19 SEPTEMBER 2017. - Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Gerechtelijk Wetboek, de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en het Consulair Wetboek met het oog op de strijd tegen de frauduleuze erkenning en houdende diverse bepalingen inzake het onderzoek naar het vaderschap, moederschap en meemoederschap, alsook inzake het schijnhuwelijk en de schijnwettelijke samenwoning
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek
Art. 2-12
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 13
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Art. 14-17
HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van het Consulair Wetboek
Art. 18-19
HOOFDSTUK 6. - Overgangsbepaling
Art. 20
HOOFDSTUK 7. - Inwerkingtreding
Art. 21
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek
Art.2. In artikel 313, § 3, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek, vervangen bij de wet van 31 maart 1987 en gewijzigd bij de wet van 13 februari 2003, worden de woorden "of een Belgische notaris" en "of door een Belgisch notaris" opgeheven.
Art.3. In artikel 319bis, tweede lid van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 1 juli 2006, worden de woorden "of door een Belgische notaris" telkens opgeheven.
Art.4. In artikel 325/6, tweede lid van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 mei 2014, worden de woorden "of door een Belgische notaris" telkens opgeheven.
Art.5. Artikel 327 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 31 maart 1987, wordt vervangen als volgt :
"Art. 327. § 1. De erkenning gebeurt in de akte van geboorte of bij akte van erkenning.
§ 2. De akte van erkenning wordt opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand die de akte van aangifte bedoeld in artikel 327/1, § 1, eerste lid heeft opgemaakt.".
Art.6. In boek I, titel VII, hoofdstuk III, afdeling 2, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 327/1 ingevoegd, luidende :
"Art. 327/1. § 1. Ieder die een kind wil erkennen moet daarvan onder voorlegging van de in artikel 327/2 bedoelde documenten, aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar de erkenner, de persoon die de voorafgaande toestemming moet geven of het kind zijn inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister heeft bij het opstellen van de akte of bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats van geboorte van het kind.
Indien geen van de personen bedoeld in het eerste lid een inschrijving heeft in een van de in het eerste lid bedoelde registers, of indien de actuele verblijfplaats van één van hen of allen om gegronde redenen niet met deze inschrijving overeenstemt, kan de aangifte gebeuren bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de actuele verblijfplaats van een van hen.
Bij ontstentenis hiervan kan de aangifte gebeuren bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van Brussel.
§ 2. De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt van deze aangifte een akte op binnen een maand na de afgifte van het in artikel 327/2, § 1, eerste lid, bedoelde bericht van ontvangst, behalve indien hij twijfels heeft over de geldigheid of echtheid van de in artikel 327/2 bedoelde overgelegde documenten. In dat geval geeft hij hiervan kennis aan de aangever en spreekt hij zich ten laatste drie maanden na de afgifte van het in artikel 327/2, § 1, eerste lid, bedoelde bericht van ontvangst uit over de geldigheid of echtheid van de overgelegde documenten en over het opmaken van de akte. Indien hij binnen deze termijn geen beslissing heeft genomen, dient de ambtenaar van de burgerlijke stand onverwijld de akte op te maken.
De akte van aangifte van erkenning wordt ingeschreven in een enkel register dat op het einde van ieder jaar wordt neergelegd op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg.
§ 3. Wanneer de aangever in gebreke blijft de in artikel 327/2 bedoelde documenten over te leggen of indien de ambtenaar van de burgerlijke stand binnen de in paragraaf 2 bepaalde termijn de geldigheid of echtheid van deze documenten niet erkent, weigert de ambtenaar van de burgerlijke stand over te gaan tot de opmaak van de akte bedoeld in paragraaf 2.
De ambtenaar van de burgerlijke stand brengt zijn met redenen omklede beslissing zonder verwijl ter kennis van de aangever. Tezelfdertijd wordt een afschrift hiervan, samen met een afschrift van alle nuttige documenten, overgemaakt aan de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin de weigering plaatsvond.
De aangever kan tegen de weigering door de ambtenaar van de burgerlijke stand beroep instellen bij de familierechtbank binnen de maand na de kennisgeving van zijn beslissing.".
Art.7. In boek I, titel VII, hoofdstuk III, afdeling 2, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 327/2 ingevoegd, luidende :
"Art. 327/2. § 1. Bij de aangifte van een erkenning worden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand tegen bericht van ontvangst, dat wordt afgeleverd na ontvangst van alle documenten, de volgende documenten voorgelegd :
1° een voor eensluidend verklaard afschrift van de akte van geboorte van het kind;
2° een voor eensluidend verklaard afschrift van de akte van geboorte van de persoon die het kind wil erkennen en, in voorkomend geval, van de ouder ten aanzien van wie de afstamming vaststaat;
3° een bewijs van identiteit van de persoon die het kind wil erkennen en, in voorkomend geval, van de ouder ten aanzien van wie de afstamming vaststaat;
4° een bewijs van nationaliteit van de persoon die het kind wil erkennen en, in voorkomend geval, van de ouder ten aanzien van wie de afstamming vaststaat;
5° een bewijs van de inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister, of een bewijs van de actuele verblijfplaats van de persoon die het kind wil erkennen, en in voorkomend geval van de persoon die voorafgaande toestemming moet geven of van het kind;
6° een bewijs van de ongehuwde staat of van de ontbinding of nietigverklaring van het laatste voor een Belgisch ambtenaar van de burgerlijke stand voltrokken huwelijk en in voorkomend geval een bewijs van de ontbinding of de nietigverklaring van de huwelijken gesloten voor een buitenlandse overheid, tenzij ze een voor een Belgisch ambtenaar van de burgerlijke stand voltrokken huwelijk voorafgaan, van de persoon die het kind wil erkennen indien het krachtens artikel 62 van het Wetboek van Internationaal Privaatrecht toepasselijk recht, bepaalt dat een gehuwd persoon geen kind kan erkennen bij een ander persoon dan zijn echtgenoot of echtgenote;
7° in voorkomend geval, een bewijs van de ongehuwde staat of van de ontbinding of nietigverklaring van het laatste voor een Belgisch ambtenaar van de burgerlijke stand voltrokken huwelijk en in voorkomend geval een bewijs van de ontbinding of de nietigverklaring van de huwelijken gesloten voor een buitenlandse overheid, tenzij ze een voor een Belgisch ambtenaar van de burgerlijke stand voltrokken huwelijk voorafgaan, van de moeder ingeval van een erkenning voor de geboorte of in de akte van geboorte;
8° in voorkomend geval, een authentieke akte waaruit de toestemming van de persoon die zijn voorafgaande toestemming moet geven in de erkenning blijkt;
9° in geval van een erkenning voor de geboorte, een attest van een arts of een vroedvrouw dat de zwangerschap bevestigt en de vermoedelijke bevallingsdatum aangeeft;
10° ieder ander authentiek stuk waaruit blijkt dat in hoofde van de betrokkene is voldaan aan de door de wet gestelde voorwaarden om een kind te erkennen.
§ 2. Indien de overgelegde documenten in een vreemde taal zijn opgemaakt, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand om een voor eensluidend verklaarde vertaling ervan verzoeken.
§ 3. Voor de personen die in België geboren zijn, vraagt de ambtenaar van de burgerlijke stand het eensluidend verklaard afschrift van de akte van geboorte op aan de houder van het register.
Hetzelfde geldt wanneer de akte van geboorte in België is overgeschreven en de ambtenaar van de burgerlijke stand de plaats van de overschrijving ervan kent.
Eenzelfde regeling is onder dezelfde voorwaarden van toepassing op de andere akten van de burgerlijke stand die in België zijn opgemaakt of overgeschreven en waarvan, in voorkomend geval, de voorlegging wordt vereist.
De betrokken persoon kan evenwel, om persoonlijke redenen, verkiezen om zelf het eensluidend verklaard afschrift van de akte voor te leggen.
Deze paragraaf is niet van toepassing op het hoofd van de consulaire beroepspost bij wie een aangifte van erkenning wordt gedaan.
§ 4. Indien een van de betrokken partijen op de datum van de aangifte ingeschreven is in het bevolkings- of vreemdelingenregister, wordt de persoon die het kind wil erkennen bovendien vrijgesteld van de voorlegging van het bewijs van nationaliteit, van burgerlijke staat en van inschrijving in het bevolkings- of vreemdelingenregister van die betrokken persoon. De ambtenaar van de burgerlijke stand voegt een uittreksel uit het Rijksregister bij het dossier.
Niettemin kan de ambtenaar van de burgerlijke stand, indien hij zich onvoldoende ingelicht acht, de belanghebbende om de voorlegging van ieder ander bewijs tot staving van die gegevens verzoeken.
§ 5. De artikelen 70 tot 72ter zijn naar analogie van toepassing op de personen die zich in de onmogelijkheid of zware moeilijkheden verkeren om zich de akte van geboorte te verschaffen.
De vrederechter maakt de akte van bekendheid evenwel onmiddellijk over aan de familierechtbank van de plaats van de aangifte van de erkenning.".
Art.8. In artikel 329bis, § 3, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 1 juli 2006 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 8 mei 2014, worden de woorden "of de ministeriële ambtenaar" opgeheven.
Art.9. In boek I, titel VII, hoofdstuk III, afdeling 2, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 330/1 ingevoegd, luidende :
"Art. 330/1. Er is, ingeval van aangifte van erkenning, geen afstammingsband tussen het kind en de erkenner wanneer uit een geheel van omstandigheden blijkt dat de intentie van de erkenner, kennelijk enkel gericht is op het voor zichzelf, voor het kind of voor de persoon die zijn voorafgaande toestemming voor de erkenning moet geven, bekomen van een verblijfsrechtelijk voordeel dat verbonden is aan de vaststelling van een afstammingsband.".
Art.10. In boek I, titel VII, hoofdstuk III, afdeling 2, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 330/2 ingevoegd, luidende :
"Art. 330/2. De ambtenaar van de burgerlijke stand weigert de erkenning te akteren indien hij vaststelt dat de erkenning betrekking heeft op een in artikel 330/1 bedoelde situatie.
Indien er een ernstig vermoeden bestaat dat de verklaring betrekking heeft op een in artikel 330/1 bedoelde situatie, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand het akteren van de erkenning uitstellen, na eventueel het advies van de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin de persoon die het kind wil erkennen voornemens is het kind te erkennen, te hebben ingewonnen, gedurende ten hoogste twee maanden vanaf de opmaak van de akte van aangifte teneinde bijkomend onderzoek te verrichten. De procureur des Konings kan deze termijn verlengen met hoogstens drie maanden. In dat geval, geeft hij van zijn beslissing kennis aan de ambtenaar van de burgerlijke stand die op zijn beurt de belanghebbende partijen ervan in kennis stelt.
Indien de ambtenaar van de burgerlijke stand binnen de in het tweede lid bepaalde termijn geen definitieve beslissing heeft genomen, dient hij onverwijld de erkenning te akteren.
In geval van een in het eerste lid bedoelde weigering, brengt de ambtenaar van de burgerlijke stand, zijn met redenen omklede beslissing onverwijld ter kennis van de belanghebbende partijen. Terzelfdertijd wordt een afschrift hiervan, samen met een afschrift van alle nuttige documenten, verzonden naar de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin de beslissing tot weigering genomen werd en naar de Dienst Vreemdelingenzaken.
In geval van weigering door de ambtenaar van de burgerlijke stand om de erkenning te akteren, kan de persoon die de afstammingsband wil laten vaststellen een vordering tot onderzoek naar het moederschap, vaderschap of meemoederschap instellen bij de familierechtbank van de plaats van de aangifte van de erkenning.
In het in het vijfde lid bedoelde geval vermeldt het exploot van dagvaarding of het verzoekschrift, op straffe van nietigheid, de weigeringsbeslissing van de ambtenaar van de burgerlijke stand.".
Art.11. In boek I, titel VII, hoofdstuk III, afdeling 2, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 330/3 ingevoegd, luidende :
"Art. 330/3. § 1. De procureur des Konings vordert de nietigheid van de erkenning in het geval bedoeld in artikel 330/1.
§ 2. Elk exploot van betekening van een vonnis of arrest dat een erkenning nietig verklaart, wordt door de optredende gerechtsdeurwaarder onmiddellijk in afschrift meegedeeld aan het openbaar ministerie en de griffier van het gerecht dat de beslissing heeft uitgesproken.
Wanneer de nietigheid van de erkenning is uitgesproken bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, stuurt de griffier, onverwijld, een uittreksel bevattende het beschikkende gedeelte en de vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden van het vonnis of arrest aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar de akte van erkenning werd opgemaakt, of wanneer de akte van erkenning niet in België werd opgemaakt, aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van Brussel, en aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
De griffier brengt de partijen hiervan in kennis.
De ambtenaar van de burgerlijke stand schrijft het beschikkende gedeelte onverwijld over in zijn registers; melding daarvan wordt gemaakt op de kant van de akte van erkenning en van de akte van geboorte van het kind, indien deze in België zijn opgemaakt of overgeschreven.".
Art.12. In artikel 332quinquies, § 2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 1 juli 2006, worden de woorden "of van degene van de ouders van het kind ten aanzien van wie de afstamming vaststaat" vervangen door de woorden "van degene van de ouders van het kind ten aanzien van wie de afstamming vaststaat, of van het openbaar ministerie".
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het Gerechtelijk Wetboek
Art.13. In artikel 572bis van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juli 2013, wordt de bepaling onder 1° aangevuld met de woorden ", onverminderd de door artikel 391octies van het Strafwetboek en artikel 79quater van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen aan de strafrechter toegekende bevoegdheid;".
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Art.14. In artikel 79bis, § 1, tweede lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, ingevoegd bij de wet van 12 januari 2006 en gewijzigd bij de wet van 2 juni 2013, worden de woorden "of andere waardevolle goederen" ingevoegd tussen de woorden "een geldsom" en de woorden "ontvangt die".
Art.15. In artikel 79ter, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 2 juni 2013, worden de woorden "of andere waardevolle goederen" ingevoegd tussen de woorden "een geldsom" en de woorden "ontvangt die".
Art.16. In dezelfde wet, wordt een artikel 79ter-bis ingevoegd, luidende :
"Art. 79ter-bis. § 1. Ieder die een kind erkent of zijn voorafgaande toestemming geeft in een erkenning van een kind in de omstandigheden bedoeld in artikel 330/1 van het Burgerlijk Wetboek, wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot drie jaar en met geldboete van vijftig euro tot vijfhonderd euro.
Ieder die een geldsom of andere waardevolle goederen ontvangt die ertoe strekt hem te vergoeden om een dergelijke erkenning te hebben gedaan of om zijn voorafgaande toestemming in een dergelijke erkenning te hebben gegeven, wordt gestraft met gevangenisstraf van twee maanden tot vier jaar en met geldboete van honderd euro tot tweeduizend vijfhonderd euro.
Ieder die gebruik maakt van geweld of bedreiging tegen een persoon om die persoon te dwingen een dergelijke erkenning te doen of zijn voorafgaande toestemming in een dergelijke erkenning te geven, wordt gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot vijf jaar en met geldboete van tweehonderdvijftig euro tot vijfduizend euro.
§ 2. Poging tot het in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde wanbedrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van vijftien dagen tot een jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot tweehonderdvijftig euro.
Poging tot het in paragraaf 1, tweede lid, bedoelde wanbedrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met geldboete van vijftig euro tot duizend tweehonderdvijftig euro.
Poging tot het in paragraaf 1, derde lid, bedoelde wanbedrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van twee maanden tot drie jaar en met geldboete van honderdvijfentwintig euro tot tweeduizend vijfhonderd euro.".
Art.17. In artikel 79quater van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 2 juni 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt :
" § 1. De rechter die overgaat tot een veroordeling op basis van de artikelen 79bis, 79ter of 79ter-bis of die de schuld vaststelt voor een inbreuk op deze bepalingen, kan ook de nietigheid van het huwelijk, van de wettelijke samenwoning of van de erkenning uitspreken, op vordering van de procureur des Konings of van enige in het geding belanghebbende partij.";
2° in paragraaf 2, worden het eerste en het tweede lid vervangen als volgt :
"Een vonnis kan aan de echtgenoten, aan de wettelijk samenwonenden, aan de erkenner, aan de persoon die zijn voorafgaande toestemming in een erkenning heeft gegeven of aan het erkende kind slechts worden tegengeworpen, indien zij in het geding partij zijn geweest of daarin zijn geroepen.
Het openbaar ministerie kan de echtgenoot, de wettelijk samenwonende, de erkenner, de persoon die toestemt in de erkenning of het erkende kind dat geen partij is in het geding, gedwongen laten tussenkomen.";
3° in paragraaf 2, vierde lid, worden de woorden "of van de wettelijke samenwoning" vervangen door de woorden ", van de wettelijke samenwoning of van de erkenning.";
4° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende :
"Artikel 331sexies van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing op deze paragraaf.";
5° in paragraaf 3, worden de woorden "of een wettelijke samenwoning," vervangen door de woorden ", een wettelijke samenwoning of een erkenning,";
6° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 6, luidende :
" § 6. Wanneer de nietigheid van de erkenning is uitgesproken bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, stuurt de griffier, onverwijld, een uittreksel bevattende het beschikkende gedeelte en de vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden van het vonnis of arrest aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar de akte van erkenning werd opgemaakt, of wanneer de akte van erkenning niet in België werd opgemaakt, aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van Brussel, en aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
De griffier brengt de partijen hiervan in kennis.
De ambtenaar van de burgerlijke stand schrijft het beschikkend gedeelte onverwijld over in zijn registers; melding daarvan wordt gemaakt op de kant van de akte van erkenning of van de akte van geboorte van het kind, indien deze in België zijn opgemaakt of overgeschreven.".
HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van het Consulair Wetboek
Art.18. In artikel 7 van het Consulair Wetboek wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt :
"2° de akten van erkenning van een kind mits de erkennende ouder Belg is en zijn woonplaats heeft binnen het consulair ressort;".
Art.19. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 15/1 ingevoegd, luidende :
"Art. 15/1. Bij de aangifte van de erkenning van een kind moet de in het buitenland wonende erkenner woonplaats kiezen in België voor de briefwisseling en betekeningen.
Voor de toepassing van artikel 330/2 van het Burgerlijk Wetboek door het hoofd van de consulaire beroepspost is de bevoegde procureur des Konings deze van het gerechtelijk arrondissement van de door de verzoeker gekozen woonplaats.".
HOOFDSTUK 6. - Overgangsbepaling
Art.20. Deze wet is van toepassing op erkenningen waarvan de aangifte wordt gedaan na de inwerkingtreding van deze wet en op de nieuwe vorderingen tot onderzoek naar het moederschap, vaderschap of meemoederschap die in eerste aanleg worden ingediend na de inwerkingtreding van deze wet.
HOOFDSTUK 7. - Inwerkingtreding
Art. 21. Deze wet treedt in werking op een door de Koning bepaalde datum en uiterlijk op de eerste dag van de zesde maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.