9 APRIL 2017. - Wet tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken (ERR. B.St. 10-05-2017, p. 55768)
Art. 1-5
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid zoals bepaald in artikel 74 van de Grondwet.
Art.2. Artikel 44ter van het Wetboek van strafvordering, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2013, wordt aangevuld met de bepaling onder 10°, luidende :
"10° een verwante van een vermiste persoon : een bloedverwant in opgaande lijn, een bloedverwant in neergaande lijn, de andere biologische ouder van een kind, een bloedverwant in de zijlijn."
Art.3. Artikel 44septies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 21 december 2013, wordt vervangen als volgt :
"Art. 44septies. § 1. De procureur des Konings kan met de schriftelijke toestemming van een verwante van een vermiste persoon die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt of van zijn wettelijke vertegenwoordiger of voogd ad hoc voor een minderjarige onder de leeftijd van zestien jaar, het afnemen van een referentiestaal op deze verwante bevelen.
Deze toestemming kan alleen op geldige wijze worden gegeven als de procureur des Konings of een officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, de betrokken verwante vooraf in kennis heeft gesteld van :
1° de omstandigheden van de zaak in het kader waarvan de afname wordt gevraagd;
2° in voorkomend geval, de vergelijking van zijn DNA-profiel met het DNA-profiel van nuttige aangetroffen sporen;
3° het opslaan van zijn DNA-profiel in de DNA-gegevensbank "Vermiste personen";
4° de systematische vergelijking van zijn DNA-profiel met de opgeslagen DNA-profielen in de nationale en buitenlandse DNA-gegevensbanken, uitsluitend teneinde onbekende overledenen direct of indirect te kunnen identificeren of om de opsporing van vermiste personen te vergemakkelijken;
5° in geval van een positief verband met een van de DNA-profielen bedoeld in de bepaling onder 4°, het opslaan van dit verband.
Van die informatie wordt melding gemaakt in de schriftelijke toestemming van de betrokkene.
§ 2. De afname, het opstellen van het DNA-profiel van het referentiestaal, de vergelijking van de DNA-profielen, de overzending van de uitslag aan de procureur des Konings, de kennisgeving van de uitslag aan de betrokkene, het tegenonderzoek en de vernietiging van het referentiestaal en de daaruit afgeleide stalen die DNA bevatten, worden verricht overeenkomstig artikel 44quinquies, §§ 2 tot 6 en § 9.
De hoedanigheid van verwante van een vermiste persoon wordt meegedeeld aan de met de vergelijking van de DNA-profielen belaste deskundige.
§ 3. Indien de minderjarige verwante persoon de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, dient hij zich voor de toepassing van paragrafen 1 en 2 te laten begeleiden door minstens één van zijn ouders, door een advocaat of door een andere meerderjarige persoon van zijn keuze.
Indien de verwante persoon de leeftijd van zestien jaar niet heeft bereikt, dient de in paragraaf 1 bedoelde toestemming gegeven te worden door zijn wettelijke vertegenwoordiger. Deze staat de minderjarige ook bij voor de toepassing van paragraaf 2. Indien de procureur des Konings of in voorkomend geval de onderzoeksrechter van oordeel is dat er tegenstrijdige belangen zijn, kan hij een voogd ad hoc aanwijzen om de minderjarige te vertegenwoordigen en bij te staan voor de toepassing van paragrafen 1 en 2.
§ 4. Behoudens een met redenen omklede andersluidende beslissing van de procureur des Konings, zendt de deskundige die de opdracht heeft gekregen het DNA-profiel van het referentiestaal op te stellen met toepassing van paragraaf 2, ambtshalve het DNA-profiel, binnen vijftien dagen na de overzending van zijn verslag, door aan de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken, met het oog op de toepassing van artikel 5quater, §§ 1, 3, 4 en 5, van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken.".
Art.4. Artikel 2 van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2013, wordt aangevuld met een 13°, luidende :
"13° een verwante van een vermiste persoon : hieronder wordt begrepen een bloedverwant in opgaande lijn, een bloedverwant in neergaande lijn en de andere biologische ouder van dit kind, een bloedverwant in de zijlijn.".
Art. 5. In artikel 4bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 21 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt :
"2° de DNA-profielen van referentiestalen van een verwante van een vermiste persoon, overgezonden overeenkomstig artikel 44septies, § 4, van het Wetboek van Strafvordering";
2° in paragraaf 2 wordt het tweede lid opgeheven.