Details





Titel:

7 JANUARI 2016. - Decreet houdende integratie van de genderdimensie in het geheel van de beleidslijnen van de Franse Gemeenschap(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-02-2016 en tekstbijwerking tot 11-08-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Beginsels
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. [1 Hoofdstuk II. - Plan "vrouwenrechten ]1
Art. 3
HOOFDSTUK III. - Integratie van de genderdimensie
Art. 4-6
HOOFDSTUK IV. - Integratie van de genderdimensie in het begrotingsproces
Art. 7
HOOFDSTUK IVbis. [1 Alter Egales" Collectieven die zich inzetten voor de rechten van de vrouw in het beleid van de Franse Gemeenschap ]1
Art. 7bis, 7ter, 7quater
HOOFDSTUK V. - Follow-up en sturing
Art. 8, 8bis, 9-12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2005200879 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Beginsels
Artikel 1. Dit decreet zet inzonderheid de Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep om.

Art.2.De Regering van de Franse Gemeenschap zorgt voor de tenuitvoerlegging van de doelstellingen van de Vierde Wereldvrouwenconferentie die in september 1995 te Peking plaatsvond.
  Dit decreet strekt ertoe gelijke rechten en de intrinsieke waardigheid van mannen en vrouwen te verwezenlijken, alsook de integratie van de genderdimensie in het geheel van de beleidslijnen van de Franse Gemeenschap door:
  de aanneming en het implementeren van een [1 plan "vrouwenrechten]1;
  de integratie van de genderdimensie in het geheel van de beleidslijnen, maatregelen of acties die ze onderneemt om mogelijke ongelijkheden tussen vrouwen en mannen te vermijden of weg te werken;
  de integratie van de genderdimensie in de begrotingen en rekeningen van de Gemeenschap;
  de follow-up en de sturing van de beleidslijnen en maatregelen die in het kader van dit decreet worden aangenomen.
  ----------
  (1)<DFG 2020-04-27/07, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-03-2020>

HOOFDSTUK II. [1 Hoofdstuk II. - Plan "vrouwenrechten ]1   ----------   (1)
Art.3.[1 De Regering bepaalt, ten laatste acht maanden na de installatie van haar leden, een plan dat erop gericht is de vrouwenrechten na te leven, te beschermen en te verwezenlijken met als doel de volle gelijkheid tussen mannen en vrouwen in het beleid van de Franse Gemeenschap.
   [2 Dit plan legt strategische doelstellingen vast op basis van de adviezen en aanbevelingen van de in artikel 8 bedoelde Adviesraad voor de rechten van de vrouw en de in artikel 10 bedoelde evaluaties van vorige plannen, rekening houdend met de algemene richtlijnen die de Regering in haar verklaring over het Gemeenschapsbeleid heeft bepaald. Deze strategische doelstellingen worden voor elk van de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap uitgesplitst in maatregelen die binnen een termijn van vijf jaar kunnen worden verwezenlijkt. Het bevat een evaluatie van de kosten en van de uitvoering ervan. Het plan wordt overgezonden aan het Parlement van de Franse Gemeenschap]2.
   Dit plan wordt aan de andere gemeenschappen, gewesten, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie en de federale overheid meegedeeld, alsook aan de diverse instanties die belast zijn met vrouwenrechten en die verantwoordelijk zijn voor de nationale of internationale verslagen.
  [2 De Regering zal de uitvoering van dit plan opvolgen en evalueren]2 . ]1
  ----------
  (1)<DFG 2020-04-27/07, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-03-2020>
  (2)<DFG 2023-03-30/28, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK III. - Integratie van de genderdimensie
Art.4.Onverminderd het decreet van 12 december 2008 betreffende de bestrijding van sommige vormen van discriminatie, gewijzigd bij het decreet van 5 december 2013, integreert elke minister de genderdimensie in alle beleidslijnen, maatregelen en acties die onder zijn/haar bevoegdheden vallen.
  Daartoe :
  1° stelt hij of zij, voor elke wetgevende en reglementaire akte, een verslag op over de evaluatie van de impact van het project op de respectieve toestand van vrouwen en mannen, genoemd "gendertest" [1 dat gevoegd wordt bij elk ontwerp van wetgevende akte bij de toezending ervan aan het parlement]1;
  2° zorgt hij of zij ervoor dat de genderdimensie opgenomen wordt in bestuursovereenkomsten alsook in elk ander instrument voor de strategische en operationele programmering van de diensten van de Regering, de instellingen van openbaar nut en autonome overheidsbesturen die onder haar bevoegdheid ressorteren;
  3° stelt hij of zij de relevante genderindicatoren op die toelaten de integratie van de genderdimensie in het implementeren van zijn of haar beleidslijnen te meten;
  4° zorgt hij of zij, in het kader van de procedures voor de toekenning van overheidsopdrachten en de toekenning van subsidies, voor het in aanmerking nemen van de genderdimensie.
  ----------
  (1)<DFG 2018-02-22/11, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2018>

Art.5. Elke minister zorgt, op de gebieden waarvoor hij of zij bevoegd is, ervoor dat de statistieken die door de diensten van de Regering en de instellingen van openbaar nut voortgebracht, ingewonnen en besteld worden in hun actiegebied per seks geventileerd worden en dat de genderindicatoren vastgesteld worden.

Art.6. De Regering bepaalt de nadere regels voor de toepassing van artikel 4, inzonderheid het model van het verslag over de evaluatie van de impact, "gendertest" genoemd.

HOOFDSTUK IV. - Integratie van de genderdimensie in het begrotingsproces
Art.7. De kredieten met betrekking tot de acties ertoe strekkend de gelijkheid tussen mannen en vrouwen te verwezenlijken, worden per ministerieel departement, administratieve dienst met autonome boekhouding, instellingen van openbaar nut en autonome overheidsbedrijven die onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap ressorteren, in een gendernota geïdentificeerd, die bij elk ontwerpdecreet houdende de algemene uitgavenbegroting gevoegd wordt.
  De Regering bepaalt een methode waarbij de genderdimensie in het geheel van de budgettaire cyclus wordt geïntegreerd.

HOOFDSTUK IVbis. [1 Alter Egales" Collectieven die zich inzetten voor de rechten van de vrouw in het beleid van de Franse Gemeenschap ]1   ----------   (1)
Art.7bis.[1 De Regering erkent, voor een periode van vijf jaar, minstens vijf "Alter Egales"-collectieven die zich inzetten voor de rechten van de vrouw in het beleid van de Franse Gemeenschap, hierna "Collectieven" genoemd ]1.
  ----------
  (1)<DFG 2023-03-30/28, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.7ter.[1 § 1. Om erkend te worden moet een collectief aan de volgende voorwaarden voldoen:
   1° het collectief heeft een project:
   a) in het kader van het volgende beleid:
   a. cultuurbeleid, met inbegrip van mediabeleid;
   b. basis- en secundair onderwijs;
   c. kinder- en jeugdbeleid;
   d. justitiehuizen en hulpverlening aan de jeugd;
   e. hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
   f. sport;
   b) in het kader van de strategische doelstellingen die zijn vastgesteld door het in artikel 3 bedoelde plan, met uitzondering van de strategische doelstellingen en maatregelen in verband met de thema's bedoeld in artikel 8 van het decreet van 3 mei 2019 betreffende de bestrijding van geweld tegenover vrouwen;
   2° het collectief bestaat uit ten minste drie leden;
   3° elk lid van het collectief is sinds ten minste één jaar samengesteld als vereniging of stichting in de zin van de artikelen 1:2 en 1:3 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;
   4° elk lid van het collectief is sinds ten minste één jaar actief in activiteiten ter bevordering van de rechten van de vrouw in het bevoegdheidsgebied van de Franse Gemeenschap bedoeld in punt 1°, a), waarin het project valt, of ten minste één lid van het collectief is sinds ten minste drie jaar actief;
   5° elk lid van het collectief ontwikkelt zijn acties op het grondgebied van het Franse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;
   6° het team dat verantwoordelijk is voor het project bevat ten minste één persoon die deskundig is op het gebied van gendergelijkheid gedurende ten minste drie jaar vanaf de datum van de kandidaatstelling van het collectief;
   7° het collectief heeft zijn kandidatuur ingediend in de vorm en binnen de termijn die in de oproep tot kandidaatstelling zijn vermeld.
   § 2. De projecten worden geselecteerd op basis van de in de oproep tot het indienen van kandidaatstellingen vermelde criteria. Deze criteria kunnen betrekking hebben op:
   1° de geschiktheid van het project met betrekking tot de in de oproep tot het indienen van kandidaatstellingen genoemde thema's;
   2° de relevantie van het project voor de doelstellingen van het in artikel 3 bedoelde plan;
   3° de complementariteit van de leden van het collectief en de meerwaarde van hun partnerschap, met inbegrip van het mentorschap;
   4° de omvang en de diversiteit van het publiek alsook de geografische dekking van het project;
   5° de duidelijkheid, samenhang en geloofwaardigheid van het gepresenteerde project, in termen van organisatie, begrotingsramingen en indicatoren aan de hand waarvan de reikwijdte en de doeltreffendheid van de ontwikkelde acties kunnen worden beoordeeld;
   6° de toereikendheid van het gevraagde bedrag in verhouding tot de geprogrammeerde activiteiten;
   7° de toegevoegde waarde van de erkenning ten opzichte van de financiële steun waarover het collectief en zijn leden reeds beschikken.
   § 3. De erkenningsprocedure omvat de volgende stappen:
   1° de lancering van een oproep tot kandidaatstelling, opgesteld door de Directie Gelijke Kansen op basis van de strategische doelstellingen bepaald in het plan bedoeld in artikel 3, en ter goedkeuring voorgelegd aan de Regering;
   2° de bekendmaking van de oproep tot kandidaatstelling op de website van de Regeringsdiensten;
   3° een analyse, door de Directie Gelijke Kansen, van de ontvankelijkheid van de kandidaatstellingen, de geschiktheid van de erkenning in het licht van de criteria van de oproep tot het indienen van kandidaatstellingen en het toe te kennen bedrag in verhouding tot de kosten van de geplande activiteiten. De Adviesraad voor de rechten van de vrouw brengt over deze analyse advies uit;
   4° het horen van de kandidaten door de Directie Gelijke Kansen of door de Raad, indien deze dit nodig acht.
   De procedure voor erkenning, vroegtijdige beëindiging van de erkenning en schorsing of beëindiging van de financiering kan door de Regering worden vastgesteld. Een beslissing tot erkenning kan niet worden geschorst, gewijzigd of nietig verklaard worden zonder voorafgaand advies van de Raad.
   § 4. Binnen twaalf maanden na de aanneming van het in artikel 3 bedoelde plan worden ten minste drie collectieven erkend. Indien binnen deze termijn geen vijf collectieven zijn erkend, wordt een nieuwe oproep tot kandidaatstelling gelanceerd, waarbij ernaar wordt gestreefd binnen twaalf maanden na de tussentijdse evaluatie bedoeld in artikel 10 van dit decreet ten minste één nieuw collectief te erkennen, zodat na afloop van deze twee oproepen tot kandidaatstelling in totaal ten minste vijf collectieven zijn erkend.
   De Regering ziet erop toe dat elk van de in paragraaf 1, 1°, a), bedoelde beleidsmaatregelen van de Franse Gemeenschap wordt belegd door ten minste één collectief als bedoeld in artikel 7bis of artikel 8 van het decreet van 3 mei 2019 betreffende de bestrijding van geweld tegenover vrouwen ]1.
  ----------
  (1)<DFG 2023-03-30/28, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.7quater. [1 Voor de financiering van het project van elk collectief bedoeld in artikel 7bis wordt een minimumbedrag van 100.000 euro uitgetrokken. Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd op basis van het in het voorgaande jaar vastgestelde bedrag, vermenigvuldigd met de verhouding tussen het gezondheidsindexcijfer van de maand januari van het betrokken jaar en dat van januari van het voorgaande jaar.
   § 2. De subsidie dekt de uitgaven voor de uitvoering van het project, inzonderheid:
   1° uitgaven ter dekking van personeelskosten, mits deze strikt verband houden met de ontwikkeling van het gesubsidieerde project;
   2° uitgaven ter dekking van exploitatiekosten die uitsluitend verband houden met de ontwikkeling van het project, met uitzondering van de gebruikelijke en structurele kosten van de aanvrager;
   3° de kosten van publicatie, productie, bekendmaking, documentatie, aankoop van klein materiaal en dienstreizen die uitsluitend verband houden met de ontwikkeling van het project. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2023-03-30/28, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


HOOFDSTUK V. - Follow-up en sturing
Art.8.[1 - 1. Er wordt een Adviesraad voor de rechten van de vrouw opgericht, hierna te noemen "de Raad".
   § 2 De Raad heeft de volgende opdrachten:
   1° advies uitbrengen over het in artikel 3 bedoelde ontwerp-plan "Vrouwenrechten";
   2° advies uitbrengen over de tussentijdse en eindevaluatieverslagen van het in artikel 10 bedoelde plan "Vrouwenrechten";
   3° op eigen initiatief, op verzoek van een andere adviesraad, de Regering of het Parlement, adviezen en aanbevelingen formuleren over het beleid inzake Vrouwenrechten, inzonderheid voorontwerpen of voorstellen van decreten, ontwerpbesluiten en de evaluatie van bestaande decreetkaders en hun toepassing;
   4° de inhoud ontwikkelen van de plenaire vergaderingen "Alter Egales", waar de feministische sector wordt uitgenodigd om bij te dragen tot de werkzaamheden van de Raad;
   5° zes maanden voor de aanvang van het voorzitterschap van de Interministeriële Conferentie over de rechten van de vrouw door de Franse Gemeenschap, een advies over de te behandelen thema's vaststellen en indienen;
   6° een met redenen omkleed advies uitbrengen aan de Regering over de beslissingen om de collectieven bedoeld in artikel 7bis van dit decreet en in artikel 8 van het decreet van 3 mei 2019 betreffende de bestrijding van geweld tegenover vrouwen al dan niet te erkennen;
   7° wat betreft de bestrijding van geweld tegenover vrouwen, voorstellen opstellen die in het in artikel 3 bedoelde plan moeten worden opgenomen.
   § 3. De Adviesraad voor de rechten van de vrouw is als volgt samengesteld:
   1° tien leden van het middenveld uit de volgende gebieden:
   - de deconstructie van genderstereotypen;
   - werk-privé balans;
   - de evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in alle sectoren die onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap vallen en op alle niveaus in besluitvormingsorganen en verantwoordelijke ambten;
   - de strijd tegen seksisme en discriminatie;
   - de strijd tegen gendergerelateerde en seksuele intimidatie en de strijd tegen cyberpesten;
   - de strijd tegen huiselijk geweld, inzonderheid het probleem van kinderen die aan dergelijk geweld worden blootgesteld;
   - de strijd tegen seksueel geweld;
   - de strijd tegen genitale verminking van vrouwen, gedwongen huwelijken of eergerelateerd geweld;
   2° drie leden uit de academische wereld op de volgende gebieden:
   - genderbeleid;
   - de strijd tegen discriminatie;
   - evaluatie, vooruitziendheid en statistieken;
   3° één "gelijkheid-diversiteit"-referent uit de volgende Regeringsdiensten:
   - de Algemene Administratie Cultuur;
   - de Algemene Onderwijsadministratie;
   - de Algemene Administratie Hulpverlening aan de Jeugd;
   - de Algemene Sportadministratie;
   - de Algemene Administratie Justitiehuizen;
   - het secretariaat-generaal - Directie Ambtenarenzaken en Human Resource.
   4° een "gelijkheid-diversiteit"-referent uit de volgende organisaties:
   - de Hoge Raad voor de audiovisuele sector;
   - O.N.E.;
   - de Academie voor Onderzoek en Hoger Onderwijs (ARES).
   De Raad kan op eigen initiatief of op hun verzoek iedere natuurlijke of rechtspersoon die hem bij de uitvoering van zijn opdrachten van dienst kan zijn, horen en bij zijn werkzaamheden uitnodigen.
   § 4. De Raad benoemt uit zijn midden een voorzitter en een ondervoorzitter voor een periode van vijf jaar.
   § 5. De Regering benoemt de leden van de Raad en hun plaatsvervangers voor een termijn van vijf jaar, die eenmaal kan worden verlengd.
   De plaatsvervanger heeft zitting bij afwezigheid van het werkend lid en maakt het mandaat van het werkend lid af indien dit aftreedt.
   De leden bedoeld in paragraaf 3, derde lid, 1° en 2°, worden benoemd na een openbare sollicitatieoproep. Zij moeten hun deskundigheid en ervaring op de in paragraaf 3, derde lid, 1° en 2°, bedoelde gebieden alsmede hun motivatie om zitting te nemen in de Adviesraad voor de rechten van de vrouw met redenen omkleden. De leden zetelen in eigen naam.
   Niemand mag lid zijn van de Adviesraad voor de rechten van de vrouw indien hij of zij door verscheidene aanwijzingen duidelijk blijk geeft van vijandigheid jegens de democratische beginselen zoals die zijn vastgelegd in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en de bijhorende protocollen, de Grondwet en de wetten en decreten betreffende de bestrijding van discriminatie, of indien hij of zij behoort tot een orgaan dat door verscheidene aanwijzingen duidelijk blijk geeft van vijandigheid jegens deze beginselen.
   Eenzelfde organisatie mag slechts één lid in de Raad hebben.
   § 6. De leden van de Raad bedoeld in paragraaf 3, 1° tot 2°, ontvangen een presentiegeld of een leesvergoeding.
   Het presentiegeld is vastgesteld op 40 euro voor een werkvergadering van een halve dag. Voor werkvergaderingen van de Raad waarvoor een vooraf door de voorzitter gevraagde inhoudelijke bijdrage nodig is, wordt een leesvergoeding van 210 euro per werkelijke aanwezigheid toegekend. De voorzitter stelt de betrokken leden ervan in kennis dat voor de gevraagde bijdrage een vergoeding wordt toegekend. Deze vergoeding bedraagt ten hoogste 840 euro per jaar.
   De bedragen van het presentiegeld en de leesvergoeding, alsmede het maximum daarvan, worden jaarlijks geïndexeerd op basis van het in het voorgaande jaar vastgestelde bedrag, vermenigvuldigd met de verhouding tussen het gezondheidsindexcijfer van de maand januari van het betrokken jaar en dat van januari van het voorgaande jaar.
   De leden van de Raad bedoeld in paragraaf 3, 1° tot 3°, genieten een reiskostenvergoeding tussen hun woonplaats en de vergaderplaats. Deze vergoeding wordt toegekend overeenkomstig de geldende regeling voor de personeelsleden van rang 12 van het Ministerie van de Franse Gemeenschap. Het maximumbedrag van de vergoeding komt overeen met de kosten van een treinkaartje tweede klasse.
   § 7. De Raad kan uit zijn midden, onder voorzitterschap van een van zijn leden, tijdelijke gespecialiseerde commissies en subcommissies instellen, waarvan hij de opdrachten en de samenstelling bepaalt.
   De Raad neemt een huishoudelijk reglement aan waarin zijn werking wordt geregeld, de procedures voor het bepalen van de adviezen, de voorwaarden voor de eventuele instelling van commissies en subcommissies en de procedures voor de beraadslagingen in het kader van de beslissingen over het al dan niet erkennen van collectieven worden vastgesteld om mogelijke belangenconflicten te voorkomen.
   Dit reglement en alle latere wijzigingen zijn bindend vanaf de goedkeuring ervan door de Regering.
   De Regering beslist binnen dertig dagen na de voorlegging. Indien binnen deze termijn geen beslissing is meegedeeld, worden het reglement of de wijzigingen ervan geacht te zijn goedgekeurd en in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
   De Raad komt ten minste vier keer per jaar bijeen.
   Het secretariaat van de Raad wordt waargenomen door de Directie Gelijke Kansen ]1.
  ----------
  (1)<DFG 2023-03-30/28, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.8bis. [1 § 1. Er wordt een stuurgroep voor het plan "Vrouwenrechten" opgericht, die belast is met de coördinatie en de evaluatie van de uitvoering van het in artikel 3 bedoelde plan, met inbegrip van het beleid ter bestrijding van geweld tegenover vrouwen.
   § 2. De stuurgroep is als volgt samengesteld:
   1° een vertegenwoordiger van elk lid van de Regering;
   2° acht vertegenwoordigers van de Regeringsdiensten;
   3° een vertegenwoordiger van elk van de volgende organisaties:
   - de Hoge Raad voor de audiovisuele sector;
   - O.N.E.;
   - de Academie voor Onderzoek en Hoger Onderwijs (ARES).
   § 3. De opdrachten van de stuurgroep omvatten het volgende:
   1° jaarlijks een verslag aannemen over de uitvoering van de maatregelen betreffende Vrouwenrechten die in het in artikel 3 bedoelde plan zijn opgenomen;
   2° op basis van het ontwerpverslag van de Directie Gelijke Kansen bedoeld in artikel 9, tweede paragraaf, 3°, het tussentijds evaluatieverslag en het definitief evaluatieverslag opstellen voor overzending aan de Regering en het Parlement overeenkomstig artikel 10.
   § 4. De stuurgroep wordt gezamenlijk voorgezeten door een vertegenwoordiger van de minister voor Vrouwenrechten en een vertegenwoordiger van de Regeringsdiensten.
   Hij komt minstens één keer per jaar bijeen.
   Het secretariaat ervan wordt verzorgd door de Directie Gelijke Kansen .]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DFG 2023-03-30/28, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art.9.De diensten van de Regering worden belast met de begeleiding van en de steun aan het integratieproces van de genderdimensie in de beleidslijnen, maatregelen of openbare acties.
  [1 § 2. Voor de uitvoering van dit decreet is de Directie Gelijke Kansen, binnen het Secretariaat-Generaal - Algemene Directie Coördinatie en Ondersteuning, inzonderheid belast met de volgende opdrachten:
   1° over een periode van vijf jaar ten minste drie plenaire vergaderingen "Alter Egales" organiseren, waarvan één binnen zes maanden na de instelling van de Regering, waarop de feministische sector wordt uitgenodigd om bij te dragen tot de werkzaamheden van de Raad bedoeld in artikel 8, § 1, inzonderheid tot het advies bedoeld in artikel 8, § 2, 1° en 2°, alsmede tot de aanbevelingen bedoeld in artikel 8, § 2, 3° ;
   2° bij het begin van de legislatuur de opstelling van het in artikel 3 bedoelde ontwerpplan coördineren. Dit ontwerp houdt rekening met de maatregelen en acties waarin de communautaire beleidsverklaring voorziet, met de evaluatieverslagen bedoeld in artikel 10 en met de adviezen en aanbevelingen van de Adviesraad voor de rechten van de vrouw bedoeld in artikel 8, § 2;
   3° een ontwerp opstellen van de tussentijdse en eindevaluatieverslagen die aan de Regering en het Parlement moeten worden toegezonden, bedoeld in artikel 10;
   4° de Regering bijstaan in haar werkzaamheden en toezicht, met inbegrip van het budgettaire toezicht, op de uitvoering van de maatregelen van het in artikel 3 bedoelde plan;
   5° de toegankelijkheid van informatie, studies en onderwijsinstrumenten in verband met de rechten van de vrouw waarborgen, zowel voor beroepsbeoefenaars als voor het grote publiek;
   6° ervoor zorgen dat de opleiding over de in dit decreet bedoelde thema's, inzonderheid de beleidsmaatregelen bedoeld in artikel 2, 2° en 3°, wordt verstrekt aan het personeel van het Ministerie van de Franse Gemeenschap, de instellingen van openbaar nut die afhangen van de Franse Gemeenschap en de betrokken actoren;
   7° het laten uitvoeren of verrichten van onderzoek ter ondersteuning van het in dit decreet bedoelde beleid, inzonderheid het in artikel 3 bedoelde plan;
   8° het secretariaat van de in artikel 8 bedoelde Raad en van de in artikel 8bis bedoelde stuurgroep verzorgen.]1
  ----------
  (1)<DFG 2023-03-30/28, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.10.[1 Het tussenevaluatieverslag en het eindevaluatieverslag[2 ...]2hebben betrekking op de opvolging van de maatregelen en de beleidslijnen uitgevoerd door de Regering. Die verslagen vermelden:
   - de vorderingen in het verwezenlijken van de doelstellingen;
   - de statistieken per actiegebied, verdeeld per geslacht, opgesteld overeenkomstig artikel 5;
   - een analyse van de verschillen en problemen die blijven bestaan;
   - voorstellen van nieuwe beleidslijnen en maatregelen om de vastgestelde ongelijkheden te vermijden of weg te werken.
   De Regering bepaalt het model van verslag. ]1
  [2 De uitvoering van het in artikel 3 bedoelde plan wordt onderworpen aan een tussentijdse en een eindevaluatie.]2
  ----------
  (1)<DFG 2020-04-27/07, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-03-2020>
  (2)<DFG 2023-03-30/28, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.11. Het decreet van 28 januari 2005 houdende wijziging van het decreet van 19 december 2002 tot wijziging van het decreet van 19 december 2002 houdende de opvolging van de resoluties van de conferentie van de Verenigde Naties over de Vrouwen te Peking, wordt opgeheven.

Art. 12. Dit decreet treedt in werking, ten laatste, op 1 januari 2017.
  De Regering kan een datum van inwerkingtreding bepalen die voorafgaat aan deze vermeld in het eerste lid voor elk van de bepalingen.