21 JULI 2017. - Wet houdende schadeloosstellingen ten voordele van de personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de daarmee gelijkgestelde personen die slachtoffer zijn van schade veroorzaakt door buitengewone risico's in het buitenland
Art. 1-5
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art.2. § 1. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
1° "de oorlog" : elk gewapend conflict in de betekenis die aan dit begrip wordt gegeven door de bepalingen van het internationaal humanitair recht die in casu van toepassing zijn;
2° "de oproer" : de gewelddadige manifestatie, zelfs als ze niet beraamd is, van een groep personen, die met opgehitste gemoederen plaatsvindt en gekenmerkt wordt door ongeregeldheden of onwettige daden, alsook door verzet tegen de organen die met de handhaving van de openbare orde belast zijn zonder dat een dergelijke beweging noodzakelijk tot doel heeft de gestelde openbare machten omver te werpen;
3° "het terrorisme" : een clandestien georganiseerde actie of dreiging van actie met ideologische, politieke, etnische of religieuze bedoelingen, individueel of door een groep uitgevoerd, waarbij geweld wordt gepleegd op personen of de economische waarde van een materieel of immaterieel goed geheel of gedeeltelijk wordt vernield, ofwel om indruk te maken op het publiek, een klimaat van onveiligheid te scheppen of de overheid onder druk te zetten, ofwel om het verkeer of de normale werking van een dienst of een onderneming te belemmeren;
4° "de ramp" : een zwaar ongeval of een andere gebeurtenis waarbij het leven en de gezondheid van vele personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate worden bedreigd of zijn geschaad en waarbij een gecoördineerde inzet van diensten of organisatie van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken;
5° "de FOD" : de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;
6° "het personeel van de FOD op post" :
a) de personeelsleden van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière bedoeld in het koninklijk besluit van 21 juli 2016 tot vaststelling van het statuut van de ambtenaren van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière, tijdens hun aanstelling bij een Belgische post in het buitenland;
b) de personeelsleden tewerkgesteld op het hoofdbestuur bedoeld in het koninklijk besluit van 5 maart 2015 houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, tijdens hun aanstelling bij een Belgische post in het buitenland;
c) de personeelsleden door de FOD in België aangeworven met een arbeidsovereenkomst, tijdens hun aanstelling bij een Belgische post in het buitenland;
d) de personeelsleden van de FOD tijdelijk gedetacheerd naar het buitenland bij een andere organisatie;
7° "het personeel van de FOD op dienstreis" : de personeelsleden van de FOD op post en de personeelsleden tewerkgesteld op het hoofdbestuur die in opdracht van de FOD een verplaatsing naar het buitenland uitvoeren;
8° "de gelijkgestelden" :
a) "de externen" : personen die geen personeelsleden zijn van de FOD en die aan één van de volgende voorwaarden voldoen :
1) ofwel aangesteld zijn bij een Belgische post in het buitenland; hierna "externen op post" genoemd;
2) ofwel een dienstreis uitvoeren in het buitenland voor rekening van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;
b) "de partner" : de persoon die met het personeelslid van de FOD op post of met de externe op post verblijft die tot één van de volgende categorieën behoort :
1) de echtgenoot;
2) de persoon met wie het personeelslid van de FOD op post of met de externe op post wettelijk samenwoont in de zin van de artikelen 1475 tot en met 1479 van het Burgerlijk Wetboek en ten aanzien van wie geen huwelijksbeletsel geldt in de zin van de artikelen 143 tot en met 164 van het Burgerlijk Wetboek;
3) de persoon met wie het personeelslid van de FOD op post of met de externe op post samenwoont in een land waar een relatie van samenleven wettelijk geregeld is en die, overeenkomstig de artikelen 58 tot en met 60 van het Wetboek van Internationaal Privaatrecht, deze relatie heeft laten registreren door de bevoegde overheid en ten aanzien van wie er geen huwelijksbeletsel geldt in de zin van de artikelen 143 tot en met 164 van het Burgerlijk Wetboek;
4) de persoon met wie het personeelslid van de FOD op post of de externe op post samenwoont in een land waar een relatie van samenleven niet wettelijk geregeld is, waarvan het samenleven wordt vastgesteld in een samenlevingscontract door een Belgische notaris en ten aanzien van wie geen huwelijksbeletsel geldt in de zin van de artikelen 143 tot en met 164 van het Burgerlijk Wetboek;
c) "het kind ten laste" : het kind dat met het personeelslid van de FOD op post of met de externe op post in het buitenland verblijft en die tot één van de volgende categorieën behoort :
1) het kind van het personeelslid van de FOD op post, van de externe op post of van de partner waarvoor kinderbijslag wordt uitgekeerd op grond van de tewerkstelling van het personeelslid, van de externe of van de partner;
2) het kind dat, in het kader van de jeugdhulp en van de plaatsing in een onthaalgezin, door de bevoegde instanties aan de zorg van het personeelslid van de FOD op post, aan de externe op post of aan de partner werd toevertrouwd en waarvoor kinderbijslag wordt uitgekeerd;
3) het verwekte, nog ongeboren kind voor zover het levend en levensvatbaar wordt geboren;
9° "de rechthebbenden" : de personen aan wie de erfenissen toekomen, in de zin van artikel 731 van het Burgerlijk Wetboek, tot en met de tweede graad.
§ 2. Het gebruik van de mannelijke vorm in deze wet is gemeenslachtig.
Art.3. De buitengewone risico's waarvoor een schadeloosstelling is voorzien wanneer ze schade berokkenen, zijn :
1° de oorlog, de oproer, de opzettelijke gewelddaad, het terrorisme, de ramp, de tropische ziekte en ernstige infectieziekte bedoeld in het koninklijk besluit van 28 maart 1969 houdende vaststelling van de lijst van beroepsziekten die aanleiding geven tot schadeloosstelling en tot vaststelling van de criteria waaraan de blootstelling aan het beroepsrisico voor sommige van deze ziekten moet voldoen;
2° de uitsluiting door de verzekeringsmaatschappij van de waarborgen voorzien in het levensverzekeringscontract of het schuldsaldoverzekeringscontract.
Art.4. § 1. Voor de schade veroorzaakt door het buitengewone risico bedoeld in artikel 3, 1°, wordt een schadeloosstelling toegekend aan :
1° het personeel van de FOD op post;
2° de externe op post;
3° de partner;
4° het kind ten laste.
Deze schadeloosstelling wordt gedragen door de Belgische Staat of door een verzekering die de Belgische Staat met dat oogmerk heeft afgesloten.
§ 2. In geval van overlijden van het personeelslid van de FOD op post, de externe op post, de partner of het kind ten laste wordt de schadeloosstelling toegekend aan de rechthebbenden.
§ 3. Voor de toekenning van een schadeloosstelling aan personen bedoeld in paragraaf 1 komen de volgende bestanddelen van de schade in aanmerking :
1° de morele schade, rekening houdend met de tijdelijke of blijvende invaliditeit;
2° de medische kosten en de ziekenhuiskosten, met inbegrip van de prothesekosten;
3° de tijdelijke of blijvende invaliditeit;
4° een verlies of vermindering aan inkomsten ten gevolge van de tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid;
5° de esthetische schade;
6° de procedurekosten;
7° de materiële kosten;
8° de schade die voortvloeit uit het verlies van een of meer schooljaren.
§ 4. Voor de toekenning van een schadeloosstelling aan de rechthebbenden, komen de volgende bestanddelen van de schade in aanmerking :
1° de morele schade;
2° de medische kosten en de ziekenhuiskosten;
3° het verlies aan levensonderhoud voor personen die op het ogenblik van de gewelddaad ten laste waren van het slachtoffer;
4° de begrafeniskosten;
5° de procedurekosten;
6° de schade die voortvloeit uit het verlies van een of meer schooljaren.
§ 5. De schadeloosstelling wordt toegekend onder de volgende voorwaarden :
1° de schade werd opgelopen in het land waar het personeelslid van de FOD op post of de externe op post werd aangesteld;
2° er werden redelijke voorzorgsmaatregelen genomen om blootstelling aan de onder artikel 3, 1°, vermelde risico's te vermijden;
3° de bestanddelen van de schade worden niet vergoed krachtens een andere regelgeving, door de sociale zekerheid, een private verzekering, of door een herstelling door de dader of een burgerlijk aansprakelijke derde.
§ 6. De redelijke voorzorgsmaatregelen bedoeld in paragraaf 5, 2°, en het oorzakelijk verband tussen het buitengewoon risico en de schade worden verondersteld.
§ 7. De Belgische Staat treedt van rechtswege in de rechten en vorderingen van het betrokken personeelslid van de FOD op post of de gelijkgestelde voor het bedrag van de schadeloosstelling tegen de dader of een burgerlijk aansprakelijke derde en tegen de verzekeringsinstellingen of de fondsen voor schadevergoeding.
§ 8. De Belgische Staat kan van de begunstigde de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van de toegekende schadeloosstelling vorderen wanneer de begunstigde na de uitbetaling ervan in enige hoedanigheid schadeloosstelling verkrijgt.
§ 9. De Belgische Staat kan van de begunstigde de volledige of gedeeltelijke terugbetaling vorderen wanneer de schadeloosstelling geheel of gedeeltelijk is toegekend op grond van valse of onvolledige verklaringen van de begunstigde.
§ 10. De Koning bepaalt het bedrag en de nadere regels van de schadeloosstelling.
Het bedrag mag niet hoger zijn dan de financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden voorzien in artikel 33, § 2, van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen.
Art. 5. § 1. Voor het buitengewone risico bedoeld in artikel 3, 2° wordt een schadeloosstelling toegekend bij overlijden van :
1° het personeelslid van de FOD op post;
2° het personeelslid van de FOD op dienstreis;
3° de gelijkgestelde.
Deze schadeloosstelling wordt gedragen door de Belgische Staat.
§ 2. Bij uitsluiting van de waarborgen van een levensverzekering wordt de schadeloosstelling uitbetaald aan de persoon die in het levensverzekeringscontract opgenomen is als begunstigde bij overlijden van de verzekerde.
Bij uitsluiting van de waarborgen van een schuldsaldoverzekering wordt de schadeloosstelling uitbetaald aan de financiële instelling waaraan het schuldsaldo verschuldigd is.
§ 3. De schadeloosstelling bedoeld in paragraaf 1 is gelijk aan het bedrag dat door de verzekeringsmaatschappij had dienen uitgekeerd te worden indien zij niet overgegaan was tot de uitsluiting.
Indien meerdere levensverzekeringen of schuldsaldoverzekeringen afgesloten werden, is de uitbetaling van de schadeloosstelling beperkt tot het verzekerde bedrag van één levensverzekeringscontract en tot het schuldsaldo van één schuldsaldoverzekeringscontract.
Van de levensverzekeringen neemt de Belgische Staat het contract met het laagste verzekerde bedrag ten laste.
Van de schuldsaldoverzekeringen neemt de Belgische Staat, in rangorde van prioriteit, het volgende schuldsaldo ten laste :
1° het schuldsaldo van de gezinswoning in België;
2° het laagste schuldsaldo van een woning in België;
3° het laagste schuldsaldo van een andere woning.
§ 4. De schadeloosstelling bedoeld in paragraaf 1 wordt toegekend onder de volgende voorwaarden :
1° de uitsluiting is het rechtstreekse gevolg van de aanstelling of de dienstreis in het betrokken land dat door de verzekeraar als risicovol wordt beschouwd;
2° het personeelslid van de FOD op post, het personeelslid van de FOD op dienstreis of de gelijkgestelde heeft alle nodige maatregelen genomen om de verzekeringsmaatschappij in te lichten van zijn aanstelling op post of zijn dienstreis in dat land om, eventueel mits de betaling van een bijpremie, de dekking van het risico voorzien in het contract te behouden.
§ 5. De Belgische Staat treedt van rechtswege in de rechten en vorderingen van het personeelslid van de FOD op post, het personeelslid van de FOD op dienstreis of de gelijkgestelde voor het bedrag van de schadeloosstelling, zowel tegenover de verzekeringsmaatschappij als tegenover eventuele burgerlijk aansprakelijke derden.
§ 6. De Belgische Staat kan van de begunstigde de volledige of gedeeltelijke terugbetaling vorderen wanneer de schadeloosstelling geheel of gedeeltelijk is toegekend op grond van valse of onvolledige verklaringen van de begunstigde.
§ 7. De Koning legt de nadere regels voor de schadeloosstelling vast.