Details





Titel:

10 MAART 2016. - Besluit van het verenigd college houdende uitvoering van de ordonnantie van 21 juni 2012 betreffende de promotie van de gezondheid bij de sportbeoefening, het dopingverbod en de preventie ervan(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-03-2016 en tekstbijwerking tot 16-06-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 1-3
HOOFDSTUK 2. - Toestemmingen voor gebruik wegens therapeutische noodzaak
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 4
Afdeling 2. - Commissie voor de toestemming voor gebruik wegens therapeutische noodzaak
Art. 5-8
Afdeling 3. - Procedure van aanvraag tot toestemming voor gebruik wegens therapeutische noodzaak
Art. 9-10
Afdeling 4. - Procedure voor de uitreiking en intrekking van de toestemming
Art. 11-14
HOOFDSTUK 3. - Dopingcontrole en onderzoeken
Afdeling 1. - Controleartsen
Art. 15-16
Afdeling 2. - Controlelaboratoria
Art. 17
Afdeling 3. - De chaperons
Art. 18-19
Afdeling 4. - Dopingcontroles
Art. 20-27, 27/1, 27/2, 28-29, 29/1
Afdeling 5. - Onderzoeken
Art. 30
Afdeling 6. - Kennisgevingsprocedure inzake verboden samenwerking
Art. 31
Afdeling 7. - Analyse van de monsters
Art. 32-33
Afdeling 8. - Gevolgen van de analyse en kennisgeving van de resultaten
Art. 34-35, 35/1
HOOFDSTUK 4. - Verblijfsgegevens van de elitesporters
Art. 36-46
HOOFDSTUK 5. - Opvolging van de controles en vervolging
Art. 47, 47/1, 48-52
HOOFDSTUK 5bis. [1 - Tuchtprocedure]1
Afdeling 1. [1 - Disciplinaire antidopingcommissie]1
Art. 52/1, 52/2, 52/3, 52/4, 52/5
Afdeling 2. [1 - Tuchtprocedure tegen doping voor de DADC]1
Art. 52/6, 52/7, 52/8, 52/9, 52/10, 52/11, 52/12, 52/13, 52/14, 52/14bis
Onderafdeling 1. [1 - Mondelinge procedure - Hoorzitting]1
Art. 52/15, 52/16, 52/17, 52/18
Onderafdeling 2. [1 - Schriftelijke procedure - overeenkomstig de opmerkingen bij artikel 81 van de ISRM]1
Art. 52/19
Onderafdeling 3. [1 - Versnelde procedure]1
Art. 52/20
Onderafdeling 4. [1 - Beslissing]1
Art. 52/21
Onderafdeling 5. [1 - Kennisgeving]1
Art. 52/22, 52/23
HOOFDTSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 53-63
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2014031524 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Naast de definities bepaald in artikel 2 van de ordonnantie wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan onder :
  1° "De ordonnantie" : de ordonnantie van 21 juni 2012 betreffende de promotie van de gezondheid bij de sportbeoefening, het dopingverbod en de preventie ervan;
  2° "De Leden van het Verenigd College" : de Leden van het Verenigd College bevoegd voor het Gezondheidsbeleid;
  3° "De controlearts" : de controlearts aangesteld in uitvoering van artikel 16, tweede lid, van de ordonnantie;
  4° "De CTTN" : De Commissie voor de toestemming voor gebruik wegens therapeutische noodzaak ingesteld in uitvoering van artikel 10, § 3, van de ordonnantie;
  5° "Het laboratorium" : het controlelaboratorium geaccrediteerd of anders goedgekeurd in uitvoering van artikel 18, § 3, van de ordonnantie;
  6° "De chaperon" : de persoon aangesteld door de Leden van het Verenigd College die de controlearts bij één of meer dopingcontroles begeleidt;
  [1 7° "De Internationale Standaard voor de TTN": de Internationale Standaard houdende toestemming voor gebruik wegens therapeutische noodzaak;
   8° "De ISRM": de Internationale Standaard voor resultatenbeheer;
   9° "De ISTI": de Internationale Standaard voor Dopingtests en Onderzoeken;
   10° "De directeur van de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie": de directeur van de directie Gezondheid en Bijstand aan Personen van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;
   11° "De DADC": de Disciplinaire antidopingcommissie die is ingesteld in uitvoering van artikel 30/1 van de ordonnantie.]1
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>

Art.2. De Leden van het Verenigd College stellen de verboden lijst en de bijwerking ervan vast.

Art.3.
  <Opgeheven bij BESL 2022-01-13/01, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>

HOOFDSTUK 2. - Toestemmingen voor gebruik wegens therapeutische noodzaak
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.4.[1 § 1.]1 Overeenkomstig artikel 10, § 4, van de ordonnantie [1 moet elke sporter die een verboden stof of methode moet gebruiken wegens therapeutische noodzaak, een TTN aanvragen en verkrijgen voor hij die methode of stof gebruikt of in het bezit heeft]1.
  [1 § 2. Overeenkomstig het artikel 4.1 van de Internationale Standaard voor de TTN mag de aanvraag in de volgende situaties met terugwerkende kracht worden ingediend:
   1° wanneer de verboden stof of methode werd toegediend in een medische noodsituatie of voor de behandeling van een acute medische aandoening;
   2° wanneer, in uitzonderlijke omstandigheden, naar behoren gemotiveerd door de sporter en aanvaard door de CTTN, er onvoldoende tijd of gelegenheid was voor de sporter om een aanvraag in te dienen of voor de CTTN om een aanvraag te onderzoeken vóór de dopingcontrole;
   3° wanneer, wegens nationale prioriteiten in bepaalde sporten, de nationale antidopingorganisatie van de sporter niet toeliet of eiste dat de sporter een prospectieve TTN aanvroeg;
   4° wanneer een antidopingorganisatie kiest om een monster te nemen bij een breedtesporter of een recreatieve sporter en die sporter een verboden stof of methode gebruikt wegens therapeutische noodzaak;
   5° wanneer de sporter buiten wedstrijdverband, wegens therapeutische noodzaak, een verboden stof heeft gebruikt die enkel binnen wedstrijdverband verboden is.]1
  [1 § 3. Overeenkomstig het artikel 4.2 van de Internationale Standaard voor de TTN wordt een TTN toegekend indien kan worden aangetoond dat, naar alle waarschijnlijkheid, aan elk van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
   1° de verboden stof of methode in kwestie is noodzakelijk voor de behandeling van een gediagnosticeerde medische aandoening die wordt gestaafd met relevante klinische bewijzen;
   2° het therapeutische gebruik van de verboden stof of methode leidt [2 ...]2 niet tot een verbetering van de prestatie die verder gaat dan deze die verwacht zou worden na de terugkeer van de sporter naar een toestand van normale gezondheid na behandeling van zijn medische aandoening;
   3° de verboden stof of methode is een behandeling die aangewezen is voor de behandeling van de medische aandoening en er is geen toegestaan en redelijk therapeutisch alternatief;
   4° de noodzaak om de verboden stof of methode te gebruiken is niet geheel of gedeeltelijk het gevolg van het voorafgaande gebruik (zonder TTN) van een stof of methode die op het ogenblik van het gebruik ervan verboden was.]1
  [1 § 4. Overeenkomstig artikel 4.3 van de Internationale Standaard voor de TTN, in uitzonderlijke omstandigheden en niettegenstaande elke andere bepaling van voornoemde standaard, mag een sporter een TTN met terugwerkende kracht aanvragen en verkrijgen als het, gezien de doelstelling van de Code, duidelijk onrechtvaardig zou zijn om hem deze TTN niet toe te kennen. Als de sporter van nationaal niveau is, mag een antidopingorganisatie een TTN met terugwerkende kracht enkel toekennen met het voorafgaande akkoord van het WADA.]1
  [1 § 5. Overeenkomstig artikel 4.4 van de Code moeten sporters van internationaal niveau hun aanvraag indienen bij hun internationale federatie. Sporters die niet van internationaal niveau zijn, moeten hun aanvraag indienen bij de bevoegde nationale antidopingorganisatie.]1
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Afdeling 2. - Commissie voor de toestemming voor gebruik wegens therapeutische noodzaak
Art.5.§ 1. Overeenkomstig artikel 10, § 3, van de ordonnantie, wordt de Commissie voor gebruik wegens therapeutische noodzaak, afgekort CTTN, opgericht.
  De CTTN is samengesteld uit twee kamers, de ene Franstalig en de andere Nederlandstalig.
  Elke kamer van de CTTN telt drie werkende leden en twee plaatsvervangende leden, aangesteld door de Leden van het Verenigd College.
  § 2. De leden van de CTTN voldoen ten minste aan de volgende voorwaarden :
  1° houder zijn van een diploma van doctor of master in de geneeskunde;
  [1 1bis° ervaring hebben met de zorgverlening aan en behandeling van sporters en een goede kennis hebben van klinische geneeskunde en sportgeneeskunde;]1
  2° sinds ten minste zes jaar voorafgaand aan de indiening van een kandidatuur, niet het voorwerp zijn of geweest zijn van een tuchtschorsing of -schrapping uit de Orde van Geneesheren of van elke gelijkwaardige buitenlandse professionele organisatie;
  3° tenzij de intrekking door hen zelf werd aangevraagd, niet het voorwerp zijn geweest van een beslissing tot intrekking van de aanstelling binnen vijf jaar voorafgaand aan de nieuwe aanvraag tot aanstelling;
  [1 4° de vereiste van artikel 20.5.11 van de Code naleven, namelijk niet het voorwerp zijn geweest van een voorlopige schorsing of geschorst zijn op grond van de Code of, als het lid niet onderworpen is aan de Code, in de afgelopen zes jaar niet rechtstreeks en doelbewust gedrag hebben vertoond dat de antidopingregels zou hebben geschonden als de regels overeenkomstig de Code van toepassing zouden zijn geweest op het voornoemde lid.]1
  [1 ...]1
  De artsen aangesteld door de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap in de hoedanigheid van leden van de Commissies voor de toestemming voor gebruik wegens therapeutische noodzaak worden geacht te voldoen aan het geheel van de voorwaarden die [1 in het eerste lid]1 worden beschreven.
  Ten minste één Nederlandstalig en één Franstalig plaatsvervangend lid hebben een specifieke ervaring inzake zorgverlening aan gehandicapte sporters.
  § 3. De leden van de CTTN worden bij ministerieel besluit voor een termijn van vier jaar aangesteld. Hun mandaat kan door de Leden van het Verenigd College worden vernieuwd, telkens voor een duur van vier jaar.
  De Leden van het Verenigd College [1 kunnen een einde maken]1 aan het mandaat van een lid van de CTTN als deze aan de in § 2 bepaalde voorwaarden niet meer voldoet, of indien deze [1 (een) onverschoonbare fout(en) of lichte maar veelvuldige fouten begaat of wegens inbreuken op de waardigheid van de functie]1.
  § 4. Het secretariaat van de CTTN wordt waargenomen door een ambtenaar van de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie die een gezondheidswerker is.
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>

Art.6.Binnen drie maanden na haar installatie bepaalt de CTTN haar huishoudelijk reglement en legt het aan de Leden van het Verenigd College ter goedkeuring voor.
  Het huishoudelijk reglement van de CTTN omvat de volgende essentiële regels :
  1° De zetel van de CTTN is gevestigd op de zetel van de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, [1 Belliardstraat 71/1 te 1040 Brussel]1, adres waartoe elke briefwisseling toegezonden dient te worden;
  2° De leden van de CTTN voeren hun opdracht in de meest strenge vertrouwelijkheid en in alle onafhankelijkheid uit. Ze nemen de principes van objectiviteit en gelijkheid bij de behandeling van de dossiers die ze onderzoeken in acht. Ze weigeren, in voorkomend geval, elk dossier te behandelen, waarvoor het betrokken lid zou kunnen worden beschouwd als een persoon die geen voldoende waarborgen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid voorlegt [1 overeenkomstig het model dat beschikbaar is op de website van het WADA]1;
  3° Het oudste lid van de Franstalige kamer en het oudste lid van de Nederlandstalige kamer worden aangesteld, afhankelijk van hun respectievelijke leeftijd, in de hoedanigheid van Voorzitter en Ondervoorzitter van de CTTN;
  4° Het secretariaat wordt met administratieve taken belast die voortvloeien uit de opdrachten van de CTTN, met name de ontvangst van de TTN-aanvragen, hun overzending aan de leden van de CTTN, het opstellen van de beslissingen van de CTTN en de briefwisseling met sporters, de sportverenigingen en het WADA;
  5° De TTN-aanvragen worden voorgelegd, afhankelijk van de taal waarin ze worden opgesteld, aan de leden van de Franstalige kamer of de Nederlandstalige kamer van de CTTN. In geval van belangenconflict bij een werkend lid of bij elke verhindering, wordt dit lid door het plaatsvervangend lid met dezelfde taal vervangen;
  6° [1 Wanneer de TTN-aanvraag door een gehandicapte sporter wordt ingediend, telt de betrokken kamer van de CTTN, onder haar drie zetelende leden, ten minste één lid dat een algemene ervaring inzake zorgverlening aan gehandicapte sporters kan laten gelden. Dit lid wordt door de voorzitter of de ondervoorzitter aangesteld onder alle werkende en plaatsvervangende leden van de CTTN. Wanneer het aangestelde lid een plaatsvervangend lid is, vervangt het een van de werkende leden voor de behandeling van deze specifieke aanvraag. Het werkende lid dat niet zetelt, wordt ook aangesteld door de voorzitter of de ondervoorzitter;]1
  7° De leden van de CTTN beslissen via elektronische weg, bij de meerderheid van de stemmen van haar [1 zetelende]1 leden;
  8° Op eigen initiatief of op aanvraag van een lid, kan de Voorzitter of de Ondervoorzitter het advies aanvragen van medische of wetenschappelijke deskundigen dat hij passend acht.
  9° De beslissingen genomen door de CTTN worden gedateerd en getekend door de secretaris van de CTTN en, afhankelijk van hun taal, door de Voorzitter of de Ondervoorzitter.
  Het huishoudelijk reglement stemt overeen met de regels afgekondigd door bijlage II bij de UNESCO-Conventie, alsook met deze die voortvloeien [1 uit de Internationale Standaard voor de TTN]1.
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>

Art.7. De CTTN maakt aan het Verenigd College een jaarlijks anoniem activiteitenverslag over dat het medisch geheim in acht neemt.

Art.8.De Leden van het Verenigd College bepalen de bezoldigingsmodaliteiten van de leden van de CTTN en de geraadpleegde medische of wetenschappelijke deskundigen.
  Overeenkomstig artikel 10, § 4, zesde lid, tweede zin, van de ordonnantie, mogen alle inlichtingen die de medische of wetenschappelijke deskundigen krijgen geen gegevens bevatten die de sporter waarop ze betrekking hebben rechtstreeks identificeren. [1 De medische of wetenschappelijke deskundigen zijn gehouden aan een strikte vertrouwelijkheidsplicht. Zij verlenen hun diensten overeenkomstig de instructies die hun door de CTTN zijn gegeven en onder de verantwoordelijkheid van haar leden.]1
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>

Afdeling 3. - Procedure van aanvraag tot toestemming voor gebruik wegens therapeutische noodzaak
Art.9.§ 1. De aanvraag tot toestemming voor gebruik wegens therapeutische noodzaak wordt door de sporter bij het secretariaat van de CTTN ingediend, per aangetekende brief, per beveiligde elektronische post of het systeem ADAMS door middel van het aanvraagformulier waarvan het model door de Leden van het Verenigd College wordt bepaald, overeenkomstig bijlage II bij de UNESCO-Conventie en het modelformulier TTN afkomstig [1 uit de Internationale Standaard voor de TTN]1.
  Ter informatie van de sporter legt het door de Leden van het Verenigd College vastgestelde model uit hoe zijn persoonlijke en medische gegevens zullen worden behandeld en verduidelijkt het dat hij over een recht van toegang en verbetering van deze gegevens beschikt.
  Het bevat een duidelijke en gedetailleerde medische geschiedenis met de resultaten van alle onderzoeken, laboratoriumanalyses of beeldvormingsstudies, in verband met de aanvraag.
  Bovendien moeten de dosering, de frequentie, de toedieningswijze en -duur van de normaal verboden stof of methode worden gespecificeerd. Bij het formulier dient een attest van de behandelende arts van de sporter te worden gevoegd, waarbij wordt bevestigd dat de verboden stof of methode vereist is om de sporter te verzorgen en waarin alle redenen worden beschreven waarom geen enkel toegestaan therapeutisch middel gebruikt kan worden.
  § 2. [1 Het formulier wordt naar het secretariaat van de CTTN gestuurd ten laatste twintig werkdagen voor de sporttraining, de sportmanifestatie of de sportwedstrijd waarvoor de toestemming wordt aangevraagd, behalve in dringende of uitzonderlijke gevallen.]1
  § 3. [1 Onverminderd [2 artikel 4, § 2, 4°, ]2 wat de breedtesporters en recreatieve sporters betreft]1, mag de TTN-aanvraag ten laatste 15 dagen vanaf de kennisgeving van een afwijkend controleresultaat aan de sporter, zoals bedoeld in artikel 20 van de ordonnantie, worden ingediend.
  § 4. [1 ...]1
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Art.10. De aanvraag moet het bestaan van elke andere door de sporter vooraf ingediende aanvraag tot toestemming voor gebruik wegens therapeutische noodzaak vermelden alsook de stof(fen) waarop die aanvraag betrekking heeft. Ze vermeldt tevens de instelling waarbij deze aanvraag werd ingediend en de beslissing van deze instelling.
  De CTTN verklaart onontvankelijk elke aanvraag tot toestemming voor gebruik wegens therapeutische noodzaak die op identieke redenen steunt als een vorige aanvraag voorgelegd aan een andere overheid of sportvereniging, erkend door het WADA als antidopingorganisatie, tenzij deze aanvraag wordt verantwoord door een nieuw element, dat de sporter onbekend was bij de indiening van zijn eerste aanvraag.

Afdeling 4. - Procedure voor de uitreiking en intrekking van de toestemming
Art.11.§ 1. Het secretariaat van de CTTN gaat na of de aanvraag volledig is binnen 3 werkdagen na de ontvangst ervan.
  § 2. In geval van een onvolledige aanvraag, vraagt het secretariaat van de CTTN per aangetekende brief [1 of]1 per elektronische post om aanvulling van de ontbrekende informatie aan de aanvrager, binnen de in § 1 bedoelde termijn.
  De sporter, met de eventuele hulp van zijn behandelende arts, beschikt over 5 werkdagen om alle gevraagde informatie per aangetekende brief, per beveiligde elektronische post of via ADAMS te zenden.
  Bij gebreke aan een antwoord van de sporter binnen deze termijn, wordt de aanvraag onontvankelijk verklaard door het secretariaat van de CTTN. Het geeft er aan de sporter kennis van, per aangetekende brief en eveneens per elektronische post. Een afschrift ervan wordt per post gestuurd aan de behandelende arts van de sporter die de TTN-aanvraag heeft ingevuld.
  § 3. Het secretariaat deelt aan de Franstalige kamer de in het Frans opgestelde aanvragen mee en deelt aan de Nederlandstalige kamer de in het Nederlands opgestelde aanvragen mee.
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>

Art.12.§ 1. De CTTN zendt per aangetekende brief en eveneens per elektronische post haar beslissing aan de betrokken sporter binnen 15 werkdagen vanaf [1 ...]1 de vaststelling van de volledigheid ervan. [1 Wanneer een TTN-aanvraag wordt ingediend binnen een redelijke termijn voor een sportmanifestatie, moet de CTTN alles in het werk stellen om haar beslissing mee te delen voor het begin van de manifestatie.]1 Een afschrift ervan wordt per post gestuurd aan de behandelende arts van de sporter die de TTN-aanvraag heeft ingevuld.
  De beslissing wordt door de CTTN genomen met inachtneming van bijlage II van de UNESCO-Conventie [1 en de Internationale Standaard voor de TTN]1.
  § 2. [1 ...]1
  De Leden van het Verenigd College bepalen het model van TTN overeenkomstig bijlage II van de UNESCO-Conventie en de Internationale Standaard voor de TTN.
  [1 ...]1
  De in het vorige lid bedoelde informatie wordt door het secretariaat van de CTTN in de databank ADAMS ingevoerd, ter informatie van het WADA en de andere antidopingorganisaties.
  [1 De CTTN verduidelijkt ook dat de toegekende TTN slechts geldig is op nationaal niveau en dat, als de sporter een internationaal niveau verwerft of deelneemt aan een internationale sportmanifestatie, deze TTN niet geldig is, behalve als zij erkend wordt door de internationale federatie of de organisatie die verantwoordelijk is voor grote sportmanifestaties overeenkomstig de Internationale Standaard voor de TTN.]1
  § 3. Wanneer de CTTN beslist de TTN aan de sporter te weigeren, wordt de beslissing met feitelijke en juridische redenen omkleed, op basis van de criteria bepaald in artikel 2, 59°, van de ordonnantie.
  [1 De beslissing preciseert met name:]1
  1° de identiteit van de betrokken sporter, zijn sportdiscipline en de sportfederatie waarbij hij aangesloten is;
  2° de naam van de stof en/of de methode die door de CTTN niet therapeutisch gerechtvaardigd werd geacht, ten aanzien van de criteria bepaald in artikel 2, 59°, van de ordonnantie.
  3° de motivering van de beslissing van weigering [1 ...]1.
  § 4. Overeenkomstig artikel 4.4.9 van de Code, staat de overschrijding van de termijn, bedoeld in § 1, eerste lid, gelijk aan een weigeringsbeslissing, genomen door de CTTN, overeenkomstig § 3.
  § 5. De sporter beschikt over een recht op beroep tegen de beslissingen van weigering bedoeld in § 3, eerste lid, of § 4, die moeten worden ingediend per aangetekende brief bij het secretariaat van de CTTN binnen ten laatste 15 dagen, ofwel vanaf de ontvangstdatum van de aangetekende brief bedoeld in § 1, eerste lid, ofwel vanaf de dag die volgt op de vervaldag van de termijn bedoeld in § 1, eerste lid.
  Naast de inachtneming van de in het vorige lid bedoelde termijn, is de ontvankelijkheid van het beroep eveneens ondergeschikt aan de naleving van de volgende voorwaarden :
  1° de vermelding van de bestreden beslissing;
  2° de beschrijving van het voorwerp en van de redenen van het beroep, beargumenteerd in feite en in rechte;
  3° de vermelding en de beschrijving van het bestaan van een nieuw element ten opzichte van het ogenblik waarop de oorspronkelijke aanvraag als volledig werd beschouwd;
  4° De samenvoeging, bij het beroep, van elk eventueel medisch attest, dat niet bij het oorspronkelijk dossier was gevoegd, en dat, ten aanzien van de criteria bepaald in artikel 2, 59°, van de ordonnantie, [2 een wijziging van]2 de beslissing genomen in eerste aanleg door de CTTN zou kunnen rechtvaardigen.
  § 6. De CTTN, die zich over het beroep uitspreekt, zetelt met een samenstelling die volledig verschilt van deze in eerste aanleg.
  De beslissing van de CTTN, genomen in beroep, wordt gemotiveerd in rechte en in feite, op basis van de criteria, bepaald in artikel 2, 59°, van de ordonnantie.
  De in het vorige lid bedoelde beslissing wordt aan de sporter per aangetekende brief en per elektronische post betekend, binnen 15 dagen volgend op de datum waarop het beroep werd ingediend, in toepassing van § 5.
  § 7. Overeenkomstig artikel 4.4.9. van de Code, staat de overschrijding van de termijn, bedoeld in § 6, derde lid, gelijk aan een weigeringsbeslissing, genomen door de CTTN, die zich over het beroep heeft uitgesproken.
  [1 § 7/1. Overeenkomstig de artikelen 10, § 3, derde lid en 35/1 van de ordonnantie en de artikelen 4.4.2. en 13.1 van de Code, kan beroep worden aangetekend tegen de op grond van de paragrafen 6 en 7 genomen beslissing bij het Hof van Arbitrage voor Sport.]1
  § 8. Onverminderd § 5, overeenkomstig artikel 4.4.6. van de Code, kan het WADA op elk ogenblik elke beslissing inzake de TTN, ofwel op uitdrukkelijk verzoek van de betrokken sporter of zijn sportfederatie, ofwel op eigen initiatief, onderzoeken.
  Als de beslissing inzake de TTN, die door het WADA wordt onderzocht, voldoet aan de criteria vermeld in de Internationale Standaard voor de TTN, zal het WADA niet meer op deze beslissing terugkomen.
  Als de beslissing inzake de TTN, die door het WADA wordt onderzocht, niet voldoet aan de criteria vermeld in de Internationale Standaard voor de TTN, zal het WADA deze beslissing omkeren.
  Overeenkomstig artikel 4.4.8. van de Code, kan elke beslissing van het WADA in verband met het omkeren van een beslissing inzake de TTN, genomen in toepassing van het vorige lid, het voorwerp van een beroep door de betrokken sporter, de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of de betrokken internationale federatie, uitsluitend bij het Hof van Arbitrage voor Sport uitmaken.
  § 9. Onverminderd de §§ 5 en 8, overeenkomstig artikel 4.4.7 van de Code, kan elke beslissing genomen inzake de TTN, door een internationale federatie of door een NADO die aanvaard heeft een TTN-aanvraag in naam van een internationale federatie te onderzoeken, en die niet door het WADA wordt onderzocht, of die door het WADA werd onderzocht maar niet omgekeerd, in toepassing van § 8, tweede lid, het voorwerp van een beroep door de betrokken sporter en/of door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschaps-commissie, uitsluitend bij het Hof van Arbitrage voor Sport, uitmaken.
  [1 § 10. De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie deelt via het ADAMS-systeem zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen 21 dagen na ontvangst van de beslissing, alle beslissingen van de CTTN tot toekenning of weigering van een TTN mee.]1
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Art.13. De CTTN kan, in het kader van het onderzoek van een TTN-aanvraag of van een beroep dat tegen een beslissing van weigering werd ingediend, in toepassing van deze afdeling, vragen dat alle aanvullende en relevante onderzoeken of bijkomende analyses of beeldvormingsstudies zouden worden gedaan.
  Deze aanvullende onderzoeken, analyses of studies worden op kosten van de sporter uitgevoerd. Ze schorsen de termijnen bepaald in artikel 12, § 1, eerste lid en § 6, derde lid, tijdens de duur van de uitvoering ervan.

Art.14.Een TTN kan door de CTTN worden geannuleerd indien de sporter, binnen de termijnen die hem meegedeeld werden, zich niet schikt naar elke eventuele voorwaarde opgelegd door deze in verband met de TTN.
  Elke beslissing tot annulering van een TTN wordt [1 per aangetekende brief en per e-mail]1 aan de sporter door het secretariaat van de CTTN meegedeeld.
  De in het vorige lid bedoelde beslissing vermeldt in ieder geval :
  1° de identiteit van de betrokken sporter, zijn sportdiscipline en de sportfederatie waarbij hij aangesloten is;
  2° de naam van de stof en/of de methode waarvoor de CTTN een TTN heeft toegekend, ten aanzien van de criteria bepaald in artikel 2, 59°, van de ordonnantie.
  De in het vorige lid bedoelde informatie wordt door [1 de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie]1 in de databank ADAMS ingevoerd, ter informatie van het WADA en de andere antidopingorganisaties.
  De annulering van een TTN wordt effectief vanaf de dag na de kennisgeving van de beslissing tot annulering van de CTTN, zoals bedoeld in het tweede lid.
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>

HOOFDSTUK 3. - Dopingcontrole en onderzoeken
Afdeling 1. - Controleartsen
Art.15.§ 1. De controleartsen, aangesteld in toepassing van artikel 16 van de ordonnantie, moeten minstens aan de volgende voorwaarden voldoen :
  1° houder zijn van een diploma van doctor of master in de geneeskunde;
  2° sinds ten minste zes jaar voorafgaand aan de indiening van zijn kandidatuur, niet geschorst of geschorst zijn geweest of geen tuchtschrapping hebben opgelopen van de Orde van de geneesheren of van elke gelijkwaardige buitenlandse professionele organisatie;
  3° een schriftelijke verklaring aan de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie hebben bezorgd waarin hij al zijn persoonlijke of professionele banden met sporters, sportverenigingen, organisatoren van sportmanifestaties of sportwedstrijden en exploitanten van sportinfrastructuren vermeldt;
  4° behalve indien de intrekking door henzelf werd aangevraagd, niet het voorwerp zijn geweest van een beslissing tot intrekking van de aanstelling, zoals bedoeld in § 4, binnen vijf jaar voorafgaand aan de nieuwe aanvraag tot aanstelling;
  [1 5° als de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie denkt dat de kandidaat in contact kan komen met minderjarige sporters, haar een uittreksel uit het strafregister van model 2 bezorgen of een gelijkwaardig document, uitgereikt door de regering van een andere lidstaat van de Europese Unie.]1
  [1 De controleartsen volgen een initiële opleiding georganiseerd door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, met een theoretisch deel over de dopingwetgeving van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en over de wetgeving inzake bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de verschillende soorten dopingcontroleactiviteiten in verband met de functie van controlearts en een praktisch deel dat erin bestaat als waarnemer deel te nemen aan minimum vijf dopingcontroles uitgevoerd door een controlearts van een door het WADA erkende nationale antidopingorganisatie en in een voldoende goed ter plaatse uitgevoerde volledige monsternemingsfase in het bijzijn van een controlearts of zijn gelijke. De waarneming van de productie van een urinemonster behoort niet tot deze vereisten. Bovendien volgen de controleartsen een jaarlijkse bijscholing georganiseerd door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of door de NADO van een andere gemeenschap in België.]1
  Een gelijkwaardige opleiding die in een andere gemeenschap binnen België of binnen een andere EU-lidstaat of een gelijkgestelde staat is gevolgd of afgelegd kan ook in aanmerking worden genomen. De opleiding georganiseerd door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie is dan beperkt tot de specifieke reglementering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
  De controleartsen erkend of aangesteld door de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap worden geacht te voldoen aan het geheel van de in het eerste en tweede lid bepaalde voorwaarden.
  De controleartsen eerbiedigen de vertrouwelijkheid van alle dopingcontroles waarmee ze worden belast. Ze voeren geen dopingcontrole uit [1 als zij daar belang bij hebben. Dit is met name het geval indien:
   1° ze de sport in kwestie beoefenen of betrokken zijn bij het bestuur van die sport op het niveau waarop de controle wordt uitgevoerd;
   2° ze betrokken zijn bij persoonlijke aangelegenheden of bij de aangelegenheden van elke sporter die tijdens deze fase een monster kan afstaan;
   3° leden van hun gezin actief betrokken zijn bij de dagelijkse activiteiten van de sport in kwestie op het niveau waarop de controle wordt uitgevoerd;
   4° ze commerciële relaties onderhouden in een sport waarbij sporters worden onderworpen aan controles, er een financieel belang bij hebben of er persoonlijk bij betrokken zijn;
   5° ze door eigen beslissingen, genomen bij de uitoefening van hun officiële functie, rechtstreeks of onrechtstreeks een persoonlijk en/of beroepsmatig voordeel of een voordeel bij een derde halen of kunnen halen;
   6° ze persoonlijke belangen blijken te hebben die afbreuk doen aan hun vermogen om hun verplichtingen integer, onafhankelijk en vastberaden uit te voeren.]1.
  De controleartsen aangesteld door de Leden van het Verenigd College kunnen dopingcontroles uitvoeren, op vraag en voor rekening van andere [1 door het WADA erkende antidopingorganisaties]1.
  § 2. [1 De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kan]1 de controleartsen die werden aangesteld of erkend door andere gefedereerde entiteiten waarmee het Verenigd College een samenwerkingsakkoord heeft afgesloten, met de uitvoering van dopingcontroles belasten.
  In dit geval [1 deelt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie aan de betrokken NADO]1 het programma en de regels van de dopingcontroles mee, waarvan de uitvoering wordt verzocht.
  De controleartsen aangesteld of erkend door de betrokken gefedereerde entiteiten voeren de door [1 de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie]1 verzochte controles uit, overeenkomstig de ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten, voor rekening en ten laste van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
  § 3. Onverminderd de toepassing van § 2 kunnen de Leden van het Verenigd College eveneens controleartsen bij ministerieel besluit aanstellen, als gevolg van de publicatie van een oproep tot kandidatuurstelling ingericht door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
  De oproep wordt gepubliceerd in ten minste één titel van de geschreven pers specifiek bestemd voor gezondheidswerkers.
  De kandidaten die aan de selectievoorwaarden voldoen, worden gerangschikt volgens de kwaliteit van hun kandidatuur en hun beschikbaarheid.
  [1 De controleartsen worden door de Leden van het Verenigd College aangesteld voor een termijn van twee jaar. Deze termijn is vernieuwbaar voor een duur van twee jaar, indien de controleartsen voldoen aan een theoretische en/of praktische evaluatie. De controleartsen moeten ook opnieuw een volledig opleidingsprogramma volgen als ze niet hebben deelgenomen aan een monsternemingsactiviteit in het jaar voor de vernieuwing van de accreditatie.]1
  De aangestelde controleartsen krijgen een identificatiebadge die ook de geldigheidsduur van hun aanstelling vermeldt. [1 Ze bezorgen deze badge terug aan de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie op de dag waarop hun aanstelling eindigt.]1
  Om de continuïteit van de dopingbestrijdende activiteiten, ook tijdens het weekend en op de feestdagen te waarborgen, kunnen de Leden van het Verenigd College, ondanks het vorige lid, één of meer leden van de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, die houder zijn van een diploma van doctor of master in de geneeskunde, als controlearts aanstellen. [1 In dit geval moet(en) de aangestelde pers(o)on(en) voldoen aan alle voorwaarden bepaald in paragraaf 1 van dit artikel.]1
  § 4. De Leden van het Verenigd College trekken de hoedanigheid van controlearts in wanneer de controlearts :
  1° niet meer aan de aanstellingsvoorwaarden bedoeld in § 1, eerste lid, voldoet;
  2° niet beschikbaar is geweest, tijdens een periode van 6 maanden, om meer dan de helft van de gevraagde dopingcontroles uit te voeren waarvan hij door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie naar behoren in kennis is gesteld;
  3° niet deelneemt aan de opleiding georganiseerd door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie [1 ...]1.
  4° [1 wordt door de in hoofdstuk 5bis bedoelde DADC erkend ernstig in overtreding te zijn]1 met de bepalingen van de ordonnantie of van dit besluit;
  5° het zelf aanvraagt.
  § 5. In de gevallen bedoeld in § 4, punten 1° tot 4°, informeren de Leden van het Verenigd College, per aangetekende brief, de controlearts over hun voornemen hem de hoedanigheid van controlearts te ontnemen, en over de redenen van hun beslissing.
  De controlearts beschikt over een termijn van dertig dagen vanaf de dag na de ontvangst van de in het eerste lid bedoelde aangetekende brief, om zijn opmerkingen te laten gelden en, in voorkomend geval, om te vragen door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie te worden gehoord.
  De Leden van het Verenigd College nemen hun beslissing na het verstrijken van deze termijn of, indien de controlearts zijn opmerkingen heeft overgemaakt of heeft gevraagd door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie gehoord te worden, vanaf de ontvangst van het advies van de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
  De Leden van het Verenigd College geven kennis van hun beslissing aan de betrokkene per aangetekende brief.
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2) geen nederlandse versieArt.16. De Leden van het Verenigd College bepalen de bezoldigingsmodaliteiten van de controleartsen.

Afdeling 2. - Controlelaboratoria

Art.17.§ 1. De Leden van het Verenigd College duiden per ministerieel besluit de laboratoria aan die gerechtigd zijn om monsters te analyseren.   Om de erkenning als laboratorium gemachtigd om de analyse van monsters uit te voeren, te bekomen, dient het laboratorium :   1° overeenkomstig artikel 18, § 3, van de ordonnantie, geaccrediteerd te zijn of goedgekeurd te worden door het WADA;   2° noch rechtstreeks noch onrechtstreeks betrokken te zijn bij de handel van geneesmiddelen, noch personeel in dienst te hebben die de onafhankelijkheid van het laboratorium in het gedrang kan brengen;   3° behalve indien de intrekking door het laboratorium zelf werd aangevraagd, niet het voorwerp te zijn geweest van een beslissing tot intrekking van de erkenning binnen vijf jaar voorafgaand aan de nieuwe aanvraag tot erkenning.   Bij de analyse van de monsters dient het laboratorium :   1° de analyses van de monsters binnen de opgelegde termijnen uit te voeren;   2° aan de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kennis te geven van de opsporing van enige stof of methode die, hoewel ze niet op de verboden lijst staan, de resultaten of de prestaties van een sporter op kunstmatige wijze kan verbeteren;   3° aan derden de resultaten van de analyses niet bekend te maken, met uitzondering van de gecontroleerde sporter, de betrokken internationale sportvereniging, de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en het WADA;   4° elk belangenconflict te vermijden;   5° de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie toe te laten om periodiek het laboratorium te controleren om de inachtneming van de vereisten van de erkenning na te gaan;   6° alle schriftelijke documenten in verband met de analyse op te stellen en voor alle contacten met de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de sporter en alle andere personen in te staan, in de taal gebruikt in het controlerapport.   § 2. De erkenning wordt door de Leden van het Verenigd College toegekend voor een onbepaalde duur.   § 3. De erkenning wordt door de Leden van het Verenigd College ingetrokken, op aanvraag van het laboratorium of wanneer het laboratorium niet meer aan de in § 1 [2 ...]2 bedoelde erkenningsvoorwaarden voldoet, of wanneer het laboratorium ernstig de bepalingen van de ordonnantie of van dit besluit schendt.   In dit laatste geval informeren de Leden van het Verenigd College, per aangetekende brief, het laboratorium over hun voornemen om de erkenning in te trekken en over de redenen van hun beslissing.   Het laboratorium beschikt over een termijn van dertig dagen vanaf de dag na de ontvangst van de in het tweede lid bedoelde aangetekende brief om zijn opmerkingen te laten gelden en om te vragen dat zijn wettelijke vertegenwoordigers door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie zouden worden gehoord.   De Leden van het Verenigd College nemen hun beslissing na het verstrijken van deze termijn of, indien het laboratorium opmerkingen heeft overgemaakt of heeft gevraagd om door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie te worden gehoord, vanaf de ontvangst van het advies van de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.   De Leden van het Verenigd College geven per aangetekende brief kennis van hun beslissing aan het laboratorium.   § 4. Wanneer bijzondere analyses uitgevoerd moeten worden en als geen laboratorium erkend door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ze kan uitvoeren, erkennen de Leden van het Verenigd College, tijdelijk, voor de duur van de bijzondere analyse, een ander door het WADA geaccrediteerd of goedgekeurd laboratorium, dat aan de voorwaarden bedoeld in § 1 voldoet.   In dat geval zijn de §§ 2 en 3 van dit artikel niet van toepassing.   [1 § 5. Overeenkomstig artikel 18, § 4 van de ordonnantie, worden de monsters die door een andere antidopingorganisatie genomen zijn in naam en voor rekening van de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, geanalyseerd door een door het WADA geaccrediteerd of goedgekeurd laboratorium waarmee deze andere antidopingorganisatie gewoonlijk werkt.]1   ----------   (1)   (2)
Afdeling 3. - De chaperons

Art.18.§ 1. De Leden van het Verenigd College stellen chaperons aan, die belast zijn met het assisteren van de controleartsen en het toezicht op de sporters die een dopingcontrole moeten ondergaan, tussen de kennisgeving van de controle en de werkelijke afname van monsters, met inachtneming van de vereisten van de Internationale Standaard voor de dopingtests en de onderzoeken. [1 Zij kunnen ook, op verzoek van de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, deelnemen aan door haar georganiseerde preventie-, opvoedings- en/of bewustmakingsactiviteiten]1   § 2. Om als chaperon aangesteld te worden, moet de betrokkene :   1° meerderjarig en juridisch bekwaam zijn;   2° aan de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie een schriftelijke verklaring op erewoord bezorgen waarin hij zich ertoe verbindt de vertrouwelijkheid van alle controleprocedures waaraan hij deelneemt in acht te nemen;   3° niet het voorwerp zijn geweest van een intrekking van de aanstelling in de hoedanigheid van chaperon binnen vijf jaar voorafgaand aan de nieuwe aanvraag tot aanstelling, tenzij de intrekking door de chaperon zelf werd aangevraagd;   4° over een ruime urendisponibiliteit beschikken, met inbegrip van de avonden en tijdens de feestdagen, de zaterdagen en de zondagen;   5° een schriftelijke verklaring aan de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie bezorgen waarin hij al zijn persoonlijke en beroepsbanden met sporters, sportverenigingen, organisatoren van sportmanifestaties of -wedstrijden en exploitanten van sportinfrastructuren vermeldt.   [1 De chaperons volgen een initiële opleiding georganiseerd door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, met een theoretisch deel over de dopingwetgeving van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en over de wetgeving inzake bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de studie van alle vereisten in verband met de monsternemingsfase en een praktisch deel over de begeleiding van de gecontroleerde sporters, alsook, maar niet beperkt tot, over situaties in verband met sporters die weigeren hun verplichtingen na te komen, minderjarige sporters en/of sporters met een handicap. Bovendien volgen de chaperons een jaarlijkse bijscholing georganiseerd door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of door de NADO van een andere gemeenschap in België.]1   Een gelijkwaardige opleiding die in een andere gemeenschap binnen België of binnen een andere EU-lidstaat of een gelijkgestelde staat is gevolgd of afgelegd kan ook in aanmerking worden genomen. De opleiding georganiseerd door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie is dan beperkt tot de specifieke reglementering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.   De chaperons erkend of aangesteld door de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap worden geacht aan het geheel van de in het eerste en tweede lid bepaalde voorwaarden te voldoen.   [1 De chaperons eerbiedigen de vertrouwelijkheid van alle dopingcontroles waaraan zij deelnemen. Ze voeren geen dopingcontrole van sporters met wie ze rechtstreekse of onrechtstreekse banden hebben, of die onder sportverenigingen ressorteren waarmee ze rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden zijn. Ze weigeren een controlearts te assisteren voor elke controle waarbij hun onafhankelijkheid en objectiviteit onvoldoende zouden kunnen worden geacht. Ze mogen niet tussenbeide komen bij dopingcontroles indien ze daarbij een belang hebben en met name indien:    1° ze de sport in kwestie beoefenen of betrokken zijn bij het bestuur van die sport op het niveau waarop de controle wordt uitgevoerd;    2° ze betrokken zijn bij persoonlijke aangelegenheden of bij de aangelegenheden van elke sporter die tijdens deze fase een monster kan afstaan;    3° leden van hun gezin actief betrokken zijn bij de dagelijkse activiteiten van de sport in kwestie op het niveau waarop de controle wordt uitgevoerd;    4° ze commerciële relaties onderhouden in een sport waarbij sporters worden onderworpen aan controles, er een financieel belang bij hebben of er persoonlijk bij betrokken zijn;    5° ze door eigen beslissingen, genomen bij de uitoefening van hun officiële functie, rechtstreeks of onrechtstreeks een persoonlijk en/of beroepsmatig voordeel of een voordeel bij een derde halen of kunnen halen;    6° ze privébelangen blijken te hebben die afbreuk doen aan hun vermogen om hun verplichtingen integer, onafhankelijk en vastberaden uit te voeren.]1   De aangestelde chaperons krijgen een identificatiebadge die ook de geldigheidsduur van hun aanstelling vermeldt. [1 Zij bezorgen deze badge terug aan de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie op de dag waarop hun aanstelling eindigt.]1   [2 Om de continuïteit van de dopingbestrijdende activiteiten ook tijdens het weekend en op feestdagen te waarborgen, kunnen de Leden van het Verenigd College één of meer personeelsleden van de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie die aan de in § 2, eerste lid, bedoelde voorwaarden beantwoorden, aanstellen als chaperons]2.   [2 Het lid (of de leden) aangesteld in toepassing van het vorige lid wordt (of worden) vrijgesteld van de opleiding bedoeld in § 2, tweede lid."]2.   § 3. [1 De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kan]1 de chaperons die werden aangesteld of erkend door andere gefedereerde entiteiten waarmee het Verenigd College een samenwerkingsakkoord heeft afgesloten, met het begeleiden van de controleartsen in het kader van de uitvoering van dopingcontroles belasten.   In dit geval [1 deelt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie aan de betrokken NADO]1 het programma en de regels van de dopingcontroles mee, waarvan de uitvoering wordt verzocht.   De chaperons aangesteld of erkend door de betrokken gefedereerde entiteiten komen in de door [1 de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie]1 gevraagde controles tussen voor rekening en ten laste van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, overeenkomstig de ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten.   § 4. Onverminderd [2 de toepassing van § 3]2 kunnen de Leden van het Verenigd College chaperons bij ministerieel besluit aanstellen, via een oproep tot kandidaatstelling die in minstens twee nationale titels van de geschreven pers, waarvan één in het Frans en één in het Nederlands, wordt gepubliceerd.   De kandidaten die aan de selectievoorwaarden voldoen, worden gerangschikt volgens de kwaliteit van hun kandidatuur en hun beschikbaarheid.   De kandidaten worden voor de te begeven ambten van chaperon aangesteld, in functie van hun rangschikking.   [1 De hoedanigheid van chaperon wordt toegekend voor een periode van twee jaar. Deze periode kan met twee jaar worden verlengd indien de chaperons voldoen aan een theoretische en/of praktische evaluatie. De chaperons moeten ook opnieuw een volledig opleidingsprogramma volgen als ze niet hebben deelgenomen aan een monsternemingsactiviteit in het jaar voor de vernieuwing van de accreditatie.]1   § 5. De Leden van het Verenigd College trekken de hoedanigheid van chaperon in wanneer deze:   1° niet meer aan de aanstellingsvoorwaarden bedoeld in [2 § 2, eerste lid,]2 voldoet;   2° niet beschikbaar is geweest, tijdens een periode van 6 maanden, om meer dan de helft van de gevraagde dopingcontroles uit te voeren waarvan hij door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie naar behoren in kennis is gesteld.   3° niet deelneemt aan de opleiding ingericht door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie [1 ...]1;   4° [1 wordt door de in artikel 52/1 bedoelde DADC erkend ernstig in overtreding te zijn]1 met de bepalingen van de ordonnantie of van dit besluit;   5° het zelf aanvraagt.   § 6. In de gevallen bedoeld in § 5, 1° tot 4°, [1 informeren de Leden van het Verenigd College, per aangetekende brief, de chaperon over hun voornemen hem de hoedanigheid van chaperon te ontnemen, en over de redenen van hun beslissing]1.   De chaperon beschikt over een termijn van dertig dagen vanaf de dag na de ontvangst van de in het eerste lid bedoelde aangetekende brief, om zijn opmerkingen te laten gelden en om te vragen door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie te worden gehoord.   [1 De Leden van het Verenigd College geven aan de chaperon kennis van hun]1 beslissing per aangetekende brief.   ----------   (1)   (2)
Art.19. De Leden van het Verenigd College bepalen, in voorkomend geval, de bezoldigingsmodaliteiten van de chaperons.

Afdeling 4. - Dopingcontroles

Art.20.§ 1. De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie maakt op jaarlijkse basis een spreidingsplan op van de in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad uit te voeren dopingcontroles, en dit overeenkomstig artikel 5.4 van de Code en de artikelen 4.1 tot 4.9 van de Internationale Standaard voor dopingtests en onderzoeken.   Dat spreidingsplan bestaat in het plannen van gerichte en steekproefsgewijze dopingcontroles. Het heeft tot doel [1 in verhouding te staan tot het dopingrisico, doeltreffend te zijn om dergelijke praktijken op te sporen en een ontradend effect erop te hebben]1 en, in fine, het opstellen van een samenhangende prioriteitenlijst voor de sportdisciplines, de categorieën van sporters, de te nemen soorten monsters en de uit te voeren monsteranalyses mogelijk te maken. [1 Het houdt rekening met de vereisten in het technisch document voor sportspecifieke analyses.]1   [1 Dat spreidingsplan moet waarborgen dat dopingcontroles worden uitgevoerd, zonder dat deze lijst volledig is:    1° bij sporters van alle niveaus, met inbegrip van de minderjarigen, hoewel een belangrijk deel van de controles wordt voorbehouden aan de elitesporters van nationaal niveau en de sporters van heel hoog niveau, met inbegrip van de sporters die zelfstandig trainen, maar die meedingen naar grote sportmanifestaties en geselecteerd kunnen worden voor deze manifestaties;    2° bij sporters die een publieke financiering krijgen;    3° bij sporters van heel hoog niveau die in het buitenland wonen, trainen of deelnemen aan wedstrijden;    4° bij sporters van heel hoog niveau die een buitenlandse nationaliteit hebben maar in België aanwezig zijn (omdat ze in België wonen, trainen, deelnemen aan wedstrijden of om andere redenen);    5° bij sporters van internationaal niveau, met de medewerking van de internationale federaties;    6° bij sporters die het voorwerp zijn van een schorsing of een voorlopige schorsing;    7° bij sporters die prioritair waren voor controles vóór hun terugtrekking uit de sportwereld en die hun terugtrekking willen beëindigen om actief sport te beoefenen;    8° bij een groot aantal verschillende sportdisciplines, waarbij rekening wordt gehouden met de evaluatie van de dopingrisico's bedoeld in § 2;    9° binnen en buiten wedstrijdverband, waarbij rekening wordt gehouden met de evaluatie van de dopingrisico's bedoeld in § 2;    10° in de ploegsporten en de individuele sporten;    11° via bloed- en urinetesten en, in voorkomend geval, het biologisch paspoort van de sporter, zoals bedoeld in artikel 23/2 van de ordonnantie;    12° op het gehele grondgebied en bij de volledige doelgroep van de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.]1   Het in het eerste lid bedoelde spreidingsplan omvat eveneens een [1 schriftelijke]1 strategie voor de bewaring van de monsters om op een latere datum bijkomende monsteranalyses mogelijk te maken, overeenkomstig artikelen 6.2 en 6.5. van de Code en 4.7.3 van de Internationale Standaard voor dopingtests en onderzoeken, en overeenkomstig de vereisten van de Internationale Standaard voor laboratoria en deze van de Internationale Standaard inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.   Deze strategie houdt eveneens rekening met de volgende elementen :   1° de aanbevelingen van het door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie erkende laboratorium [1 en van de in artikel 23/2, § 2 van de ordonnantie bedoelde instantie voor het beheer van het biologisch paspoort van de elitesporter]1;   2° de mogelijke behoefte aan retroactieve analyses in verband met het programma van het biologisch paspoort van de atleet;   3° nieuwe opsporingsmethodes die in een nabije toekomst kunnen worden ingevoerd en die de sporter, de sport en/of de discipline zou kunnen betreffen;   4° het feit dat de monsters komen van sporters die volledig of gedeeltelijk aan de in het 6de lid vermelde criteria voldoen;   [1 5° alle andere informatie die ter beschikking wordt gesteld van de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en die de langetermijnbewaring of aanvullende analyse van monsters aan haar vrije beoordeling rechtvaardigt.]1   Niettegenstaande de inachtneming van het 3de lid, 1°, kunnen overeenkomstig artikel 4.5.3. van de standaard voor dopingtests en onderzoeken, de volgende factoren door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie eveneens in aanmerking worden genomen voor de bepaling van een prioriteitsvolgorde tussen de te controleren sporters alsook, in voorkomend geval, voor de planning en uitvoering van gerichte controles op bepaalde sporters :   [1 a) een of meerdere vroegere overtredingen van de antidopingregels, antecedenten op het gebied van tests, met inbegrip van alle atypische biologische parameters (bloedparameters, steroïdenprofielen, volgens met name de aanbevelingen van een instantie voor het beheer van de elitesporter);    b) herhaaldelijke niet-nakoming van de verplichtingen inzake de verblijfsgegevens, zoals bedoeld in artikel 26 van de ordonnantie;    c) laattijdige mededelingen van verblijfsgegevens;    d) een verhuizing naar of een training op een plaats die afgelegen of moeilijk toegankelijk is voor een controle;    e) de terugtrekking of de afwezigheid op een of meerdere geplande wedstrijden;    f) de samenwerking met een derde die voor dopingfeiten werd veroordeeld;    g) een blessure;    h) de leeftijd en/of de fase van de loopbaan, met name de overgang van een leeftijdscategorie naar een andere of de mogelijkheid een contract af te sluiten;    i) financiële incentives ter verbetering van de prestaties, zoals premies of mogelijkheden tot sponsoring;    j) betrouwbare informatie, komende van derden, gecontroleerd en nagetrokken door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in het kader van haar onderzoeksbevoegdheid, zoals bedoeld in artikel 23/1 van de ordonnantie;    k) de historiek van de sportprestaties, de routineprestaties en/of prestaties van hoog niveau die niet gepaard gaan met een overeenkomstige testhistoriek.]1   § 2. Voorafgaand aan de in § 1, eerste lid, bedoelde spreidingsplan, wordt een gedocumenteerde evaluatie van de dopingrisico's uitgevoerd, rekening houdend met de [1 vereisten en]1 de criteria bepaald in artikel 4.2.1 van de Internationale Standaard voor dopingtests en onderzoeken.   De evaluatie van de dopingrisico's bedoeld in het vorige lid, berust aldus onder meer op een evaluatie van de stoffen en methodes die het meest in de sport en/of de betrokken sportdiscipline kunnen worden gebruikt, waarbij men onder andere rekening houdt met :   a) de fysieke vereisten en de andere vereisten, met name fysiologische, van de betrokken sporten en/of sportdisciplines;   b) [1 de verboden stoffen en/of methoden waarvan een sporter vindt dat ze de prestaties in de betrokken sporten of disciplines het meest kunnen verbeteren;]1   c) [1 de beschikbare beloningen en andere mogelijke stimuli tot dopinggebruik op de verschillende niveaus van deze sporten en/of sportdisciplines, afhankelijk van de landen die deelnemen aan deze sporten en/of sportdisciplines;]1   d) de gedetailleerde dopinggeschiedenis in deze sporten en/of sportdisciplines;   e) het beschikbare onderzoek over de tendensen inzake doping, onder meer via intercollegiaal getoetste artikels [1 of door het WADA gepubliceerde statistische rapporten van controles en overtredingen van de antidopingregels]1;   f) de verkregen informatie en inlichtingen, met name in het kader van de onderzoeksbevoegdheid van de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, zoals bedoeld in artikel 23/2 van de ordonnantie;   g) de resultaten die vorige spreidingsplannen hebben opgeleverd;   h) de momenten in zijn sportloopbaan tijdens dewelke een sporter het meest vatbaar zou zijn voor het nemen van doping;   i) de momenten van het sportjaar waarop een sporter het meest vatbaar zou zijn voor dopinggebruik, wegens de structuur van het seizoen voor de sport en/of sportdiscipline in kwestie, de indeling van de wedstrijden en de trainingsperiodes.   [1 Naast de evaluatie van de dopingrisico's die de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie uitvoert, houdt ze rekening met elke evaluatie van de dopingrisico's die is uitgevoerd door een andere antidopingorganisatie die ook de bevoegdheid heeft om dezelfde sporters te controleren. De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie is echter niet gebonden aan de evaluatie van de dopingrisico's in een sport of een discipline die is uitgevoerd door een internationale federatie.   De evaluatie van de dopingrisico's wordt zo nodig bijgewerkt naargelang de nieuwe omstandigheden en de uitvoering van het in § 1 bedoelde spreidingsplan van de controles.]1   [1 § 2bis. De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie documenteert de opstelling van de evaluatie van de dopingrisico's en het spreidingsplan. Deze documentatie moet op verzoek van deze laatste aan het WADA worden bezorgd.]1   § 3. Het opgestelde spreidingsplan, bedoeld in § 1, wordt daarna uitgevoerd [1 overeenkomstig [2 artikel 22 en volgende]2]1. Het kan op elk ogenblik, tijdens het jaar, worden gewijzigd, waarbij rekening wordt gehouden met alle relevante analytische of niet-analytische informatie die door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie is verkregen en nagegaan, onder meer op basis van de dopingcontroles uitgevoerd door andere antidopingorganisaties en de inlichtingen verwerkt in het kader van de onderzoeksbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 23/2 van de ordonnantie.   § 4. Om een efficiënte planning mogelijk te maken en een overbodige herhaling van de controles te vermijden, maken de controles, overeenkomstig [1 artikel 5.4.2 van de Code]1, het voorwerp uit van een trimestriële coördinatie met de andere antidopingorganisaties die een band, ofwel sportief, ofwel nationaal, met de sporter hebben, door middel van een registratie in ADAMS, uitgevoerd door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.   In het kader van de in het vorige lid bedoelde coördinatie zal, om het vertrouwelijke, onvoorspelbare en onaangekondigde karakter van de controles te vrijwaren, de enige gepubliceerde informatie in ADAMS betrekking hebben op de identiteit van de sporters die tijdens een bepaald kwartaal moeten gecontroleerd worden, met uitsluiting van de data, de uren, en de specifieke locatie van de controles.   Voor de toepassing van [1 artikel 26, § 10, derde lid]1, van de ordonnantie, richt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie haar verzoek naar de antidopingorganisatie die het evenement onder haar hoede neemt, in principe 35 dagen vóór het begin van de sportmanifestatie in kwestie.   De in het vorige lid bedoelde termijn kan tot 5 dagen worden teruggebracht in geval van dringende noodzaak, omkleed met bijzondere redenen en berustend op ten minste één van de [2 in § 1, zesde lid,]2bedoelde factoren.   [1 Indien de verantwoordelijke organisatie weigert of niet binnen zeven dagen na ontvangst van het verzoek antwoordt, kan de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie een schriftelijk verzoek sturen naar het WADA, met een afschrift aan de verantwoordelijke organisatie, waarin alle ondersteunende redenen, een duidelijke beschrijving van de situatie en alle relevante briefwisseling tussen de verantwoordelijke organisatie en de NADO worden vermeld. Het WADA moet dit verzoek uiterlijk 21 dagen voor de aanvang van de sportmanifestatie ontvangen.]1   ----------   (1)   (2)
Art.21.De mededeling die aan de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie door de organisatoren wordt uitgevoerd, overeenkomstig artikel 25 van de ordonnantie, gebeurt per brief of per elektronische post en bevat de volgende gegevens :
  1° de naam van de georganiseerde sportmanifestatie of -wedstrijd;
  2° de plaats, de datum en het begin- en einduren van die sportmanifestatie of -wedstrijd;
  3° de sportdiscipline(s) die bij die manifestatie of de wedstrijd wordt(en) beoefend;
  4° het internationale, nationale of lokale niveau van de manifestatie of wedstrijd alsmede de leeftijdscategorieën van de deelnemers en hun effectief of vermoedelijke aantal;
  5° de naam, het postadres of het elektronische adres en het telefoonnummer van de afgevaardigde van de organisator van de manifestatie of de wedstrijd en, in voorkomend geval, van de afgevaardigde van de deelnemende sportverenigingen;
  6° het aantal elitesporters van nationaal en internationaal niveau die, voor zover dit bij de organisator bekend is, aan de sportmanifestatie of -wedstrijd deelnemen.
  [1 De verantwoordelijke voor de verwerking van de in punt 5 bedoelde persoonsgegevens is de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Deze gegevens mogen enkel gebruikt worden voor de organisatie en uitvoering van dopingcontroles overeenkomstig artikel 12/1 van de ordonnantie. Deze gegevens mogen niet langer dan één jaar bewaard worden.]1
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>

Art.22.§ 1. De dopingcontroles en het spreidingsplan, zoals bedoeld in artikel 20, § 3, worden uitgevoerd op de volgende manier en met inachtneming van de volgende beginselen :
  1° op basis van het spreidingsplan bedoeld in artikel 20, § 1, [2 eerste lid,]2 van de informatie meegedeeld door de organisatoren, overeenkomstig artikel 21, of van alle relevante analytische of niet-analytische informatie nagegaan door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, deze identificeert de NADO het hele jaar lang, de sporters die ze wenst te controleren, alsook de trainingen, manifestaties en sportwedstrijden tijdens dewelke ze dopingcontroles wenst te laten uitvoeren;
  2° overeenkomstig artikelen 5.2 en 5.2.5 van de Code en artikel 4.5.5 van de Internationale Standaard voor dopingtests en onderzoeken, kan elke sporter, met inbegrip van een minderjarige, die onder de bevoegdheid van de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie valt, ertoe verplicht worden een monster af te nemen en dit op elk ogenblik en elke plaats, ook als de sporter het voorwerp van een schorsing uitmaakt en dit onafhankelijk van de eventuele opname van deze controle in het controlespreidingsplan, zoals bedoeld in artikel 20, § 1, eerste lid.
  § 2. De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie wijst door middel van een opdrachtenblad, waarvan het model door de Leden van het Verenigd College wordt vastgesteld, de controlearts aan, die belast is met de uitvoering van de geprogrammeerde dopingcontroles.
  Het opdrachtenblad omvat ten minste de volgende inlichtingen :
  1° de plaats, de datum, het beginuur en de vermoedelijke duur van de manifestatie, de wedstrijd of de training waarvoor de controle(s) worden gepland of, in geval van een controle buiten wedstrijdverband, de plaats, de datum en het uur, waarop de geprogrammeerde controle moet worden uitgevoerd;
  2° de sportdiscipline en, in voorkomend geval, de naam van de manifestatie, de wedstrijd of de training [2 door de woorden "tijdens dewelke een controle (of meer controles) wordt (of worden) gepland]2;
  3° de vermelding dat de controle binnen of buiten competitie plaatsvindt;
  4° de naam en het adres van de sportvereniging waarbij de te controleren sporter is aangesloten of van de organisator die verantwoordelijk is voor de manifestatie, de wedstrijd of de training, of de exploitant van de sportinfrastructuur, alsmede de voor- en achternamen en de telefoonnummers van hun afgevaardigden;
  5° het soort uit te voeren controles, met inbegrip van het gewenste aantal, de aard en het ogenblik van de controles;
  6° de wijze waarop de sporters worden gekozen of in het kader van gerichte testen, de identiteit van de sporters die zich bij de dopingcontrole moeten aanmelden;
  7° de voor- en achternaam van de controlearts;
  8° de adresgegevens en de naam van het door de WADA erkende of geaccrediteerde laboratorium, belast met de analyses.
  Het opdrachtenblad wordt door [1 de directeur van]1 de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ondertekend [1 ...]1.
  § 3. Het opdrachtenblad wordt gestuurd naar de controlearts, ten vroegste, naargelang het geval :
  a) 72u voor de geplande dopingcontrole(s), wat betreft de controles binnen wedstrijdverband;
  b) drie maanden voor de geplande controle(s), wat betreft de controles buiten wedstrijdverband.
  In voorkomend geval brengt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de chaperon(s) belast met het assisteren van de controlearts op de hoogte ten vroegste 72 uur voor de geplande controle(s).
  § 4. De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of, in voorkomend geval, de controlearts kan verzoeken, als dit aangewezen is, dat een officier van gerechtelijke politie bij de dopingcontrole aanwezig is.
  [1 § 5. Overeenkomstig artikel 11, 2° van de ordonnantie en op basis van haar spreidingsplan, kan de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie aan nationale of internationale antidopingorganisaties de taak delegeren urine- en bloedmonsters te nemen van sporters uit haar doelgroep die zich op hun grondgebied bevinden en die voor analyse naar hun gebruikelijke laboratorium te sturen.
   Onverminderd het voorgaande mag geen aanvraag worden ingediend bij een antidopingorganisatie die het WADA niet in overeenstemming acht met de Code.]1
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Art.23.§ 1. De controlearts aangewezen door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie door middel van het opdrachtenblad, organiseert en leidt de dopingcontrole. [1 Hij kan vergezeld worden door een waarnemer die door het WADA is aangesteld in het kader van het programma van onafhankelijke waarnemers, een auditor van het WADA, een auditor die is aangewezen door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, of een persoon die betrokken is bij de opleiding van controleartsen en chaperons. Deze mensen nemen niet rechtstreeks de productie van een urinemonster waar.]1
  De controlearts moet, voor zover mogelijk, het normale verloop van de manifestatie, wedstrijd of de training naleven. Voor een monsterneming buiten wedstrijdverband kan de controlearts beslissen, als de sporter weigert om de monsterneming te laten uitvoeren in zijn woning, om, op een redelijke afstand, een andere geschikte plaats voor de controle aan te wijzen waarnaar de betrokken sporter zich moet begeven, onder permanente begeleiding en rechtstreeks toezicht van de controlearts of de chaperon die hem bijstaat. [1 Voor controles binnen wedstrijdverband vindt de kennisgeving plaats aan het einde van de wedstrijd waaraan de sporter deelneemt.]1
  § 2. Als de controle gedurende een manifestatie, een wedstrijd of een training wordt uitgevoerd, wijst de afgevaardigde van de sportvereniging of van de organisator van de manifestatie, de wedstrijd of de training, of de afgevaardigde van de exploitant van de sportinfrastructuur een persoon aan belast met het bijstaan van de controlearts en het ter beschikking stellen van een geschikt lokaal dat zich in de rechtstreekse nabijheid bevindt van de plaats waar de manifestatie, de wedstrijd of de training plaatsvindt en dat voldoende waarborgen inzake vertrouwelijkheid, hygiëne en veiligheid biedt.
  § 3. De controlearts, met de eventuele hulp van de chaperons die hem vergezellen, in voorkomend geval, identificeert, door middel van een officieel document, en wijst, overeenkomstig het opdrachtenblad, de sporter(s) aan die zich bij de dopingcontrole moet(en) aanmelden. In geval van verdenking van dopingpraktijken, kan de controlearts, op eigen initiatief, één of meer bijkomende sporters voor een monsterneming aanwijzen.
  [2 Voorafgaandelijk aan de in het vorige lid bedoelde identificatie, identificeert (of identificeren) de controlearts en, in voorkomend geval, de chaperon(s) die hem vergezelt (of vergezellen) zich door middel van de badge(s) bedoeld in de artikelen 15, § 3, vijfde lid, en 18, § 2, zesde lid.]2.
  De controlearts of de chaperon kan niet optreden voor een controleopdracht waarbij de controleopdracht zou kunnen worden beïnvloed door een persoonlijke betrokkenheid of door banden met de sporter, de sportvereniging of sportactiviteit in kwestie.
  Na de in de vorige leden bedoelde identificaties, brengt de controlearts, met de eventuele hulp van de chaperons, die hem vergezellen, elke te controleren sporter persoonlijk op de hoogte van het soort uit te voeren controle en het verloop ervan, en dit op basis van een dopingcontroleformulier, waarvan het model door de Leden van het Verenigd College vastgesteld is, overeenkomstig de vereisten van de Internationale Standaard voor dopingtests en onderzoeken. [1 Hij preciseert daarnaast onder welke overheid de monsterneming wordt uitgevoerd.]1
  [1 De controlearts onderzoekt de noodzaak een derde op de hoogte te brengen vóór de sporter:
   1° wanneer de handicap van de sporter dit vereist;
   2° wanneer de sporter een minderjarige is;
   3° wanneer een tolk vereist en beschikbaar is voor de kennisgeving;
   4° wanneer deze voorafgaande kennisgeving noodzakelijk is om de controlearts of de eventuele chaperon de te controleren sporter(s) te helpen identificeren en die sporter(s) ervan kennis te geven [2 dat hij (of zij) een monster moet (of moeten) afstaan]2.]1
  Ter informatie van de sporter legt het door de Leden van het Verenigd College vastgestelde model uit hoe zijn persoonlijke gegevens, alsook zijn medische gegevens, zullen worden behandeld en verduidelijkt het dat hij over [2 een recht van toegang tot deze gegevens en een recht van verbetering]2 van deze gegevens beschikt.
  Het oproepingsformulier vermeldt ten minste de volgende gegevens :
  1° de voor- en achternaam van de te controleren sporter;
  2° de datum en het uur waarop het werd afgegeven;
  3° de aard van de monsterneming die moet worden uitgevoerd, met de eventuele vermelding van het feit dat deze kadert in de toepassing van het biologisch paspoort van de atleet, en de eventuele voorwaarden die voor de monsterneming moeten worden in acht genomen.
  4° [2 de plaats waar het monster wordt genomen]2;
  5° [1 de plicht om zich onmiddellijk aan te melden voor de monsterneming, tenzij de sporter vertraging ondervindt om een geldige reden vermeld in paragraaf 3, achtste lid, 6° van dit artikel.]1
  Tijdens de in het [2 in het vierde lid bedoelde]2 kennisgeving informeert de controlearts eveneens verbaal, en in voorkomend geval met de bijstand van de chaperon die hem vergezelt, de gecontroleerde sporter over de volgende elementen :
  1° de eventuele gevolgen die de sporter kan ondergaan als hij zich niet binnen de gestelde termijn voor de controle aanmeldt of als hij weigert het formulier te ondertekenen of als hij zich niet conformeert aan de monsternemingsprocedure;
  2° de mogelijkheid voor de sporter te verzoeken dat de controleprocedure wordt uitgevoerd in aanwezigheid van een persoon naar keuze alsook, indien het nodig en mogelijk is, een tolk;
  3° de verplichting dat de minderjarige sporter wordt vergezeld door één van zijn wettelijke vertegenwoordigers of door een persoon onder wiens gezag hij wordt geplaatst;
  4° de mogelijkheid voor de sporter met een handicap om begeleid en bijgestaan te worden door een persoon naar keuze, overeenkomstig [1 bijlage A.4.4]1 van de Internationale Standaard voor dopingtests en onderzoeken;
  5° de mogelijkheid voor de sporter om bijkomende inlichtingen bij de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie te krijgen;
  6° de mogelijkheid voor de sporter om, wegens de hieronder vermelde uitzonderlijke redenen, overgelaten aan de vrije beoordeling van de controlearts, een verlenging van termijn aan te vragen om zich te begeven naar de post waar de dopingcontrole wordt uitgevoerd :
  a) voor de controles in wedstrijdverband:
  i) deelnemen aan een overwinningsceremonie;
  ii) vervullen van mediaverplichtingen;
  iii) deelnemen aan andere wedstrijden;
  iv) uitvoeren van een cooling-down;
  v) een noodzakelijke medische behandeling krijgen;
  vi) opsporen van een vertegenwoordiger en/of een tolk;
  vii) verkrijgen van een identificatiebewijs met foto; of
  viii) andere uitzonderlijke omstandigheden aanvaard door de controlearts met het akkoord van de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie
  b) voor de controles buiten wedstrijdverband :
  i) traceren van een vertegenwoordiger;
  ii) een trainingssessie beëindigen;
  iii) een noodzakelijke medische behandeling krijgen;
  iv) verkrijgen van een identificatiebewijs met foto; of
  v) andere uitzonderlijke omstandigheden aanvaard door de controlearts met het akkoord van de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;
  [1 7° het feit dat indien de sporter ervoor kiest te eten of te drinken voor hij een monster afstaat, hij dit op eigen risico doet;
   8° niet buitensporig drinken omdat dit de productie van een geschikt monster kan vertragen;
   9° het feit dat elk urinemonster dat de sporter aan de controlearts of de eventuele chaperon bezorgt, het eerste urinemonster moet zijn dat van de sporter komt na zijn kennisgeving.]1
  Het tweetalige dopingcontroleformulier wordt voorzien van een Engelse vertaling.
  Het formulier wordt in vier exemplaren opgemaakt, waarvan er drie door de controlearts worden bewaard. Eén wordt er aan de sporter na de individuele controleprocedure overhandigd, overeenkomstig de modaliteiten bepaald in [2 artikel 24, §§ 2 en 4, derde lid]2.
  De vier exemplaren van het dopingcontroleformulier worden ondertekend door de controlearts, de eventueel aanwezige chaperon, en de gecontroleerde sporter.
  Ingeval de gecontroleerde sporter minderjarig of niet juridisch bekwaam is, worden de vier exemplaren van het dopingcontroleformulier door één van zijn wettelijke vertegenwoordigers of door een persoon die [2 behoorlijk gemachtigd is door deze]2, ondertekend.
  Als de sporter weigert het dopingcontroleformulier te ondertekenen, als hij afwezig of te laat is op de controlepost [1 ...]1, zal dit feit door de controlearts in het proces-verbaal van controle, bedoeld in artikel 17, § 3 van de ordonnantie, worden opgenomen. De controlearts zal, indien mogelijk, de sporter informeren over de gevolgen van zulke feiten.
  § 4. Elke sporter opgeroepen voor een dopingcontrole overeenkomstig § 3, blijft onder de rechtstreekse observatie van de controlearts of, in voorkomend geval, van de daartoe aangewezen chaperon(s), vanaf de overhandiging van het oproepingsformulier aan de sporter tot de ondertekening van het proces-verbaal van controle.
  De controlearts neemt elk incident dat de controle in twijfel kan brengen en dat hij vastgesteld heeft, in het proces-verbaal van controle op.
  In geval van toepassing van het vorige lid, schrijft de controlearts eveneens in het proces-verbaal als hij vindt dat de controle kan worden gehandhaafd en voert hij in voorkomend geval, de controle uit. Als dit niet zo is en als het incident aan de sporter toe te schrijven is, stelt deze laatste zich bloot aan de gevolgen van een dopingfeit, in de zin van artikel 8, § 1, 3° of 5°, van de ordonnantie of van een vaststelling van een gemiste dopingtest.
  § 5. [1 ...]1
  Met de eventuele hulp van de chaperons die hem vergezellen, kijkt de controlearts, door middel van een officieel document, de identiteit van de sporter na, en, in voorkomend geval, van de persoon die hem vergezelt.
  [1 ...]1
  § 6. Elke sporter opgeroepen voor een dopingcontrole overeenkomstig § 3, kan vragen aan de controlearts dat de dopingcontrole wordt uitgevoerd in aanwezigheid van een persoon naar keuze, voor zover dit het normale verloop van de monsterneming niet stoort. Als de controlearts niet op dit verzoek ingaat, dan neemt hij de redenen voor die weigering in het proces-verbaal van controle op.
  Elke sporter met een handicap opgeroepen voor een dopingcontrole overeenkomstig § 3, kan vragen dat de controleprocedure wordt uitgevoerd in aanwezigheid en met de eventuele bijstand van een persoon naar keuze. De controlearts gaat automatisch op dit verzoek in.
  Elke minderjarige of niet juridisch bekwame sporter, opgeroepen voor een dopingcontrole overeenkomstig § 3, wordt tijdens de controleprocedure vergezeld door één van zijn wettelijke vertegenwoordigers of door een persoon die behoorlijk door deze wordt gemachtigd.
  Onverminderd de vorige leden, verleent de controlearts toegang tot het controlelokaal of de plaats waarin de controle wordt uitgevoerd, enkel aan de volgende personen :
  1° de gecontroleerde sporter;
  2° de persoon die door de sporter wordt gekozen om hem te begeleiden;
  3° een wettelijke vertegenwoordiger of een persoon die door deze behoorlijk gemachtigd is, als de gecontroleerde sporter minderjarig of niet juridisch bekwaam is;
  4° de eventueel aangestelde chaperons, voor zover zij van hetzelfde geslacht als de gecontroleerde sporter zijn;
  5° een afgevaardigde geneesheer van de nationale of internationale sportvereniging waarvan de gecontroleerde sporter lid is.
  § 7. Onverminderd de inachtneming van § 4, eerste lid, kan de controlearts de sporter toestaan de dopingcontrolepost enkel om één van de uitzonderlijke redenen [2 bedoeld in § 3, achtste lid, 6°]2, respectievelijk voor de controles buiten en binnen wedstrijdverband, te verlaten.
  De controlearts vermeldt in het proces-verbaal van controle het uur van het vertrek uit de controlepost en het uur van de terugkeer van de sporter naar de controlepost alsmede de uitzonderlijke reden waarom de sporter werd toegestaan de dopingcontrolepost te verlaten.
  Bij toepassing van het eerste lid kan de sporter niet urineren vooraleer hij naar de dopingcontrolepost terugkomt [1 en blijft hij onder permanente begeleiding van de controlearts of chaperon. Indien het niet mogelijk is de sporter tijdens deze periode doorlopend in het oog te houden, wijst de controlearts het verzoek af.]1.
  § 8. Indien de controlearts, om de een of andere reden, vaststelt dat de controle voorzien in het opdrachtenblad niet kon worden uitgevoerd, vermeldt hij er de redenen van in het proces-verbaal van controle. In dit geval zendt de controlearts het proces-verbaal van controle onverwijld aan de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie over.
  De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie stuurt onverwijld een afschrift van het proces-verbaal van controle naar de betrokken sporter en naar de nationale of internationale sportvereniging waarvan hij lid is.
  [1 Het beheer van de resultaten verloopt zoals beschreven in artikel 40.]1
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Art.24.§ 1. Vóór elke urine- of bloedmonsterneming heeft de controlearts een gesprek met de gecontroleerde sporter over, onder meer de acute of chronische pathologieën waaronder hij lijdt, en over de geneesmiddelen die hij neemt, de medische hulpmiddelen die hij gebruikt of de bijzondere voeding die hij volgt, al dan niet op medisch voorschrift.
  In het [1 formulier]1 neemt de controlearts een uitgebreide lijst op met de geneesmiddelen die de sporter heeft genomen, de medische hulpmiddelen die hij heeft gebruikt en de bijzondere voeding die hij heeft gevolgd binnen 7 dagen voorafgaand aan de controle.
  Na het in het eerste lid bedoelde gesprek maar vóór elk urine- of bloedmonsterneming stelt de controlearts aan de gecontroleerde sporter voor om uitsluitend mineraalwater te drinken, zonder dat deze hydratatie te buitensporig zou zijn.
  Het in het vorige lid bedoelde mineraalwater wordt door de organisator van de manifestatie, wedstrijd of training, onder een beveiligde verpakking, ter beschikking gesteld.
  De dopingcontrole wordt zo uitgevoerd dat de integriteit, de veiligheid en de identiteit van de monsters alsmede de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de waardigheid van de gecontroleerde personen worden gewaarborgd.
  Het materieel voor de dopingcontrole is voor eenmalig gebruik. Alleen de verpakkingen die door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie worden bezorgd, worden gebruikt voor de monsterneming.
  § 2. De controlearts stelt de controleprocedure in het proces-verbaal van controle vast, dat gevoegd is bij het antidopingcontroleformulier, waarvan het model door de Leden van het Verenigd College wordt vastgelegd in overeenstemming met de vereisten van de Internationale Standaard voor dopingtests en onderzoeken. Dit tweetalige dopingcontroleformulier wordt voorzien van een Engelse vertaling.
  Ter informatie van de sporter legt het dopingcontroleformulier uit hoe zijn persoonlijke gegevens, alsook zijn medische gegevens, zullen worden behandeld en verduidelijkt het dat hij over een recht van toegang en verbetering van deze gegevens beschikt.
  Naast de informatie bedoeld in artikel 17, § 3, van de ordonnantie, vermeldt de controlearts eveneens in het [1 formulier]1 :
  a) de voor- en achternaam van de controlearts;
  b) in voorkomend geval, de voor- en achternaam (namen) van de aangestelde chaperon(s) die tijdens de controle aanwezig is (zijn);
  c) in voorkomend geval, de voor- en achternaam (namen) en de contactgegevens van de trainer en/of de arts van de sporter;
  d) [1 de geboortedatum, het persoonlijke adres, het e-mailadres en het telefoonnummer van de sporter en de gebruikte controlemiddelen voor de identiteit van de sporter;]1
  e) het geslacht van de sporter;
  f) de eventuele geneesmiddelen en de voedingssupplementen die de sporter in de laatste 7 dagen genomen heeft alsook de transfusies die in de 3 laatste maanden gebeurd zijn;
  g) het codenummer van het overeenstemmende monster [1 en de verwijzing naar de fabrikant van de uitrusting]1;
  h) het soort genomen urine- of bloedmonsters [1 met inbegrip van het volume en de soortelijke dichtheid]1, met de eventuele vermelding, in het tweede geval, dat deze voor analyse- en controledoeleinden in het kader van het biologisch paspoort van de sporter werden genomen;
  [1 hbis) het eventuele nummer van het gedeeltelijke monster en het volume van het ontoereikende monster;]1
  i) het tijdstip van aankomst van de sporter aan de controlepost alsook het tijdstip waarop de controle is beëindigd;
  j) [1 alle vaststellingen die de controlearts tijdens de controleprocedure heeft kunnen doen, elk eventueel gebeurd incident en elke eventuele bekommernis of opmerking van de sporter;]1
  [1 k) de toestemming van de sporter voor het gebruik van het monster voor het onderzoek;
   l) de naam van de controleoverheid, van de overheid voor de monsterneming, van de overheid voor het beheer van de resultaten en van de dopingcontrolecoördinator, in voorkomend geval.]1
  § 3. De controlearts neemt alle noodzakelijke maatregelen om fraude te voorkomen. Van die maatregelen wordt eventueel melding gemaakt in het proces-verbaal van controle.
  De controlearts, eventueel bijgestaan door één of meer chaperons, neemt alle gepaste maatregelen om het plegen van bedrog of de poging daartoe bij om het even welk onderdeel van de dopingcontrole, in de zin van artikel 8, 5°, van de ordonnantie te voorkomen.
  Al deze maatregelen worden eventueel in het proces-verbaal van controle opgenomen.
  Het is de gecontroleerde sporter verboden alsook om het even wie toegestaan door de controlearts aanwezig te zijn in het controlelokaal of in het lokaal waarin de controle wordt uitgevoerd, het verloop van de dopingcontrole te filmen, fotograferen of op om het even welke drager te zetten.
  De niet-naleving van het vorige lid wordt door de controlearts in het proces-verbaal van controle vastgesteld.
  [1 Ondanks het voorgaande hebben zowel de minderjarige sporter als de controlearts of de eventuele chaperon die een minderjarige sporter moet controleren, het recht zich te laten vergezellen door een vertegenwoordiger om de controlearts of de eventuele chaperon die als getuige optreedt, te waarnemen wanneer de minderjarige sporter een urinemonster produceert, echter zonder dat de vertegenwoordiger de urinelozing rechtstreeks waarneemt, tenzij de minderjarige sporter erom verzoekt. In dat geval moeten de na(a)m(en) en de voorna(a)m(en) van de aanwezige persoon in het proces-verbaal van controle worden vermeld.]1
  § 4. Op het einde van de controle wordt het proces-verbaal van controle ondertekend door de betrokken sporter, de controlearts en, in voorkomend geval, de chaperon en alle personen die de controle hebben bijgewoond, [1 overeenkomstig artikel 23, § 6]1.
  Door het proces-verbaal van controle te ondertekenen, bevestigt de sporter dat de procedure in overeenstemming met de ordonnantie en dit besluit verlopen is. Elke onregelmatigheid die door de sporter of, in voorkomend geval, de chaperon of de personen bedoeld in artikel 24, § 6, wordt ingeroepen, wordt in het proces-verbaal van controle opgenomen.
  Het proces-verbaal wordt in vier exemplaren opgesteld, waarvan één exemplaar bestemd is voor de sporter, één voor het laboratorium, één voor de sportvereniging waarbij de sporter aangesloten is, en één voor de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
  Het voor het laboratorium bestemde exemplaar bevat geen enkele vermelding waardoor de sporter zou kunnen worden geïdentificeerd.
  Het voor de sportvereniging bestemde exemplaar bevat geen enkele vermelding van de geneesmiddelen, de medische hulpmiddelen en de bijzondere voeding van de sporter of van de bloedtransfusies.
  [1 ...]1
  Ter informatie van de sporter legt het door de Leden van het Verenigd College vastgestelde model uit hoe zijn persoonlijke gegevens, alsook zijn medische gegevens, zullen worden behandeld en verduidelijkt het dat hij over een recht van toegang en verbetering van deze gegevens beschikt.
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2) geen nederlandse versieArt.25.§ 1. [1 Overeenkomstig de ISRM en zijn bijlagen C en F verloopt de controleprocedure voor de urinemonsterneming, behoudens toepassing van § 2 en § 3, op de volgende manier en in de volgende orde:
   1° de controlearts en/of de chaperon en de sporter begeven zich naar een plaats die de privacy garandeert voor de monsterneming. De sporter kiest een opvangbeker voor urinemonsterneming uit een partij, opent die, vergewist zich ervan dat hij leeg en proper is. Hij wast zijn handen met water of draagt geschikte handschoenen. Hij vult de opvangbeker onder het visuele toezicht, ofwel een duidelijk en onbelemmerd zicht op de productie van het monster, van de controlearts of van de chaperon, die van hetzelfde geslacht moet zijn als de sporter die het monster produceert en, in voorkomend geval, afhankelijk van de gendercategorie waartoe de sporter behoort. De controlearts of de chaperon letten er meer bepaald op dat zij zonder belemmering het monster zien wanneer het uit het lichaam van de sporter komt en blijven het monster observeren nadat het geproduceerd is totdat het volledig veilig verzegeld is overeenkomstig deze procedure. Om een duidelijk en onbelemmerd zicht op de productie van het monster te garanderen, vragen de controlearts of de chaperon aan de sporter om de kleding die hun zicht kan belemmeren aan te passen of uit te trekken.
   Een sporter met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap mag zich laten bijstaan door zijn vertegenwoordiger of door het personeel van de monsterneming, met toestemming van de sporter en met instemming van de controlearts;
   2° de controlearts of de chaperon letten erop dat de door de sporter geproduceerde urine op het moment van de monsterneming wordt opgevangen in de opvangbeker tot de maximumcapaciteit ervan bereikt is, waarna de sporter wordt verzocht om zijn blaas volledig te ledigen in het toilet. De controlearts of de chaperon controleren, onder het toezicht van de sporter, of een volume urine geproduceerd is dat geschikt is voor de analyse. Indien het volume urine voldoende is, kiest de sporter een analysekit uit een partij van verzegelde kits, die bestaat uit twee flesjes met hetzelfde codenummer, gevolgd door de letter "A" voor het eerste flesje, en de letter "B", voor het tweede flesje. Het tweede flesje is het reservemonster voor de eventuele tegenexpertise. Indien de sporter of de controlearts vaststellen dat de nummers verschillend zijn, vraagt de controlearts aan de sporter om een andere kit te kiezen en neemt hij dit feit op in het proces-verbaal van controle;
   3° De sporter opent de kit en kijkt na of de flesjes leeg en proper zijn; hij giet het minimumvolume urine noodzakelijk voor de analyse, ten minste 30 ml, in het flesje B, dan het overblijvend volume, ten minste 60 ml, in het flesje A. Het minimale volume dat noodzakelijk is voor de analyse wordt beschouwd als een absoluut minimum. Indien er meer urine wordt geproduceerd dan het minimale volume dat noodzakelijk is voor de analyse, letten de controlearts of de chaperon erop dat de sporter het flesje A vult tot het maximum dat aanbevolen is door de fabrikant van de uitrusting. Indien er urine overblijft, verzoeken de controlearts of de chaperon de sporter om het flesje B te vullen tot het maximum dat aanbevolen is door de fabrikant van de uitrusting;
   4° de controlearts of de chaperon vragen de sporter om een kleine hoeveelheid urine in de opvangbeker te laten en leggen uit dat dit moet toelaten de overblijvende urine te controleren overeenkomstig punt 6° ;
   5° de sporter verzegelt vervolgens de flesjes A en B volgens de richtlijnen van de controlearts, die nagaat, voor de ogen van de sporter, of de monsters correct zijn verzegeld.
   De sporter behoudt de controle over de kit en elk afgenomen monster of gedeeltelijk monster tot het verzegeld is, behalve als er hulp nodig is door zijn handicap. In uitzonderlijke gevallen mag de sporter zich tijdens de monsternemingsfase laten bijstaan door zijn vertegenwoordiger, door de controlearts of door de chaperon met toestemming van de sporter en met instemming van de controlearts;
   6° de controlearts meet de soortelijke dichtheid van de urine die in de opvangbeker overblijft door middel van colorimetrische banden, met inachtneming van de gestelde termijn voor het lezen;
   7° indien uit het lezen blijkt dat het monster niet de soortelijke dichtheid heeft die voor de analyse noodzakelijk is, kan de controlearts (een) nieuwe urinemonsterneming(en) eisen, met inachtneming van de in 1° tot 5° bedoelde procedure en tot de vereiste soortelijke dichtheid bereikt is die voor de analyse noodzakelijk is of tot de controlearts de uitzonderlijke omstandigheden vaststelt die het onmogelijk maken om de monsternemingsfase voort te zetten. In dit laatste hypothetische geval worden de uitzonderlijke omstandigheden opgenomen in het proces-verbaal van controle;
   8° indien twee monsters afgenomen worden van dezelfde sporter tijdens dezelfde monsternemingsfase, worden de twee monsters geanalyseerd door het laboratorium. Indien het aantal monsters dat tijdens dezelfde monsternemingsfase afgenomen is hoger of gelijk is aan drie, analyseert het laboratorium het eerste monster en vervolgens het monster met de hoogste soortelijke dichtheid zoals die genoteerd is op het dopingcontroleformulier. Het laboratorium kan, in samenspraak met de controleoverheid, bepalen of de andere monsters ook geanalyseerd moeten worden.]1
  9° na toepassing van de stappen bepaald in 1° tot 6°, of, in voorkomend geval, in 1° tot 8° kijkt de controlearts na of het codenummer dat op de flesjes A en B vermeld is, hetzelfde is als het nummer dat op de verzendingstas staat;
  10° de controlearts schrijft hetzelfde codenummer, zoals bedoeld in 9°, op het proces-verbaal van controle in;
  11° de sporter kijkt na of het codenummer dat vermeld is op de flesjes A en B en op de verzendingstas hetzelfde is als het codenummer dat op het proces-verbaal van controle vermeld is.
  12° de sporter doet, onder toezicht van de controlearts, beide flesjes A en B in de verzendingstas en verzegelt deze;
  13° de controlearts verwijdert, voor de ogen van de sporter, de overblijvende urine die niet voor het analyselaboratorium bestemd is. [1 De urine mag pas worden weggegooid wanneer de twee flesjes A en B verzegeld zijn en de overblijvende urine gecontroleerd is, overeenkomstig punt 6°]1;
  14° de sporter of, als hij minderjarig of niet juridisch bekwaam is, zijn wettelijke vertegenwoordiger, of een andere persoon behoorlijk gemachtigd door deze, bevestigt, door het proces-verbaal van controle te ondertekenen, dat de procedure overeenkomstig deze paragraaf verlopen is, onder voorbehoud, in voorkomend geval, van elke onregelmatigheid of opmerking die de sporter of de andere persoon die eventueel de controle heeft bijgewoond, zou wensen te formuleren, en die in dit geval in het proces-verbaal van controle zal worden opgenomen.
  § 2. Indien er geen urine geproduceerd is of indien de hoeveelheid urine [2 bepaald in § 1, 2°]2 niet bereikt is, blijft de sporter onder het visuele toezicht van de controlearts of, in voorkomend geval, van de chaperon die hem bijstaat, totdat de voorgeschreven hoeveelheid bereikt is, volgens de procedure bedoeld in § 3.
  In het geval bedoeld in het vorige lid, wordt mineraalwater onder beveiligde verpakking ter beschikking gesteld van de sporter door de organisator van de manifestatie, de wedstrijd of de training.
  § 3. Indien de sporter een onvoldoende hoeveelheid urine produceert, wordt de procedure voor de gedeeltelijke monsterneming toegepast, in de volgende orde :
  [1 1° de controlearts deelt de sporter mee dat een ander monster moet worden genomen om te voldoen aan het volume urine dat nodig is voor de analyse en vraagt hem een uitrusting te kiezen voor de gedeeltelijke monsterneming, overeenkomstig § 4.
   De weigering om op verzoek een nieuw monster af te staan, wanneer niet voldaan is aan de minimumvereisten voor het volume van de monsterneming, wordt door de controlearts genoteerd en behandeld als een mogelijke niet-naleving;
   2° de sporter opent de uitrusting en giet het onvoldoende urinemonster in de opvangbeker onder het visuele toezicht van de controlearts en, in voorkomend geval, in aanwezigheid van de chaperon en verzegelt die met een gedeeltelijk monsterverzegelingssysteem, overeenkomstig de instructies van de controlearts. Die controleert, voor de ogen van de sporter, of de beker correct is verzegeld;
   3° de controlearts vermeldt het nummer van het gedeeltelijke monster en het volume van het ontoereikende monster in het proces-verbaal van controle en vraagt de sporter de juistheid ervan te bevestigen. De controlearts behoudt de controle over het verzegelde gedeeltelijke monster;
   4° de sporter blijft onder doorlopend toezicht tot hij klaar is om een nieuw monster af te staan;
   5° wanneer de sporter in staat is een bijkomend monster af te staan, wordt de procedure voor de monsterneming, beschreven in § 1 en § 4, herhaald tot een toereikend volume urine is afgestaan, door het oorspronkelijke monster met de bijkomende monsters te mengen;
   6° telkens een monster wordt afgestaan, controleren de controlearts en de sporter de integriteit van het zegel van de beker(s) die het monster of het (de) vorige gedeeltelijke monster(s) bevat(ten). De controlearts noteert elke onregelmatigheid in de integriteit van het (of de) zegel(s);
   7° de controlearts vraagt de sporter vervolgens de zegel(s) te verbreken en de monsters te mengen, waarbij hij erop toeziet dat de bijkomende monsters aan het oorspronkelijke gedeeltelijke monster worden toegevoegd in de volgorde waarin ze werden genomen, tot ten minste is voldaan aan de vereiste voldoende hoeveelheid urine voor de analyse;
   8° de controlearts controleert de overblijvende urine om na te gaan of deze voldoet aan de noodzakelijke vereisten voor soortelijk dichtheid voor de analyse;
   9° de urine wordt pas weggegooid nadat de flesjes A en B tot hun maximale capaciteit zijn gevuld overeenkomstig het voorgaande en nadat de overblijvende urine werd gecontroleerd overeenkomstig § 1, 6° en 7° ;
   10° de controlearts verwijdert, voor de ogen van de sporter, de overblijvende urine die niet voor de laboratoriumanalyse bestemd is.]1
  [1 ...]1
  [1 § 4. Tijdens de fasen waarbij de sporter een uitrusting voor de rechtstreekse afname van een urinemonster moet kiezen, vraagt de controlearts de sporter na te gaan of alle zegels op de gekozen uitrusting intact zijn en of er niet met de uitrusting is geknoeid. Indien de gekozen uitrusting voor hem niet voldoet, kan de sporter een andere uitrusting kiezen. Indien geen enkel beschikbare uitrusting voor hem voldoet, zal de controlearts dit vermelden in het proces-verbaal van controle. Indien de controlearts het niet eens is met de sporter over de geschiktheid van de beschikbare uitrusting, vraagt hij de sporter om over te gaan tot de monsternemingsfase. Indien hij het met de sporter eens is dat de beschikbare uitrusting niet voldoet, beëindigt hij de monsternemingsfase en vermeldt hij dit in het proces-verbaal van controle.]1
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Art.26.[1 Overeenkomstig de ISTI verloopt]1 de controleprocedure voor de bloedmonsterneming [1 ...]1 op de volgende manier en in de volgende orde :
  1° de sporter kiest een bloedafnameset uit een partij, opent die en vergewist zich ervan dat hij leeg en proper is. [1 De controlearts vraagt de sporter te controleren of de zegels op de gekozen uitrusting intact zijn en of er niet met de uitrusting is geknoeid. Indien de gekozen uitrusting voor hem niet voldoet, kan de sporter een andere kiezen. Indien geen enkel beschikbare uitrusting voor de sporter voldoet, zal de controlearts dit noteren. Indien de controlearts het niet eens is met de sporter over de ongeschiktheid van de beschikbare uitrusting, vraagt hij de sporter om over te gaan tot de monsternemingsfase. Indien hij het met de sporter eens is dat de beschikbare uitrusting niet voldoet, beëindigt hij de monsternemingsfase en vermeldt hij dit in het proces-verbaal van controle;]1
  2° [1 de sporter controleert of het codenummer van het monster overeenstemt en door de controlearts nauwkeurig is genoteerd op het dopingcontroleformulier. Indien de sporter of de controlearts vaststelt dat de nummers verschillend zijn, vraagt de controlearts de sporter een andere partij te kiezen en vermeldt dit feit in het proces-verbaal van controle;]1
  3° De controlearts kijkt na of de sporter in comfortabele omstandigheden is opgesteld en vraagt hem om in een normale zittende positie te blijven, met de voeten op de grond, tijdens ten minste 10 minuten voor de monsterneming;
  4° de controlearts ontsmet de huid van de sporter met steriele ontsmettende watten op een plaats die geen negatieve gevolgen kan hebben op de sporter of zijn sportprestaties; er wordt, indien nodig, een knelband aangelegd. [1 In voorkomend geval wordt de knelband onmiddellijk weggenomen na de venapunctie]1;
  5° Hij vangt het bloedmonster in het afnamebuisje op vanuit een oppervlakkige ader;
  6° de hoeveelheid afgenomen bloed moet toereikend zijn om te beantwoorden aan de [1 normen die relevant zijn voor de analyse, zoals bepaald in de richtlijnen van het WADA voor de monsterneming]1;
  7° als de hoeveelheid afgenomen bloed niet voldoende is, zoals bepaald in 6°, herhaalt de controlearts de procedure, maar hij mag niet meer dan drie pogingen uitvoeren.
  8° als de controlearts de geschikte hoeveelheid na drie pogingen niet kan krijgen, onderbreekt hij de bloedafname en vermeldt hij dit nauwkeurig in het proces-verbaal van controle;
  9° de controlearts legt een verband aan op de punctieplaats;
  10° de controlearts werpt op een geschikte wijze de uitrusting voor de bloedafname weg die niet noodzakelijk is om de fase van de bloedafname aan te vullen;
  [1 10bis "indien het monster verdere verwerking ter plaatse vereist, zoals centrifugering of afscheiding van serum, neemt de controlearts, nadat het bloed niet meer in het buisje stroomt, het buisje uit de houder en maakt hij het bloed in het buisje handmatig homogeen door het buisje ten minste driemaal voorzichtig om te draaien. De sporter blijft op de plaats van de monsterneming om zijn monster in het oog te houden tot het definitief is verzegeld in een partij met een sluiting die niet kan worden geopend zonder dat dit zichtbare sporen nalaat;]1
  11° de sporter verzegelt zijn monster in de bloedafnameset [1 met een sluiting die niet kan worden geopend zonder dat dit zichtbare sporen nalaat]1 volgens de richtlijnen van de controlearts; deze controleert, voor de ogen van de sporter, dat het monster op voldoende wijze is verzegeld;
  12° Vooraleer ze naar een door het WADA geaccrediteerd of goedgekeurd laboratorium worden gestuurd, worden de monsters, met name voor het transport, in een bewaarsysteem geplaatst dat de bloedmonsters op lage temperatuur kan houden zonder ze te bevriezen.
  13° de sporter of, als hij minderjarig of niet- juridisch bekwaam is, zijn wettelijke vertegenwoordiger, of een andere persoon behoorlijk gemachtigd door deze, bevestigt, door het proces-verbaal van controle te ondertekenen, dat de procedure overeenkomstig deze paragraaf verlopen is, onder voorbehoud, in voorkomend geval, van elke onregelmatigheid of opmerking die de sporter of de andere persoon die eventueel de controle heeft bijgewoond, zou wensen te formuleren, en die in dit geval in het proces-verbaal van controle zal worden opgenomen.
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>

Art.27.S 1. De controleprocedure uitgevoerd door middel van het biologisch paspoort van de sporter, overeenkomstig [1 artikel 23/2]1 van de ordonnantie, wordt verwezenlijkt op basis van bloedmonsters die genomen werden volgens de in artikel 26 bedoelde procedure [1 en in de ISTI]1.
  Voor de afname meldt de controlearts aan de sporter dat zijn bloedmonsters in het kader van het biologisch paspoort van de sporter zullen worden geanalyseerd en gecontroleerd.
  Onverminderd de inachtneming van het eerste lid ziet de controlearts er bovendien op toe dat het bloedmonster niet minder dan twee uren na het einde van de training, wedstrijd of, in voorkomend geval, van de sportmanifestatie, wordt genomen.
  [1 Indien het monster binnen twee uur na de training of de wedstrijd is genomen, worden de aard, de duur en de intensiteit van de tijdens de training of wedstrijd geleverde inspanning door de controlearts geregistreerd en gemeld aan de instantie voor het beheer van het paspoort van de sporter en vervolgens aan de deskundigen.
   Hoewel voor het biologisch paspoort van de sporter één enkel bloedmonster volstaat, wordt aanbevolen een B-monster te nemen om later het volledige bloed te kunnen onderzoeken op verboden stoffen of methoden.]1
  Na de afname vermeldt de controlearts in het proces-verbaal van controle dat de bloedmonsters voor analyse- en controledoeleinden in het kader van het biologisch paspoort van de sporter werden genomen.
  [1 De controlearts verzamelt en vermeldt de volgende informatie op een aanvullend rapportageformulier van het biologisch paspoort van de sporter:
   1° is de sporter minstens tien minuten met de voeten op de grond blijven zitten voorafgaandelijk aan de bloedafname;
   2° werd het monster onmiddellijk genomen na ten minste drie opeenvolgende dagen van een intense uithoudingswedstrijd;
   3° heeft de sporter in de twee uur voorafgaandelijk aan de bloedafname een trainings- of wedstrijdsessie gehad;
   4° of de sporter tijdens de vorige twee weken heeft getraind, deelgenomen aan een wedstrijd of verbleven op een plaats op een hoogte van meer dan 1.500 meter en zo ja, of in geval van twijfel, moet de naam van die plaats, de duur van het verblijf en de geschatte hoogte ook worden meegedeeld, indien die informatie gekend is;
   5° of de sporter in de twee laatste weken gebruik heeft gemaakt van een hoogtesimulator, met name een hypoxische tent of een hypoxisch masker, en zo ja, zoveel mogelijk bijzonderheden over het soort toestel dat werd gebruikt en de context van het gebruik (frequentie, duur, intensiteit enz.);
   6° of de sporter in de laatste drie maanden bloed heeft ontvangen, of hij in de laatste drie maanden bloedverlies heeft geleden door een ongeval, een medische aandoening of bloeddonatie, en zo ja, de geschatte hoeveelheid;
   7° of de sporter in de twee uur voorafgaandelijk aan de bloedafname werd blootgesteld aan extreme omgevingsomstandigheden, met inbegrip van sessies in kunstmatige warmte, zoals een sauna, en zo ja, de bijzonderheden van die blootstelling.]1
  § 2. De procedureregels bedoeld in artikel 23/2, § 2, van de ordonnantie, voor het opmaken, het beheer en de opvolging van het biologisch paspoort, zijn de volgende :
  1° het biologisch paspoort kan enkel door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie worden opgesteld, beheerd en aangewend met inachtneming van de voorwaarden bepaald in artikel 23/1 van de ordonnantie;
  2° het biologisch paspoort kan enkel worden opgesteld en/of beheerd en/of aangewend door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie voor ten minste één van de doeleinden bedoeld in artikel 23/1, tweede lid, b), of artikel [1 23/2, § 1, derde lid van de ordonnantie]1;
  [1 ...]1
  [1 3°]1 Bij het opstellen van een biologisch paspoort door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, geeft deze aan de betrokken elitesporter van nationaal niveau, per aangetekend schrijven en per elektronische post ten minste kennis van de volgende elementen :
  a) het feit dat een biologisch paspoort van de elitesporter wordt opgesteld;
  b) de mogelijke doeleinden van de verwerking van de gegevens van het biologisch paspoort alsook de maximale bewaartermijn van deze gegevens, [1 overeenkomstig bijlage 2 van de ordonnantie]1;
  c) de antidopingorganisatie verantwoordelijk voor het beheer en de opvolging van het biologisch paspoort;
  d) de mogelijkheid voor de betrokken elitesporter van nationaal niveau om, binnen 15 dagen volgend op de kennisgeving, het opstellen van het biologisch paspoort te betwisten en te vragen om te worden gehoord met eigen middelen door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, eventueel in de aanwezigheid van een advocaat en/of een arts naar keuze.
  [1 4°]1 indien de elitesporter het opstellen van het biologisch paspoort wenst te betwisten, [1 overeenkomstig 3°, d)]1, geeft de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kennis van haar beslissing aan de betrokken elitesporter van nationaal niveau.
  a) na ontvangst van zijn betwisting en zijn eventuele verhoor;
  b) na overleg met de betrokken sportvereniging en, in voorkomend geval, met het WADA;
  § 3. Voor de toepassing van artikel 23/2, § 2, derde lid, van de ordonnantie, kunnen de Leden van het Verenigd College een instantie voor het beheer van het paspoort van de elitesporter aanduiden die ermee belast wordt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie bij te staan bij het opmaken, het beheer en de opvolging van het biologisch paspoort.
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 21, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2) geen nederlandse versieArt. 27/1.[1 § 1. Urine- en bloedmonsters worden afgenomen met uitrusting die ten minste:
   1° een uniek nummeringssysteem bevat dat is geïntegreerd in elk A- en B-flesje, beker, buisje of ander materiaal dat wordt gebruikt om het monster te verzegelen en ook een barcode of soortgelijke gegevenscode bevat overeenkomstig de voorschriften van ADAMS voor de betrokken uitrusting voor monsterneming;
   2° een sluiting heeft die niet kan worden geopend zonder dat dit zichtbare sporen nalaat;
   3° de identiteit van de sporter zodanig beschermt dat die niet op het materiaal zelf verschijnt;
   4° ervoor zorgt dat al het materiaal schoon is en in verzegelde verpakkingen zit voordat de sporter het gebruikt;
   5° vervaardigd is uit een stof en een afdichtingssysteem die bestand zijn tegen de verwerkingsomstandigheden waaraan de uitrusting kan worden blootgesteld en de omgeving waarin het wordt gebruikt, met name vervoer, laboratoriumanalyse en invriezing voor langdurige opslag tot de verjaringstermijn;
   6° vervaardigd is uit een materiaal en een afdichtingssysteem die geschikt zijn om:
   - de integriteit (chemische en fysische eigenschappen) van de te analyseren monsters te bewaren;
   - bestand te zijn tegen temperaturen lager dan -80° C voor urine en bloed. De proeven om de integriteit onder vriesomstandigheden te bepalen moeten worden uitgevoerd op de matrix die in de flesjes, bekers of buisjes voor de monsters zal worden bewaard, namelijk bloed of urine;
   - bestand te zijn tegen drie vries- en dooicycli;
   7° doorzichtige A- en B-flesjes, bekers en buisjes omvat zodat het monster zichtbaar is;
   8° een afdichtingssysteem heeft waarmee de sporter en de controlearts kunnen controleren of het monster correct is verzegeld in de A- en B-flesjes of de bekers;
   9° beveiligingsidentificatiegegevens bevat waarmee de authenticiteit van de uitrusting kan worden gecontroleerd;
   10° voldoet aan de normen van de Internationale Luchtvaartorganisatie (IATA) voor het vervoer van vrijgestelde menselijke monsters, waaronder urine- en bloedmonsters, om elke vorm van lekkage tijdens het luchtvervoer te voorkomen;
   11° vervaardigd is volgens het internationaal erkende proces met het ISO 9001-certificaat, met inbegrip van beheersystemen voor kwaliteitscontrole;
   12° na de eerste opening door een laboratorium opnieuw kan worden verzegeld met een nieuwe sluiting die niet kan worden geopend zonder dat dit zichtbare sporen nalaat dat een uniek nummeringssysteem omvat om de integriteit van het monster en de veiligheidsketen te bewaren overeenkomstig de eisen van de Internationale Standaard voor laboratoria, met het oog op langdurige bewaring en bijkomende analyse van het monster;
   13° getest is door een officiële controle-instelling die onafhankelijk is van de fabrikant en over het ISO 17025-certificaat beschikt, om er zeker van te zijn dat de uitrusting ten minste voldoet aan de criteria van punt 2°, 6°, 7°, 8°, 9°, 10° en 11° hierboven;
   14° [2 ...]2
   § 2. Naast de in paragraaf 1 bepaalde criteria moet de uitrusting voor de afneming van urinemonsters:
   1° een volume van ten minste 85 ml urine kunnen bevatten in elk A- en B-flesje of in elke beker;
   2° een visuele markering hebben op de A- en B-flesjes of bekers, met vermelding van:
   - het minimumvolume urine dat in elk A- en B-flesje of elke beker moet;
   - het maximale volume dat in acht moet worden genomen om uitzetting door vriezen mogelijk te maken, zodat de integriteit van het flesje, de beker of het afdichtingssysteem niet in het gedrang komt;
   - het volume urine dat geschikt is voor analyse van het monster;
   3° voor een gedeeltelijk monster een sluiting bevatten die niet kan worden geopend zonder dat dit zichtbare sporen nalaat, met een uniek nummeringssysteem, om een ontoereikend monstervolume tijdelijk te verzegelen.
  [2 Alle veranderingen in de stof of het afdichtingssysteem van de uitrusting moeten opnieuw worden getest om na te gaan of de uitrusting nog steeds voldoet aan de eisen van deze paragraaf.]2
   § 3. Naast de in paragraaf 1 bepaalde criteria moet de uitrusting voor de afname van bloedmonsters:
   1° het mogelijk maken bloed af te nemen, te bewaren en te vervoeren in afzonderlijke A- en B-buisjes en -bekers;
   2° A- en B-buisjes bevatten met een minimuminhoud van 3 ml bloed en EDTA als antistollingsmiddel om verboden stoffen of methoden te analyseren in volbloed of plasma en/of om een profiel op te stellen op basis van de bloedparameters;
   3° A- en B-buisjes bevatten met een minimuminhoud van 5 ml bloed en een inerte polymeergel voor de scheiding van het serum en een stollingsactiverende factor om verboden stoffen of methoden te analyseren in het serum;
   4° een voorziening voor bewaring en vervoer en een temperatuuropnemer bevatten die voldoen aan de eisen gesteld in bijlage I bij de ISTI om de bloedstalen te vervoeren.
   De uitrusting voor de afname van bloedmonsters bestaat uit:
   1° een of meer buisjes voor afname;
   2° A- en B-flesjes om de monsterbuisjes veilig te vervoeren;
   3° unieke etiketten voor de monsterbuisjes met een monstercodenummer;
   4° andere soorten uitrusting die nodig kunnen zijn overeenkomstig de richtlijnen van het WADA voor monsterneming.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 22, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Art. 27/2.[1 § 1. Overeenkomstig bijlage A van de ISTI bepalen de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de controlearts bij de planning of organisatie van de monsterneming of voor de testen op sporters met een handicap de standaardprocedures voor kennisgeving of monsterneming, met inbegrip van de uitrusting voor monsterneming en het dopingcontrolepunt, moeten worden gewijzigd.
   Deze wijzigingen moeten noodzakelijk zijn en mogen de identiteit, veiligheid of integriteit van het monster niet aantasten. De controlearts kan met de betrokken sporters overleggen welke aanpassingen eventueel noodzakelijk zijn. De wijzigingen worden met bewijsstukken gestaafd.
   Sporters die systemen gebruiken om urine op te vangen of af te voeren, moeten de urine verwijderen uit deze systemen voordat zij een urinemonster afleveren. Indien mogelijk moet het bestaande afname- of afvoersysteem voor urine worden vervangen door een nieuw(e), ongebruikt(e) katheter of afvoersysteem voordat het monster wordt afgenomen. De katheter of het afvoersysteem maakt geen deel uit van de uitrusting om monsters af te nemen die de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie moet verstrekken. Het is de verantwoordelijkheid van de sporter om voor de daartoe benodigde uitrusting te zorgen.
   Voor sporters met een visuele of verstandelijke handicap kunnen de controlearts en/of de sporter ervoor kiezen dat een vertegenwoordiger aanwezig is bij de monsterneming. Tijdens deze fase kunnen een vertegenwoordiger van de sporter en/of een vertegenwoordiger van de controlearts de controlearts of de chaperon als getuige gadeslaan terwijl de sporter het urinemonster produceert. Deze vertegenwoordigers mogen niet rechtstreeks toezien op de productie van het urinemonster,[2 tenzij de sporter dat vraagt;]2.
   De controlearts documenteert alle wijzigingen in de standaardprocedures voor monsterneming bij sporters met een handicap, met inbegrip van alle geldende wijzigingen die in de voorgaande leden zijn gespecificeerd.
   § 2. Overeenkomstig bijlage B van de ISTI bepalen de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de controlearts bij de planning of organisatie van de monsterneming of voor de testen op minderjarige sporters de standaardprocedures voor kennisgeving of monsterneming moeten worden gewijzigd.
   Deze wijzigingen moeten noodzakelijk zijn en mogen de identiteit, veiligheid of integriteit van het monster niet aantasten.
   Minderjarige sporters worden op de hoogte gesteld in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de sporter, naast de controlearts of de chaperon. Zij kunnen ervoor kiezen zich tijdens de gehele fase van de monsterneming door een vertegenwoordiger te laten vergezellen.
   Indien de minderjarige sporter afziet van een vertegenwoordiger, beslist de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of de controlearts, naargelang het geval, of tijdens de kennisgeving van de sporter een derde aanwezig moet zijn. De afwezigheid van een vertegenwoordiger wordt gedocumenteerd door de controlearts en maakt het onderzoek niet ongeldig.
   De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of de controlearts beslist over de passende handelswijze indien er geen vertegenwoordiger van de minderjarige sporter bij de test aanwezig is en helpt de minderjarige sporter een vertegenwoordiger te vinden indien hij dat vraagt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Art.28. Het nemen van monsters van andere lichaamsvloeistoffen of van de bevoorrading van de sporter wordt mutatis mutandis uitgevoerd volgens dezelfde regels als het nemen van urinemonsters, en gebeurt als volgt :
  1° de monsters worden in geschikte verpakkingen geplaatst en verzegeld;
  2° er kunnen monsternemingen worden uitgevoerd met het oog op eventuele bijkomende en toekomstige analyses, overeenkomstig artikelen 6.2 en 6.5 van de Code;
  3° de verpakking wordt verzegeld in aanwezigheid van de betrokken sporter;
  4° op elke verpakking wordt een codenummer genoteerd, waarvan de sporter in kennis wordt gesteld, en dat in het proces-verbaal wordt opgenomen.

Art.29. Indien, bij de controle, twijfels ontstaan over de afkomst, de authenticiteit of de integriteit van een monster, wordt een nieuw monster genomen.
  Elke weigering van de sporter of, als hij minderjarig en niet juridisch bekwaam is, van zijn wettelijke vertegenwoordiger of van de persoon behoorlijk gemachtigd door deze, om zich aan een nieuwe monsterneming te onderwerpen, wordt met controleweigering gelijkgesteld, wat wordt beschouwd als een dopingfeit, zoals bedoeld in artikel 8, § 1, 3°, van de ordonnantie.

Art. 29/1.[1 De monsters worden afgenomen in een controlepunt dat de organisator van het sportevenement, de wedstrijd of de training ter beschikking stelt. De privacy van de sporter moet gewaarborgd zijn in dit controlepunt.
   De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie legt de criteria vast waaraan dit controlepunt moet voldoen, namelijk:
   1° de organisator van het sportevenement, de wedstrijd of de training moet verpakt mineraalwater ter beschikking stellen;
   2° in het controlepunt mag geen alcohol worden genuttigd of ter beschikking worden gesteld;
   3° het controlepunt mag uitsluitend worden gebruikt voor dopingcontroledoeleinden en gedurende de gehele fase van de monsterneming.
   Indien de controlearts afwijkingen vaststelt van de door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vastgestelde criteria, kan hij een andere ruimte eisen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
   (2) geen nederlandse versieAfdeling 5. - Onderzoeken

Art.30.[1 § 1. Met inachtneming en in het kader van de toepassing van de onderzoeksbevoegdheid, zoals bedoeld in artikel 23/1 van de ordonnantie, zorgt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie er met alle middelen voor dat zij in staat is om antidopinginformatie te verkrijgen of te ontvangen uit alle beschikbare bronnen en met name van sporters, ondersteunend personeel van sporters, het brede publiek, personeel voor monsterneming, laboratoria, farmaceutische bedrijven, andere antidopingorganisaties, het WADA, nationale federaties, agentschappen die de wet moeten toepassen, andere regelgevende en tuchtrechtelijke instanties en de media. De Leden van het Verenigd College sluiten eventueel overeenkomsten en protocollen die nodig zijn om informatie te delen met de bovengenoemde personen.
   De antidopinginformatie dient om te helpen bij de volgende doeleinden: de ontwikkeling, herziening en wijziging van de controleplanning; de bepaling van het tijdstip voor de gerichte controles en de opmaak van gerichte informatiedossiers voor onderzoeksdoeleinden overeenkomstig dit artikel.
   De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie voert procedures in om ervoor te zorgen dat:
   - de uit hoofde van artikel 23/1 van de ordonnantie verkregen of ontvangen dopinginformatie op veilige en vertrouwelijke wijze wordt behandeld;
   - de informatiebronnen worden beschermd;
   - risico's op lekken of openbaarmaking worden aangepakt;
   - de informatie die de agentschappen die de wet moeten toepassen, de andere betrokken instanties en/of andere derde partijen met haar delen, wordt verwerkt, gebruikt en openbaar gemaakt om gegronde antidopingdoeleinden.
   De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie beoordeelt de relevantie, betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van alle antidopinginformatie zodra zij die ontvangt en houdt daarbij rekening met de aard van de bron en met de omstandigheden waarin de informatie werd verkregen of ontvangen.
   Alle verkregen of ontvangen antidopinginformatie wordt gegroepeerd en geanalyseerd om trends en patronen vast te stellen en verbanden te leggen die de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kunnen helpen om:
   - een doeltreffende strategie voor dopingbestrijding te ontwikkelen;
   - en/of te bepalen of er een gegronde reden is om te vermoeden dat een overtreding van de antidopingregels is begaan en dat nader onderzoek gerechtvaardigd is overeenkomstig artikel 12 van de ISTI en de ISRM.
   § 2. Het doel van het in artikel 23/1 van de ordonnantie bedoelde onderzoek is:
   1° de overtreding van de antidopingregels of de mogelijke betrokkenheid van een persoon bij een overtreding van de antidopingregels uit te sluiten;
   2° bewijsmateriaal te verzamelen ter ondersteuning van de opening van een procedure wegens overtreding van de antidopingregels, overeenkomstig artikel 8 van de Code en artikel 47/1 van dit besluit;
   3° het bewijs te leveren van een overtreding [2 van de antidopingregels]2.
   § 3. Met inachtneming van en in het kader van de toepassing van de onderzoeksbevoegdheid, zoals bedoeld in artikel 23/1, c) van de ordonnantie en het artikel 12.2.1 van de ISTI, zorgt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ervoor dat alle andere analytische of niet-analytische informatie of inlichtingen waaruit een gegronde reden blijkt om te vermoeden dat een overtreding van de antidopingregels is begaan, op vertrouwelijke en doeltreffende wijze worden onderzocht.
   De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie verzamelt en bewaart zo spoedig mogelijk alle relevante informatie en documentatie, zodat die toelaatbare en betrouwbare bewijsstukken kunnen vormen voor een mogelijke overtreding van de antidopingregels en/of aanvullende onderzoekssporen kunnen aangeven die tot de ontdekking van bewijsstukken kunnen leiden.
   De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie zorgt ervoor dat de onderzoeken steeds eerlijk, objectief en onpartijdig worden uitgevoerd. De uitvoering van onderzoeken, de evaluatie van tijdens onderzoeken ontdekte informatie en bewijsstukken en de onderzoeksresultaten worden volledig schriftelijk gedocumenteerd.
   § 4. De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie neemt op efficiënte wijze en binnen een redelijke termijn een besluit over het al dan niet instellen van een strafvordering tegen een sporter of een andere persoon wegens een vermoede overtreding van de antidopingregels. Overeenkomstig artikel 13.3 van de Code kan een antidopingorganisatie die er niet in slaagt binnen een door het WADA gestelde redelijke termijn een dergelijke beslissing te nemen, rechtstreeks beroep instellen bij het Hof van Arbitrage voor Sport, alsof de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie had besloten dat er geen overtreding van de antidopingregels was begaan. Alvorens deze maatregel te nemen, ondervraagt het WADA de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie over de redenen van de vertraging.
   Wanneer de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie op basis van de resultaten van haar onderzoek besluit dat tegen een sporter of een andere persoon een strafvordering moet worden ingesteld wegens een vermoede overtreding van de antidopingregels, stelt zij overeenkomstig artikel 47/1 de sporter of de andere persoon en ook de betrokken nationale antidopingorganisaties, de internationale federatie en het WADA van deze beslissing in kennis.
   § 5. Wanneer de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie op basis van de resultaten van haar onderzoek besluit dat er geen strafvervolging moet worden ingesteld tegen een sporter of een andere persoon voor een vermoede overtreding van de antidopingregels:
   1° stelt zij het WADA, de internationale federatie en de nationale antidopingorganisatie van de sporter of de andere persoon in kennis van deze met redenen omklede beslissing per e-mail of per post;
   2° verstrekt zij alle informatie over het onderzoek die het WADA en/of de internationale federatie en/of de nationale antidopingorganisatie vragen, zodat zij kunnen beslissen of zij tegen deze beslissing in beroep wensen te gaan;
   3° beslist zij of de tijdens het onderzoek verkregen informatie of getrokken lessen: in aanmerking kunnen worden genomen bij de ontwikkeling van haar planning van de controles, kunnen worden gebruikt om gerichte controles te plannen en/of met een andere organisatie kunnen worden gedeeld.
   § 6. Voor de toepassing van artikel 23/1, tweede lid, c) van de ordonnantie, stelt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie automatisch een onderzoek in wanneer in het proces-verbaal van controle wordt vermeld dat een sporter zich heeft onttrokken aan een monsterneming, een monsterneming heeft geweigerd of heeft nagelaten een monster te laten afnemen, het proces-verbaal van controle of het gedeelte van het dopingcontroleformulier over de kennisgeving van de controle te ondertekenen, of op enige andere wijze het goede verloop van de individuele controleprocedure heeft belemmerd. In dit geval wordt de sporter in kennis gesteld overeenkomstig artikel 47/1, § 1.
   § 7. [2 De bezorging van een onderzoeksdossier door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie aan een sportvereniging overeenkomstig artikel 30 van de ordonnantie of aan de DADC overeenkomstig artikel 30/1 van de ordonnantie, berust op een geschrift, gestaafd door bewijsstukken die door de Code zijn toegelaten, algemeen in rechte worden toegelaten en in feite en in rechte worden gemotiveerd]2.
   De doorverwijzing door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie naar de politie voor politieoptreden is gebaseerd op betrouwbare, getoetste en gecontroleerde informatie en/of inlichtingen.
   De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie moet met het oog op de eventuele opening van een strafdossier het onderzoeksdossier schriftelijk bezorgen aan de gerechtelijke instanties, gestaafd door bewijsstukken die door de Code zijn toegelaten, algemeen in rechte worden toegelaten en in feite en in rechte worden gemotiveerd.]1
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Afdeling 6. - Kennisgevingsprocedure inzake verboden samenwerking

Art.31.Met inachtneming en in het kader van de toepassing van artikel 8, 10°, van de ordonnantie, [1 past de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de in artikel 47/1 van dit besluit bedoelde procedures toe]1.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>

Afdeling 7. - Analyse van de monsters
Art.32.§ 1. Nadat de controle is uitgevoerd, naargelang het geval, overeenkomstig artikelen 25 tot 28, bewaart de controlearts de verzegelde monsters totdat ze aan [1 de door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie aangewezen chauffeur]1 worden gestuurd.
  Voor de monsters worden gestuurd, vergewist de controlearts zich ervan dat de monsters goed verpakt zijn voor hun vervoer en hun opslag, om te vermijden dat ze beschadigd zouden kunnen worden.
  De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie neemt de nodige maatregelen voor de bewaring van de monsters gestuurd door de controlearts, tot ze met het oog op analyse aan het geaccrediteerde of door het WADA goedgekeurde laboratorium worden overhandigd.
  [1 ...]1
  [1 In het geval bedoeld in het vorige lid, voor zover het/de ongeldig verklaarde monster(s) de identificatie van de gecontroleerde sporter zonder enige twijfel mogelijk maakt/maken, stelt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de betrokken sporter per brief in kennis van deze ongeldigverklaring.]1
  § 2. [1 De door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie aangewezen chauffeur]1 overhandigt de verzegelde urinemonsters of, in voorkomend geval, de monsters van andere lichaamsvloeistoffen of van de bevoorrading van de sporter, tegen ontvangstbewijs, aan één van de door het WADA geaccrediteerd of goedgekeurde laboratoria, ten laatste binnen een termijn van 72 uren te rekenen vanaf de monsterneming.
  [1 De door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie aangewezen chauffeur]1 overhandigt de verzegelde bloedmonsters, tegen ontvangstbewijs, aan een door het WADA geaccrediteerd of goedgekeurd laboratorium, ten laatste binnen een termijn van 12 uren, te rekenen vanaf de monsterneming.
  [1 De door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie aangewezen chauffeur]1 overhandigt de verzegelde monsters die genomen werden in het kader van de controleprocedure uitgevoerd in het kader van het biologisch paspoort van de sporter, tegen ontvangstbewijs, aan een door het WADA geaccrediteerd of goedgekeurd laboratorium, ten laatste binnen een termijn van 36 uren, te rekenen vanaf de monsterneming.
  Het door het WADA geaccrediteerd of goedgekeurde laboratorium onderzoekt onverwijld het A-monster en neemt onmiddellijk de maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bewaring van het B-monster met het oog op een mogelijke bijkomende analyse en de mogelijke toepassing van artikel 20, [2 § 1,]2 vierde lid en vijfde lid.
  [1 Wanneer het laboratorium massaspectrometrie van isotopenverhoudingen (IRMS) aanbeveelt, wordt de officiële aanvraag ondertekend door een ambtenaar van de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, die een gezondheidswerker is.]1
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 27, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Art.33.§ 1. Het door het WADA geaccrediteerde of goedgekeurde laboratorium maakt het analyserapport bedoeld in artikel 19 van de ordonnantie, per elektronische post, aan de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie over binnen 15 werkdagen volgend op de ontvangst van het monster.   Binnen de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie [2 is (of zijn) enkel de ambtenaar (of ambtenaren) die een gezondheidswerker is (of die gezondheidswerkers zijn)".]2, bevoegd voor de behandeling van het in het eerste lid bedoelde rapport.   De in het eerste lid bedoelde termijn wordt geschorst tijdens de sluitingsperiodes van het door het WADA geaccrediteerde of goedgekeurde laboratorium.   Als de controleprocedure gedurende een internationale wedstrijd of manifestatie georganiseerd door een internationale sportvereniging plaatsvond, deelt het door het WADA geaccrediteerde of goedgekeurde laboratorium [1 ...]1 de betrokken internationale sportvereniging elk afwijkend analyseresultaat mee.   [1 Het analyserapport vermeldt de gegevens opgesomd in artikel 5.3.8.4 van de Internationale Standaard voor laboratoria.]1   § 2. De afschriften van de rapporten en de documentatiedossiers in verband met elke uitgevoerde analyse worden bewaard door het door het WADA geaccrediteerde of goedgekeurde laboratorium voor een periode van tien jaar, te rekenen vanaf de datum waarop ze werden opgesteld.   § 3. [1 Het door het door WADA geaccrediteerde of goedgekeurde laboratorium bewaart de gekozen monsters overeenkomstig artikel 20, § 1, vierde en vijfde lid tijdens een periode van tien jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de monsters, overeenkomstig bijlage 2 van de ordonnantie.]1   ----------   (1)   (2)
Afdeling 8. - Gevolgen van de analyse en kennisgeving van de resultaten

Art.34.§ 1. Indien het resultaat van de analyse negatief is, worden de gecontroleerde sporter en zijn sportvereniging per [1 ...]1 beveiligde elektronische post, ervan op de hoogte gebracht binnen vijf werkdagen na de ontvangst van het in artikel 33 bedoelde analyserapport door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.   Bij de kennisgeving worden eveneens de gecontroleerde sporter en zijn sportvereniging herinnerd aan de eventuele toekomstige toepassing van [1 artikel [2 artikel 20, § 1, vierde en vijfde lid]2.   § 2. [1 Indien het resultaat van de analyse afwijkend is, controleert de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie overeenkomstig artikel 5.1.1 van de ISRM:    1° of een TTN toegekend werd of nog kan worden toegekend;    2° of een afwijking van de Internationale Standaard voor laboratoria of de ISTI het atypische resultaat heeft veroorzaakt;    3° of het duidelijk is dat het afwijkende analyseresultaat werd veroorzaakt door de inname van een verboden stof die werd toegediend op een toegelaten manier, overeenkomstig artikel 5.1.1.3 van de ISRM.    Indien het afwijkende resultaat niet kan worden verklaard door een van de drie bovengenoemde punten, worden de gecontroleerde sporter en zijn sportvereniging op de hoogte gebracht van dit afwijkende resultaat per aangetekende brief of indien nodig per e-mail binnen drie werkdagen nadat de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie het in artikel 33 bedoelde analyseverslag van het laboratorium heeft ontvangen.]1   Naast deze informatie, omvat de in het vorige lid bedoelde kennisgeving eveneens :   1° een verwijzing naar de tekst van artikel 8, § 1, 1° en 2°, en artikel 23/2, § 1, derde lid, van de ordonnantie;   2° de eventuele gevolgen van de overtreding van artikel 8, § 1, 1° en 2°, van de ordonnantie;   3° het recht van de sporter om een afschrift van het dossier opgemaakt in het kader van de individuele controleprocedure te krijgen. Dit dossier omvat :   a) de datum waarop het dossier werd geopend;   b) een inventaris van de stukken, met vermelding van de datum waarop ze bij het dossier werden gevoegd;   c) de identiteit en het adres van de sporter of de begeleider;   d) een afschrift van het dopingcontroleformulier;   e) een afschrift van het proces-verbaal van controle;   f) een afschrift van het analyserapport van het laboratorium met, in voorkomend geval, alle bijkomende informatie overgemaakt door het door het WADA geaccrediteerde of goedgekeurde laboratorium;   g) een afschrift van de aangetekende brief en, in voorkomend geval, van de e-mail, die de sporter op de hoogte brengt van het afwijkende analyseresultaat;   h) in voorkomend geval, een afschrift van de aangetekende brief of van de fax waarmee de sporter de analyse van het B-monster heeft aangevraagd;   i) in voorkomend geval, een afschrift van elk stuk dat nuttig zou kunnen zijn voor de behandeling van het dossier.   4° het recht van de sporter om een analyse van het B-monster aan te vragen, overeenkomstig [2 artikel 35 of, indien een dergelijk verzoek ontbreekt]2, het feit dat de analyse van het B-monster onherroepelijk kan gelden als stopgezet]1;   [1 4bis° de sporter en/of zijn vertegenwoordiger mogen aanwezig zijn bij de opening en de analyse van het B-monster en een exemplaar vragen van de documentatie van het laboratorium voor het A-monster;]1   5° in voorkomend geval, de datum en het uur vastgelegd door het geaccrediteerde of door het WADA goedgekeurde laboratorium voor de analyse van het B-monster;   6° een afschrift van de tekst van [2 artikel 9, § 3,]2 dat de breedtesporters herinnert aan het recht [2 om met terugwerkende kracht een TTN met terugwerkende kracht aan te vragen]2;   [1 7° de mogelijkheid voor de sporter om spoedig een verklaring te geven;    8° de mogelijkheid voor de sporter om substantiële hulp te verlenen overeenkomstig artikel 10.7.1 van de Code, om de overtreding van de antidopingregels te bekennen en, in voorkomend geval, de schorsingsperiode met een jaar te verminderen zoals bepaald in artikel 10.8.1 van de Code, of om te streven naar een schikkingsovereenkomst zoals bepaald in artikel 10.8.2 van de Code;    9° in voorkomend geval, alle elementen over de voorlopige schorsing [2 .]2    10° [2 ...]2    11° [2 ...]2    12°[2 ...]2   [2 Indien het resultaat betrekking heeft op salbutamol of formoterol, vestigt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de aandacht van de sporter op het feit dat hij door middel van een gecontroleerd farmacokinetisch onderzoek kan aantonen dat het afwijkende analyseresultaat het gevolg is van een therapeutische dosis via inhalatie die niet hoger ligt dan de maximumdosis die is aangewezen voor klasse S3 van de verboden lijst. De aandacht van de sporter wordt ook gevestigd op de belangrijkste richtsnoeren voor de uitvoering van een gecontroleerd farmacokinetisch onderzoek en hij krijgt een lijst van laboratoria die een dergelijk onderzoek kunnen uitvoeren. De sporter heeft zeven kalenderdagen na de kennisgeving de tijd om aan te geven of hij van plan is een gecontroleerd farmacokinetisch onderzoek te ondergaan. Zo niet, dan zet de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie het proces van resultatenbeheer voort.    Indien het resultaat betrekking heeft op humaan choriongonadotrofine uit urine, volgt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de procedures die zijn vastgelegd in artikel 6 van het technisch document van het WADA 'Analyse, melding en beheer van humaan choriongonadotrofine (HCG) en luteïniserend hormoon (LH) in urine bij mannelijke atleten' (TD2021CG/LH) in bijlage.    Indien het resultaat betrekking heeft op een andere verboden stof waarvoor specifieke eisen op het vlak van resultatenbeheer gelden overeenkomstig het technisch document van het WADA, volgt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de daarin nader bepaalde procedures in bijlage]2   § 3. [1 ...]1   [1 Indien het analyseresultaat atypisch is]1, [1 overeenkomstig artikel 5.2.1 van de ISRM]1, gaat de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie na :   1° of een TTN toegekend werd [1 of nog kan worden toegekend]1;   2° of een afwijking van de Internationale Standaard voor laboratoria [1 of van de ISTI]1 het atypische resultaat heeft veroorzaakt;   [1 3° of het duidelijk is dat het afwijkende analyseresultaat werd veroorzaakt door de inname van een verboden stof die werd toegediend op een toegelaten manier, overeenkomstig artikel 5.1.1.3 van de ISRM.]1   Indien dit het geval is, brengt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de betrokken sporter ervan op de hoogte en besluit tot een negatief analyseresultaat, overeenkomstig § 1.   Indien het niet het geval is, vraagt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie aan het door het WADA geaccrediteerde of goedgekeurde laboratorium om één of meer bijkomende analyses uit te voeren om de oorsprong van de verboden stof aanwezig in het lichaam van de gecontroleerde sporter te bepalen.   [1 § 3bis. De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie is er niet toe gehouden een atypisch resultaat mee te delen zolang zij haar onderzoek niet heeft afgerond en niet heeft besloten het atypische resultaat te beschouwen als een abnormaal analyseresultaat, tenzij er sprake is van een van de volgende omstandigheden:]1   1° het B-monster moet worden geanalyseerd [1 voor de afronding van haar onderzoek]1. In dat geval kan de sporter vragen aanwezig te zijn of vertegenwoordigd te worden bij de opening van het B-monster, overeenkomstig de bepalingen van artikel 35, § 2, tweede lid;   2° [1 indien de gecontroleerde sporter die op de lijst staat die bezorgd is door de organisatie die verantwoordelijk is voor grote sportmanifestaties of door de sportvereniging een atypisch resultaat vertoont dat [2 nog in afwachting]2 is;]1   [1 3° als volgens het medisch personeel of een bekwaam deskundige het atypische resultaat wellicht te wijten is aan een ernstige ziekte waarvoor dringende medische verzorging nodig is.]1   Na de noodzakelijke aanvullende analyses wordt het atypische analyseresultaat ofwel als negatief, ofwel als afwijkend beschouwd [1 ...]1. De procedure wordt dan voortgezet overeenkomstig § 1 en § 2 van dit artikel.   § 4. [1 Elke mededeling aan de sporter krachtens dit artikel wordt gelijktijdig door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie bezorgd aan de nationale antidopingorganisatie(s) van de sporter, de internationale federatie en het WADA en zal snel in ADAMS gerapporteerd worden.]1   ----------   (1)   (2)
Art.35.§ 1. Bij mededeling van een afwijkend analyseresultaat kan de gecontroleerde sporter, binnen vijf werkdagen na deze mededeling, per aangetekende brief of per elektronische post, aan de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vragen om het B-monster te laten analyseren door het door het WADA geaccrediteerde of goedgekeurde laboratorium [1 ...]1.
  De kennisgeving van het afwijkend analyseresultaat wordt geacht door de betrokken sporter te worden ontvangen op de eerste werkdag volgend op die waarop het aangetekend schrijven wordt aangeboden bij de wettelijke of gekozen woonplaats van de sporter, indien zijn woonplaats zich in België bevindt.
  De kennisgeving van het afwijkend analyseresultaat wordt geacht door de betrokken sporter te worden ontvangen, behalve indien de sporter het tegenovergestelde bewijst, op de derde werkdag volgend op die waarop het aangetekend schrijven wordt aangeboden bij de diensten van de post, wanneer de wettelijke of gekozen woonplaats van de sporter zich in een andere staat dan België bevindt.
  § 2. Indien de gecontroleerde sporter, binnen de termijnen en volgens de voorwaarden bepaald in § 1, vraagt dat er een tegenexpertise wordt uitgevoerd, belast de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de werkdag die volgt op de ontvangst van de aanvraag van de sporter, het door het WADA geaccrediteerde of goedgekeurde laboratorium, dat de eerste analyse heeft gedaan, met het uitvoeren van de analyse van het B-monster [1 behalve in de uitzonderlijke omstandigheden overeenkomstig artikel 5.3.6.2.3 van de Internationale Standaard voor laboratoria]1.
  De sporter kan vragen aanwezig te zijn of vertegenwoordigd te worden bij de opening van het B-monster.
  § 3. [1 Als de sporter de analyse vraagt van het B-monster, maar verklaart dat hij of zijn vertegenwoordiger niet beschikbaar zijn op de datum en het tijdstip die zijn bedoeld in artikel 34, § 2, 5°, neemt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie contact op met het laboratorium en stelt ten minste twee data ter vervanging voor.
   Als de sporter of zijn vertegenwoordiger verklaren dat zij niet beschikbaar zijn op de data die ter vervanging worden voorgesteld, geeft de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie het laboratorium de opdracht verder te gaan en een onafhankelijke getuige aan te stellen om na te gaan of het flesje van het B-monster geen sporen van vervalsing vertoont en dat de identificatienummers overeenstemmen met die in de documentatie over de monsterneming.]1
  Na de analyse van het B-monster stelt het door het WADA geaccrediteerde of goedgekeurde laboratorium een analyserapport op dat mutatis mutandis dezelfde elementen dan deze bedoeld in artikel 34, § 1, vijfde lid, bevat.
  Dit analyserapport wordt naar de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie gestuurd binnen tien werkdagen volgend op de ontvangst van de aanvraag tot analyse van het B-monster.
  § 4. De gecontroleerde sporter wordt op de hoogte gebracht van het analyseresultaat van het B-monster binnen drie werkdagen na de ontvangst van het analyserapport door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
  [1 Indien de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, na ontvangst van de verklaring van de sporter of de andere persoon of na het verstrijken van de termijn voor het verstrekken van een dergelijke verklaring, ervan overtuigd blijft dat de sporter of de andere persoon een of meer overtredingen van de antidopingregels heeft begaan, stelt zij de sporter of de andere persoon onverwijld in kennis van de overtreding(en) van de antidopingregels die hij of zij zou hebben begaan. Deze brief omvat ook de volgende onderdelen:
   1° de bepalingen van de antidopingregels waarvan wordt vermoed dat de sporter of de andere persoon ze heeft overtreden;
   2° een gedetailleerd overzicht van de relevante feiten waarop de beschuldiging steunt en alle bewijzen die nog niet zouden gemeld zijn;
   3° de specifieke gevraagde gevolgen als de overtreding zou worden bevestigd en de beperkingen van deze gevolgen voor alle ondertekenaars, in alle sporten en in alle landen, overeenkomstig artikel 15 van de Code;
   4° [2 wanneer het een niet-gespecificeerde stof betreft]2 de vermelding van de mogelijkheid om, binnen een termijn van maximaal twintig dagen vanaf de ontvangst van de kennisgevingsbrief over de beschuldigingen (die alleen in uitzonderlijke gevallen kan worden verlengd), de beweerde overtreding(en) van de antidopingregels te bekennen en de voorgestelde gevolgen te aanvaarden door een bij de brief gevoegd formulier ter aanvaarding van de gevolgen te ondertekenen, te dateren en terug te sturen;
   5° de vermelding van de mogelijkheid om, indien de sporter of de andere persoon de voorgestelde gevolgen weigert, binnen een termijn van maximaal twintig dagen vanaf de ontvangst van de kennisgevingsbrief over de beschuldigingen (die alleen in uitzonderlijke gevallen kan worden verlengd), (a) de beweerde overtreding(en) van de antidopingregels schriftelijk te betwisten (b) en/of de door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie voorgestelde gevolgen schriftelijk te betwisten en/of (c) schriftelijk de neerlegging te vragen van het volledige administratieve dossier bij de bevoegde disciplinaire hoorinstantie om door haar [2 te worden gehoord, overeenkomstig de artikelen]2 30 en 30/1 van de ordonnantie;
   6° dat, indien de sporter of de andere persoon de beweerde overtreding(en) van de antidopingregels of de voorgestelde gevolgen niet betwist en niet vraagt om gehoord te worden binnen de bepaalde termijnen, de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kan veronderstellen dat de sporter of de andere persoon heeft afgezien van zijn recht op een hoorzitting, de overtreding(en) van de antidopingregels heeft bekend en de door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in de kennisgevingsbrief over de beschuldigingen bepaalde gevolgen heeft aanvaard;
   7° dat de opgelopen gevolgen kunnen worden geschorst indien hij/zij substantiële hulp verleent overeenkomstig artikel 10.7.1 van de Code, dat hij/zij de overtreding(en) van de antidopingregels kan bekennen binnen een termijn van maximaal twintig (20) dagen vanaf de ontvangst van de kennisgevingsbrief over de beschuldigingen en, in voorkomend geval, een vermindering van de schorsingsperiode met een jaar kan genieten zoals bepaald in artikel 10.8.1 van de Code en/of een schikkingsovereenkomst kan trachten af te sluiten door de overtreding(en) van de antidopingregels te bekennen zoals bepaald in artikel 10.8.2 van de Code;
   8° alle elementen in verband met de voorlopige schorsing.]1
  § 5. [1 De kennisgeving van de beschuldigingen aan de sporter of de andere persoon wordt gelijktijdig bezorgd aan de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie,[2 de nationale antidopingorganisatie (of -organisaties)]2 van de sporter, de internationale federatie en het WADA en wordt binnen een redelijke termijn in ADAMS gerapporteerd.]1
  § 6. [1 Bij de toepassing van de controleprocedure aan de hand van het biologisch paspoort door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, bezorgt zij ook de elitesporter van nationaal niveau het documentatiedossier van het biologisch paspoort en het daarbij horende verslag van de experten vermeld in bijlage C van de Internationale Standaard voor de TTN.
   De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie verzoekt de sporter om, binnen een redelijke termijn, zijn eigen verklaring te geven voor de verstrekte gegevens.
   Zodra de verklaringen en bijkomende informatie van de sporter ontvangen zijn, binnen de bepaalde termijn, bezorgt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie deze aan de instantie voor het beheer van het paspoort van de sporter, die ze voor onderzoek bezorgt aan de expertengroep met alle bijkomende inlichtingen die ze nodig acht om haar advies te verlenen in samenspraak met de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de instantie voor het beheer van het paspoort van de sporter.
   In dit stadium is het onderzoek niet meer anoniem. De expertengroep evalueert de zaak opnieuw of hernieuwt zijn beweringen en concludeert een van de volgende zaken:
   a) [2 unaniem advies van waarschijnlijk dopinggebruik op basis van de informatie in het biologisch paspoort en alle verklaringen van de sporter;]2;
   b)[2 of de onmogelijkheid om tot een unaniem advies van waarschijnlijk dopinggebruik te komen op basis van de beschikbare informatie.]2.
   Indien de expertengroep het advies uitbrengt dat vermeld wordt in het vorige lid, punt a), wordt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie erover ingelicht door de instantie voor het beheer van het paspoort van de sporter, deelt zij de beschuldigingen tegen de sporter mee overeenkomstig dit artikel en zet zij het beheer van de resultaten voort overeenkomstig de Internationale Standaard voor de TTN en dit besluit.
   Indien de expertengroep het advies uitbrengt dat vermeld wordt in het vorige lid, punt b), past de instantie voor het beheer van het paspoort van de sporter [2 haar verslag aan]2 en raadt zij de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie aan, naargelang het geval, bijkomende controles uit te voeren en/of informatie te vergaren over de sporter. [2 De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie deelt]2 het resultaat van dit onderzoek mee aan de sporter en het WADA]1
  § 7. Elk resultaat van een analyse uitgevoerd door een door het WADA erkend laboratorium wordt erkend door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
  [1 § 8. De fase van het beheer van de resultaten voorafgaandelijk aan beslissingen die geen abnormaal analyseresultaat, een atypisch resultaat of de resultaten van het biologisch paspoort van de sporter met zich meebrengen, verloopt overeenkomstig de bepalingen in artikel 5.3 van de Internationale Standaard voor de TTN.]1
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 30, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Art. 35/1. [1 § 1. Overeenkomstig artikel 7.4.1 van de Code, legt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie op het tijdstip van de in artikel 35, § 4 bedoelde kennisgeving onverwijld een voorlopige schorsing op, nadat zij een afwijkend analyseresultaat of een afwijkend paspoortresultaat heeft ontvangen voor een verboden stof of verboden methode die geen specifieke stof of methode is, waarbij een sporter zou betrokken zijn die niet onder de bevoegdheid valt van de in artikel 30 van de ordonnantie bedoelde sportverenigingen of indien zijn sportvereniging de in artikel 30 van de ordonnantie bedoelde verplichting niet nakomt.
   Deze schorsing gaat in op de dag die volgt op de ontvangst van de kennisgeving. De schorsing loopt af op de dag waarop de DADC haar beslissing heeft genomen. De duur van de voorlopige schorsing mag niet langer zijn dan de maximale schorsingsperiode die aan de sporter kan worden opgelegd voor de betrokken overtreding(en) van de antidopingregels.
   Er kan geen voorlopige schorsing worden opgelegd tenzij aan de sporter of de andere betrokken persoon de mogelijkheid wordt gegeven om gebruik te maken van :
   - een inleidende hoorzitting voor de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, ofwel voordat de voorlopige schorsing wordt opgelegd, ofwel binnen een redelijke termijn nadat de voorlopige schorsing werd opgelegd;
   - of een versnelde hoorzitting voor de DADC overeenkomstig artikel 8 van de Code, binnen een redelijke termijn nadat een voorlopige schorsing werd opgelegd.
   De sporter of de andere betrokken persoon heeft ook de mogelijkheid om gebruik te maken van een versnelde beroepsprocedure tegen een opgelegde voorlopige schorsing of de beslissing om geen voorlopige schorsing op te leggen overeenkomstig artikel 13 van de Code en artikel 52/20 van dit besluit. De bevoegde beroepsinstantie is het Hof van Arbitrage voor Sport.
   § 2. Een in paragraaf 1 bedoelde voorlopige schorsing kan worden opgeheven indien de sporter aan de DADC aantoont dat de overtreding waarschijnlijk een besmet product zou hebben ingehouden of indien de overtreding een verslavende stof inhoudt en de atleet aantoont dat hij recht heeft op een verkorte schorsing overeenkomstig artikel 10.2.4.1 van de Code.
   Tegen de beslissing van de DADC om een verplichte voorlopige schorsing niet op te heffen op grond van de bewering van de sporter dat hij een besmet product heeft gebruikt, kan geen beroep worden aangetekend.
   § 3. Overeenkomstig artikel 7.4.4 van de Code kunnen sporters een voorlopige schorsing vrijwillig aanvaarden, op voorwaarde dat zij dat doen:
   1° uiterlijk voor het verstrijken van een termijn van tien dagen vanaf het verslag van het B-monster (of de ontheffing van het B-monster);
   2° binnen tien dagen na kennisgeving van een andere overtreding van de antidopingregels;
   3° vóór de datum waarop de sporter voor het eerst aan wedstrijden deelneemt na een dergelijk verslag of een dergelijke kennisgeving.
   Andere personen kunnen vrijwillig een voorlopige schorsing aanvaarden, op voorwaarde dat zij dit doen binnen tien dagen na kennisgeving van de overtreding van de antidopingregels. Bij een dergelijke vrijwillige aanvaarding heeft de voorlopige schorsing volledige rechtswerking en wordt op dezelfde wijze behandeld als wanneer de schorsing op grond van paragraaf 1 zou zijn opgelegd. De sporter of andere persoon kan deze aanvaarding evenwel op elk moment na de vrijwillige aanvaarding van een voorlopige schorsing intrekken. In dat geval heeft de sporter of andere persoon geen recht op enige aftrek voor de tijd die hij tijdens de voorlopige schorsing heeft gezeten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>


HOOFDSTUK 4. - Verblijfsgegevens van de elitesporters
Art.36.§ 1. [1 Wanneer de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie heeft bepaald dat zij de controles moet uitvoeren buiten wedstrijdverband op particuliere sporters naar aanleiding van haar evaluatie van de risico's (overeenkomstig artikel 4.2 van de ISRM) en haar bepaling van de prioriteiten (overeenkomstig artikel 4.3 tot 4.7 van de ISRM), moet zij onderzoeken hoeveel verblijfsgegevens zij nodig heeft voor deze sporters om doeltreffend onpartijdige controles te kunnen uitvoeren. Zij mag via e-mail sportverenigingen raadplegen die in de hoogste nationale klasse of categorie spelen.
   De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie stelt de lijst op van de elitesporters van nationaal niveau die deel uitmaken van de doelgroep van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, in de zin van artikel 2, 62° van de ordonnantie, binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit. Deze lijst wordt regelmatig aangepast naar aanleiding van diezelfde raadplegingen.]1
  § 2. [1 De sportverenigingen en de sportkringen die hen samenstellen, werken]1 zo veel mogelijk met de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie samen. Ze delen haar, per elektronische post, spontaan en onverwijld [1 mee dat de betrokken elitesporter]1 in de in artikel 2, 62°, van de ordonnantie bedoelde doelgroep van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, zou moeten worden opgenomen.
  Elke beslissing om een elitesporter van nationaal niveau in de doelgroep van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie op te nemen wordt door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie aan de betrokken sporter per aangetekende brief, en in voorkomend geval, per elektronische post, meegedeeld.
  Behoudens toepassing van het beroep bepaald in artikel 45 heeft elke in het vorige lid bedoelde beslissing uitwerking 20 dagen na de kennisgeving aan de betrokken elitesporter.
  De kennisgeving van [2 de in het tweede lid bedoelde beslissing]2 verduidelijkt onder meer de volgende elementen :
  1° de categorie [1 A, B of C]1, waartoe de elitesporter behoort;
  2° de omvang en de omschrijving van de verplichtingen inzake de verblijfsgegevens en TTN's, overeenkomstig respectievelijk artikelen 10 en 26 van de ordonnantie;
  3° de begindatum van zijn verplichtingen;
  4° [1 ...]1
  [1 4°]1 de procedure die van toepassing is in geval van terugtrekking uit de sportwereld, zoals voorzien in [2 artikel 38]2;
  [1 5°]1 de mogelijke gevolgen voor de betrokken elitesporter van een overtreding van zijn verplichtingen inzake verblijfsgegevens en/of TTN's;
  [1 6° dat hij ook kan worden gecontroleerd door andere antidopingorganisaties die voor hem bevoegd zijn inzake controle.
   Elke sporter die opgenomen is in categorie A blijft onderworpen aan de vereisten inzake verblijfsgegevens krachtens artikel 2.4 van de Code, behalve: (a) indien hij een schriftelijke kennisgeving heeft ontvangen van elke antidopingorganisatie die hem heeft opgenomen in zijn doelgroep van sporters die onderworpen zijn aan controles om te melden dat hij er niet meer toe behoort; of (b) hij zich terugtrekt uit de wedstrijd in de sport in kwestie volgens de geldende regels en hiervoor een schriftelijke kennisgeving stuurt naar elke antidopingorganisatie die hem had opgenomen in zijn doelgroep van sporters die onderworpen zijn aan controles.]1
  Een afschrift van de kennisgeving van de beslissing bedoeld in het [2 tweede lid]2, wordt op dezelfde dag gericht aan de sportvereniging en, in voorkomend geval, aan de sportkring die tot de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie behoort en die in de hoogste nationale klasse of categorie speelt, waaronder de betrokken elitesporter ressorteert, wegens zijn sportlidmaatschap.
  De kennisgeving van de in het [2 tweede lid]2 bedoelde beslissing wordt geacht door de betrokken elitesporter te worden ontvangen op de eerste werkdag volgend op die waarop het aangetekend schrijven wordt aangeboden bij de wettelijke of gekozen woonplaats van de sporter, indien zijn woonplaats zich in België bevindt.
  De kennisgeving van de in het [2 tweede lid]2 bedoelde beslissing wordt geacht door de betrokken elitesporter te worden ontvangen, behalve indien de sporter het tegenovergestelde bewijst, op de derde werkdag volgend op die waarop het aangetekend schrijven wordt aangeboden bij de diensten van de post, wanneer de wettelijke of gekozen woonplaats van de sporter zich in een andere staat dan België bevindt.
  § 3. Onverminderd artikel 26, § 8, van de ordonnantie en overeenkomstig artikel 5.6 van de Code [1 ...]1, stelt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, na het opmaken van de in § 1 [2 , tweede lid,]2 bedoelde lijst en na kennisgeving van de beslissing aan de betrokken elitesporter, volgens de nadere regels bepaald in § 2, haar lijst van de elitesporters die tot haar doelgroep behoren, via het ADAMS-systeem, ter beschikking van het WADA en de andere antidopingorganisaties die het ADAMS-programma gebruiken.
  Onverminderd het vorige lid kan elke andere antidopingorganisatie die de Code heeft ondertekend, op schriftelijke en gemotiveerde aanvraag, vragen aan de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie om haar de lijst van de elitesporters van haar doelgroep te bezorgen.
  In geval van toepassing van het vorige lid, motiveert de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in feite en in rechte elke eventuele weigering of willigt ze het verzoek in die haar werd geformuleerd.
  § 4. Elke beslissing tot uitsluiting van een sporter uit de doelgroep van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie wordt door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, per brief en, in voorkomend geval, per elektronische post, aan de betrokken elitesporter betekend. In het schrijven wordt ook verduidelijkt de redenen waarom een einde wordt gebracht aan zijn verplichtingen [1 ...]1.
  Behoudens toepassing van het beroep bepaald in artikel 45 heeft elke in het vorige lid bedoelde beslissing uitwerking 20 dagen na de kennisgeving aan de betrokken elitesporter [1 ...]1.
  Een afschrift van de kennisgeving van de beslissing bedoeld in het eerste lid, wordt op dezelfde dag gericht aan de sportvereniging en, in voorkomend geval, aan de sportkring die tot de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie behoort en die in de hoogste nationale klasse of categorie speelt, waaronder de betrokken elitesporter ressorteert, wegens zijn sportlidmaatschap.
  De regels betreffende de vermoede ontvangst van de kennisgevingen zijn dezelfde dan deze bepaald in § 2, vijfde en zesde lid.
  § 5. Na de kennisgeving van de beslissing tot uitsluiting uit de doelgroep van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie aan de betrokken elitesporter, volgens de nadere regels bepaald in § 4, informeert de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, via ADAMS, het WADA en de andere antidopingorganisaties die van het ADAMS-programma gebruik maken.
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 32, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Art.37.§ 1. Overeenkomstig artikel 26, § 1, eerste lid, van de ordonnantie, publiceren de elitesporters van nationaal niveau van [1 categorie A tot B]1 die deel uitmaken van de doelgroep van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie op trimestriële basis, in het ADAMS-systeem, de verblijfsgegevens bedoeld in artikel 26 van de ordonnantie, in functie van de categorie waartoe ze behoren.
  De verblijfsgegevens worden gepubliceerd ten laatste 7 dagen vóór het begin van elk kwartaal, namelijk ten laatste op de volgende data :
  1° 24 december;
  2° 25 maart;
  3° 24 juni;
  4° 24 september.
  Onverminderd artikel 26 van de ordonnantie en overeenkomstig [1 artikel 4.8.8.2 d)]1, van de Internationale Standaard voor dopingtests en onderzoeken; hebben de verblijfsgegevens betrekking op de regelmatige activiteiten alsook op de dienstregeling van deze activiteiten, voor de betrokken elitesporters.
  De verblijfsgegevens worden via het ADAMS-programma of per elektronische post gericht tot de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, in voorkomend geval, elke dag door de betrokken elitesporter of de persoon die hij behoorlijk gemandateerd heeft om dit te doen, bijgewerkt, in functie van de eventuele aanpassingen in zijn sportkalender, of ten opzichte van zijn gewone activiteiten of de dienstregeling van de activiteiten.
  Overeenkomstig [1 artikel 4.8.8.3, 4.8.8.4 en 4.8.6.2]1 van de Internationale Standaard voor dopingtests en onderzoeken moet de dagelijkse periode van 60 minuten die de elitesporters van categorie A moeten meedelen krachtens artikel 26, § 2, eerste lid, 9), van de ordonnantie, tussen 5 en 23 uur zijn.
  § 2. Overeenkomstig artikel 5.6 van de Code en artikel 4.8.1 van de Internationale Standaard voor dopingtests en onderzoeken, berusten de rechten en plichten van de elitesporters inzake de verblijfsgegevens op de volgende principes :
  1° de verblijfsgegevens zijn geen doel op zich maar een middel om een doel te bereiken, namelijk de efficiënte uitvoering van onverwachte controles;
  2° de verhouding tussen het type en de omvang van de meegedeelde gegevens ten opzichte van het [2 in punt 1°]2 bedoelde doel;
  3° de [1 stilzwijgende]1 toestemming van de elitesporter, na de in [2 artikel 36, § 2, vierde lid, 6° ]2 bedoelde kennisgeving, om zijn verblijfsgegevens aan andere antidopingoverheden mee te delen die dopingtests op hem mogen uitvoeren [1 ...]1;
  4° De verblijfsgegevens worden verwerkt met de meest strikte vertrouwelijkheid en mogen enkel worden gebruikt voor het plannen, coördineren en uitvoeren van dopingcontroles, het verschaffen van pertinente informatie voor het biologisch paspoort van de sporter of voor andere resultaten van analyses, het bijdragen tot een onderzoek naar een mogelijke overtreding van de antidopingregels of het bijdragen tot een procedure voor de vervolging van dergelijke overtredingen;
  5° de verblijfsgegevens worden vernietigd zodra ze niet meer nuttig zijn voor de in 4° bedoelde doeleinden, overeenkomstig de Internationale Standaard inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
  6° de maximale bewaartermijn van de verblijfsgegevens is deze verduidelijkt [1 in bijlage 2 van de ordonnantie]1.
  [1 Overeenkomstig artikel 26, § 2 van de ordonnantie en artikel 4.8 van de ISRM, leidt de niet-nakoming door een elitesporter van categorie A of B van zijn verplichtingen inzake de verblijfsgegevens tot de toepassing van de procedure tot vaststelling van een afschriftverzuim inzake de verblijfsgegevens zoals bedoeld in artikel 40 van dit besluit.]1
  Overeenkomstig [1 artikel 4.8.6.2, 4.8.8.5, 4.8.8.6 van de ISTI en bijlage B van de ISRM]1, indien een elitesporter van categorie A niet aanwezig is tijdens de periode van 60 minuten, bedoeld in § 1, vijfde lid, om een controle te ondergaan, leidt dit mutatis mutandis tot de toepassing van de in artikel 23, § 8, bedoelde procedure.
  Overeenkomstig [1 artikel 4.8.8.5, d)]1, van de Internationale Standaard voor dopingtests en onderzoeken, blijft de controlearts op de plaats vermeld op het opdrachtenblad tot het einde van de periode van 60 minuten.
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 33, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 22, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Art.38.Elke elitesporter van nationaal niveau van [1 categorie A en B]1, die tot de doelgroep van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie behoort en die zich uit de sportwereld wenst terug te trekken, moet dit per aangetekende brief en, in voorkomend geval, per elektronische post, aan de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie melden. Het schrijven moet eveneens de gewenste datum van de terugtrekking vermelden.
  De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie gaat over tot de kennisgeving van de beslissing tot uitsluiting van de sporter uit de doelgroep van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, overeenkomstig de nadere regels bepaald in artikel 36, § 4.
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 34, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>

Art.39.[1 ...]1   - Overeenkomstig artikel 26, § 9 van de ordonnantie, geeft de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie mutatis mutandis, per brief of per elektronische post, aan de ex-elitesporter van [1 categorie A tot B]1, volgens de nadere regels bepaald in artikel 36, § 2, kennis van de hervatting van zijn verplichtingen inzake de verblijfsgegevens, overeenkomstig de categorie waartoe hij behoorde op het ogenblik van zijn terugtrekking. Vanaf deze kennisgeving kan de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie bovendien de ex-elitesporter onderwerpen aan controles buiten wedstrijdverband.   ----------   (1)
Art.40.[1 § 1. De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie geeft per aangetekende brief en eventueel per e-mail kennis van een vaststelling van verzuim, aan elke elitesporter van nationaal niveau van categorie A of B die tot haar doelgroep behoort en die:
   1° ofwel zijn verplichting tot mededeling van gegevens, zoals bepaald in artikel 26 van de ordonnantie en verduidelijkt door de bepalingen van dit hoofdstuk, niet naleeft. De sporter wordt geacht te hebben verzuimd aan de verplichting om verblijfsgegevens mee te delen indien hij (i) geen volledige gegevens kan bezorgen binnen een gepaste termijn voor de start van een volgend kwartaal, uiterlijk op de eerste dag van dat kwartaal en (ii) indien alle gegevens die de sporter bezorgt (ofwel voor de start van het kwartaal, ofwel als aanpassing) onjuist blijken op de (eerste) datum waarop kan worden vastgesteld dat deze gegevens onjuist zijn;
   2° ofwel een controle mist, zoals vastgesteld door de controlearts in het formulier van gemiste controle, dat overeenstemt met de vereisten van de Internationale Standaard voor dopingtests en onderzoeken, waarvan het model door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie wordt vastgesteld. Een gemiste controle wordt geacht te hebben plaatsgevonden op de datum waarop werd geprobeerd de monsterneming uit te voeren.
   § 2. Overeenkomstig bijlage B van de Internationale Standaard voor de TTN, zodra de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie besluit dat aan alle relevante vereisten is voldaan om verzuim aan de verplichting om verblijfsgegevens mee te delen en/of om een gemiste controle vast te stellen, geeft zij de sporter van categorie A binnen veertien dagen na het gebleken verzuim aan de verplichtingen inzake verblijfsgegevens een kennisgeving.
   Deze kennisgeving bevat:
   1. voldoende details over dit verzuim om de sporter toe te laten er op nuttige wijze op te antwoorden door hem een redelijke termijn te geven om dit te doen, zodat hij kan aangeven of hij de niet-naleving van de verplichtingen inzake verblijfsgegevens erkent of, bij gebrek hieraan, welke verklaring hij daarvoor geeft;
   2. de vermelding dat drie niet-nalevingen van de verplichtingen inzake verblijfsgegevens in een periode van twaalf maanden een overtreding van de antidopingregels inhouden overeenkomstig artikel 2.4 van de Code en artikel 8, § 1, 4° van de ordonnantie en de vermelding of er in de voorgaande twaalf maanden andere niet-nalevingen door de sporter van de verplichtingen inzake verblijfsgegevens werden genoteerd.
   3. bij een verzuim aan de verplichting om verblijfsgegevens mee te delen, de vermelding dat de sporter, om een nieuw verzuim aan de verplichting om gegevens mee te delen te voorkomen, de ontbrekende verblijfsgegevens moet bezorgen voor de in de kennisgeving bepaalde termijn eindigt, wat binnen achtenveertig uur na ontvangst van de kennisgeving moet plaatsvinden.
   Indien de sporter niet antwoordt binnen de bepaalde termijn, noteert de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de niet-naleving van de verplichtingen inzake verblijfsgegevens die aan de sporter werd gemeld. Indien de sporter binnen de termijn antwoordt, onderzoekt de NADO of zijn antwoord haar oorspronkelijke beslissing wijzigt die stelt dat aan alle vereisten die toelaten een verzuim aan de verplichtingen inzake verblijfsgegevens te noteren, is voldaan. In dit geval meldt zij dit aan de sporter, het WADA, de internationale federatie en de nationale federatie, met vermelding van de redenen van haar beslissing. Elke partij heeft het recht om tegen deze beslissing in beroep te gaan overeenkomstig artikel 13 van de Code.
   In het tegengestelde geval deelt zij dit mee aan de sporter (waarbij zij de redenen vermeldt) en stelt zij een redelijke termijn vast waarbinnen de sporter een om administratief onderzoek van de beslissing kan verzoeken.
   Het verslag van de vruchteloze poging wordt in dit stadium aan de sporter bezorgd, tenzij dit document hem eerder werd bezorgd tijdens het proces.
   Indien de sporter niet om een administratief onderzoek vraagt binnen de vastgestelde termijn, noteert de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de niet-naleving van de verplichtingen inzake verblijfsgegevens die aan de sporter werd gemeld. Indien de sporter om een administratief onderzoek vraagt binnen de vastgestelde termijn, gebeurt dit onderzoek enkel op basis van het schriftelijke dossier door een of meerdere personen van de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie die voordien niet betrokken waren bij de evaluatie van het gebleken verzuim aan de verplichtingen inzake verblijfsgegevens. Dit onderzoek heeft tot doel opnieuw te bepalen of al dan niet is voldaan aan alle vereisten om een verzuim aan de verplichtingen inzake verblijfsgegevens te noteren.
   Indien het onderzoek leidt tot de conclusie dat niet is voldaan aan alle vereisten om een verzuim aan de verplichtingen inzake verblijfsgegevens te noteren, meldt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie dit aan de sporter, het WADA, de internationale federatie en de nationale federatie, met vermelding van de redenen van haar beslissing. Elke partij heeft het recht om tegen deze beslissing in beroep te gaan bij de bevoegde disciplinaire instantie krachtens artikel 30 of 30/1 van de ordonnantie, overeenkomstig artikel 13 van de Code.
   Indien er echter werd geconcludeerd dat er is voldaan aan alle vereisten om een verzuim aan de verplichtingen inzake verblijfsgegevens te noteren, meldt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie dit aan de sporter en noteert zij de niet-naleving door de sporter van de verplichtingen inzake verblijfsgegevens.
   De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie meldt snel en op een vertrouwelijke manier via ADAMS een beslissing om een niet-naleving door een sporter van de verplichtingen inzake verblijfsgegevens te registreren aan het WADA en aan alle andere betrokken antidopingorganisaties.
   § 3. De kennisgeving van een in § 1 bedoelde niet-naleving door een sporter van categorie B bevat ten minste de volgende elementen:
   1° een beknopte beschrijving van de feiten die in aanmerking zijn genomen bij de vaststelling van het verzuim;
   2° het verzoek aan de sporter om zijn verplichtingen nauwgezet na te leven;
   3° de herinnering aan de categorie B waartoe de sporter behoort, [2 het (of de) mogelijke gevolg (of gevolgen) waaraan hij zich blootstelt]2 krachtens de ordonnantie bij (een) nieuwe niet-naleving(en);
   4° het recht van de betrokken elitesporter om het verzuim te betwisten overeenkomstig artikel 26, § 6, tweede lid van de ordonnantie, volgens de bepalingen van artikel 45.
   Een in de vorige paragraaf genoemd besluit tot vaststelling van verzuim treedt in werking twintig dagen na de kennisgeving aan de betrokken elitesporter, tenzij er overeenkomstig artikel 45 beroep is aangetekend.]1
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 36, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Art.41.[1 Drie niet-nalevingen van de verplichtingen inzake verblijfsgegevens door een elitesporter van categorie A binnen een periode van twaalf maanden vormen een overtreding van de antidopingregels overeenkomstig artikel 2.4 van de Code. De niet-nalevingen van de verplichtingen inzake verblijfsgegevens kunnen elke combinatie zijn van drie niet-nalevingen van de verplichting om gegevens te bezorgen en/of van gemiste controles gemeld overeenkomstig artikel B.3 van de Internationale Standaard voor de TTN.]1
   Elke combinatie voor een elitesporter van nationaal niveau van categorie B, die tot de doelgroep van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie behoort, binnen een periode van twaalf maanden vanaf de eerste overtreding, van drie gemiste dopingtests of van de niet-nakoming van de verplichting tot mededeling van de verblijfsgegevens, zoals bepaald in artikel [2 ...]2 in artikel 37, leidt tot de verplaatsing van de betrokken elitesporter in de categorie A voor een periode van zes maanden, na kennisgeving per aangetekende brief, en eventueel per elektronische post, door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie
  Indien de betrokken elitesporter opnieuw de in het vorige lid bedoelde verplichtingen binnen de periode van zes maanden niet nakomt, wordt de verplaatsing van de betrokken sporter in de categorie A tot 18 maanden verlengd, te rekenen vanaf het laatste verzuim, na kennisgeving per aangetekende brief, en eventueel per elektronische post, door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
  Behalve indiening van een beroep overeenkomstig artikel 45, heeft elke beslissing bedoeld in één van de twee vorige leden, uitwerking 20 dagen na de kennisgeving aan de betrokken elitesporter en heeft tot gevolg dat de betrokken sporter onderworpen wordt aan de verplichtingen van de overeenstemmende categorie.
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 37, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Art.42.
  <Opgeheven bij BESL 2022-01-13/01, art. 38, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>

Art.43.Overeenkomstig [1 artikel 26, § 4, derde lid]1, van de ordonnantie, als een elitesporter van nationaal niveau van [1 categorie B tot C]1, [1 ...]1 het voorwerp uitmaakt van een schorsing, in toepassing van [1 artikel 26]1 van de ordonnantie, informeert de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de betrokken sporter, per aangetekende brief en eventueel per elektronische post, dat hij als een elitesporter van nationaal niveau van categorie A wordt beschouwd tot het einde van de uitgesproken periode van schorsing.
  Indien de betrokken elitesporter opnieuw de verplichtingen van de overeenstemmende categorie binnen de in het vorige lid bedoelde periode van schorsing niet nakomt, wordt de verplaatsing van de betrokken sporter in de categorie A tot 18 maanden verlengd te rekenen vanaf het laatste verzuim, na kennisgeving per aangetekende brief, en eventueel per elektronische post, door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
  Behalve indiening van een beroep overeenkomstig artikel 45, heeft elke beslissing bedoeld in één van de twee vorige leden, uitwerking 20 dagen na de kennisgeving aan de betrokken elitesporter en heeft tot gevolg dat de betrokken sporter onderworpen wordt aan de verplichtingen van de overeenstemmende categorie.
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 39, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>

Art.44.Overeenkomstig [1 artikel 26]1, § 4, derde lid, in fine, van de ordonnantie, als een elitesporter van nationaal niveau van categorie [1 B of C]1, [1 ...]1 een plotselinge en belangrijke verbetering van zijn sportprestaties vertoont of tegen wie ernstige aanwijzingen van doping bestaan, geeft de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, per aangetekende brief en eventueel per elektronische post, aan de betrokken elitesporter er kennis van dat hij als een elitesporter van nationaal niveau van categorie A voor een periode van zes maanden wordt beschouwd.
  Indien de betrokken elitesporter opnieuw de verplichtingen van de overeenstemmende categorie binnen de in het vorige lid bedoelde periode van zes maanden niet nakomt, wordt de verplaatsing van de betrokken sporter in de categorie A tot 18 maanden verlengd, te rekenen vanaf het laatste verzuim, na kennisgeving per aangetekende brief, en eventueel per elektronische post, door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
  Behalve indiening van een beroep overeenkomstig artikel 45, heeft elke beslissing bedoeld in één van de twee vorige leden, uitwerking 20 dagen na de kennisgeving aan de betrokken elitesporter en heeft tot gevolg dat de betrokken sporter onderworpen wordt aan de verplichtingen van de overeenstemmende categorie.
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 40, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>

Art.45.Overeenkomstig [1 artikel 26]1, § 6, vierde lid, van de ordonnantie, kan elke elitesporter van nationaal niveau die werd aangewezen als behorend tot de doelgroep van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, ongeacht zijn categorie, een beroep indienen bij de Leden van het Verenigd College of hun afgevaardigde om de beslissingen genomen door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in toepassing van dit hoofdstuk te betwisten en om de administratieve herziening van deze beslissingen aan te vragen.
  [1 Het beroep moet worden ingediend per aangetekende brief binnen twee weken na ontvangst van de kennisgeving van de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.]1
  [2 Dit beroep moet worden ingediend bij de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de volgende elementen vermelden:]2:
  1° de bestreden administratieve beslissing en de vermelding dat een herziening ervan wordt aangevraagd;
  2° de aangebrachte uitleg en, in voorkomend geval, de feitelijke en juridische verantwoordingen;
  3° de eventuele aanvraag om door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie te worden gehoord, in voorkomend geval, in aanwezigheid van een advocaat of elke andere door de betrokken elitesporter aangeduide persoon.
  De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie maakt haar in feite en in rechte gemotiveerde advies aan de Leden van het Verenigd College of hun afgevaardigde over, die beslissen om de bestreden administratieve beslissing te bevestigen of te herzien.
  Indien de betrokken elitesporter niet gevraagd heeft om gehoord te worden, overeenkomstig het [2 derde lid, 3°]2, wordt de beslissing van de Leden van het Verenigd College of hun afgevaardigde, per aangetekende brief, aan de betrokken sporter betekend ten laatste 14 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van het ingediende beroep, overeenkomstig de nadere regels bepaald in het eerste tot derde lid.
  Indien de betrokken elitesporter gevraagd heeft om gehoord te worden, [2 overeenkomstig het derde lid, 3°]2, wordt de beslissing van de Leden van het Verenigd College of hun afgevaardigde, per aangetekende brief, aan de betrokken sporter betekend, na ontvangst van Het advies van de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, [2 zoals bedoeld in het vierde lid]2, en ten laatste 30 dagen, te rekenen vanaf het verhoor.
  Bij gebreke aan kennisgeving van de beslissing van de Leden van het Verenigd College of van hun afgevaardigde binnen de in [2 het vijfde of zesde lid]2 bedoelde termijnen, wordt de bestreden beslissing administratief herzien geacht en kan er geen enkele overtreding van de in dit hoofdstuk bepaalde verplichtingen vanwege de betrokken elitesporter worden vastgesteld.
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 41, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Art.46. De informatie in verband met de administratieve beslissingen genomen in toepassing van dit hoofdstuk worden per beveiligde elektronische post en via het ADAMS-systeem door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie overgemaakt, overeenkomstig artikel 26, § 8, van de ordonnantie.

HOOFDSTUK 5. - Opvolging van de controles en vervolging

Art.47.Elke individuele controleprocedure maakt het voorwerp van een administratief dossier uit dat de in artikel [1 artikel 34, § 2, derde lid, 3°, a) tot f)]1bedoelde elementen of, in geval van een afwijkend analyseresultaat, de in artikel [1 artikel 34, § 2, derde lid, 3°, a tot i)]1 bedoelde elementen bevat.
  Elke gecontroleerde sporter of, indien hij minderjarig is of geen rechtsbekwaamheid heeft, zijn wettelijke vertegenwoordiger, kan, om het even wat het resultaat van de analyse van zijn monsters is, per brief of per elektronische post aan de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vragen om hem een afschrift van het in het vorige lid bedoelde dossier over te maken.
  De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie stuurt het dossier naar de sporter of, indien hij minderjarig is, naar zijn wettelijke vertegenwoordiger, binnen 30 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de in het vorige lid bedoelde aanvraag.
  ----------
  (1)<BESL 2023-03-09/10, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Art. 47/1.[1 § 1. Zodra de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van oordeel is dat een sporter of een andere persoon een of meer overtredingen kon hebben begaan van de antidopingregels, stelt zij de sporter of de andere persoon onverwijld in kennis van:
   1° de overtreding(en) van de betrokken antidopingregel(s) en de geldende gevolgen;
   2° de relevante feitelijke omstandigheden waarop de beschuldigingen zijn gebaseerd;
   3° de relevante bewijzen die deze feiten staven;
   4° het recht van de sporter of de andere persoon om binnen twee weken een verklaring te geven;
   5° het recht van de sporter of de andere persoon [2 om te worden gehoord, binnen de vijftien kalenderdagen na de kennisgeving]2, zo nodig vergezeld van een advocaat;
   6° [2 de mogelijkheid voor de sporter of de andere persoon om aanzienlijke bijstand te verlenen bij het opsporen of vaststellen van een overtreding van de antidopingregels of, overeenkomstig artikel 10.7.1 van de Code, de overtreding van de antidopingregels toe te geven en, indien van toepassing, een jaar vermindering van de in artikel 10.8.1 van de Code bedoelde periode van uitsluiting te krijgen, of, overeenkomstig artikel 10.8.2 van de Code, te trachten een schikkingsovereenkomst te sluiten]2;
   7° in voorkomend geval, alle elementen over de voorlopige schorsing.
   Na ontvangst van de verklaring van de sporter of de andere persoon kan de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie met name binnen drie werkdagen aanvullende informatie en/of documenten van de sporter of andere persoon verlangen, of contact opnemen met derden om de geldigheid van de verklaring te beoordelen.
   § 2. Indien de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, na ontvangst van de verklaring van de sporter of de andere persoon of na het verstrijken van de termijn voor het verstrekken van een dergelijke verklaring, ervan overtuigd blijft dat de sporter of de andere persoon een of meer overtredingen van de antidopingregels heeft begaan, stelt zij de sporter of de andere persoon onverwijld in kennis van de overtreding(en) van de antidopingregels die hij of zij zou hebben begaan. De betrokken nationale antidopingorganisaties, de internationale federatie en het WADA worden gelijktijdig in kennis gesteld. De kennisgeving wordt binnen een redelijke termijn in ADAMS gerapporteerd en omvat het volgende:
   1° de wettelijke bepaling(en) waarvan wordt [2 beweerd]2 dat ze zijn overtreden, de gevolgen ervan en het feit dat deze gevolgen bindend zijn voor alle ondertekenaars van de Code, in alle sporten en in alle landen;
   2° een gedetailleerd overzicht van de relevante feiten waarop [2 de bewering]2 is gebaseerd, alsmede alle bewijsstukken die nog niet zijn bezorgd op het tijdstip van de in paragraaf 1 bedoelde kennisgeving;
   3° de mogelijkheid om, binnen twintig dagen, de [2 beweerde]2 overtreding van de antidopingregels schriftelijk te bekennen [2 , de voorgestelde gevolgen te aanvaarden door het ondertekende formulier ter aanvaarding van de gevolgen terug te sturen]2 en een jaar minder schorsing te krijgen, overeenkomstig artikel 10.8.1 van de Code [2 wanneer de duur van de anders toepasselijke schorsing vier jaar of meer bedraagt, overeenkomstig artikel 10.8.1 van de Code, of om een schikking te treffen overeenkomstig artikel 10.8.2 van de Code, met inachtneming van het nationale recht]2;
   4° de mogelijkheid om, binnen twee weken, [2 De bewering van overtreding van de antidopingregels of de voorgestelde gevolgen ]2schriftelijk te betwisten;
   5° [2 de mededeling aan de sporter dat, indien hij, binnen de vijftien kalenderdagen na de kennisgeving, de bewering van overtreding van de antidopingregels of de voorgestelde gevolgen niet betwist en geen hoorzitting vraagt binnen de vastgestelde termijnen, hij geacht wordt afstand te hebben gedaan van zijn recht op een hoorzitting bij de NADO van de Gemeeschappelijke Gemeenschapscommissie, de betrokken overtreding te hebben bekend voor haar en de in de kennisgevingsbrief over de beschuldigingen bepaalde gevolgen te hebben aanvaard]2;
   6° het feit dat de opgelopen gevolgen kunnen worden geschorst indien substantiële hulp wordt verleend overeenkomstig artikel 10.7.1 van de Code;
   7° in voorkomend geval, alle elementen over de voorlopige schorsing [2 .]2
   § 3. Indien de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie op eender welk tijdstip tussen het begin van het resultaatbeheerproces en de in dit artikel bedoelde kennisgeving besluit een zaak niet verder te behandelen, stelt zij de sporter of de andere persoon, indien die reeds op de hoogte is gebracht van het lopende resultaatbeheerproces, daarvan in kennis, en stelt zij de in artikel 13.2.3 van de Code bedoelde antidopingorganisaties die recht van beroep hebben hiervan met opgave van redenen in kennis.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 42, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Art.48.Met inachtneming van artikel 30 van de ordonnantie, in geval van een [1 overtreding van een antidopingregel]1, onverminderd artikel 35, § 5, stuurt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, per brief of per elektronische post, een afschrift van het in artikel 47 [2 , eerste lid,"]2 bedoelde administratief dossier naar de sportvereniging waarbij de sporter aangesloten is.
  Het overmaken van het administratief dossier gebeurt :
  1° [1 ...]1 binnen drie werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van het afwijkende analyserapport van het B-monster;
  2° [1 ...]1 indien de sporter geen aanvraag tot analyse van de B-monster heeft ingediend, de dag na het verstrijken van de termijn van vijf werkdagen, bedoeld in artikel 35, § 1, eerste lid;
  [1 3° bij het verstrijken van de termijn bedoeld in [2 artikel 47/1, § 2, 4°]2 ;
   4° wanneer een elitesporter van categorie A zijn verplichtingen inzake verblijfsgegevens drie keer binnen een periode van minder dan 12 maanden niet nakomt, geeft de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie daarvan eveneens kennis aan de sportvereniging waarbij hij aangesloten is opdat er een tuchtgevolg aan zou kunnen worden gegeven, en deelt haar een ad hoc-dossier mee.]1
  [1 Overeenkomstig artikel 30/1 van de ordonnantie, bij niet-toepassing van de voorgaande leden, zendt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie het dossier door naar de Disciplinaire antidopingcommissie (DADC) overeenkomstig hoofdstuk 5 bis.]1
  Wanneer een elitesporter van categorie A zijn verplichtingen inzake verblijfsgegevens drie keer binnen een periode van minder dan 12 maanden niet nakomt, geeft de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie daarvan eveneens kennis aan de sportvereniging waarbij hij aangesloten is opdat er een tuchtgevolg aan zou kunnen worden gegeven, en deelt haar een ad hoc-dossier mee.
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 43, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 28, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Art.49.Overeenkomstig en voor de toepassing van artikel 30 van de ordonnantie, onverminderd de eventuele toepassing van [1 artikel 30, § 7"]1, voor elke eventuele overtreding van de antidopingregels, met uitzondering van de in artikel 8, 1° en 2°, van de ordonnantie bedoelde regels, stuurt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, per brief of per elektronische post, naar de sportvereniging waarbij de sporter of zijn begeleider is aangesloten, een administratief dossier dat de volgende elementen bevat :   1° de voor- en achternaam van de sporter;   2° de [1 beoefende sportdiscipline en sport]1;   3° een korte beschrijving van de feiten die tot het openen van een dossier hebben geleid;   4° de beweerde overtreding van de antidopingregel en de bepaling van de ordonnantie die van toepassing is;   5° de verzamelde bewijselementen, en eventueel de vermelding dat een onderzoek werd geopend, en de conclusies ervan;   6° een feitelijke en juridische motivering van de beslissing om het dossier aan de betrokken sportvereniging over te maken.   ----------   (1)
Art.50.De sportvereniging, die het dossier ontvangt, overeenkomstig artikel 49, geeft per aangetekend schrijven en per beveiligde elektronische post, uiterlijk binnen zeven werkdagen nadat ze genomen zijn, kennis van haar tuchtbeslissingen aan de betrokken sporters of begeleiders en, gelijktijdig, aan de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en aan de internationale sportvereniging waaronder ze ressorteert.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 44, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>

Art.51. De Leden van het Verenigd College kunnen, met inachtneming van artikel 34, tweede lid, van de ordonnantie, geval per geval, een beslissing inzake doping erkennen die door een instantie die de Code niet heeft ondertekend, werd genomen.

Art.52.Voor elke feit dat haar wordt gemeld en dat een overtreding van de in de ordonnantie of dit besluit bepaalde verplichtingen kan vormen, richt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie een ingebrekestelling aan de sportvereniging, de organisatie van een sportmanifestatie of de uitbater van een sportinfrastructuur overeenkomstig of de uitbater van een sportinfrastructuur de organisator van een sportmanifestatie, overeenkomstig artikel 37 , § 1, van de ordonnantie.
  Indien de sportvereniging, de organisator van een sportmanifestatie, of de uitbater van een sportinfrastructuur zich, binnen de termijnen, niet houdt aan de ingebrekestelling die aan hem/haar werd gericht [1 ...]1, stelt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie een administratieve procedure tegen hem/haar in.
  In dit geval geeft [1 zij aan de eerstgenoemde]1, per aangetekende brief, kennis van de volgende elementen :
  1° de beschrijving van de feitelijke elementen die in aanmerking werden genomen voor het openen van de administratieve procedure;
  2° de bepaling van de ordonnantie of de reglementaire bepaling die werd overtreden;
  3° de verweten niet-nakoming en de motivering in feite en in rechte;
  4° [1 ...]1 de mogelijkheid om te vragen het dossier te raadplegen en schriftelijke opmerkingen te formuleren alsook het recht om door de Adviesraad voor Gezondheids- en Welzijnszorg te worden gehoord, binnen een termijn van 30 dagen vanaf de kennisgeving.
  [2 Indien de betrokken sportvereniging, organisator van een sportmanifestatie of uitbater van een sportinfrastructuur vraagt om gehoord te worden, roept de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de betrokkene op per aangetekende brief.
   Die oproeping vermeldt de mogelijkheid om zich door een raadsman te laten bijstaan of vertegenwoordigen.
   Tijdens het in het derde lid, 4°, bedoelde verhoor kan de Adviesraad voor Gezondheids- en Welzijnszorg eveneens iedere persoon horen die op nuttige wijze tot de behandeling van het dossier kan bijdragen.
   Bij het verstrijken van de in het derde lid, 4°, bedoelde termijn van 30 dagen of binnen 15 dagen na het verhoor dat eventueel gevraagd wordt overeenkomstig het vierde lid, bezorgt de Adviesraad voor Gezondheids- en Welzijnszorg een in feite en in rechte gemotiveerd advies aan de Leden van het Verenigd College (of aan hun afgevaardigde), die eventueel beslissen (of beslist) om een niet-nakoming van de verplichtingen bepaald in de ordonnantie of dit besluit vast te stellen.
   De Leden van het Verenigd College (of hun afgevaardigde) betekenen (of betekent) die beslissing per aangetekende brief aan de betrokken sportvereniging of organisator van een sportmanifestatie binnen ten laatste 60 dagen na de initiële kennisgeving, zoals bedoeld in het derde lid.
   Bij gebrek aan kennisgeving van de beslissing van de Leden van het Verenigd College (of van hun afgevaardigde) binnen de in het vorige lid bedoelde termijn wordt de administratieve procedure als afgesloten beschouwd en kan de betrokken sportvereniging, organisator van een sportmanifestatie of uitbater van een sportinfrastructuur niet langer het voorwerp uitmaken van een sanctie voor de initieel verweten niet-nakoming.
   Aan het einde van de in het eerste tot en met zevende lid bedoelde procedure, wanneer de Leden van het Verenigd College (of hun afgevaardigde) een niet-nakoming van de verplichtingen bepaald in de ordonnantie of dit besluit vaststellen (of vaststelt), kunnen ze de betrokken sportvereniging, organisator van een sportmanifestatie of uitbater van een sportinfrastructuur verbieden om een sportmanifestatie te organiseren of sportinfrastructuren uit te baten tijdens een termijn van minstens vierentwintig uur en hoogstens achttien maanden, naargelang de ernst van de vastgestelde niet-nakoming.
   De Leden van het Verenigd College (of hun afgevaardigde) nemen de volgende criteria in acht voor de beoordeling van de ernst van de vastgestelde niet-nakoming:
   1° eventuele antecedenten van niet-nakoming van de in de ordonnantie of dit besluit bepaalde verplichtingen door de betrokken sportvereniging, organisator van een sportmanifestatie of uitbater van een sportinfrastructuur;
   2° de aard van de vastgestelde niet-nakoming;
   3° de duur van de vastgestelde niet-nakoming;
   4° de eventuele rechtvaardigingen die de betrokken sportvereniging, organisator van een sportmanifestatie of uitbater van een sportinfrastructuur heeft kunnen laten gelden tijdens de administratieve procedure.
   De in de vorige leden bedoelde procedure is eveneens van toepassing in geval van eventuele recidive vanwege de betrokken sportvereniging, organisator van een sportmanifestatie of uitbater van een sportinfrastructuur.]2
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 45, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 30, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

HOOFDSTUK 5bis. [1 - Tuchtprocedure]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>


Afdeling 1. [1 - Disciplinaire antidopingcommissie]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>


Art. 52/1.[1 § 1. Overeenkomstig artikel 8.1 van de Code en artikel 30/1 van de ordonnantie wordt de Disciplinaire antidopingcommissie, afgekort als DADC, opgericht.
   § 2. De DADC is de billijke, onafhankelijke en onpartijdige bevoegde disciplinaire hoorinstantie om elk dopingfeit te behandelen op het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad die een sporter of een andere persoon zou hebben begaan:
   1° die behoort tot een sportvereniging of -federatie die de tuchtprocedure bedoeld in artikel 30 van de ordonnantie niet heeft georganiseerd;
   2° of die niet behoort tot een sportvereniging of -federatie.
   Zij heeft tot doel te horen en te bepalen of de persoon op wie de antidopingregels van toepassing zijn, deze regels heeft overtreden en, als dit het geval is, de toepasselijke gevolgen op te leggen aan deze persoon.
   § 3. In afwijking van § 2 en overeenkomstig artikel 8.5 van de Code, kunnen, met instemming van de in § 2 bedoelde persoon, de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en het WADA, de vermeende overtredingen van de antidopingregels door die persoon rechtstreeks door het Hof van Arbitrage voor Sport worden gehoord tijdens een enkele zitting.
   § 4. De DADC bestaat uit twee kamers, een Nederlandstalige en een Franstalige.
   Elke kamer telt drie werkende leden en drie plaatsvervangende leden: een voorzitter-jurist en zijn plaatsvervanger, een secretaris-jurist en zijn plaatsvervanger en een arts-deskundige en zijn plaatsvervanger, overeenkomstig artikel 8.3 van de ISRM.
   Deze leden voldoen ten minste aan de volgende voorwaarden:
   1° voor de voorzitter-jurist en zijn plaatsvervanger:
   a) houder zijn van een in België erkend diploma van doctor of master in de rechten;
   b) zijn burgerrechten en politieke rechten kunnen uitoefenen;
   c) beschikken over een actieve kennis van het Nederlands of het Frans;
   d) ten minste vijf jaar ervaring hebben met het Belgisch publiek en administratief recht;
   e) een zeer goede kennis hebben van tuchtrechtelijke geschillen en het Belgisch publiek en administratief recht;
   f) ervaring hebben met antidoping;
   g)[2 de vereiste van artikel 20.5.11 van de Code naleven, namelijk niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een voorlopige schorsing of een schorsing op grond van de Code of, als deze leden niet onderworpen zijn aan de Code, in de afgelopen zes jaar niet rechtstreeks en doelbewust gedrag hebben vertoond dat de antidopingregels zou hebben geschonden als de regels overeenkomstig de Code van toepassing zouden zijn geweest op deze leden;]2;
   2° voor de secretaris-jurist en zijn plaatsvervanger:
   a) houder zijn van een in België erkend diploma van doctor of master in de rechten;
   b) zijn burgerrechten en politieke rechten kunnen uitoefenen;
   c) beschikken over een actieve kennis van het Nederlands of het Frans;
   d) een zeer goede kennis hebben van het Belgisch publiek en administratief recht en kennis hebben van tuchtzaken of belangstelling tonen op dit gebied;
   e) ten minste drie jaar ervaring hebben met het Belgisch publiek en administratief recht;
   f) ervaring hebben met antidoping;
   g)[2 de vereiste van artikel 20.5.11 van de Code naleven, namelijk niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een voorlopige schorsing of een schorsing op grond van de Code of, als deze leden niet onderworpen zijn aan de Code, in de afgelopen zes jaar niet rechtstreeks en doelbewust gedrag hebben vertoond dat de antidopingregels zou hebben geschonden als de regels overeenkomstig de Code van toepassing zouden zijn geweest op deze leden]2;
   3° voor de arts-deskundige en zijn plaatsvervanger:
   a) houder zijn van een in België erkend diploma van doctor of master in de geneeskunde;
   b) zijn burgerrechten en politieke rechten kunnen uitoefenen;
   c) beschikken over een actieve kennis van het Nederlands of het Frans;
   d) ervaring hebben met de zorgverlening aan en behandeling van sporters en een goede kennis hebben van klinische geneeskunde en sportgeneeskunde;
   e) sinds ten minste zes jaar voorafgaand aan de indiening van een kandidatuur, niet het voorwerp zijn of geweest zijn van een tuchtschorsing of -schrapping uit de Orde van Geneesheren of van elke gelijkwaardige buitenlandse professionele organisatie;
   f) ) ervaring hebben met antidoping;
   g) [2 de vereiste van artikel 20.5.11 van de Code naleven, namelijk niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een voorlopige schorsing of een schorsing op grond van de Code of, als deze leden niet onderworpen zijn aan de Code, in de afgelopen zes jaar niet rechtstreeks en doelbewust gedrag hebben vertoond dat de antidopingregels zou hebben geschonden als de regels overeenkomstig de Code van toepassing zouden zijn geweest op deze leden]2;
   § 5. De leden van de DADC worden aangesteld door de Leden van het Verenigd College voor een periode van vier jaar. Hun mandaat kan telkens voor een duur van vier jaar worden vernieuwd.
   De Leden van het Verenigd College beëindigen het mandaat van een lid van de DADC op diens verzoek of wanneer hij niet langer voldoet aan de in § 4 gestelde voorwaarden. Zij kunnen het ook beëindigen indien een lid bij de uitoefening van zijn functie (een) onverschoonbare fout(en) of lichte maar veelvuldige fouten begaat of wegens inbreuken op de waardigheid van de functie.
   § 6. Het secretariaat van de DADC wordt waargenomen door de secretaris-jurist van de DADC of zijn plaatsvervanger van de Nederlandstalige of Franstalige kamer, naargelang de taal die in het administratieve dossier wordt gebruikt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Art. 52/2. [1 De DADC moet binnen drie maanden na haar oprichting haar huishoudelijk reglement opstellen en het ter goedkeuring voorleggen aan de Leden van het Verenigd College.
   Het huishoudelijk reglement van de DADC omvat de volgende essentiële regels:
   1° de zetel van de DADC is gevestigd in de Belliardstraat 71 bus 1, 1040 Brussel, het adres waar alle briefwisseling naar moet worden gestuurd;
   2° het secretariaat wordt met de administratieve en juridische taken belast die voortvloeien uit de opdrachten van de DADC, met name: de ontvangst van de administratieve dossiers en de doorzending ervan naar de leden van de DADC, de naleving van de regels van de tuchtprocedure en de termijnen die erop betrekking hebben, het opstellen van de oproepingen voor een tuchtprocedure en de briefwisseling, met name met de persoon bedoeld in artikel 52/1, § 2, zijn eventuele raadsman, zijn eventuele wettelijke vertegenwoordiger, de sportverenigingen, het WADA en het Hof van Arbitrage voor Sport;
   3° de administratieve dossiers worden naargelang de taal die in het administratieve dossier wordt gebruikt, doorgezonden naar de leden van de Nederlandstalige kamer of de Franstalige kamer;
   4° overeenkomstig de ISRM is de DADC eerlijk, onpartijdig en operationeel onafhankelijk. Operationele onafhankelijkheid houdt in dat geen enkel raadgevend of officieel personeelslid of lid van de commissies van de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of van haar aangeslotenen of geen enkele persoon die betrokken is bij het onderzoek en de fase die aan de beslissing voorafgaat, als lid of secretaris van de hoorinstantie kan worden aangesteld; de DADC is een beslissingsorgaan en kan in geen geval een voor haar gebracht administratief dossier onderzoeken.
   De leden van de DADC zijn in geen geval lid van een bestuursorgaan of administratief orgaan van een sportvereniging of sportfederatie, noch van een organisatie die verantwoordelijk is voor grote sportmanifestaties, een nationaal olympisch comité, een nationaal paralympisch comité of een regeringsdepartement dat verantwoordelijk is voor sport of antidoping.
   De leden van de DADC nemen de principes van objectiviteit en gelijkheid bij de behandeling van de dossiers die ze onderzoeken in acht. Ze weigeren, in voorkomend geval, elk dossier te behandelen, waarvoor het betrokken lid zou kunnen worden beschouwd als een persoon die geen voldoende waarborgen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid voorlegt. In geval van een wettige verdenking van partijdigheid van een van haar leden of bij elke verhindering, wordt dit lid door zijn plaatsvervangend lid met dezelfde taal vervangen. Indien deze plaatsvervanger zelf in een mogelijke conflictsituatie verkeert, wordt hij vervangen door het lid met dezelfde functie in de andere taalkamer of door zijn plaatsvervanger, voor zover dit lid voldoende kennis heeft van de taal die in het administratieve dossier wordt gebruikt. Bij gebreke daarvan wordt hij vervangen door een lid van de andere taalkamer met voldoende kennis van de taal die in het administratieve dossier wordt gebruikt.
   Overeenkomstig artikel 8.4 van de ISRM ondertekent elk lid bij de aanstelling van de DADC een verklaring waarin het verzekert dat er geen feiten of omstandigheden in verband met hem bekend zijn waardoor een van de partijen zijn onpartijdigheid in twijfel zou kunnen trekken, met uitzondering van de omstandigheden die in de verklaring worden vermeld. Indien deze feiten of omstandigheden in een later stadium van de tuchtprocedure aan het licht komen, deelt het betrokken lid van de hoorinstantie deze onmiddellijk mee aan de partijen.
   De leden van de DADC zijn tot discretieplicht en vertrouwelijkheid gehouden voor alle feiten, handelingen en informatie waarvan zij bij de uitoefening van hun functie kennis kan hebben;
   5° bij de uitoefening van haar bevoegdheden past de DADC procedures en sancties toe volgens de bepalingen van de Code en de internationale normen van het WADA, de UNESCO-conventie tegen het dopinggebruik in de sport en de ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten ervan. Ze eerbiedigt het evenredigheidsbeginsel en de mensenrechten;
   6° onverminderd artikel 52/20, § 7 beslissen de leden van de bevoegde kamer van de DADC met gesloten deuren, bij meerderheid van stemmen;
   7° de voorzitter kan, op eigen initiatief of op vraag van een van de leden, de getuigenissen en deskundigheid inroepen die hij nodig acht om elke beslissing oordeelkundig te nemen.
   Het huishoudelijk reglement is in overeenstemming met de voorschriften van de UNESCO-Conventie, de Code, de internationale normen en in het bijzonder de ISRM, de ordonnantie en dit besluit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>


Art. 52/3. [1 De DADC maakt aan het Verenigd College een jaarlijks anoniem activiteitenverslag over dat het medisch geheim in acht neemt.]1   ----------   (1)
Art. 52/4. [1 De Leden van het Verenigd College bepalen de bezoldigingsvoorwaarden van de leden van de DADC en van de deskundigen die ze raadpleegt.]1   ----------   (1)
Art. 52/5. [1 Overeenkomstig artikel 8.7 van de ISRM, krijgt de DADC voldoende middelen om haar taken uit te voeren overeenkomstig de vereisten van artikel 8 van de ISRM. Alle overeengekomen kosten en redelijke uitgaven van de hoorinstantie worden binnen een redelijke termijn gedragen door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>


Afdeling 2. [1 - Tuchtprocedure tegen doping voor de DADC]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>


Art. 52/6. [1 § 1. Een tuchtzaak wegens overtreding van de antidopingregels wordt aanhangig gemaakt bij de DADC wanneer zij het volledige administratieve dossier van de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ontvangt.
   Dit dossier bevat met name: de gegevens over de identiteit en de taal van de persoon bedoeld in artikel 52/1, § 2, de tegen deze persoon ingebrachte bewering, alle door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie verzamelde bewijselementen, alle informatie die nuttig is voor het onderzoek van het dossier door de DADC. Indien een (of meer) elementen ontbreken die noodzakelijk zijn voor het onderzoek, verstrekt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie deze op vraag van de DADC.
   § 2. In het geval van de versnelde procedure bedoeld in artikel 52/20, moet het dossier per e-mail aan de DADC worden bezorgd, waarbij het spoedeisende karakter in het onderwerp wordt vermeld.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>


Art. 52/7. [1 Overeenkomstig artikel 8.8, b) van de ISRM moet de disciplinaire hoorprocedure toegankelijk en betaalbaar zijn.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>


Art. 52/8.[1 § 1. Overeenkomstig artikel 8.8, c) van de ISRM wordt bij de tuchtprocedure het algemene rechtsbeginsel inzake de redelijke termijn nageleefd. Behalve bij complexe zaken mag deze termijn niet meer dan twee maanden bedragen.
   § 2. Overeenkomstig artikel 12, § 1 van de ordonnantie is alle informatie die in het kader van de tuchtprocedure wordt verzameld of meegedeeld, vertrouwelijk en noodzakelijk om te voldoen aan de verplichting van artikel 30/1 van de ordonnantie, [2 de vereiste van artikel 20.5.11 van de Code naleven, namelijk niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een voorlopige schorsing of een schorsing op grond van de Code of, als deze leden niet onderworpen zijn aan de Code, in de afgelopen zes jaar niet rechtstreeks en doelbewust gedrag hebben vertoond dat de antidopingregels zou hebben geschonden als de regels overeenkomstig de Code van toepassing zouden zijn geweest op deze leden]2 van dit besluit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 32, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Art. 52/9. [1 § 1. Overeenkomstig artikel 8.8, d) van de ISRM kan de in artikel 52/1, § 2, bedoelde persoon zich in iedere fase van de tuchtprocedure op eigen kosten laten bijstaan door een rechtskundige adviseur en een tolk van zijn keuze.    Alleen een advocaat of een wettelijke vertegenwoordiger kan worden gemachtigd om de in artikel 52/1, § 2 bedoelde persoon bij diens afwezigheid op de disciplinaire hoorzitting geldig te vertegenwoordigen.    In het geval van de schriftelijke procedure bedoeld in artikel 52/19 mag alleen een advocaat of een wettelijke vertegenwoordiger eraan deelnemen zonder de medeondertekening van de persoon bedoeld in artikel 52/1, § 2. Wanneer deze persoon echter minderjarig en wilsbekwaam is, moet de vereiste van artikel 52/19, § 2, 8° worden nageleefd, tenzij zijn wettelijke vertegenwoordiger een wettige reden van verhindering van de minderjarige kan rechtvaardigen, waarvan de aanvaarding aan het oordeel van de voorzitter wordt overgelaten.    § 2. De partijen bij de procedure hebben het recht om op eigen kosten getuigen en deskundigen op te roepen en te horen. De DADC kan echter te allen tijde een getuigenis of een deskundigenverklaring gemotiveerd weigeren om gegronde redenen die ze verduidelijkt.    De voorzitter kan, op eigen initiatief of op vraag van een lid van de DADC, het advies van deskundigen en/of getuigenissen verzoeken.    § 3. De in artikel 52/1, § 2 bedoelde persoon heeft recht op toegang tot het administratieve dossier en om relevante bewijselementen te bezorgen en toe te lichten tot en tijdens de disciplinaire hoorzitting of overeenkomstig het verloop van de schriftelijke procedure bedoeld in artikel 52/19, § 4.]1   ----------   (1)
Art. 52/10. [1 § 1. Overeenkomstig artikel 8.8, e), van de IRMS kan de in artikel 52/1, § 2 bedoelde persoon om een openbare hoorzitting verzoeken.
   De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kan ook om een openbare hoorzitting verzoeken, op voorwaarde dat de in 52/1, § 2 bedoelde persoon daarmee schriftelijk heeft ingestemd.
   § 2. Het verzoek om een openbare hoorzitting kan echter door de DADC worden geweigerd in het belang van de goede zeden, de openbare orde, 's lands veiligheid, indien de belangen van minderjarigen of de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de partijen dit vereisen, indien de openbaarheid de belangen van de justitie zou kunnen schaden of indien de procedure uitsluitend rechtsvragen betreft.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>


Art. 52/11.[1 § 1. De partijen moeten aanwezig of vertegenwoordigen zijn op de disciplinaire hoorzitting wanneer het een mondelinge procedure betreft en zij moeten, overeenkomstig artikel 52/19, § 4, deelnemen aan de procedure wanneer het een schriftelijke procedure betreft.
   § 2. De beslissing wordt bij verstek uitgesproken indien:
   1° [2 de in artikel 52/1, § 2, bedoelde persoon afwezig is op de mondelinge procedure, zonder zich te kunnen beroepen op de toepassing van artikel 52/9, § 1, tweede lid, of in het geheel niet heeft deelgenomen aan de schriftelijke procedure, zonder zich te kunnen beroepen op de toepassing van artikel 52/9, § 1, derde lid]2;
   2° zonder dat enig uitstel is gevraagd aan en aanvaard is door de DADC, overeenkomstig artikel 52/12;
   3° en zonder dat enige verklaring van afstand is toegezonden, overeenkomstig artikel 52/13.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 33, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Art. 52/12. [1 Op uitdrukkelijk schriftelijk verzoek van de persoon bedoeld in artikel 52/1, § 2, zijn eventuele rechtskundige adviseur of zijn eventuele wettelijke vertegenwoordiger, hierna "de verweerder", per e-mail of aangetekende brief gericht aan de DADC, kan de mondelinge hoorzitting of de schriftelijke procedure worden uitgesteld indien het secretariaat de reden wettig acht en de gevraagde termijn van het uitstel redelijk acht. In dat geval bezorgt het secretariaat ofwel een nieuwe datum voor de hoorzitting, ofwel een nieuwe termijn voor de inleidende fase bedoeld in artikel 52/19, § 4, 1°. Indien het secretariaat de reden wettig acht maar de termijn van het uitstel onredelijk acht, kan het met de schriftelijke instemming van de voorzitter beslissen dat de hoorzitting per videoconferentie plaatsvindt, indien dit niet reeds het geval is, of dat de tuchtprocedure schriftelijk wordt gevoerd, indien dit niet reeds het geval is.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>


Art. 52/13. [1 Overeenkomstig artikel 8.3 van de Code kan van het recht op een disciplinaire hoorzitting uitdrukkelijk afstand worden gedaan door de persoon bedoeld in artikel 52/1, § 2, uiterlijk binnen twintig dagen te rekenen vanaf de dag die volgt op de ontvangst van de oproeping en in elk geval vóór de hoorzitting in de mondelinge procedure of vóór het einde van de testfase bedoeld in artikel 52/19, § 4, 2° in de schriftelijke procedure.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>


Art. 52/14. [1 De in artikel 52/1, § 2 bedoelde persoon kan substantiële hulp verlenen of hebben verleend bij de ontdekking of vaststelling van inbreuken op de antidopingregels. In dat geval past de DADC de artikelen 10.7 en 10.8 van de Code toe.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>


Art. 52/14bis. [1 Wanneer er bekentenissen zijn over de totaliteit van de aangevoerde feiten van overtreding van de antidopingregels en het dossier voldoende compleet wordt geacht, kan de voorzitter oordelen dat een hoorzitting of schriftelijke uitwisselingen geen nieuwe elementen zouden opleveren en daardoor hun nut zouden verliezen. In dat geval is er geen oproeping noch hoorzitting of schriftelijke uitwisseling, wordt het debat geacht gesloten te zijn op de datum waarop de voorzitter met zekerheid en nauwkeurigheid kennis heeft genomen van de bekentenissen en de volledigheid van het dossier en wordt de beslissing uitgesproken overeenkomstig de bepalingen van artikel 52/21, § 1. Deze laatste moet de toepassing van dit artikel vermelden en deze toepassing motiveren.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>


Onderafdeling 1. [1 - Mondelinge procedure - Hoorzitting]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>


Art. 52/15.[1 § 1. Na onderzoek van het volledige administratieve dossier en de ontvankelijkheid ervan, met name met betrekking tot artikel 17 van de Code en artikel 52/1, § 2 van dit besluit, stelt het secretariaat de oproeping voor de disciplinaire hoorzitting op. Deze oproeping wordt door de voorzitter gedateerd en met de hand of elektronisch ondertekend en wordt door het secretariaat per aangetekende brief met ontvangstbevestiging ter kennis gebracht van de in artikel 52/1, § 2 bedoelde persoon en van zijn eventuele wettelijke vertegenwoordiger.
   § 2. Een mondelinge procedure vindt plaats met de fysieke aanwezigheid van de partijen of via videoconferentie.
   De oproeping vermeldt minstens:
   1° dat ze deel uitmaakt van een tuchtprocedure tegen doping;
   2° de door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie gerapporteerde aanvoeringen en haar motivering in feite en in rechte;
   3° de verwijzing naar dit besluit en de toepassing ervan op deze procedure;
   4° het onderzoek van het volledige administratieve dossier door een onafhankelijke en onpartijdige tuchtcommissie. In dit verband vermeldt ze de identiteit van de aangestelde leden van de hoorinstantie, overeenkomstig artikel 8.5 van de ISRM. De partijen worden ingelicht over hun recht om de aanstelling van een lid van de DADC te betwisten indien er motieven zijn voor een mogelijk belangenconflict, binnen zeven dagen nadat zij kennis hebben gekregen van redenen van betwisting. Over elke betwisting wordt beslist door de voorzitter-jurist van de bevoegde kamer of zijn plaatsvervanger of, indien de betwisting de voorzitter-jurist of zijn plaatsvervanger betreft, door de voorzitter-jurist of zijn plaatsvervanger van de andere taalkamer;
   5° het recht op toegang tot het administratieve dossier en om relevante bewijselementen te bezorgen en toe te lichten tot en tijdens de disciplinaire hoorzitting;
   6° het recht om te worden gehoord en zich in feite en in rechte te verdedigen;
   7° de mogelijkheid om schriftelijke opmerkingen in te dienen bij de DADC, tot en tijdens de disciplinaire hoorzitting;
   8° de mogelijkheid om zich bij zijn verdediging op eigen kosten te laten vertegenwoordigen of bijstaan door een rechtskundige adviseur en een tolk;
   9° indien de betrokkene minderjarig of een beschermde persoon is, de verplichting om zich op de hoorzitting te laten vergezellen door zijn wettelijke vertegenwoordiger. Wanneer de in artikel 52/1, § 2 bedoelde persoon minderjarig en wilsbekwaam is, wordt hij ambtshalve door de DADC gehoord in de procedure die hem betreft;
   10° het recht om tot en tijdens de disciplinaire hoorzitting getuigen en deskundigen op te roepen en te ondervragen en om op eigen kosten adviezen en getuigenissen te bezorgen in schriftelijke vorm of in de vorm van audio-opnames. Indien een deskundige of een getuige moet worden uitgenodigd op de hoorzitting, moet vóór de hoorzitting en tijdig via e-mail aan de DADC worden gevraagd of de getuige of deskundige kan worden gehoord. Indien de hoorzitting per videoconferentie plaatsvindt, moeten ook de noodzakelijke identificatiegegevens van de getuigen en deskundigen worden doorgegeven, zodat zij via e-mail voor de hoorzitting kunnen worden uitgenodigd;
   11° de mogelijkheid om aan de DADC substantiële hulp te verlenen, overeenkomstig artikel 52/14, met de gevolgen die eruit voortvloeien overeenkomstig de artikelen 10.7 en 10.8 van de Code [2 , en een bekentenis af te leggen met toepassing van artikel 52/14bis"]2 van dit besluit;
   12° het recht om uitdrukkelijk afstand te doen van een disciplinaire hoorzitting, overeenkomstig artikel 52/13;
   13° onverminderd de eventuele toepassing van artikel 52/13 of de vertegenwoordiging bedoeld in [2 artikel 52/9, § 1, tweede lid]2, in geval van onbekwaamheid of gewettigde verhindering, de verplichting om snel, per e-mail of aangetekende brief, het verzoek om uitstel en de wettige reden van verhindering of het omstandig medisch attest waaruit de onbekwaamheid blijkt om een hoorzitting bij te wonen, te verzenden;
   14° het recht om een openbare hoorzitting aan te vragen overeenkomstig artikel 52/10, § 1;
   15° de datum, het tijdstip en de plaats van de disciplinaire hoorzitting waarop de verweerder, hun verdedigingsmiddelen kunnen laten gelden. Indien de hoorzitting per videoconferentie plaatsvindt, het precieze gekozen communicatiemiddel en de geplande datum en tijd.
   § 3. Tegelijk met de kennisgeving van de oproeping bedoeld in § 1, zendt het secretariaat via e-mail een kopie van voornoemde oproeping aan de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
   § 4. De in artikel 52/1, § 2 bedoelde persoon moet tussen de ontvangst van de oproeping en de disciplinaire hoorzitting een redelijke termijn krijgen om zijn verdediging doeltreffend voor te bereiden, met de hulp van zijn eventuele rechtskundige adviseur en zijn eventuele wettelijke vertegenwoordiger.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 34, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Art. 52/16.[1 Tijdens de [2 in artikel 52/16, § 4,]2 bedoelde termijn kan de verweerder aan de DADC elk stuk bezorgen dat relevant en nuttig is voor zijn verdediging of elke schriftelijke opmerking die de beslissing van de DADC zou kunnen beïnvloeden.
   Het is aan de verweerder om zich ervan te verzekeren dat deze eventuele stukken en opmerkingen door de DADC werden ontvangen. Bij gebrek aan een ontvangstbevestiging vóór de disciplinaire hoorzitting moet de verweerder deze eventuele stukken en opmerkingen reproduceren en tijdens de hoorzitting bezorgen volgens het verloop van de procedure bedoeld in artikel 52/17.
   Indien de verweerder vóór de disciplinaire hoorzitting schriftelijke opmerkingen en/of stukken aan de DADC bezorgt, moet de DADC deze via e-mail doorzenden naar de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie [2 in artikel 52/16, § 4,]2 zodat de verzoeker zijn pleidooi voor de hoorzitting doelgericht kan voorbereiden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 35, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Art. 52/17. [1 De disciplinaire hoorzitting verloopt als volgt:
   1° tijdens de inleidende fase stelt de voorzitter de zaak voor en geeft hij de partijen de gelegenheid om kort hun argumenten te bespreken;
   2° tijdens de testfase worden de eventuele stukken en/of opmerkingen bedoeld in artikel 52/16, tweede lid bezorgd en worden alle bewijselementen besproken. De eventuele getuigen en deskundigen worden gehoord, waarbij de verweerder aanwezig blijft. De getuigenissen en deskundigenverklaringen die vóór de zitting zijn bezorgd, worden eveneens toegelicht;
   3° tijdens de slotfase hebben alle partijen de gelegenheid hun slotargumenten uiteen te zetten in het licht van de bewijselementen. De voorzitter sluit vervolgens het debat.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>


Art. 52/18. [1 Tijdens de hoorzitting stelt het secretariaat een proces-verbaal van verschijning op. Deze laatste kan deze taak evenwel delegeren aan eenieder die de in artikel 52/2, tweede lid, 4° bedoelde waarborgen biedt. De genoemde gedelegeerde is dan aanwezig op de hoorzitting zonder echter mondeling te kunnen deelnemen.    Het proces-verbaal bevat ten minste de volgende beknopte elementen: de naam/namen en voornaam/voornamen van de op de hoorzitting aanwezige personen, de voornaamste en wezenlijke argumenten van de partijen, de eventuele verweerstukken en -elementen die zijn ingediend tijdens de hoorzitting, de stukken, elementen en bewijzen waarover is gedebatteerd, de eventuele getuigenissen en deskundigenverklaringen en de slotargumenten van de partijen, indien deze afwijken van de eerder aangevoerde argumenten.    In geval van niet-verschijning stelt het secretariaat of de in het eerste lid bedoelde gedelegeerde een proces-verbaal van niet-verschijning op. In dat geval spreekt de DADC haar beslissing uit bij verstek, overeenkomstig artikel 52/11, § 2.    De voorzitter ondertekent het proces-verbaal.]1   ----------   (1)
Onderafdeling 2. [1 - Schriftelijke procedure - overeenkomstig de opmerkingen bij artikel 81 van de ISRM]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>


Art. 52/19.[1 § 1. Wanneer de omstandigheden of de elementen van een tuchtzaak het rechtvaardigen, kan de voorzitter, ambtshalve of op verzoek van zijn secretariaat, besluiten dat de procedure schriftelijk verloopt, op basis van het administratieve dossier en zonder mondelinge hoorzitting.
   Na onderzoek van het volledige administratieve dossier en de ontvankelijkheid ervan, met name met betrekking tot artikel 17 van de Code en artikel 52/1, § 2 van dit besluit, stelt het secretariaat in dit geval de oproeping voor de schriftelijke tuchtprocedure op. Deze oproeping wordt door de voorzitter gedateerd en met de hand of elektronisch ondertekend en wordt door het secretariaat per aangetekende brief met ontvangstbevestiging ter kennis gebracht van de in artikel 52/1, § 2 bedoelde persoon en van zijn eventuele wettelijke vertegenwoordiger. Deze oproeping wordt ook als kopie via e-mail gestuurd naar de in artikel 52/1, § 2 bedoelde persoon en naar zijn eventuele wettelijke vertegenwoordiger, voor zover hun e-mailadres bekend is.
   § 2. De oproeping voor de schriftelijke disciplinaire procedure vermeldt ten minste :
   1° dat ze deel uitmaakt van een tuchtprocedure tegen doping overeenkomstig § 1;
   2° de door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie gerapporteerde aanvoeringen en haar motivering in feite en in rechte;
   3° de verwijzing naar dit besluit en de toepassing ervan op deze procedure;
   4° het onderzoek van het volledige administratieve dossier door een onafhankelijke en onpartijdige tuchtcommissie. In dit verband vermeldt ze de identiteit van de aangestelde leden van de kamer die de zaak behandelt, overeenkomstig artikel 8.5 van de ISRM. De partijen worden ingelicht over hun recht om de aanstelling van een lid van die kamer te betwisten indien er motieven zijn voor een mogelijk belangenconflict, binnen zeven dagen nadat zij kennis hebben gekregen van redenen van betwisting. Over elke betwisting wordt beslist door de voorzitter-jurist van de bevoegde kamer of zijn plaatsvervanger of, indien de betwisting de voorzitter-jurist of zijn plaatsvervanger betreft, door de voorzitter-jurist of zijn plaatsvervanger van de andere taalkamer;
   5° het recht op toegang tot het administratieve dossier en om relevante bewijselementen te bezorgen, overeenkomstig het verloop van de schriftelijke procedure;
   6° het recht om zich schriftelijk te verdedigen in feite en in rechte en om zijn schriftelijke opmerkingen te bezorgen aan de DADC, overeenkomstig het verloop van de schriftelijke procedure;
   7° de mogelijkheid om zich bij zijn verdediging op eigen kosten te laten vertegenwoordigen of bijstaan door een rechtskundige adviseur en een tolk;
   8° indien de betrokkene minderjarig of een beschermde persoon is, de verplichting om zich tijdens de schriftelijke procedure te laten vertegenwoordigen door zijn wettelijke vertegenwoordiger. Wanneer de in artikel 52/1, § 2 bedoelde persoon minderjarig en wilsbekwaam is, bezorgt hij ambtshalve zijn opmerkingen aan de DADC in de procedure die hem betreft, overeenkomstig het verloop van de schriftelijke procedure;
   9° het recht om getuigen en deskundigen op te roepen en te ondervragen en om op eigen kosten adviezen en getuigenissen te bezorgen in schriftelijke vorm of in de vorm van audio-opnames, overeenkomstig de schriftelijke procedure;
   10° de mogelijkheid om aan de DADC substantiële hulp te verlenen, overeenkomstig artikel 52/14 van dit besluit, met de gevolgen die eruit voortvloeien overeenkomstig de artikelen 10.7 en 10.8 van de Code [2 , en een bekentenis af te leggen met toepassing van artikel 52/14bis van dit besluit]2;
   11° de verplichting om deel te nemen aan de schriftelijke procedure, tenzij daarvan uitdrukkelijk afstand werd gedaan via e-mail aan de DADC binnen acht dagen na ontvangst van de oproeping. Bij gebrek aan deelname en uitdrukkelijke verklaring van afstand wordt de beslissing bij verstek uitgesproken overeenkomstig [2 artikel 52/11, § 2]2 en onder voorbehoud van de toepassing van artikel 52/9, § 1, tweede lid;
   12° de voorwaarden en termijnen van de schriftelijke procedure zoals bepaald in § 4;
   13° de noodzaak om via e-mail tijdens de testfase bedoeld in § 4, 2° het e-mailadres mee te delen van de persoon bedoeld in artikel 52/1, § 2, van zijn eventuele rechtskundige adviseur en van zijn eventuele wettelijke vertegenwoordiger.
   § 3. Tegelijk met de kennisgeving van de oproeping bedoeld in § 1, [2 tweede lid]2 zendt het secretariaat via e-mail een kopie van voornoemde oproeping aan de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
   § 4. De schriftelijke procedure verloopt als volgt:
   1° de inleidende fase: behoudens in geval van uitstel zoals bedoeld in artikel 52/12, wordt deze fase geacht [2 plaats te vinden]2 op de derde werkdag na de verzending van de aangetekende brief met de oproeping aan de persoon bedoeld in artikel 52/1, § 2;
   2° de testfase: deze wordt geacht aan te vangen op de werkdag die volgt op de inleidende fase en begint met een eerste termijn van acht werkdagen waarin de verweerder alle nuttige stukken en/of relevante opmerkingen moet bezorgen, evenals alle getuigenissen en/of deskundige adviezen in schriftelijke vorm of in de vorm van audio-opnames. De opmerkingen van de minderjarige, ongeacht of zij in schriftelijke vorm of in de vorm van audio-opnames zijn, worden ook op dat moment bezorgd. Bij gebrek aan stukken of opmerkingen van de verweerder moet, in het algemeen, een ontvangstbevestiging van de schriftelijke oproeping worden bezorgd. De verzending van een stuk en/of een opmerking binnen de bovengenoemde termijn, of, bij gebrek hieraan, de verzending van de bovengenoemde ontvangstbevestiging, wordt beschouwd als deelname in de zin van artikel 52/11, § 1. Alle stukken of bevestigingen worden via e-mail naar de DADC verzonden. Het e-mailadres van de in artikel 52/1, § 2 bedoelde persoon, van zijn eventuele rechtskundige adviseur en van zijn eventuele wettelijke vertegenwoordiger moet eveneens worden verzonden. In dezelfde termijn kan ook een uitdrukkelijke verklaring van afstand zoals bedoeld in artikel 52/13 worden verzonden.
   Op de eerste werkdag na deze termijn zendt de DADC de via e-mail ontvangen elementen door naar de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, zodat de verzoeker, binnen een tweede termijn van acht werkdagen na de verzending van deze e-mail, kan antwoorden met eventuele aanvullende stukken en/of opmerkingen. Dit antwoord wordt via e-mail naar de DADC gestuurd;
   3° de slotfase: ze wordt geacht te starten op de werkdag die volgt op het verstrijken van de tweede termijn van acht dagen [2 ...]2. Op de eerste dag van de slotfase stuurt de DADC deze aanvullende elementen via e-mail naar de verweerder. De verweerder heeft dan een laatste mogelijkheid om te antwoorden binnen vier werkdagen na de dag waarop deze elementen verzonden werden. Deze doorzending en verzending gebeuren via e-mail naar de DADC;
   4° na afloop van deze termijn wordt het debat geacht gesloten te zijn en begint de termijn bedoeld in artikel 52/21 te lopen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 36, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Onderafdeling 3. [1 - Versnelde procedure]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>


Art. 52/20.[1 § 1. Op grond van artikel 8.3. van de Code kan een versnelde procedure plaatsvinden indien de hoorzitting plaatsheeft in verband met een sportmanifestatie en de beslissing een invloed kan hebben op de deelname van de sporter, de geldigheid van zijn resultaten of zijn verdere deelname aan de genoemde sportmanifestatie.
   In dit geval stelt het secretariaat, na onderzoek van het volledige administratieve dossier en de ontvankelijkheid ervan, met name met betrekking tot artikel 17 van de Code en artikel 52/1, § 2 van dit besluit, de oproeping voor de disciplinaire hoorzitting met de nodige spoed op. Deze oproeping wordt door de voorzitter gedateerd en met de hand of elektronisch ondertekend en wordt door het secretariaat per aangetekende brief met ontvangstbevestiging ter kennis gebracht van de in artikel 52/1, § 2 bedoelde persoon en van zijn eventuele wettelijke vertegenwoordiger. De oproeping wordt ook naar hen gestuurd als kopie via e-mail. Indien het e-mailadres niet bekend is bij de DADC, zal het secretariaat de nodige opzoekingen verrichten en de nodige contacten leggen om hun e-mailadres te verkrijgen en hun de genoemde kopie te sturen.
   Vooraleer de oproeping te verzenden, verzekert het secretariaat zich van de beschikbaarheid van de verzoeker om te pleiten op de hoorzitting op de daarvoor geplande datum.
   § 2. De hoorzitting in de versnelde tuchtprocedure vindt plaats per videoconferentie.
   De oproeping voor de genoemde hoorzitting vermeldt de in artikel 52/15, § 2, tweede lid opgesomde elementen.
   § 3. Tegelijk met de kennisgeving van de oproeping bedoeld in § 1, zendt het secretariaat via e-mail een kopie van voornoemde oproeping aan de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
   § 4. De termijn waarover de verweerder beschikt om zijn verdediging voor te bereiden en te worden gehoord wordt, afhankelijk van de omstandigheden van de zaak, noodzakelijkerwijs ingekort en vermeld in de oproeping.
   § 5. De procedure volgt het verloop vermeld in artikel 52/17.
   § 6. Er wordt een proces-verbaal van verschijning opgemaakt overeenkomstig artikel 52/18.
   § 7. De tuchtbeslissing wordt na de hoorzitting uitgesproken: onmiddellijk, schriftelijk of mondeling, en na beraadslaging door de leden van de DADC. De schriftelijke beslissing wordt per aangetekende brief ter kennis gebracht van de in artikel 52/1, § 2 bedoelde persoon en zijn eventuele wettelijke vertegenwoordiger en wordt ook als kopie via e-mail naar hen gestuurd. De mondelinge beslissing moet onmiddellijk daarna schriftelijk per aangetekende brief ter kennis worden gebracht van de in artikel 52/1, § 2 bedoelde persoon en zijn eventuele wettelijke vertegenwoordiger en wordt ook als kopie via e-mail naar hen gestuurd.
   De motivering van de beslissing moet tegelijk met de beslissing of uiterlijk binnen drie werkdagen na de kennisgeving van de schriftelijke beslissing [2 ...]2 per aangetekende brief ter kennis worden gebracht van de in artikel 52/1, § 2 bedoelde persoon en van zijn eventuele wettelijke vertegenwoordiger. De motivering van de beslissing wordt ook als kopie via e-mail naar hen gestuurd. De motivering bevat noodzakelijkerwijs de in artikel 52/21, § 4 bedoelde elementen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 37, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Onderafdeling 4. [1 - Beslissing]1   ----------   (1)
Art. 52/21.[1 § 1. Na de sluiting van de debatten, behalve in het geval van de versnelde procedure bedoeld in artikel 52/20, en uiterlijk binnen acht werkdagen daarna, beraadslaagt de DADC en neemt ze een beslissing met gewone meerderheid van stemmen van de leden van de bevoegde taalkamer, tenzij de DADC wettig verhinderd is, wat zij in dat geval motiveert. Het secretariaat stelt tijdens de vergadering een verslag op met de conclusie van de beslissing, dat door de voorzitter met de hand of elektronisch wordt ondertekend.
   Wanneer artikel 52/11, § 2 wordt toegepast, beraadslaagt de DADC en neemt ze een beslissing binnen acht werkdagen na de niet-verschijning op de hoorzitting of de niet-deelname aan de schriftelijke procedure.
   § 2. Wanneer de DADC een eindbeslissing neemt met betrekking tot het (de) vastgestelde dopingfeit(en), beslist ze over de gepaste gevolgen door noodzakelijkerwijs te verwijzen naar de sancties bepaald in artikel 32 en volgende van de ordonnantie en in artikel 9 en volgende van de Code. Daarbij moet zij rekening houden met het evenredigheidsbeginsel tussen de dopingfeiten die zij bewezen acht en de sanctie(s). Zij kan besluiten rekening te houden met objectieve verzachtende of verzwarende omstandigheden en met name met recidive van een dopingovertreding, de leeftijd van de in artikel 52/1, § 2 bedoelde persoon en de gevolgen van de toepassing van een dergelijke sanctie in casu.
   § 3. [2 De beslissing wordt schriftelijk vastgelegd en in feite en in rechte met redenen omkleed]2 overeenkomstig de bepalingen van artikel 8.1 van de Code en van dit artikel.
   Het volledige administratieve dossier, met inbegrip van het proces-verbaal van de eventuele disciplinaire hoorzitting, de uitgewisselde stukken en opmerkingen en elk ander element dat aan het dossier is toegevoegd, zoals een getuigenis of een deskundigenverklaring, wordt bij de beslissing of de motivering gevoegd.
   § 4. De motivering van de beslissing moet de volgende elementen bevatten:
   1° overeenkomstig artikel 9.1.1, a) van de ISRM, de rechtsgrond van de DADC en haar bevoegdheid om in dit geval een beslissing te nemen;
   2° overeenkomstig artikel 9.1.1, b) van de ISRM, een gedetailleerde uiteenzetting van de feiten;
   3° de substantiële argumenten van de partijen en de substantiële reacties erop;
   4° de door de DADC aangevoerde reden(en) om het (de) dopingfeit(en) al dan niet, of slechts gedeeltelijk, bewezen te achten en de ingeroepen antidopingregels;
   5° overeenkomstig artikel 9.1.1, c) van de ISRM, in voorkomend geval, de vastgestelde aard en duur van de bewezen overtreding van de antidopingregels. Bovendien, in voorkomend geval, het type ingenomen verboden stof of de gebruikte verboden methode, alsook de context binnen de wedstrijd, buiten de wedstrijd of zonder enig verband met de wedstrijd waarin deze verboden stof of methode ingenomen of gebruikt werd;
   6° indien de persoon bedoeld in artikel 52/1, § 2 een sporter is: zijn sportniveau, in voorkomend geval, of hij minderjarig of juridisch onbekwaam is, in voorkomend geval, het toepasselijke repressieve beleid met betrekking tot de ingenomen verboden stof(fen);
   7° elk ander objectief element of elke andere objectieve omstandigheid die de DADC in haar beslissing weerhoudt, om de graad van fout of nalatigheid van de in artikel 52/1, § 2 bedoelde persoon te verzachten of te verergeren;
   8° overeenkomstig artikel 9.1.1, d) van de ISRM, de toepasselijke gevolgen. In de beslissing worden de specifieke bepalingen vermeld waarop de sanctie is gebaseerd, met inbegrip van elke mogelijke vermindering of opschorting, en worden de redenen voor het opleggen van de toepasselijke gevolgen uiteengezet;
   9° overeenkomstig artikel 9.1.1, e) van de ISRM, de mogelijke rechtsmiddelen en termijnen om een rechtsmiddel aan te wenden;
   10° overeenkomstig artikel 15 van de Code, de specifieke gevraagde gevolgen indien de overtreding(en) van de antidopingregels wordt [2 (of worden)]2) bevestigd en dat deze gevolgen bindend moeten zijn voor alle ondertekenaars in alle sporten en landen.
   § 5. Overeenkomstig artikel 6.2.3.3 van de ISRM eindigt de duur van een voorlopige schorsing uiterlijk met de definitieve beslissing van de DADC.
   § 6. Ongeacht de opgelegde sanctie(s) moet de voor (een) dopingovertreding(en) veroordeelde verweerder de kosten van de procedure betalen. Deze zijn vastgesteld op een forfaitair bedrag van 350 euro.
   § 7. Wanneer de DADC het (de) dopingfeit(en) niet bewezen acht, geeft zij een beslissing tot vrijspraak.
   § 8. Overeenkomstig artikel 13.3 van de Code, indien de DADC niet binnen een door het WADA vastgestelde redelijke termijn beslist of de antidopingregels werden overtreden, kan het WADA beslissen rechtstreeks beroep aan te tekenen bij het Hof van Arbitrage voor Sport, alsof de DADC van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie een beslissing tot vrijspraak zou hebben gegeven. Indien het panel van het Hof van Arbitrage voor Sport vaststelt dat de antidopingregels werden overtreden en dat het WADA redelijkerwijze heeft beslist rechtstreeks beroep aan te tekenen bij het Hof van Arbitrage voor Sport, vergoedt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie aan het WADA de kosten en advocatenhonoraria die voor de beroepsprocedure aan het WADA zijn aangerekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 38, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Onderafdeling 5. [1 - Kennisgeving]1   ----------   (1)
Art. 52/22.[1 § 1. Overeenkomstig de artikelen 8.4. en 14.1.1. van de Code, en met uitzondering van de bijzondere voorwaarden die van toepassing zijn in geval van een versnelde procedure, wordt de met redenen omklede beslissing aan de in artikel 52/1, § 2 bedoelde persoon en zijn eventuele wettelijke vertegenwoordiger meegedeeld per aangetekende brief met ontvangstbewijs, binnen een redelijke termijn en met de vereiste spoed.
   Overeenkomstig artikel 14.1.2 van de Code, brengt de DADC tegelijkertijd de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie op de hoogte van deze beslissing per aangetekende brief of via e-mail.
   § 2. Binnen twintig dagen na een definitieve beslissing verspreidt de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie via beveiligde communicatiekanalen de goedgekeurde beslissingen en de identiteit van de gesanctioneerde personen aan de andere Belgische NADO's, het WADA, de nationale en internationale sportverenigingen, de NADO van het land waar de persoon verblijft en/of de NADO van de landen waar de persoon een onderdaan van is of waar hij houder is van een licentie en aan het Internationaal Olympisch Comité en het Internationaal Paralympisch Comité wanneer de beslissingen een invloed kunnen hebben op de mogelijkheid tot deelname aan de Olympische of Paralympische spelen. De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie rapporteert deze kennisgeving in ADAMS.
   § 3. Indien de beslissing niet in het Engels of het Frans is opgesteld, bezorgt de DADC [2 aan de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie]2 een samenvatting van de beslissing en de motivering ervan in een van deze twee talen, alsook een raadpleegbare versie van de beslissing.
   § 4. Overeenkomstig artikel 14.2.2 van de Code kan eenieder die het recht heeft beroep aan te tekenen binnen vijftien dagen na ontvangst van de beslissing een afschrift vragen van het volledige dossier waarop de beslissing betrekking heeft. In dit geval bezorgt de DADC dit dossier snel aan die persoon.
   § 5. Overeenkomstig artikel 9.2.5 van de Code, deelt de aanvrager, wanneer de beslissing een abnormaal analyseresultaat of een atypisch resultaat betreft en zodra de beroepstermijnen zijn verstreken zonder dat tegen de beslissing beroep is aangetekend, snel aan het betrokken laboratorium mee dat de beslissing in laatste aanleg is genomen.
   § 6. De NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie garandeert de openbare verspreiding overeenkomstig artikel 14.3 van de Code en artikel 31 van de ordonnantie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2022-01-13/01, art. 46, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>
  (2)<BESL 2023-03-09/10, art. 39, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>

Art. 52/23. [1 Overeenkomstig artikel 13.1 van de Code en artikel 35/1 van de ordonnantie kan beroep worden aangetekend tegen de beslissingen van de DADC, met inbegrip van de bij verstek genomen beslissingen.    Het Hof van Arbitrage voor Sport is de beroepsinstantie tegen de beslissingen van de DADC.    Beslissingen waartegen beroep wordt aangetekend, blijven van kracht tijdens de beroepsprocedure, tenzij de beroepsinstantie anders beslist.    Overeenkomstig artikel 13.1.2 van de Code is het Hof van Arbitrage voor Sport niet gebonden aan de elementen waarmee rekening is gehouden bij de beslissing waartegen beroep wordt aangetekend.]1   ----------   (1)
HOOFDTSTUK 6. - Slotbepalingen

Art.53.   
Art.54. Het besluit van het Verenigd College van 24 april 2014 tot uitvoering van de ordonnantie van 21 juni 2012 betreffende de promotie van de gezondheid bij de sportbeoefening, het dopingverbod en de preventie ervan wordt opgeheven.

Art.55. Onverminderd het tweede lid en het derde lid, blijven de beslissingen tot aanstelling, benoeming of erkenning van de natuurlijke of rechtspersonen, die in toepassing van het besluit van het Verenigd College van 24 april 2014 tot uitvoering van de ordonnantie van 21 juni 2012 betreffende de promotie van de gezondheid bij de sportbeoefening, het dopingverbod en de preventie ervan werden genomen, van kracht tot ten laatste 31 december 2016, volgens de specifieke regels bepaald in dit laatste besluit.

Art.56. De beslissingen tot opname van de elitesporters in de doelgroep van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en tot vermelding van de categorie A tot D waartoe de sporter behoort, genomen in toepassing van het besluit van het Verenigd College van 24 april 2014 tot uitvoering van de ordonnantie van 21 juni 2012 betreffende de promotie van de gezondheid bij de sportbeoefening, het dopingverbod en de preventie ervan, blijven van kracht, behalve indien de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie anders beslist, in toepassing van de ordonnantie en dit besluit.
Art.57. Onverminderd artikel 61, blijft elk dopingfeit vastgesteld door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vóór de inwerkingtreding van dit besluit en waarmee rekening wordt gehouden in het kader van een tuchtprocedure, eventueel om een overtreding van de antidopingregels vast te stellen, onderworpen, in voorkomend geval, aan de tuchtrechtelijke sancties die van toepassing waren op het ogenblik waarop het feit werd vastgesteld.

Art.58.Niettegenstaande artikel 57, zijn de tuchtrechtelijke sancties bepaald in [1 artikel 10.9]1 van het Code, in geval van meervoudige overtredingen van de antidopingregels, onmiddellijk van toepassing.
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 48, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>

Art.59.Overeenkomstig artikel 30 van de ordonnantie en niettegenstaande artikel 57, voor de eventuele toepassing van [1 artikel 10.9]1 van de Code, dat betrekking heeft op de meervoudige overtredingen van de antidopingregels, is de verjaringstermijn van 10 jaar onmiddellijk van toepassing.
  ----------
  (1)<BESL 2022-01-13/01, art. 48, 002; Inwerkingtreding : 14-01-2022>

Art.60. Elke dopingfeit vastgesteld door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vóór de inwerkingtreding van dit besluit en waarmee rekening wordt gehouden in het kader van een administratieve procedure bepaald in artikel 37 van de ordonnantie, blijft onderworpen, in voorkomend geval, aan de administratieve sancties die van toepassing waren op het ogenblik waarop het feit werd vastgesteld.

Art.61. Overeenkomstig artikel I.1.4 van de Internationale Standaard voor dopingcontroles en onderzoeken, wordt elke gemiste test of elke overtreding van de verplichting tot mededeling van de verblijfsgegevens die vóór 1 januari 2015 gebeurde, gewist 12 maanden nadat de betrokken feiten zich hebben voorgedaan de vaststelling ervan door de NADO van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

Art.62. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art.63. De Leden van het Verenigd College zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.

Art. N.<Opgeheven bij BESL 2023-03-09/10, art. 40, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>
  (1)<ingevoegd bij BESL 2023-03-09/10, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 26-06-2023>
   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 16-06-2023, p. 55701)