingsakte van de FOD Justitie of van een bewijs van aanstelling door de Belgische verantwoordelijke van de erkende eredienst. De duur van de opdracht wordt vermeld.
Art. 18/15. Voor personeel dat de graven van buitenlandse militairen onderhoudt als bedoeld in artikel 2, eerste lid, 7°, voegt de werkgever, naast de documenten, vermeld in artikel 18/2 en 18/3, de volgende documenten bij het formulier, vermeld in artikel 18 :
1° elk document dat aantoont dat de werknemer wordt tewerkgesteld door een officiële instantie die belast is met het onderhoud van militaire begraafplaatsen, om het onderhoud van de graven van buitenlandse militairen te verzekeren;
2° een kopie van de arbeidsovereenkomst, conform de bepalingen van titel I tot III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, gedagtekend en ondertekend door beide partijen.
Art. 18/16. Voor zeelieden als bedoeld in artikel 2, eerste lid, 8°, voegt de werkgever, naast de documenten, vermeld in artikel 18/2 en 18/3, de volgende documenten bij het formulier, vermeld in artikel 18 :
1° het bewijs van inschrijving op de lijst als bedoeld in artikel 1bis, 1° van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij;
2° een kopie van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst aan boord van zeeschepen, conform de bepalingen van artikel 29 tot 39 van de wet van 3 juni 2007 houdende diverse arbeidsbepalingen, gedagtekend en ondertekend door de zeeman en de werkgever, de reder, zijn gemachtigde of de kapitein.
Art. 18/17. Voor in België verblijvende journalisten die uitsluitend verbonden zijn aan in het buitenland uitgegeven dagbladen of in het buitenland gevestigde persagentschappen, radio- of televisiestations, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, 15° voegt de werkgever, naast de documenten, vermeld in artikel 18/2 en 18/3, bij het formulier, vermeld in artikel 18, een kopie van de voorlopige of definitieve perskaart van de journalist afgeleverd door de bevoegde Belgische diensten.
Art. 18/18. Voor werknemers als bedoeld in artikel 2, eerste lid, 20°, voegt de werkgever, naast de documenten, vermeld in artikel 18/2 en 18/3, de volgende documenten bij het formulier, vermeld in artikel 18 :
1° een kopie van de arbeidsovereenkomst, conform de bepalingen van titel I en III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, gedagtekend en ondertekend door beide partijen;
2° een kopie van het internationaal akkoord ter uitvoering waarvan de tewerkstelling plaatsvindt;
3° het bewijs dat het internationaal akkoord, ter uitvoering waarvan de tewerkstelling plaatsvindt, bekrachtigd is door een federale, gewestelijke of gemeenschapsoverheid in het kader van haar respectieve bevoegdheden.
Art. 18/19. Voor stagiairs als bedoeld in artikel 2, eerste lid, 21°, voegt de werkgever, naast de documenten, vermeld in artikel 18/2 en 18/3, de volgende documenten bij het formulier, vermeld in artikel 18 :
1° een kopie van de stageovereenkomst, gedagtekend en ondertekend door beide partijen, met vermelding van de duur van de stage;
2° bij een stagiair die tewerkgesteld wordt in het kader van een programma dat goedgekeurd is door een internationale instelling van publiek recht die in België gevestigd is, waarvan het statuut geregeld wordt door een in werking getreden verdrag, het bewijs van goedkeuring van het programma door de internationale instelling;
3° bij een wederkerig uitwisselingsprogramma, het bewijs van de wederkerigheid.
Art. 18/20. Voor postdoctorale onderdanen van een derde land als bedoeld in artikel 2, eerste lid, 25°, voegt de werkgever, naast de documenten, vermeld in artikel 18/2 en 18/3, de volgende documenten bij het formulier, vermeld in artikel 18:
1° het bewijs dat de postdoctorandus houder is van een doctorsgraad of over uitzonderlijke wetenschappelijke kwaliteiten beschikt die geattesteerd zijn door de gastuniversiteit;
2° het bewijs dat de postdoctorandus een tegemoetkoming voor wetenschappelijk onderzoek krijgt;
3° het bewijs dat de postdoctorandus fundamenteel wetenschappelijk onderzoek volbrengt in de gastuniversiteit met vermelding van de duur van het onderzoek.
Art. 18/21. Voor onderzoekers, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, 26°, voegt de werkgever, naast de documenten, vermeld in artikel 18/2 en 18/3, bij het formulier, vermeld in artikel 18, een kopie van de naar behoren ingevulde gastovereenkomst tussen de onderzoeker en de erkende onderzoeksinstelling, gedagtekend en ondertekend door beide partijen.
Art. 18/22. Voor kaderleden en het leidinggevend personeel als bedoeld in artikel 2, eerste lid, 33°, voegt de werkgever, naast de documenten, vermeld in artikel 18/2 en 18/3, de volgende documenten bij het formulier, vermeld in artikel 18 :
1° een kopie van de arbeidsovereenkomst, conform de bepalingen van titel I en III van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, gedagtekend en ondertekend door beide partijen, met vermelding van de jaarlijkse bezoldiging dat meer bedraagt dan het bedrag vermeld in artikel 2, eerste lid, 33° ;
2° een attest van een bedrijfsrevisor, opgenomen in de lijst van het Belgisch Instituut voor Bedrijfsrevisoren, dat bevestigt dat de werkgever voldoet aan de wettelijke voorwaarden om als hoofdkwartier te worden aangewezen.
Art. 18/23. Voor alle andere werknemers dan de werknemers, als bedoeld in artikel 18/4 tot en met 18/22, of artikel 18/24 en 18/25, voegt de werkgever, naast de documenten, vermeld in artikel 18/2 en 18/3, bij het formulier, vermeld in artikel 18, een kopie van de naar behoren ingevulde arbeidsovereenkomst, met de vermeldingen en bepalingen, opgenomen in bijlage I die bij dit besluit is gevoegd, gedagtekend en ondertekend door beide partijen.
De Gewestminister of de ambtenaar die hij aanwijst kan bijlage I die aan dit besluit is gevoegd, als bedoeld in het eerste lid, wijzigen.
Art. 18/24. § 1. Voor de tewerkstelling, vermeld in artikel 16, vraagt de werknemer, onderdaan van een derde land, toelating tot arbeid voor onbepaalde tijd en voor alle in loondienst uitgeoefende beroepen aan bij Brussel Economie en Werkgelegenheid, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.
De aanvraag wordt ingediend met een formulier dat Brussel Economie en Werkgelegenheid ter beschikking stelt. Dit aanvraagformulier vermeldt de persoonlijke gegevens en het e-mailadres van de werknemer en de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor het verblijfsadres van de werknemer als deze in het buitenland verblijft op het ogenblik van de indiening van de aanvraag.
De werknemer, onderdaan van een derde land vult de aanvraag naar behoren in en ondertekent het gedateerde formulier.
§ 2. De werknemer voegt naast de documenten, vermeld in artikel 18/2, de volgende documenten bij het formulier, vermeld in § 1 :
1° een kopie van al zijn voorgaande arbeidskaarten B, vermeld in artikel 3, 2°, of van al zijn verblijfstitels met het oog op werk ;
2° een kopie van de loonfiches of loonafrekeningen voor de volledige periode van de recentste toelating tot arbeid;
Art. 18/25. § 1. Voor zijn tewerkstelling, vermeld in artikel 2, eerste lid, 35°, vraagt de buitenlandse onderdaan die het statuut van langdurig ingezeten onderdaan in een andere lidstaat van de Europese Unie heeft verkregen, een toelating tot arbeid in de vorm van een vrijstelling als vermeld in het gezegde artikel aan bij Brussel Economie en Werkgelegenheid, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.
De aanvraag wordt ingediend met een formulier dat Brussel Economie en Werkgelegenheid ter beschikking stelt. Dit aanvraagformulier vermeldt de persoonlijke gegevens en het e-mailadres van de werknemer en de diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor het verblijfsadres van de werknemer als deze in het buitenland verblijft op het ogenblik van de indiening van de aanvraag.
De buitenlandse onderdaan vult de aanvraag naar behoren in, en ondertekent het gedateerde formulier.
§ 2. De werknemer voegt naast de documenten, vermeld in artikel 18/2, de volgende documenten bij het formulier, vermeld in § 1 :
1° een kopie van al zijn voorgaande arbeidskaarten B, vermeld in artikel 3, 2°, of van zijn verblijfstitels met het oog op werk voor een periode van meer dan negentig dagen ;
2° een kopie van de loonfiches of loonafrekeningen voor de volledige periode van de recentste toelating tot arbeid;
Art. 18/26. § 1. Brussel Economie en Werkgelegenheid geeft kennis van de beslissing om de toegang tot arbeid te weigeren aan de werkgever en aan de werknemer die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 9 van de wet.
De beslissing vermeldt de mogelijkheid van beroep, vermeld in artikel 9 van de wet, de bevoegde instanties die er kennis van nemen, alsook de te eerbiedigen vormvereisten en termijnen.
§ 2. Zolang het beroep bij de Gewestminister hangende is, wordt niet-ontvankelijk verklaard, elke ingediende aanvraag krachtens:
1° artikel 18, voor zover het een arbeidsbetrekking betreft voor dezelfde werknemer en het beroep dat bij de gewestminister hangende is een aanvraag betreft ingediend krachtens artikel 18;
2° artikel 18/24, door dezelfde werknemer, voor zover het beroep dat bij de Gewestminister hangende is een aanvraag betreft ingediend krachtens artikel 18/24 ;
3° 18/25, door dezelfde werknemer, voor zover het beroep dat bij de Gewestminister hangende is een aanvraag betreft ingediend krachtens artikel 18/25.
§ 3. Brussel Economie en Werkgelegenheid geeft kennis van de beslissing van de Gewestminister in beroep om de toegang tot arbeid te weigeren aan de beroepsindiener.
De beslissing vermeldt de mogelijkheid van beroep, de bevoegde instanties die er kennis van nemen, alsook de te eerbiedigen vormvereisten en termijnen.
Art. 18/27. De werkgever dient de aanvraag tot hernieuwing van de toelating tot arbeid in bij Brussel Economie en Werkgelegenheid, overeenkomstig artikel 18 tot en met 18/3, en, naargelang het geval, artikel 18/4 tot en met 18/23.
In afwijking van het eerste lid worden niet bij de aanvraag tot hernieuwing gevoegd, de documenten, vermeld in artikel 18/4 tot 18/23, die ongewijzigd zijn gebleven sinds ze bezorgd werden aan Brussel Economie en Werkgelegenheid, met uitzondering van de document vermeld in artikel 12, eerste lid ."
Art.7. In artikel 38, § 1, wordt het woord "Minister" vervangen door het woord "Gewestminister".
HOOFDSTUK III. - Slot- en overgangsbepalingen
Art.8. De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Tewerkstelling, benoemt het lid en het plaatsvervangende lid van het samenwerkingsgerecht, vermeld in artikel 44 van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018, voor een hernieuwbare termijn van vier jaar.
Art.9. De arbeidskaarten A die toegekend zijn met toepassing van de bepalingen die van kracht zijn voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, blijven geldig.
Art.10. De aanvragen ter verkrijging van een arbeidskaart A die ingediend zijn voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit blijven onderworpen aan de bepalingen die van kracht waren voor die datum.
Art.11. De arbeidsvergunningen en arbeidskaarten B die toegekend zijn met toepassing van de bepalingen die van kracht waren voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, blijven geldig tot op het ogenblik dat ze verstrijken.
Art.12. De aanvragen ter verkrijging van de arbeidsvergunning en de arbeidskaart B die worden ingediend voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit blijven onderworpen aan de bepalingen die van kracht waren voor die datum.
De aldus toegekende arbeidsvergunning en arbeidskaart B blijven geldig tot op het ogenblik dat ze verstrijken.
Art.13. In de gevallen, vermeld in artikel 11 en 12 kunnen de toelating tot arbeid voor de werknemer en de machtiging tot tewerkstelling voor de werkgever alleen opnieuw worden gegeven met eerbiediging van de procedure voor de aanvraag tot hernieuwing, vermeld in artikel 18/27 van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers.
Art.14. Dit besluit treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van het Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de coördinatie tussen het beleid inzake de toelatingen tot arbeid en het beleid inzake de verblijfsvergunningen en inzake de normen betreffende de tewerkstelling en het verblijf van buitenlandse arbeidskrachten.
(NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 24-12-2018 door NO 2018-02-02/14, art. 14)
Art. 15. De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Tewerkstelling is belast met de uitvoering van dit besluit.