Details





Titel:

19 MAART 2017. - Wet tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-03-2017 en tekstbijwerking tot 27-12-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand
Art. 2-5
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het Wetboek van strafvordering
Art. 6
HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 7
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen
Art. 8
HOOFDSTUK 6. - Wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen
Art. 9
HOOFDSTUK 7. - Inwerkingtreding
Art. 10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1808111901  1985021108  1991003014 



Uitvoeringsbesluit(en):

2017030252  2018010239  2022030589 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand
Art.2. Met toepassing van artikel 62, § 1, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de compatibiliteit van de federale Staat, wordt bij de Federale Overheidsdienst Justitie een "Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand" opgericht, hierna "het Fonds" te noemen.

Art.3. De opbrengsten van het Fonds worden gebruikt ter financiering van de vergoedingen van de advocaten belast met de juridische tweedelijnsbijstand alsmede de kosten verbonden aan de organisatie van de bureaus voor juridische bijstand overeenkomstig de verdeelsleutel bedoeld in artikel 508/19bis, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek.

Art.4.§ 1. Het Fonds wordt gestijfd met de bijdragen die worden geïnd in de hierna bedoelde zaken.
  § 2. Voor de zaken die volgens de burgerlijke rechtspleging worden behandeld, is voor elke gedinginleidende akte die op een van de rollen bedoeld in de artikelen 711 en 712 van het Gerechtelijk Wetboek wordt ingeschreven, op het ogenblik van die inschrijving, [ ...], een bijdrage aan het Fonds verschuldigd. Zonder betaling van deze bijdrage wordt de zaak niet ingeschreven.
  Geen bijdrage wordt evenwel geïnd van de eisende partij :
  1° indien zij juridische tweedelijnsbijstand of rechtsbijstand geniet;
  2° indien zij een vordering inleidt, bedoeld in artikel 68 van de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 en bedoeld in artikel 53, tweede lid, van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970;
  3° indien zij een vordering inleidt, bedoeld in de artikelen 579, 6°, 580, 581 en 582, 1° en 2° van het Gerechtelijk Wetboek betreffende vorderingen ingesteld door of tegen de sociaal verzekerden persoonlijk;
  4° indien zij een vordering inleidt, bedoeld in artikel 1675/4 van het Gerechtelijk Wetboek [2 , of indien zij, als schuldenaar in het kader van een collectieve schuldenregeling, hoger beroep instelt]2;
  5° indien zij in de hoedanigheid van openbaar ministerie een vordering inleidt, bedoeld in artikel 138bis Gerechtelijk Wetboek.
  [5 6° indien zij een verzoek tot machtiging indient op grond van artikel [6 4.40, § 3]6 van het Burgerlijk Wetboek.]5
  Tenzij de in het ongelijk gestelde partij van de juridische tweedelijnsbijstand of rechtsbijstand geniet, [3 of indien de rechter oordeelt dat hij zich op het vlak van zijn bestaansmiddelen in een situatie bevindt waarbij hij beroep zou kunnen doen op juridische tweedelijnsbijstand of op rechtsbijstand]3 vereffent het rechtscollege het bedrag van de bijdrage aan het Fonds in de eindbeslissing die in de kosten verwijst.
  De Koning bepaalt de nadere regels voor de invordering van de bijdrage aan het Fonds.
  § 3. Behalve indien hij van de juridische tweedelijnsbijstand [4 of rechtsbijstand]4 geniet, [4 of indien de rechter oordeelt dat hij zich op het vlak van zijn bestaansmiddelen in een situatie bevindt waarbij hij beroep zou kunnen doen op juridische tweedelijnsbijstand of op rechtsbijstand]4 wordt iedere door een strafgerecht veroordeelde verdachte, inverdenkinggestelde, beklaagde, beschuldigde of voor het misdrijf burgerrechtelijk aansprakelijke persoon, veroordeeld tot het betalen van een bijdrage aan het Fonds.
  Behalve indien zij van de juridische tweedelijnsbijstand [4 of rechtsbijstand]4 geniet, [4 of indien de rechter oordeelt dat hij zich op het vlak van zijn bestaansmiddelen in een situatie bevindt waarbij hij beroep zou kunnen doen op juridische tweedelijnsbijstand of op rechtsbijstand]4 wordt de burgerlijke partij, wanneer zij het initiatief tot de rechtstreekse dagvaarding heeft genomen of wanneer een onderzoek is geopend ten gevolge van haar optreden als burgerlijke partij en zij in het ongelijk wordt gesteld, veroordeeld tot het betalen van een bijdrage aan het Fonds.
  Het rechtscollege vereffent het bedrag van de bijdrage aan het Fonds in de eindbeslissing die in de kosten verwijst.
  De bijdrage wordt ingevorderd volgens de regels van toepassing op de invordering van de strafrechtelijke geldboeten.
  [1 § 4. Voor de Raad van State is voor elk verzoekschrift dat een eis tot herstelvergoeding voor buitengewone, morele of materiële schade, een beroep tot nietigverklaring, een cassatieberoep, een verzoek tot schadevergoeding tot herstel, een administratief kort geding, een verzet, een derdenverzet of een beroep tot herziening inleidt, [...], een bijdrage aan het Fonds verschuldigd.
   De inning van de in het eerste lid bedoelde bijdrage is aan dezelfde regels onderworpen als deze voor de inning van de in artikel 30, § 1, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, bedoelde rechten.
   Voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen is voor elke zaak die op de rol wordt ingeschreven, [...] een bijdrage aan het Fonds verschuldigd.
   Voor de Raad van State en de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen is de partij die de juridische tweedelijnsbijstand of rechtsbijstand geniet, geen bijdrage aan het Fonds verschuldigd.
   De Koning bepaalt de nadere regels voor de invordering van de bijdrage aan het Fonds.]1

  (NOTA : bij arrest nr 22/2020 van 13-02-2020 (B.St. 20-02-2020, p. 10056), heeft het Grondwettelijk Hof vernietigt de woorden " doot elke eisende partij " in artikel 4, §2, eerste lid, en artikel 4, §4, eerste en derde lid de worden " per verzoekende partij ")----------
  (1)<W 2017-04-26/05, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2018>
  (2)<W 2020-07-31/03, art. 45, 003; Inwerkingtreding : 17-08-2020>
  (3)<W 2020-07-31/03, art. 46, 003; Inwerkingtreding : 17-08-2020>
  (4)<W 2020-07-31/03, art. 47, 003; Inwerkingtreding : 17-08-2020>
  (5)<W 2020-07-31/03, art. 89, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (6)<W 2022-01-19/18, art. 56, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2022>


Art.5.§ 1. De bijdrage bedoeld in artikel 4 bedraagt 20 euro.
  § 2. De bijdrage bedoeld in paragraaf 1 is gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand die voorafgaat aan de inwerkingtreding van deze bepaling. Telkens als het indexcijfer met tien punten stijgt of daalt, wordt de bijdrage met tien procent vermeerderd of verminderd.
  [1 Het nieuwe bedrag van de in paragraaf 1 bedoelde bijdrage treedt in werking op de eerste werkdag van de tweede maand na de in het eerste lid bedoelde wijziging van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Dit nieuwe bedrag wordt via een bericht bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad voorafgaand aan de inwerkingtreding ervan.]1
  ----------
  (1)<W 2023-12-19/05, art. 82, 005; Inwerkingtreding : 06-01-2024>

HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het Wetboek van strafvordering
Art.6. In artikel 162 van het Wetboek van strafvordering, vervangen bij de wet van 25 oktober 1950 en gewijzigd bij de wet van 2 april 2014, wordt het tweede lid aangevuld met de woorden :
  "en omvatten de bijdrage bedoeld in artikel 4, § 3, van de wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand.".

HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het Gerechtelijk Wetboek
Art.7. Artikel 1018, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 april 2007, wordt aangevuld met de bepaling onder 8°, luidende :
  "8° de bijdrage bedoeld in artikel 4, § 2, van de wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand.".

HOOFDSTUK 5. - Wijziging van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen
Art.8. In artikel 29, vierde lid, van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, vervangen bij de wet van 22 april 2003, worden de woorden ", vervolgens op de aan het Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand gestorte bijdrage bedoeld in artikel 4, § 3, van de wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand" ingevoegd tussen de woorden "bijdrage bedoeld in het eerste lid" en de woorden "en ten slotte op de strafrechtelijke geldboete".

HOOFDSTUK 6. - Wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen
Art.9. In de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, wordt rubriek 12 aangevuld als volgt:
  "Benaming van het organiek Begrotingsfonds :
  12-4 Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand
  Aard van de toegewezen ontvangsten:
  De ontvangsten bedoeld in artikel 4 van de wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand.
  Aard van de toegestane uitgaven :
  De uitgaven bedoeld in artikel 3 van de wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand.".

HOOFDSTUK 7. - Inwerkingtreding
Art. 10.Deze wet treedt in werking op de door de Koning bepaalde datum. De bepalingen van deze wet zijn van toepassing op de in deze wet bedoelde zaken die ingeleid zijn vanaf deze datum.
(NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 01-05-2017 door KB 2017-04-26/01, art. 6)