17 DECEMBER 2017. - Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Art. 3-11
HOOFDSTUK III. - Toepassingsgebied en overgangsbepalingen
Art. 12-16
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art.2. Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (herschikking).
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Art.3. In artikel 39/2, § 1, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 en gewijzigd bij de wetten van 8 mei 2013 en 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het tweede lid, 3°, worden de woorden "tot niet-inoverwegingneming van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen bedoeld in artikel 57/6/1, eerste lid, of in artikel 57/6/2, eerste lid," vervangen door de woorden "van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek om internationale bescherming, bedoeld in artikel 57/6, § 3,";
2° het derde lid wordt opgeheven.
Art.4. In artikel 39/57, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de eerste zin worden de woorden "vijftien dagen" vervangen door de woorden "tien dagen";
2° in de bepaling onder 2°, worden de woorden "tegen de in artikel 57/6/1, eerste lid, bedoelde beslissing tot niet-inoverwegingneming" vervangen door de woorden "tegen een beslissing als bedoeld in artikel 57/6/1, § 1, tweede en derde lid";
3° de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt:
"3° indien het beroep gericht is tegen de in artikel 57/6, § 3, eerste lid, bedoelde beslissing van niet-ontvankelijkheid. Het verzoekschrift wordt echter ingediend binnen de vijf dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing waartegen het gericht is, wanneer het een beslissing tot niet-ontvankelijkheid betreft op grond van artikel 57/6, § 3, eerste lid, 5°, en de vreemdeling zich, op het ogenblik van zijn aanvraag, bevindt in een welbepaalde plaats zoals bedoeld in de artikelen 74/8 en 74/9 of ter beschikking is gesteld van de regering.".
Art.5. In artikel 39/70, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de eerste zin worden de woorden "in toepassing van artikel 57/6/2" vervangen door de woorden "in toepassing van artikel 57/6/2, § 2";
2° de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt:
"1° betrokkene een eerste volgend verzoek om internationale bescherming heeft ingediend binnen het jaar na de definitieve beslissing met betrekking tot zijn voorgaand verzoek om internationale bescherming, terwijl hij zich in een welbepaalde plaats zoals bedoeld in de artikelen 74/8 of 74/9 bevond;";
3° in de bepaling onder 2° worden de woorden "nieuwe volgende asielaanvraag" vervangen door de woorden "nieuw volgend verzoek om internationale bescherming" en worden de woorden "eerste volgende asielaanvraag" vervangen door de woorden "eerste volgend verzoek om internationale bescherming".
Art.6. Artikel 39/72, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 en vervangen bij de wet van 8 mei 2013, wordt aangevuld met de volgende zin:
"De mogelijkheid voor de verwerende partij om de nota met opmerkingen binnen de vijftien dagen na de kennisgeving van het beroep in te dienen, is niet van toepassing op de beroepen die worden behandeld binnen de termijnen bedoeld in artikel 39/76, § 3, derde lid.".
Art.7. Artikel 39/72/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 april 2014, wordt opgeheven.
Art.8. In artikel 39/76 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, eerste zin, worden de woorden "niet-inoverwegingneming betreft bedoeld in artikel 57/6/1, eerste lid of in artikel 57/6/2, eerste lid" vervangen door de woorden "niet-ontvankelijkheid betreft bedoeld in artikel 57/6, § 3, eerste lid";
2° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zin "Hij kan zich hierbij inzonderheid steunen op de beoordelingsgronden bepaald in artikel 57/6/1, eerste tot derde lid." opgeheven;
3° in paragraaf 3, tweede lid, eerste zin, worden de woorden "artikel 52, § 5, 52/2, § 1 of § 2, 3° of 4° " vervangen door de woorden "artikel 57/6, § 2";
4° in paragraaf 3, tweede lid, wordt de tweede zin opgeheven;
5° in paragraaf 3, derde lid, worden de woorden "binnen dertig dagen" vervangen door de woorden "binnen de twee maanden" en worden de woorden "de beslissing tot niet-inoverwegingneming van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen bedoeld in artikel 57/6/1, eerste lid, of in artikel 57/6/2, eerste lid," vervangen door de woorden "de beslissingen tot niet-ontvankelijkheid van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen bedoeld in artikel 57/6, § 3, eerste lid, of de beslissingen van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen bedoeld in artikel 57/6/1, § 1, tweede en derde lid,".
Art.9. In artikel 39/77/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 april 2014 en gewijzigd bij de wet van 18 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "tegen de in artikel 57/6/2, eerste lid, bedoelde beslissing tot niet-inoverwegingneming" vervangen door de woorden "tegen de in artikel 57/6/2, § 1, bedoelde beslissing tot niet-ontvankelijkheid";
2° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "binnen de twee werkdagen" vervangen door de woorden "binnen de vijf werkdagen".
Art.10. In artikel 39/81, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 april 2014 worden de woorden ", met uitzondering van de beroepen inzake de beslissingen vermeld in de artikelen 57/6, eerste lid, 2°, en 57/6/3 die overeenkomstig artikel 39/76, § 3, tweede lid, worden behandeld" opgeheven.
Art.11. In artikel 55 van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 15 juli 1996, hersteld bij de wet van 22 december 2003 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 februari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt:
" § 1. Aan de vreemdeling, die toegelaten of gemachtigd werd tot een verblijf van onbeperkte duur, terwijl zijn verzoek om internationale bescherming nog in behandeling is bij de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen of bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, wordt door de minister of zijn gemachtigde uitdrukkelijk gevraagd om binnen een termijn van zestig dagen te rekenen vanaf de overhandiging van de titel waaruit het onbeperkt verblijf blijkt, bij een aangetekende brief aan de instantie waarbij zijn verzoek om internationale bescherming in behandeling is, te laten weten of hij de behandeling van zijn verzoek wenst verder te zetten. Bij gebreke aan voormeld verzoek tot voortzetting of indien de verzoeker zijn procedure niet wenst verder te zetten, wordt de vreemdeling geacht zijn verzoek impliciet te hebben ingetrokken. In dit geval neemt de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen een beslissing overeenkomstig artikel 57/6/5 of wordt het beroep door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen zonder voorwerp verklaard.";
2° in paragraaf 2 worden de woorden "in antwoord op het schrijven van de minister of zijn gemachtigde en" ingevoegd tussen de woorden "op voorwaarde dat hij" en de woorden "binnen de termijn zoals voorzien in § 1";
3° paragraaf 3 wordt opgeheven.
HOOFDSTUK III. - Toepassingsgebied en overgangsbepalingen
Art.12. Deze wet is van toepassing op de beroepen bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, die worden ingediend tegen beslissingen die ter kennis gebracht worden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet.
Art.13. Voor de beslissingen, zoals opgenomen in het door deze wet opgeheven artikel 39/2, § 1, derde lid, van voormelde wet van 15 december 1980, die betekend werden vóór de inwerkingtreding van deze wet en waarvoor de beroepstermijn om een annulatieberoep in te dienen zoals voorzien in artikel 39/57 van de wet van 15 december 1980, op dat ogenblik nog loopt, kan de verzoekende partij ervoor opteren om binnen deze termijn, een verzoekschrift in te dienen conform het gestelde in artikel 39/2, § 1, eerste lid, van de wet van 15 december 1980. Indien zij toch een annulatieberoep indient, wordt er gehandeld overeenkomstig artikel 14 van deze wet.
Art.14. § 1. Voor de annulatieberoepen, die ingediend werden tegen een beslissing zoals opgenomen in het door deze wet opgeheven artikel 39/2, § 1, derde lid, van voormelde wet van 15 december 1980, die op de rol geplaatst zijn vóór de inwerkingtreding van deze wet en waarvoor op dat ogenblik nog geen eindarrest geveld werd, brengt de griffie van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen bij aangetekende zending de verzoekende partij op de hoogte van het feit dat ze een nieuw verzoekschrift kan indienen met het oog op behandeling ervan conform het gestelde in artikel 39/2, § 1, eerste en tweede lid, van de wet van 15 december 1980.
§ 2. De verzoekende partij beschikt te rekenen vanaf de kennisgeving van de in § 1 bedoelde zending, over eenzelfde termijn als voorzien in artikel 39/57 van de wet van 15 december 1980, om een nieuw verzoekschrift in te dienen in de zin van § 1.
§ 3. Indien de verzoekende partij binnen de in § 2 gestelde termijn geen nieuw verzoekschrift neerlegt, doet de Raad uitspraak op basis van het oorspronkelijk ingediende verzoekschrift dat van rechtswege gelijkgesteld wordt met een beroep zoals bedoeld in artikel 39/2, § 1, eerste lid, van de wet van 15 december 1980.
Wanneer de verzoekende partij binnen de in § 2, gestelde termijn een nieuw verzoekschrift indient, wordt zij geacht afstand gedaan te hebben van haar initieel ingediend verzoekschrift en beslist de Raad uitsluitend op basis van het nieuwe verzoekschrift.
In de in het eerste en tweede lid bedoelde gevallen wordt de procedure verdergezet overeenkomstig de bepalingen van artikel 39/2, § 1, eerste lid, van de wet van 15 december 1980.
Art.15. Voor de annulatieberoepen die werden ingediend tegen een beslissing zoals opgenomen in het door onderhavige wet opgeheven artikel 39/2, § 1, derde lid, van voormelde wet van 15 december 1980, die vóór de inwerkingtreding van deze wet nog niet op de rol geplaatst werden, verstuurt de griffie van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, in voorkomend geval, het schrijven bepaald in artikel 39/69, § 1, vierde lid, van de wet van 15 december 1980 gelijktijdig met de zending bedoeld in artikel 14, § 1, van deze wet.
De procedure wordt verdergezet overeenkomstig artikel 14 van deze wet, voor zover het verzoekschrift werd geregulariseerd overeenkomstig artikel 39/69, § 1, vijfde lid, van de wet van 15 december 1980.
Art. 16. Behoudens toestemming van de vreemdeling, kan zolang de in artikelen 13, 14 en 15 bedoelde procedure loopt en tijdens het onderzoek van dit beroep door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, ten aanzien van de vreemdeling geen enkele maatregel tot verwijdering van het grondgebied of terugdrijving gedwongen worden uitgevoerd, onverminderd het bepaalde in artikel 39/70, tweede lid, van voormelde wet van 15 december 1980.