31 MEI 2016. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor ambtenaren om overeenkomstig artikel XV.8 van het Wetboek van economisch recht, te worden bekleed met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie
Art. 1-5
Artikel 1. § 1. Om in toepassing van artikel XV.8, § 1, eerste lid, van het Wetboek van economisch recht, te worden bekleed met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, voldoen de ambtenaren aan de volgende voorwaarden:
1° ten minste twee jaar relevante ervaring inzake het opsporen en vaststellen van misdrijven kunnen aantonen;
2° voldoende kennis van het strafrecht en het strafprocesrecht kunnen aantonen;
3° geen politiek mandaat bekleden;
4° minstens de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" hebben, zoals bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 24 september 2013 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt;
5° niet veroordeeld geweest zijn, zelfs niet met uitstel, tot een correctionele of criminele straf bestaande uit een boete, een werkstraf of gevangenisstraf, behoudens veroordelingen wegens inbreuken op de wetgeving betreffende de politie over het wegverkeer.
§ 2. De ambtenaren die in aanmerking wensen te komen om bekleed te worden met de in paragraaf 1 bedoelde hoedanigheid, stellen een dossier samen waarin zij aantonen dat ze voldoen aan de voorwaarden bedoeld in paragraaf 1, 1° en 2°.
Art.2. Het bekleden met de in artikel 1, § 1, bedoelde hoedanigheid gebeurt op voordracht van de Directeur-generaal van de betrokken algemene directie, die zijn beslissing steunt op het belang van de dienst en motiveert op basis van organisatorische en operationele redenen.
Hij maakt een lijst op van de ambtenaren die voldoen aan de criteria. De voordracht gebeurt in volgorde van deze lijst.
Art.3. De eventuele toegekende machtigingen tot cumulatie, zoals bedoeld in artikel 12 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, dienen opnieuw beoordeeld te worden op het ogenblik dat een ambtenaar bekleed wordt met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings.
Art.4. De ambtenaren, bekleed met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, verliezen van rechtswege deze hoedanigheid indien niet meer is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in artikel 1, § 1.
Art. 5. De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.