1 JUNI 2016. - Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Art. 1-8
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art.2. Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging en van richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking).
Art.3. In artikel 1/1, § 2, 4°, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, ingevoegd bij de wet van 19 december 2014, worden de woorden "en door de gezinsleden van de begunstigden van de subsidiaire beschermingsstatus" opgeheven.
Art.4. In artikel 10, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 8 juli 2011 en gewijzigd bij de wetten van 19 maart 2014 en 4 mei 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in de bepaling onder 4°, tweede zin, worden de woorden "of indien het familieleden betreft van een vreemdeling die erkend is als vluchteling of die de subsidiaire bescherming geniet" opgeheven en wordt deze zin aangevuld met de volgende zin :
"Deze voorwaarden met betrekking tot de aard van het verblijf en de duur van het verblijf zijn niet van toepassing indien het familieleden betreft van een vreemdeling die overeenkomstig artikel 49, § 1, tweede of derde lid, of artikel 49/2, §§ 2 of 3, als begunstigde van een internationale beschermingsstatus tot een verblijf in het Rijk is toegelaten :";
2° in de bepaling onder 5° wordt het eerste lid aangevuld met een zin, luidend als volgt :
"Deze voorwaarden met betrekking tot de aard van het verblijf en de duur van het verblijf zijn niet van toepassing indien het familieleden betreft van een vreemdeling die overeenkomstig artikel 49, § 1, tweede of derde lid, of artikel 49/2, §§ 2 of 3, als begunstigde van een internationale beschermingsstatus tot een verblijf in het Rijk is toegelaten.";
3° de bepaling onder 6° wordt aangevuld met een zin, luidend als volgt :
"Die voorwaarde met betrekking tot de aard van het verblijf is niet van toepassing indien het een alleenstaand gehandicapt kind dat ouder is dan achttien jaar betreft van een vreemdeling die overeenkomstig artikel 49, § 1, tweede of derde lid, of artikel 49/2, §§ 2 of 3, als begunstigde van een internationale beschermingsstatus tot een verblijf in het Rijk is toegelaten;".
Art.5. Artikel 11 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 8 juli 2011 en gewijzigd bij de wet van 4 mei 2016, wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidend als volgt :
" § 3. De minister of zijn gemachtigde kan in één van de volgende gevallen beslissen dat de vreemdeling die op grond van artikel 49, § 1, tweede lid, of artikel 49/2, § 2, als begunstigde van een internationale beschermingsstatus tot een verblijf van beperkte duur in het Rijk werd toegelaten, niet meer het recht heeft om in het Rijk te verblijven en hem een bevel geven om het grondgebied te verlaten :
1° wanneer de internationale beschermingsstatus door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen werd opgeheven overeenkomstig de artikelen 55/3 of 55/5. De minister of zijn gemachtigde houdt hierbij rekening met de mate van verankering van de vreemdeling in de samenleving;
2° wanneer de internationale beschermingsstatus door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen werd ingetrokken overeenkomstig de artikelen 55/3/1, § 1, of 55/5/1, § 1.
De minister of zijn gemachtigde kan te allen tijde beslissen om het verblijf van de vreemdeling die op grond van artikel 49, § 1, tweede of derde lid, of artikel 49/2, §§ 2 of 3, als begunstigde van een internationale beschermingsstatus tot een verblijf van beperkte of onbeperkte duur in het Rijk werd toegelaten, in te trekken of te beëindigen en hem een bevel geven om het grondgebied te verlaten wanneer de internationale beschermingsstatus door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen werd ingetrokken overeenkomstig de artikelen 55/3/1, § 2, of 55/5/1, § 2 of wanneer de vreemdeling afstand heeft gedaan van zijn internationale beschermingsstatus.
Wanneer de minister of zijn gemachtigde een beslissing, zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, overweegt te nemen, houdt hij rekening met de aard en de hechtheid van de gezinsband van de betrokkene, met de duur van zijn verblijf in het Rijk, alsmede met het bestaan van familiebanden of culturele of sociale banden met zijn land van herkomst.
Onverminderd de toepassing van paragraaf 2, kan de minister of zijn gemachtigde ook een einde stellen aan het recht op verblijf van de in artikel 10, § 1, eerste lid, 4° tot 7° bedoelde familieleden indien het recht op verblijf van de vreemdeling die vervoegd werd, op grond van het eerste of het tweede lid wordt beëindigd of ingetrokken.".
Art.6. Artikel 18, § 3, van dezelfde wet, vervangen door de wet van 25 april 2007 en gewijzigd door de wetten van 19 maart 2014 en 4 mei 2016, wordt vervangen als volgt :
" § 3. De minister of zijn gemachtigde kan beslissen dat de vreemdeling die, als begunstigde van internationale bescherming, gemachtigd werd zich in het Rijk te vestigen op grond van artikel 14 of die de status van langdurig ingezetene heeft verworven op grond van artikel 15bis, niet meer het recht heeft in het Rijk te verblijven en/of deze status verliest wanneer de internationale beschermingsstatus ingetrokken werd overeenkomstig de artikelen 55/3/1, § 2, of 55/5/1, § 2.
Wanneer de minister of zijn gemachtigde een beslissing tot beëindiging van verblijf zoals bedoeld in het eerste lid, overweegt te nemen, houdt hij rekening met de aard en de hechtheid van de gezinsband van de betrokkene, met de duur van zijn verblijf in het Rijk, alsmede met het bestaan van familiebanden of culturele of sociale banden met zijn land van herkomst.".
Art.7. In artikel 49 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 15 september 2006 en gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in de eerste zin van paragraaf 1 worden de woorden "van beperkte duur" ingevoegd tussen de woorden "tot een verblijf" en de woorden "in het Rijk toegelaten";
2° paragraaf 1 wordt aangevuld met twee leden, luidende :
"De verblijfstitel die de toelating tot een verblijf van beperkte duur vaststelt, is geldig gedurende vijf jaar.
Na afloop van een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de indiening van de asielaanvraag, wordt de erkende vluchteling tot een verblijf van onbeperkte duur toegelaten tenzij de vluchtelingenstatus ondertussen werd opgeheven of ingetrokken overeenkomstig de artikelen 55/3 of 55/3/1 of tenzij de vreemdeling afstand heeft gedaan van zijn vluchtelingenstatus." ;
3° in paragraaf 2, eerste lid, wordt vóór de eerste zin, een zin ingevoegd, luidende :
"De minister of zijn gemachtigde kan, gedurende het verblijf van beperkte duur van de vreemdeling, te allen tijde aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen vragen de vluchtelingenstatus op te heffen overeenkomstig artikel 57/6, eerste lid, 4°. ";
4° in paragraaf 2, vierde lid, worden de woorden "een beslissing tot intrekking" vervangen door de woorden "een beslissing tot opheffing of intrekking" en worden de woorden "de intrekking van dit statuut" vervangen door de woorden "de opheffing of intrekking van dit statuut";
5° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende :
"De toekenning van het onbeperkt verblijfsrecht zoals bepaald in paragraaf 1, derde lid, wordt in voorkomend geval geschorst in afwachting van een definitieve beslissing. Indien de geldigheidsduur van de in paragraaf 1, tweede lid, bedoelde verblijfstitel verstrijkt tijdens het heronderzoek van de geldigheid van de internationale beschermingsstatus, wordt deze verblijfstitel vernieuwd in afwachting van een definitieve beslissing."
6° in paragraaf 3 worden de woorden "beslist de minister of zijn gemachtigde of de vreemdeling verwijderd kan worden overeenkomstig de bepalingen van deze wet" vervangen door de woorden "kan de minister of zijn gemachtigde een einde maken aan het verblijf van de vreemdeling en hem verwijderen overeenkomstig de bepalingen van deze wet, onverminderd het beginsel van non-refoulement.".
Art. 8. In artikel 49/2 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 en gewijzigd bij de wetten van 8 mei 2013 en 10 augustus 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 2 wordt aangevuld met de woorden "tenzij de subsidiaire beschermingsstatus ondertussen werd opgeheven of ingetrokken overeenkomstig de artikelen 55/5 of 55/5/1 of tenzij de vreemdeling ondertussen afstand heeft gedaan van zijn subsidiaire beschermingsstatus.";
2° paragraaf 3 wordt aangevuld met de woorden "tenzij de subsidiaire beschermingsstatus ondertussen werd opgeheven of ingetrokken overeenkomstig de artikelen 55/5 of 55/5/1 of tenzij de vreemdeling ondertussen afstand heeft gedaan van zijn subsidiaire beschermingsstatus.";
3° paragraaf 4, vijfde lid, wordt vervangen als volgt :
"De toekenning van het verblijfsrecht van onbepaalde duur zoals bepaald in paragraaf 3, wordt in voorkomend geval geschorst in afwachting van een definitieve beslissing. Indien de geldigheidsduur van de in paragraaf 2, bedoelde verblijfstitel verstrijkt tijdens het heronderzoek van de geldigheid van de internationale beschermingsstatus, wordt deze verblijfstitel vernieuwd in afwachting van een definitieve beslissing.";
4° in paragraaf 5 worden de woorden "beslist de minister of zijn gemachtigde of de vreemdeling verwijderd kan worden overeenkomstig de bepalingen van deze wet." vervangen door de woorden "kan de minister of zijn gemachtigde een einde maken aan het verblijf van de vreemdeling en hem verwijderen overeenkomstig de bepalingen van deze wet, onverminderd het beginsel van non-refoulement.".