1 DECEMBER 2016. - Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en de faillissementswet van 8 augustus 1997 met het oog op de invoering van het Centraal Register Solvabiliteit(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-01-2017 en tekstbijwerking tot 30-12-2016)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van artikel 495 van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 2
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de faillissementswet van 8 augustus 1997
Art. 3-22
HOOFDSTUK 4. - Overgangsbepaling
Art. 23
HOOFDSTUK 5. - Inwerkingtreding
Art. 24
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. - Wijziging van artikel 495 van het Gerechtelijk Wetboek
Art.2. Artikel 495 van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 4 juli 2001 en gewijzigd bij de wet van 21 november 2016 betreffende bepaalde rechten van personen die worden verhoord, wordt aangevuld met een lid, luidende :
"Indien de wet bepaalt dat de Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone gezamenlijk handelen, dan stellen zij daartoe zelf de nadere regels vast.".
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de faillissementswet van 8 augustus 1997
Art.3. In artikel 4 van de faillissementswet van 8 augustus 1997 wordt vóór het eerste lid een lid toegevoegd, luidende :
"Onverminderd de gevolgen die het Gerechtelijk Wetboek toekent aan betekeningen, beginnen de termijnen te lopen telkens deze wet bepaalt dat gegevens of stukken worden opgenomen in het in artikel 5/1 bedoelde register vanaf de dag volgend op die van de opneming.".
Art.4. Artikel 5 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
"Art. 5. De kennisgevingen die de griffier doet krachtens deze wet geschieden bij gerechtsbrief of door de verzending van een elektronische akte.
De in deze wet bepaalde mededelingen aan en neerleggingen bij de curators, de rechter-commissarissen, de griffiers, het openbaar ministerie en de parketsecretariaten gedaan door de curators en de rechter-commissarissen, de griffiers, het openbaar ministerie en de parketsecretariaten, gebeuren via het in artikel 5/1 bedoelde register.".
Art.5. In titel I van dezelfde wet wordt een artikel 5/1 ingevoegd, luidende :
"Art. 5/1. Het Centraal Register Solvabiliteit, hierna "register" genoemd, is de geïnformatiseerde gegevensbank waarin het faillissementsdossier wordt opgenomen en bewaard.
Het register bevat alle gegevens en stukken betreffende de faillissementsprocedure.
Het register geldt als authentieke bron voor alle akten en gegevens die erin zijn opgenomen.".
Art.6. In dezelfde titel I wordt een artikel 5/2 ingevoegd, luidende :
"Art. 5/2. § 1. De Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone, bedoeld in artikel 488 van het Gerechtelijk Wetboek, hierna "de beheerder" genoemd, staan gezamenlijk in voor de inrichting en het beheer van het register.
De beheerder wordt met betrekking tot het register beschouwd als de verantwoordelijke voor de verwerking in de zin van artikel 1, § 4, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
De bewaartermijn van de in artikel 5/1 bedoelde gegevens bedraagt 30 jaar, te rekenen vanaf het vonnis van sluiting van het faillissement. Na afloop van de termijn worden de gegevens naar het Rijksarchief overgebracht.
§ 2. De beheerder stelt een aangestelde voor de gegevensbescherming aan.
Deze is meer bepaald belast met :
1. het verstrekken van deskundige adviezen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de beveiliging van persoonsgegevens en informatie en inzake hun verwerking;
2. het informeren en adviseren van de beheerder die de persoonsgegevens behandelt over zijn verplichtingen krachtens deze wet en het algemeen kader van de bescherming van de gegevens en de persoonlijke levenssfeer;
3. het opstellen, het toepassen, het bijwerken en het controleren van een beleid inzake de beveiliging en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
4. het functioneren als contactpunt voor de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
5. de uitvoering van de andere opdrachten inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging die door de Koning worden bepaald, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Bij het uitoefenen van zijn opdrachten handelt de aangestelde voor de gegevensbescherming volledig onafhankelijk en brengt rechtstreeks verslag uit aan de beheerder.
De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beheerder, de nadere regels volgens welke de aangestelde voor de gegevensbescherming zijn opdrachten uitvoert.".
Art.7. In dezelfde titel I wordt een artikel 5/3 ingevoegd, luidende :
"Art. 5/3. § 1. In de vervulling van hun wettelijke opdracht hebben de magistraten, de griffiers, het openbaar ministerie, de parketsecretarissen, de curators, de rechter-commissarissen, alsook de gefailleerden, de schuldeisers, de derden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, en de beheerder toegang tot de voor hen relevante, in artikel 5/1 bedoelde gegevens. De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de nadere regels van toegang tot het register.
De Koning kan, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, andere categorieën van personen de toestemming geven om die gegevens te raadplegen onder de voorwaarden die Hij bepaalt.
§ 2. Het is de beheerder verboden om de in artikel 5/1, tweede lid, bedoelde gegevens te verstrekken aan andere dan de in paragraaf 1 bedoelde personen.
Hij die in welke hoedanigheid ook deelneemt aan de verzameling, de verwerking of de mededeling van de in artikel 5/1, tweede lid, bedoelde gegevens of kennis heeft van die gegevens, moet het vertrouwelijke karakter ervan in acht nemen.
§ 3. Artikel 458 van het Strafwetboek is op hen van toepassing.".
Art.8. In dezelfde titel I wordt een artikel 5/4 ingevoegd, luidende :
"Art. 5/4. De beheerder staat in voor de controle op de werking en het gebruik van het register.
Overeenkomstig de artikelen 9 tot 12 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, stelt de beheerder, op de door de Koning, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bepaalde wijze, iedere belanghebbende partij in kennis van :
1° de in artikel 5/1, tweede lid, bedoelde gegevens die haar betreffen;
2° de categorieën van personen die toegang hebben tot de in de bepaling onder 1° bedoelde gegevens;
3° de bewaartermijn van de in de bepaling onder 1° bedoelde gegevens;
4° de in artikel 5/2, § 1, tweede lid, bedoelde verantwoordelijke voor de verwerking;
5° de wijze waarop zij inzage kan verkrijgen van de in de bepaling onder 1° bedoelde gegevens.".
Art.9. In dezelfde titel I wordt een artikel 5/5 ingevoegd, luidende :
"Art. 5/5. De Koning bepaalt, na het advies te hebben ingewonnen van de beheerder en de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer :
1° de vorm en de nadere regels van de opname van gegevens in het register;
2° de nadere regels inzake de toegang tot het register;
3° de nadere regels voor de inrichting en werking van het register, en de gegevens van het register.
Met betrekking tot de gefailleerde, de schuldeisers, de curators en de rechters-commissarissen worden de volgende categorieën van persoonsgegevens in het register verwerkt :
1° de identificatiegegevens, zijnde de gegevens die het mogelijk maken om de gefailleerde, de schuldeisers, de curators en de rechters-commissarissen op unieke wijze te identificeren, onder meer :
- de naam en voornamen van de natuurlijke persoon, of de naam van de rechtspersoon;
- de nationaliteit;
- het beroep;
- de unieke identificatienummers, met name het identificatienummer van het Rijksregister van natuurlijke personen, en het identificatienummer van de Kruispuntbank van ondernemingen;
- het adres van inschrijving in het bevolkingsregister, en het adres van de maatschappelijke zetel;
2° gerechtelijke gegevens, zijnde de gegevens in verband met het faillissementsdossier, onder meer :
- de rechtbank waarbij de procedure hangende is;
- het bedrag van de aangegeven schuldvordering;
- de naam en hoedanigheid van de partij in de procedure.".
Art.10.In dezelfde titel I wordt een artikel 5/6 ingevoegd, luidende :
"Art. 5/6. § 1. Teneinde de kosten te dekken die veroorzaakt worden door [1 de inrichting]1 het beheer van het register geven het neerleggen van schuldvorderingen door de schuldeisers, de inzage van het faillissementsdossier via het register en het beheer van het faillissementsdossier middels het register aanleiding tot de inning van een retributie waarvan de Koning het bedrag, de voorwaarden en de nadere regels van inning bepaalt.
§ 2. De retributies worden aan de beheerder betaald en door hem geïnd.
§ 3. Het bedrag van de retributies bedoeld in paragraaf 1 varieert naargelang de hoedanigheid van de partij die gebruik maakt van het register, de wijze van neerlegging en de hoegrootheid van het actief van de boedel.
Dit bedrag wordt op 1 januari van ieder jaar aan de hand van de volgende formule van rechtswege aangepast aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen : het nieuwe bedrag is gelijk aan het basisbedrag vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het beginindexcijfer.
Het beginindexcijfer is dat van de maand december van het jaar gedurende hetwelk het bedrag van de retributie is vastgesteld. Het nieuwe indexcijfer is dat van de maand december van het jaar voorafgaand aan de eerste januari van het jaar gedurende hetwelk de aanpassing plaatsvindt.
Het resultaat wordt op een eenheid naar boven afgerond.".
§ 4. De overheidsinstellingen die in het kader van hun opdracht gebruikmaken van het register, zijn niet gehouden tot de betaling van de retributies bedoeld in dit artikel.".
----------
(1)<W 2016-12-25/14, art. 171, 002; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
Art.11. In artikel 11 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 december 2005, worden de woorden "ter griffie" telkens vervangen door de woorden "in het register".
Art.12. In artikel 33, derde lid, van dezelfde wet wordt het woord "overhandigen" vervangen door het woord "neerleggen".
Art.13. In artikel 34, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 4 september 2002 en 7 april 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "overhandigen de curators aan de rechter-commissaris een omstandig verslag betreffende de toestand van het faillissement" vervangen door de woorden "delen de curators aan de rechter-commissaris een omstandig verslag betreffende de toestand van het faillissement mee";
2° het derde lid wordt vervangen als volgt :
"Elk verslag wordt bij het faillissementsdossier gevoegd.".
Art.14. In artikel 38, tweede lid, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 december 2009, wordt het vijfde punt aangevuld met de woorden "in het register".
Art.15. In artikel 39 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de inleidende zin van paragraaf 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt :
"Voor elk faillissement wordt in het register een dossier gehouden waarin opgenomen zijn :";
2° in paragraaf 1, eerste lid, 7°, worden de woorden "door de curators opgemaakte" opgeheven;
3° het tweede lid van paragraaf 1 wordt vervangen als volgt :
"Elke belanghebbende kan inzage nemen van het dossier bedoeld in dit artikel via het register. De personen bedoeld in artikel 62, derde lid, kunnen inzage nemen van het dossier via de curator.";
4° paragraaf 2 wordt opgeheven.
Art.16. In artikel 43 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 4 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "ter griffie van de rechtbank neergelegd om te worden" opgeheven;
2° in het vierde lid worden de woorden "die ter griffie van de rechtbank wordt neergelegd "vervangen door de woorden "neergelegd in het register".
Art.17. In artikel 60 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "te overhandigen" vervangen door de woorden "mee te delen";
2° het tweede lid wordt vervangen als volgt :
"De rechter-commissaris deelt de memorie, met zijn aanmerkingen, dadelijk mee aan de procureur des Konings. Indien de memorie hem niet is meegedeeld binnen de voorgeschreven termijn, geeft de rechtercommissaris daarvan kennis aan de procureur des Konings en hij deelt hem de door de curator opgegeven oorzaken van de vertraging mee.".
Art.18.In artikel 62 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 december 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) in het eerste lid worden de woorden "ter griffie van de rechtbank van koophandel" vervangen door de woorden "in het register" en worden de woorden "Op verzoek levert de griffier" vervangen door de woorden "Het register levert";
b) het artikel wordt aangevuld met drie leden, luidende :
"De verplichting tot neerlegging van stukken in het register geldt niet, voor zover zij niet worden vertegenwoordigd door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, voor :
1° natuurlijke personen;
2° rechtspersonen die in het buitenland zijn gevestigd.
De partij die niet verplicht is tot en geen gebruik maakt van neerlegging langs elektronische weg legt de stukken bedoeld in het eerste lid [1 aangetekend of tegen ontvangstbewijs op het kantooradres van de curator zoals in het vonnis aangegeven neer]1.
De curator levert een ontvangstbewijs af, converteert de ontvangen stukken in elektronische vorm, verklaart ze gelijkvormig en laadt ze op in het register.
De Koning kan de vorm bepalen waarin de aangifte moet worden gedaan.".
----------
(1)<W 2016-12-25/14, art. 172, 002; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
Art.19. In artikel 63, eerste lid, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "het beroep" worden vervangen door de woorden "in voorkomend geval het ondernemingsnummer";
2° de woorden "de identiteit, de voornaamste handelsactiviteit" worden vervangen door de woorden "de naam, het ondernemingsnummer".
Art.20. In artikel 67 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 6 december 2005, worden de woorden "op de griffie neer te leggen" opgeheven.
Art.21. In artikel 68 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 oktober 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "ter griffie" worden telkens opgeheven;
2° in het vierde lid worden de woorden "of via elektronische wijze" ingevoegd tussen de woorden "schriftelijk" en de woorden "op de hoogte".
Art.22. In artikel 71 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de inleidende zin wordt vervangen als volgt : "De curator stelt voor elk faillissement een tabel op die voor elke aangegeven schuldvordering de volgende vermeldingen bevat :";
2° het artikel, waarvan de bestaande tekst het eerste lid zal vormen, wordt aangevuld met een lid, luidende : "De tabel wordt bij het faillissementsdossier gevoegd en bijgewerkt door de curator.".
HOOFDSTUK 4. - Overgangsbepaling
Art.23.[1 De stukken van een faillissementsdossier die op het ogenblik van inwerkingtreding van deze wet in papieren vorm ter griffie worden gehouden, worden geacht deel uit te maken van het faillissementsdossier. Zij hoeven niet te worden opgeladen in het register en zijn raadpleegbaar ter griffie.]1
----------
(1)<W 2016-12-25/14, art. 173, 002; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
HOOFDSTUK 5. - Inwerkingtreding
Art. 24.Deze wet treedt in werking op [1 1 april 2017]1.
De Koning kan voor iedere bepaling ervan een datum van inwerkingtreding bepalen voorafgaand aan de datum vermeld in het eerste lid.
----------
(1)<W 2016-12-25/14, art. 174, 002; Inwerkingtreding : 30-12-2016>