15 JUNI 2018. - Wet tot wijziging van artikel 375bis van het Burgerlijk Wetboek en de artikelen 1253ter/1, 1253ter/3 en 1253quater van het Gerechtelijk Wetboek
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek
Art. 2-3
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 4-6
HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtreding
Art. 7
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek
Art.2. In artikel 338, § 1, van het Burgerlijk Wetboek, vervangen bij de wet van 31 maart 1987 en gewijzigd bij de wetten van 30 juli 2013 en 8 mei 2014, worden de woorden "overeenkomstig artikel 731, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek" vervangen door de woorden "overeenkomstig artikel 1253ter/1, § 3, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek".
Art.3. Artikel 375bis, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 13 april 1995 en gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, wordt aangevuld met de volgende zin:
"De familierechtbank weigert de uitoefening van het recht op persoonlijk contact enkel als de uitoefening van het recht ingaat tegen het belang van het kind.".
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art.4. Artikel 1253ter/1 van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juli 2013, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met de paragrafen 2 en 3, luidende:
" § 2. In familiezaken hoort de rechter de partijen, tijdens de verschijning van de partijen op de inleidingszitting, over de wijze waarop ze getracht hebben om het geschil op minnelijke wijze op te lossen voor de inleiding van de zaak, en om vast te stellen of een minnelijke oplossing overwogen kan worden.
Op vraag van de partijen of indien de rechter dit nuttig acht, kan hij de zaak verdagen naar een vaste datum die de termijn van een maand niet mag overschrijden, behoudens akkoord van de partijen volgens de regels bepaald in artikel 730/1. Op vraag van de partijen of indien hij dit nuttig acht, kan hij de zaak ook verwijzen naar de kamer voor minnelijke schikking, overeenkomstig paragraaf 3.
§ 3. In familiezaken, kunnen de zaken met het oog op een verzoening voorgelegd worden aan de kamer voor minnelijke schikking van de familierechtbank dan wel van de familiekamers van het hof van beroep. Dat kan ook het geval zijn wanneer de zaak bij een andere familiekamer aanhangig is, op voorwaarde dat de kamer voor minnelijke schikking bij machte is een zitting te houden op een eerdere datum.
Op verzoek van de partijen of indien hij dit nuttig acht, beveelt de rechter de doorverwijzing van de zaak naar de kamer voor minnelijke schikking van dezelfde rechtbank of van dezelfde familiekamers van het Hof van beroep, middels eenvoudige vermelding op het proces-verbaal van de zitting. Binnen drie dagen na die beslissing zendt de griffier het dossier van de procedure over aan de griffier van de kamer voor minnelijke schikking waarnaar de zaak werd doorverwezen. De griffier van de kamer voor minnelijke schikking roept de partijen bij gerechtsbrief op om te verschijnen op de dag, plaats en uur van de zitting waarop de zaak zal worden opgeroepen.
Indien geen overeenkomst of slechts een gedeeltelijke overeenkomst wordt getroffen, verwijst de kamer voor minnelijke schikking, volgens dezelfde formaliteiten als bepaald in het tweede lid, het dossier naar de familiekamer waarbij het dossier werd ingeleid.
De partijen of de magistraat hebben gedurende het gehele geding de mogelijkheid te vragen dat hun zaak naar de kamer voor minnelijke schikking wordt verwezen.
In elke stand van het geding worden, indien een gehele of gedeeltelijke overeenkomst tot stand komt, de bewoordingen ervan opgetekend in het proces-verbaal waarvan de uitgifte wordt voorzien van het formulier van tenuitvoerlegging, tenzij de partijen om toepassing van artikel 1043 verzoeken.
Alles wat er wordt gezegd of geschreven tijdens de zittingen van minnelijke schikking is vertrouwelijk.
Zowel de partijen als de rechter bij de kamer voor minnelijke schikking kunnen te allen tijde een einde stellen aan de procedure van minnelijke schikking.".
Art.5. In artikel 1253ter/3, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juli 2013 en gewijzigd bij de wetten van 8 mei 2014 en 6 juli 2017, worden de woorden "731, vijfde lid" vervangen door de woorden "1253ter/1, § 3, tweede lid".
Art.6. In artikel 1253quater, a), van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 juli 1976 en gewijzigd bij de wetten van 30 juli 2013 en 8 mei 2014, worden de woorden "731, vijfde lid," vervangen door de woorden "1253ter/1, § 3, tweede lid".
HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtreding
Art. 7. Deze wet treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van artikel 212 van de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing.