Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

22 JANUARI 2016. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand, wat betreft de voorzieningen van categorie 8 en 9



Inhoudstafel:


Art. 1-6
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1994036316 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 19octies van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 januari 2009 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014, wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 19octies. De diensten voor crisishulp aan huis leggen een dossier aan dat minstens de volgende gegevens bevat:
  1° de inlichtingen van administratieve aard, met inbegrip van de stukken die ter beschikking worden gesteld, in voorkomend geval, door de administratie, de gemandateerde voorziening, de jeugdrechtbank en de sociale dienst, inzonderheid de stukken tot staving van de begeleiding en de documenten die vereist zijn door de bepalingen van dit besluit;
  2° de gegevens over de toestand van de minderjarige en het gezin waartoe hij behoort, en hun mening daarover.".

Art.2. Artikel 48bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 januari 2009 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 februari 2014, wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 48bis. § 1. Een dienst voor herstelgerichte en constructieve afhandeling ontvangt een forfaitaire subsidie op basis van een aantal punten dat vastgelegd is bij de erkenning.
  § 2. Het aantal punten, vermeld in paragraaf 1, waarvoor een dienst voor herstelgerichte en constructieve afhandeling op 1 januari 2016 erkend is, wordt vastgesteld, binnen de begrotingskredieten, op basis van het aantal dossiers dat in 2014 gerealiseerd is in het werkgebied dat de dienst met toepassing van artikel 24, § 2, als werkgebied heeft.
  Als met toepassing van artikel 24, § 2, verschillende diensten voor herstelgerichte en constructieve afhandelingen hetzelfde werkgebied hebben, vormt het aantal dossiers van dat werkgebied, gedeeld door het aantal diensten dat in het werkgebied actief is, de basis om het aantal punten vast te stellen waarvoor elke betrokken dienst erkend is.
  § 3. Om het aantal punten, vermeld in paragraaf 1, te bepalen, worden de afhandelingsvormen als volgt geteld:
  1° twee punten voor elke herstelbemiddeling waarvoor de procureur des Konings, de jeugdrechter of de jeugdrechtbank een aanmelding van een minderjarige heeft gedaan;
  2° drie punten voor elke gemeenschapsdienst waarvoor de jeugdrechter of de jeugdrechtbank een aanmelding heeft gedaan;
  3° vijf punten voor elk leerproject van twintig uur waarvoor de jeugdrechter of de jeugdrechtbank een aanmelding heeft gedaan;
  4° negen punten voor elk leerproject van veertig uur waarvoor de jeugdrechter of de jeugdrechtbank een aanmelding heeft gedaan;
  5° vijf punten voor elk herstelgericht groepsoverleg waarvoor de jeugdrechter of de jeugdrechtbank een aanmelding heeft gedaan.
  § 4. Als de som van de punten van het effectieve aantal behandelde dossiers van een dienst voor herstelgerichte en constructieve afhandeling, opgeteld conform paragraaf 3, twee jaar na elkaar minder dan 80% bedraagt van het aantal waarvoor de dienst erkend is, wordt het aantal punten waarvoor hij erkend is, het volgende jaar ambtshalve verminderd tot 110% van het gemiddelde van de voorbije twee jaar.
  § 5. Als de som van de punten van het effectieve aantal behandelde dossiers van een dienst voor herstelgerichte en constructieve afhandeling, opgeteld conform paragraaf 3, twee jaar na elkaar meer dan 105% bedraagt van het aantal waarvoor de dienst erkend is, wordt, binnen de beschikbare begrotingskredieten, het aantal punten waarvoor hij erkend is, het volgende jaar verhoogd tot het gemiddelde van de voorbije twee jaar.
  § 6. Een dienst voor herstelgerichte en constructieve afhandeling waarvan het puntenaantal van het effectieve aantal behandelde dossiers minimaal 85% van het erkende puntenaantal bedraagt, kan een innovatief project inzetten met het verschil in punten tussen de erkenning en de effectief ingezette punten.
  In het eerste lid wordt verstaan onder een innovatief project: een tijdelijk initiatief, dat vertrekt uit de doelgroep of de kernopdracht van een dienst voor herstelgerichte en constructieve afhandeling, dat zorgvernieuwing stimuleert en dat gekoppeld is aan evaluatie.
  § 7. De wijze waarop een voorziening van categorie 8 vorm geeft aan een innovatief project als vermeld in paragraaf 6, wordt vastgelegd in een convenant dat gesloten wordt met de administratie.
  § 8. Een dienst voor herstelgerichte en constructieve afhandeling ontvangt per punt waarvoor hij erkend is, een forfaitaire subsidie van 534,57 euro.
  Per jaar dat de gemiddelde anciënniteit van de gesubsidieerde personeelsleden van een dienst voor herstelgerichte en constructieve afhandeling hoger ligt dan vijf jaar, wordt de subsidie, vermeld in het eerste lid, per punt verhoogd met 11,61 euro.
  Om de gemiddelde anciënniteit, vermeld in het tweede lid, te bepalen, wordt jaarlijks de situatie op 1 januari van het jaar in kwestie als basis genomen.
  Bij inrichtende machten waaraan erkenning is verleend voor een organisatie voor bijzondere jeugdzorg, een centrum voor integrale gezinszorg of een onthaal-, oriëntatie- en observatiecentrum in een modulair kader, geldt de gemiddelde anciënniteit, vermeld in het tweede lid, van de gesubsidieerde personeelsleden van de verschillende voorzieningen.
  De bedragen, vermeld in het eerste en tweede lid, zijn gekoppeld aan de spilindex die van kracht is op 1 januari 2016.
  § 9. Minimaal 70% van de subsidie, vermeld in paragraaf 8, moet worden aangewend voor personeelskosten.
  § 10. De personeelskosten die voortvloeien uit de toepassing van het koninklijk besluit van 3 mei 2007 tot regeling van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag worden gesubsidieerd aan de hand van een aparte verantwoording.
  § 11. Een dienst voor herstelgerichte en constructieve afhandeling kan het gedeelte van de toegekende subsidie dat de kosten, die gemaakt zijn om de opdracht uit te voeren waarvoor hij erkend is, overschrijdt, aanwenden om reserves van maximaal 20% van het subsidiebedrag aan te leggen.
  De totale gecumuleerde reserves kunnen, met uitzondering van het sociaal passief, maximaal 50% van het subsidiebedrag van de laatste subsidieperiode bedragen.
  Het sociaal passief, vermeld in het tweede lid, wordt beperkt tot 25% van de jaarlijkse personeelskosten.".

Art.3. Bijlage 6 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 januari 2009 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011, wordt vervangen door de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.

Art.4. Bijlage 7 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 januari 2009, wordt opgeheven.

Art.5. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2016.

Art.6. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N. Bijlage 6. - Forfaitaire subsidie voor de voorzieningen van categorie 9: Diensten voor crisishulp aan huis
  De forfaitaire subsidie per erkende begeleiding bedraagt 6699,41 euro.
  De forfaitaire subsidie wordt vermeerder met 137,78 euro voor elk jaar dat de gemiddelde anciënniteit van alle personeelsleden de basisanciënniteit van vijf jaar overschrijdt. De anciënniteit wordt berekend op 1 januari van het betreffende jaar en afgerond op 1 decimaal.
  De bovenvermelde bedragen zijn gekoppeld aan de spilindex die van kracht was op 1 september 2015.