5 FEBRUARI 2015. - Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg betreffende de samenwerking op het vlak van defensie en veiligheid, gedaan te Brussel op 5 februari 2015
Art. 1-8
Artikel 1. Voorwerp van dit Verdrag
Het voorwerp van dit Verdrag is de door het Verdrag bestreken samenwerkingsgebieden op het vlak van defensie en veiligheid te omschrijven en de algemene modaliteiten te bepalen, welke van toepassing zijn op deze samenwerking.
Art.2. Samenwerkingsgebieden
In het kader van dit Verdrag kunnen de Verdragsluitende Partijen samenwerken op de volgende gebieden:
1. Uitwisseling van standpunten op het vlak van defensie- en veiligheidsbeleid, in het bijzonder binnen de internationale instanties, zijnde de Organisatie van de Verenigde Naties, de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, de Europese Unie en de OVSE, zowel wat betreft de bepaling, de uitvoering als de evaluatie van dat beleid;
2. Personeelsbeheer en -administratie;
3. Vorming en training van het personeel, in het bijzonder via complete vormingen of occasionele deelname aan cursussen, stages en seminaries, alsook door de uitwisseling van lesgevers, instructeurs en stagiairs tussen vormings- en instructie-instellingen;
4. Onderlinge steun of gezamenlijke ontplooiingen tijdens militaire operaties en oefeningen van welke aard dan ook, in het bijzonder door de uitwisseling van officieren en de integratie van personeel of van materieel van de ene Verdragsluitende Partij in de Krijgsmacht van de andere Verdragsluitende Partij;
5. Capaciteitenontwikkeling, daaronder begrepen de ontwikkeling, de productie, de aanschaf, het gebruik en de verwijdering van materieel en diensten;
6. Communicatie- en informatiesystemen, met inbegrip van satellietsystemen, infrastructuur en logistiek;
7. Militaire inlichtingen en veiligheid;
8. Militaire luchtvaart;
9. Militaire geneeskunde;
10. Welzijn op het werk, met inbegrip van, maar niet beperkt tot het aspect welzijn tijdens operaties;
11. Juridische steun aan de activiteiten van de Krijgsmacht;
12. Budget en financiën, met inbegrip van, maar niet beperkt tot de financiële en budgettaire administratie, de administratieve en budgettaire controle en de interne audit;
13. Wetenschappelijk en technologisch onderzoek, inclusief in het kader van nationale en internationale programma's;
14. Interne en externe communicatie;
15. Onderlinge bijstand in geval van rampen en zware ongevallen;
16. En ieder ander gebied op het vlak van defensie en veiligheid dat de Verdragsluitende Partijen in onderling overleg zullen bepalen.
Art.3. Toepassingsmodaliteiten
1. De samenwerking op het vlak van defensie en veiligheid, ingesteld door dit Verdrag, wordt ten uitvoer gebracht door Samenwerkingsovereenkomsten die de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen dienen af te sluiten.
2. Deze Samenwerkingsovereenkomsten bepalen de specifieke modaliteiten van de activiteiten die de Verdragsluitende Partijen gezamenlijk beslissen op de toepassingsgebieden van dit Verdrag, zoals bepaald in bovenstaand artikel 2, met inbegrip van de financiële aspecten met betrekking tot die activiteiten.
3. Geen enkele van de bepalingen van de Samenwerkingsovereenkomsten, die krachtens dit Verdrag worden afgesloten, mag in strijd zijn met de bepalingen van dit Verdrag. In geval van een conflict tussen de bepalingen van dit Verdrag en de bepalingen van een Samenwerkingsovereenkomst hebben de bepalingen van dit Verdrag voorrang.
4. De Overeenkomsten die vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag tussen de departementen van Defensie van de Verdragsluitende Partijen werden afgesloten, worden onderworpen aan de bepalingen van dit Verdrag.
Art.4. Rechtspositie van het personeel en schaderegeling
1. De rechtspositie van het personeel van een Verdragsluitende Partij dat zich in het kader van dit Verdrag op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij bevindt, wordt geregeld door iedere internationale bepaling die de Verdragsluitende Partijen bindt en, voor het overige, door het NAVO-SOFA. De Samenwerkingsovereenkomsten afgesloten krachtens artikel 3 van dit Verdrag bepalen daarvan, in voorkomend geval, de specifieke modaliteiten.
2. De vorderingen tot schadevergoeding voor schade geleden in het kader van dit Verdrag worden tussen de Verdragsluitende Partijen geregeld overeenkomstig de bepalingen van het NAVO-SOFA.
Art.5. Overvliegen van de grondgebieden
De Verdragsluitende Partijen geven onderling toestemming tot het overvliegen van hun respectieve grondgebieden en van de Belgische territoriale zee door de militaire luchtvaartuigen van elk van de Verdragsluitende Partijen. De Verdragsluitende Partijen houden zich echter op de hoogte van de aldus uitgevoerde vluchten over hun respectieve grondgebieden via hun bevoegde autoriteiten.
Art.6. Veiligheid
De Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg inzake de uitwisseling en wederzijdse bescherming van geclassificeerde informatie, gedaan te Luxemburg op 9 februari 2012, is van toepassing in het kader van dit Verdrag.
Art.7. Regeling van geschillen
Ieder geschil met betrekking tot de toepassing of de interpretatie van dit Verdrag wordt uitsluitend via overleg tussen de Verdragsluitende Partijen geregeld.
Art. 8. Slotclausules
1. Dit Verdrag wordt voor onbepaalde termijn afgesloten.
2. Dit Verdrag treedt in werking op de datum van de laatste van de langs diplomatieke weg gestuurde schriftelijke notificaties, waarmee de Verdragsluitende Partijen elkaar onderling op de hoogte brengen van het feit dat al hun nationale procedures die noodzakelijk zijn voor de inwerkingtreding van dit Verdrag werden vervuld.
3. Dit Verdrag kan te allen tijde schriftelijk worden gewijzigd in onderling overleg tussen de Verdragsluitende Partijen. De wijzigingen in dit Verdrag treden in werking op de datum van de laatste van de langs diplomatieke weg gestuurde schriftelijke notificaties, waarmee de Verdragsluitende Partijen elkaar onderling op de hoogte brengen van het feit dat al hun nationale procedures die noodzakelijk zijn voor de inwerkingtreding van de wijziging werden vervuld.
4. Iedere Verdragsluitende Partij kan dit Verdrag te allen tijde beëindigen, mits een schriftelijke opzegging van één jaar aan de andere Verdragsluitende Partij in acht wordt genomen.
5. De Verdragsluitende Partijen kunnen dit Verdrag ook te allen tijde in onderling overleg beëindigen.
6. In geval van intrekking of opzegging van dit Verdrag bepalen de Verdragsluitende Partijen geval per geval het lot dat is weggelegd voor de Samenwerkingsovereenkomsten die krachtens dit Verdrag werden afgesloten. In het geval dat de Verdragsluitende Partijen zouden beslissen om een Samenwerkingsovereenkomst die krachtens dit Verdrag werd afgesloten niet te beëindigen, dienen de Verdragsluitende Partijen overeen te komen tot het wijzigen van de bewuste Samenwerkingsovereenkomst om daarin iedere vereiste bepaling, met strikte inachtneming van het toepasselijke internationale en nationale recht, aan te brengen.