4 MEI 2016. - Wet houdende diverse bepalingen inzake asiel en migratie en tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-3
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Art. 4-37
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van de wet 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen
Art. 38
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art.2. Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van :
- Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging;
- Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen;
- Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG;
- Richtlijn 2004/114/EG van de Raad van 13 december 2004 betreffende de voorwaarden voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op studie, scholierenuitwisseling, onbezoldigde opleiding of vrijwilligerswerk;
- Richtlijn 2005/71/EG van de Raad van 12 oktober 2005 betreffende een specifieke procedure voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek;
- Richtlijn 2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan.
Art.3. Deze wet brengt verordening 562/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) en verordening nr. 810/2009 van het Europees parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) gedeeltelijk ten uitvoer.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Art.4. In artikel 3 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, vervangen bij de wet van 15 juli 1996 en gewijzigd bij de wetten van 19 januari 2012 en 19 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid wordt aangevuld met de bepaling onder 10°, luidende :
"10° wanneer de onderdaan van een derde land lijdt aan een van de ziekten opgesomd in de bijlage bij deze wet.";
2° het tweede lid wordt vervangen als volgt :
"Wanneer de vreemdeling die moet worden teruggedreven houder is van een geldig visum, drijven de met de grenscontrole belaste overheden hem terug en, zo nodig, wordt het visum nietig verklaard of ingetrokken op beslissing van de minister of zijn gemachtigde. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden en de nadere regels voor de toepassing van deze bepaling vaststellen.".
Art.5. In artikel 3bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 juli 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het vijfde lid wordt vervangen als volgt :
"De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de regels die op de verbintenis tot tenlasteneming van toepassing zijn bepalen of aanvullen, namelijk :
1° de nadere regels voor de terugvordering van de bedragen ten laste van de persoon die de verbintenis heeft aangegaan;
2° de voorwaarden die de persoon die een verbintenis tot tenlasteneming aangaat moet vervullen en de wijze waarop het bewijs van het vervullen van deze voorwaarden wordt geleverd;
3° de gevallen waarin de persoon die de verbintenis tot tenlasteneming heeft aangegaan, vervroegd van zijn verantwoordelijkheid wordt ontlast;
4° de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de geldigheid van de verbintenis tot tenlasteneming afhankelijk is van de verplichting om een geldsom te storten in de Deposito- en consignatiekas of om een bankwaarborg te geven.";
2° het zesde lid wordt opgeheven.
Art.6. Artikel 6 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1996, wordt vervangen als volgt :
"Art. 6. Behoudens de in een internationaal verdrag, in de wet of in een koninklijk besluit bepaalde afwijkingen, mag de vreemdeling die legaal het Rijk is binnengekomen, niet langer dan negentig dagen in het Rijk verblijven, tenzij het visum of de visumverklaring dat of die in zijn paspoort of in een daarmee gelijkgestelde reistitel werd aangebracht, een andere duur bepaalt.
Wordt beschouwd als een persoon die meer dan negentig dagen in het Rijk verblijft, de vreemdeling die meer dan negentig dagen binnen een periode van honderdtachtig dagen op het grondgebied van de Staten die partij zijn bij een internationale overeenkomst betreffende de overschrijding van de buitengrenzen die België bindt, verblijft, waarbij voor iedere dag van het verblijf de honderdtachtig voorafgaande dagen in aanmerking worden genomen.
Voor de toepassing van het tweede lid geldt de inreisdatum als de eerste dag van verblijf op het grondgebied van de overeenkomstsluitende Staten en de uitreisdatum als de laatste dag van verblijf op het grondgebied van de overeenkomstsluitende Staten. Perioden van verblijf die zijn toegestaan op grond van een verblijfsvergunning of een visum voor lang verblijf worden bij de berekening van de verblijfsduur op het grondgebied van de overeenkomstsluitende Staten niet in aanmerking genomen.".
Art.7. In artikel 9quater van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 december 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 2 wordt opgeheven;
2° in paragraaf 3 worden de woorden "in § 2" vervangen door de woorden "in artikel 62";
3° in paragraaf 4 worden de woorden " § 2" vervangen door de woorden "artikel 62".
Art.8. In artikel 10 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 8 juli 2011 en gewijzigd bij de wet van 19 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1, eerste lid, 5°, worden, in de Franse tekst, de woorden "se prescrit" vervangen door de woorden "est supprimé", en worden de woorden "de echtelijke band of" opgeheven;
2° in paragraaf 1, eerste lid, 5°, tweede lid, wordt de bepaling onder f) vervangen als volgt :
"f) ten aanzien van geen van beiden is een definitieve beslissing genomen tot weigering van de voltrekking van het huwelijk op basis van artikel 167 van het Burgerlijk Wetboek.";
3° in de Franse tekst van paragraaf 1, eerste lid, 5°, derde lid, worden de woorden "lorsqu'ils peuvent apporter la preuve" vervangen door de woorden "lorsqu'ils apportent la preuve";
4° in de Franse tekst van paragraaf 1, derde lid, wordt het woord "royal" opgeheven;
5° in de Franse tekst van paragraaf 2, tweede lid, wordt het woord "royal" opgeheven;
6° in paragraaf 2, vijfde lid, worden de woorden "Het tweede en het derde lid" vervangen door de woorden "Het tweede, derde en vierde lid" en worden de woorden "eerste lid, 4°, 5° en 7° " vervangen door de woorden "eerste lid, 4° tot 6° ";
7° in paragraaf 2, zesde lid, worden de woorden "het tweede en derde lid" vervangen door de woorden "het tweede, derde en vierde lid";
8° in paragraaf 3 worden de woorden "na de inwerkingtreding van de huidige bepaling," opgeheven;
9° in paragraaf 5, eerste lid, worden de woorden "stabiele en toereikende" en de woorden ", derde lid," opgeheven;
10° in paragraaf 5 wordt het eerste lid aangevuld met de woorden "en zoals geïndexeerd volgens artikel 15 van voormelde wet";
11° in paragraaf 5, tweede lid, 3°, wordt het woord "wachtuitkering" vervangen door het woord "inschakelingsuitkering" en worden de woorden "de betrokken echtgenoot of partner" vervangen door de woorden "de vreemdeling bij wie men zich voegt,".
Art.9. In artikel 10bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 28 juni 1984, vervangen bij de wet van 8 juli 2011 en gewijzigd bij de wetten van 15 mei 2012 en 19 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "dat hij over (...) beschikt" telkens vervangen door de woorden "dat de student over (...) beschikt";
2° in paragraaf 1, eerste lid, tweede streepje, wordt het woord "behoorlijke" vervangen door het woord "voldoende";
3° in paragraaf 2, eerste lid, tweede streepje, wordt het woord "behoorlijke" vervangen door het woord "voldoende" en worden de woorden "dat hij over een ziektekostenverzekering beschikt die de risico's in België voor hem en zijn familieleden dekt" opgeheven;
4° in paragraaf 2, eerste lid, wordt tussen het tweede en het derde streepje een nieuw streepje ingevoegd, luidende :
"- dat de vreemdeling die vervoegd wordt, over een ziektekostenverzekering beschikt die de risico's in België voor hem en zijn familieleden dekt;".
Art.10. In artikel 10ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 en gewijzigd bij de wetten van 25 april 2007, 8 juli 2011, 15 mei 2012 en 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 2, eerste lid wordt het woord "betekend" vervangen door de woorden "ter kennis gebracht";
2° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "Indien aan de voorwaarde betreffende de stabiele en regelmatige bestaansmiddelen als bedoeld in artikel 10, § 5, niet voldaan is," vervangen door de woorden "Indien aan de voorwaarde van het toereikend karakter van de bestaansmiddelen bedoeld in artikel 10, § 5, niet is voldaan,";
3° in paragraaf 3 worden de woorden "hetzij indien hij valse of misleidende informatie of valse of vervalste documenten gebruikt heeft, fraude gepleegd heeft of onwettige middelen heeft gebruikt die van doorslaggevend belang zijn geweest voor het bekomen van die machtiging," opgeheven.
Art.11. In artikel 11 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 8 juli 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1, eerste lid, 4°, worden de woorden "de vreemdeling of de persoon die hij vervoegt heeft valse of misleidende informatie of valse of vervalste documenten gebruikt, of heeft fraude gepleegd of onwettige middelen gebruikt die van doorslaggevend belang zijn geweest om te worden toegelaten tot een verblijf, of" opgeheven;
2° in paragraaf 1, vierde lid, worden de woorden "van het 2° en 4° " vervangen door de woorden "van het eerste lid, 2° of 4°, van artikel 74/20 of van artikel 74/21,";
3° in paragraaf 2, eerste lid, 4°, worden de woorden "de vreemdeling of de persoon die hij vervoegt, heeft valse of misleidende informatie of valse of vervalste documenten gebruikt, of heeft fraude gepleegd of onwettige middelen gebruikt die van doorslaggevend belang zijn geweest voor de erkenning van het recht op verblijf, of" opgeheven;
4° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "eerste drie" vervangen door de woorden "eerste vijf";
5° in paragraaf 2, zesde lid, worden de woorden "van het 2° en 4° " vervangen door de woorden "van het eerste lid, 2° of 4°, van artikel 74/20 of van artikel 74/21,".
Art.12. In artikel 12bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 6 augustus 1993, vervangen bij de wet van 8 juli 2011 en gewijzigd bij de wetten van 15 mei 2012, 19 maart 2014 en 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 2, derde lid, wordt het woord "betekend" vervangen door de woorden "ter kennis gebracht";
2° in paragraaf 2, vierde lid, worden de woorden "Indien aan de voorwaarde betreffende de stabiele en regelmatige bestaansmiddelen bedoeld in artikel 10, § 5, niet voldaan is," vervangen door de woorden "Indien aan de voorwaarde van het toereikend karakter van de bestaansmiddelen bedoeld in artikel 10, § 5, niet is voldaan,";
3° in paragraaf 3 wordt het tweede lid vervangen als volgt :
"Indien de minister of zijn gemachtigde de aanvraag ontvankelijk verklaart, of indien binnen een termijn van vijf maanden volgend op de afgifte van het ontvangstbewijs bedoeld in het eerste lid geen enkele beslissing ter kennis is gebracht van de burgemeester of zijn gemachtigde, wordt de vreemdeling ingeschreven in het vreemdelingenregister en in het bezit gesteld van een document waaruit blijkt dat hij is ingeschreven.";
4° in de Franse tekst van paragraaf 3, vierde lid, worden de woorden "au maximum" opgeheven.
Art.13. In artikel 13 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 8 juli 2011 en gewijzigd bij de wetten van 15 mei 2012 en 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1, derde lid, worden de woorden "periode van drie jaar" vervangen door de woorden "periode van vijf jaar";
2° in paragraaf 1 wordt het derde lid met de volgende zin aangevuld :
"In het tegenovergestelde geval weigert de minister of diens gemachtigde het verblijf van onbeperkte duur en kent een nieuw verblijf van beperkte duur toe, waarvan de vernieuwing onderworpen is aan het bezit van toereikende bestaansmiddelen, om niet ten laste te vallen van de openbare overheden, en van een ziektekostenverzekering die alle risico's dekt, en voor zover de vreemdeling geen gevaar vormt voor de openbare orde en/of de nationale veiligheid.";
3° in paragraaf 1, zesde lid, worden de eerste zin, die aanvangt met met de woorden "De verblijfstitel" en eindigt met de woorden "of de toelating", en de tweede zin, die aanvangt met met de woorden "Wanneer een verblijfstitel" en eindigt met de woorden "tot aan zijn vervaldatum" opgeheven;
4° paragraaf 2bis wordt opgeheven;
5° in paragraaf 3 wordt de bepaling onder 3° opgeheven;
6° paragraaf 3 wordt aangevuld met een lid, luidende :
"Wanneer de in het eerste lid bedoelde vreemdeling vergezeld of vervoegd werd door een in artikel 10, § 1, eerste lid, 4° tot 7° bedoeld familielid, houdt de minister of zijn gemachtigde rekening met de aard en de hechtheid van de gezinsband van de betrokkene, de duur van zijn verblijf op het grondgebied van het Rijk, het bestaan van familiebanden of culturele of sociale banden met zijn land van oorsprong.";
7° in paragraaf 4, eerste lid, 5°, worden de woorden "de vreemdeling heeft valse of misleidende informatie of valse of vervalste documenten gebruikt, of heeft fraude gepleegd of andere onwettige middelen gebruikt die van doorslaggevend belang zijn geweest voor het bekomen van de machtiging tot verblijf, of" opgeheven;
8° paragraaf 5 wordt opgeheven;
9° in paragraaf 6, tweede lid, worden de woorden "van fraude of" opgeheven.
Art.14. In dezelfde wet wordt het opschrift van hoofdstuk IV van titel I vervangen als volgt :
"Hoofdstuk IV. - Vestiging en status van EU-langdurig ingezetene".
Art.15. In artikel 15, tweede lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 15 september 2006, worden de woorden "dat er gefraudeerd werd of" opgeheven.
Art.16. In artikel 18 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 19 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 2 wordt opgeheven;
2° in paragraaf 3 worden de woorden "deze status verliest wanneer de internationale bescherming is ingetrokken overeenkomstig artikel 57/6, eerste lid, 6°, " vervangen door de woorden "niet meer het recht heeft om in het Rijk te verblijven en/of deze status verliest wanneer de internationale bescherming ingetrokken werd omdat de vreemdeling op basis van de artikelen 55/2 of 55/4, §§ 1 of 2, uitgesloten wordt of uitgesloten had moeten zijn".
Art.17. In artikel 40bis, § 2, eerste lid, 2°, van dezelfde wet, ingevoegd door de wet van 25 april 2007, vervangen bij de wet van 8 juli 2011 en gewijzigd bij de wet van 19 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de bepaling onder c) wordt vervangen als volgt :
"c) beiden ouder zijn dan eenentwintig jaar. De minimumleeftijd van de partners wordt teruggebracht tot achttien jaar wanneer zij het bewijs leveren van een samenwoning van ten minste een jaar voordat de vreemdeling bij wie men zich voegt, in het Rijk aankwam;";
2° de bepaling onder f) wordt vervangen als volgt :
"f) ten aanzien van geen van beiden is een definitieve beslissing genomen tot weigering van de voltrekking van het huwelijk op basis van artikel 167 van het Burgerlijk Wetboek.".
Art.18. Artikel 40ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 april 2007, vervangen bij de wet van 8 juli 2011 en gewijzigd bij de wetten van 2 juni 2013 en 25 april 2014, wordt vervangen als volgt :
"Art. 40ter. § 1. De familieleden bedoeld in artikel 40bis, § 2, van een Belg die zijn recht op vrij verkeer heeft uitgeoefend overeenkomstig het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, zijn onderworpen aan dezelfde bepalingen als de familieleden van een burger van de Unie.
§ 2. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de volgende familieleden van een Belg die niet zijn recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten heeft uitgeoefend krachtens het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie :
1° de familieleden bedoeld in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 1° tot 3°, mits zij de Belg die het recht op gezinshereniging opent vergezellen of zich bij hem voegen;
2° de familieleden bedoeld in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 4°, mits het de vader en moeder van een minderjarige Belg betreft die hun identiteit bewijzen door middel van een geldig identiteitsdocument en zij de Belg die het recht op gezinshereniging opent vergezellen of zich bij hem voegen.
De familieleden bedoeld in het eerste lid, 1°, moeten bewijzen dat de Belg :
1° beschikt over stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen. Aan die voorwaarde wordt geacht te zijn voldaan indien de bestaansmiddelen ten minste gelijk zijn aan honderdtwintig procent van het bedrag bedoeld in artikel 14, § 1, 3°, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en zoals geïndexeerd volgens artikel 15 van voormelde wet. Bij het beoordelen van deze bestaansmiddelen wordt rekening gehouden met hun aard en regelmatigheid. Er wordt daarentegen geen rekening gehouden met de middelen verkregen uit het leefloon, de financiële maatschappelijke dienstverlening, de kinderbijslagen en toeslagen, de inschakelingsuitkeringen en de overbruggingsuitkering. De werkloosheidsuitkering komt alleen in aanmerking indien de Belg bewijst dat hij actief werk zoekt.
Deze voorwaarde is niet van toepassing indien alleen zijn minderjarige familieleden bedoeld in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 3°, de Belg vergezellen of zich bij hem voegen.
2° beschikt over voldoende huisvesting die hem in staat stelt zijn familielid of familieleden die hem vergezellen of zich bij hem voegen te herbergen en die voldoet aan de voorwaarden opgelegd aan een onroerend goed dat als hoofdverblijfplaats wordt verhuurd zoals bepaald in artikel 2 van Boek III, Titel VIII, Hoofdstuk II, Afdeling 2, van het Burgerlijk Wetboek. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de wijze waarop de Belg bewijst dat het onroerend goed aan de opgelegde voorwaarden voldoet.
3° beschikt over een ziektekostenverzekering die de risico's in België voor hem en zijn familieleden dekt.
Als een attest van geen huwelijksbeletsel is afgegeven, wordt er naar aanleiding van het onderzoek van een aanvraag tot gezinshereniging gebaseerd op het voltrokken huwelijk, waarvoor het attest is afgegeven, geen nieuw onderzoek uitgevoerd, tenzij er nieuwe gegevens zijn.
Wat de personen betreft bedoeld in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 1° en 2°, moeten de echtgenoten of de partners beiden ouder zijn dan eenentwintig jaar. Deze minimumleeftijd wordt echter teruggebracht tot achttien jaar indien de echtelijke band of het geregistreerd partnerschap dat als gelijkwaardig wordt beschouwd met het huwelijk reeds vóór de indiening van het verzoek tot gezinshereniging bestond of indien ze, in het geval van een wettelijk geregistreerd partnerschap, bewijzen dat ze vóór de indiening van het verzoek tot gezinshereniging minstens één jaar hebben samengewoond.
Onverminderd de artikelen 42ter en 42quater, kan aan het verblijf van een familielid van een Belg ook een einde worden gemaakt wanneer de voorwaarden van het tweede lid niet meer zijn vervuld.".
Art.19. In artikel 42, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 8 juli 2011, worden de woorden "Indien aan de voorwaarde betreffende de stabiele en regelmatige bestaansmiddelen bedoeld in artikel 40bis, § 4, tweede lid, en in artikel 40ter, tweede lid, niet voldaan is," vervangen door de woorden "Indien aan de voorwaarde van het toereikend karakter van de bestaansmiddelen bedoeld in de artikelen 40bis, § 4, tweede lid, en 40ter, § 2, tweede lid, 1°, niet is voldaan,".
Art.20. In de Franse tekst van artikel 42ter, § 1, derde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 april 2007, vervangen bij de wet van 8 juli 2011 en gewijzigd bij de wetten van 28 juni 2013 en 19 maart 2014, worden de woorden "dans le Royaume" ingevoegd tussen de woorden "et culturelle" en de woorden "et de l'intensité".
Art.21. In artikel 42quater van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 april 2007, vervangen bij de wet van 8 juli 2011 en gewijzigd bij de wetten van 28 juni 2013 en 19 maart 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1, eerste lid, 4°, worden de woorden "of nietig verklaard" opgeheven;
2° in de Franse tekst van paragraaf 1, derde lid, worden de woorden "dans le Royaume" ingevoegd tussen de woorden "et culturelle" en de woorden "et de l'intensité".
Art.22. In artikel 42quinquies van dezelfde wet, ingevoegd door de wet van 25 april 2007 en gewijzigd door de wetten van 28 juni 2013 en 19 maart 2014, wordt paragraaf 5 vervangen als volgt :
" § 5. Het duurzaam verblijfsrecht van de burgers van de Europese Unie wordt vastgesteld door de afgifte van een document waaruit de duurzaamheid van het verblijf blijkt. Dit document wordt afgegeven volgens de door de Koning vastgestelde nadere regels.".
Art.23. Artikel 42septies van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 april 2007 en vervangen bij de wet van 8 juli 2011, wordt vervangen als volgt :
"Art. 42septies. De minister of zijn gemachtigde kan een einde maken aan het verblijf van een burger van de Unie of een familielid van deze burger en hem van het grondgebied van het Rijk verwijderen wanneer valse of misleidende informatie of valse of vervalste documenten werden gebruikt, of wanneer fraude werd gepleegd of andere onwettige middelen werden gebruikt die hebben bijgedragen tot de erkenning van het verblijf.
Wanneer de minister of zijn gemachtigde overweegt om een dergelijke beslissing te nemen, houdt hij rekening met de duur van het verblijf van de betrokkene in het Rijk, zijn leeftijd, zijn gezondheidstoestand, zijn gezins- en economische situatie, zijn sociale en culturele integratie in het Rijk en de mate waarin hij bindingen heeft met zijn land van oorsprong.".
Art.24. Artikel 43 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 25 april 2007 en 19 maart 2014, wordt vervangen als volgt :
"Art. 43. De minister of zijn gemachtigde kan de binnenkomst en het verblijf weigeren :
1° wanneer de burger van de Unie of zijn familielid valse of misleidende informatie of valse of vervalste documenten hebben gebruikt, of fraude hebben gepleegd of andere onwettige middelen hebben gebruikt die bijdragen tot de erkenning van het verblijf;
2° om redenen van openbare orde, nationale veiligheid of volksgezondheid.
Wanneer de minister of zijn gemachtigde overweegt om een dergelijke beslissing te nemen, houdt hij rekening met de duur van het verblijf van de betrokkene in het Rijk, zijn leeftijd, zijn gezondheidstoestand, zijn gezins- en economische situatie, zijn sociale en culturele integratie in het Rijk en de mate waarin hij bindingen heeft met zijn land van oorsprong.".
Art.25. Artikel 45 van dezelfde wet, vervangen door de wet van 25 april 2007, wordt vervangen als volgt :
"Art. 45. § 1. Onverminderd paragraaf 4, kunnen de burgers van de Unie, bedoeld in artikel 40, § 3, en hun familieleden door de minister of zijn gemachtigde van het grondgebied van het Rijk worden verwijderd om redenen van openbare orde of nationale veiligheid.
§ 2. Onverminderd paragraaf 4, kunnen de burgers van de Unie, bedoeld in artikel 40, § 4, en hun familieleden enkel om redenen van openbare orde of nationale veiligheid door de Koning uit het Rijk worden uitgezet na advies van de Commissie van advies voor vreemdelingen.
§ 3. Onverminderd paragraaf 4, kunnen de burgers van de Unie en hun familieleden die het duurzaam verblijfsrecht hebben verkregen zoals bepaald bij de artikelen 42quinquies en 42sexies enkel om ernstige redenen van openbare orde of nationale veiligheid door de Koning uit het Rijk worden uitgezet na advies van de Commissie van advies voor vreemdelingen.
§ 4. De volgende personen kunnen enkel om dwingende redenen van nationale veiligheid door de Koning uit het Rijk worden uitgezet na advies van de Commissie van advies van vreemdelingen :
1° de burgers van de Unie die op het grondgebied van het Rijk hebben verbleven gedurende tien jaar voorafgaand aan de maatregel tot verwijdering;
2° de burgers van de Unie die minderjarig zijn, tenzij de verwijdering noodzakelijk is in het belang van het kind, zoals bepaald in het Verdrag van de Verenigde Naties voor de Rechten van het Kind van 20 november 1989.
§ 5. Wanneer de minister of zijn gemachtigde of de Koning een burger van de Unie of een lid van zijn familie willen verwijderen of uitzetten krachtens de paragrafen 1 tot 4, houdt hij rekening met de duur van zijn verblijf op het grondgebied van het Rijk, zijn leeftijd, zijn gezondheidstoestand, zijn gezins- en economische situatie, zijn sociale en culturele integratie in het Rijk en de mate waarin hij bindingen heeft met zijn land van oorsprong.".
Art.26. In dezelfde wet wordt een artikel 45/1 ingevoegd, luidend als volgt :
"Art. 45/1. § 1. De redenen van openbare orde, nationale veiligheid en volksgezondheid bedoeld in de artikelen 43 en 45 mogen niet worden aangevoerd voor economische doeleinden.
§ 2. De redenen van openbare orde en nationale veiligheid bedoeld in de artikelen 43 en 45 moeten in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel en uitsluitend zijn gebaseerd op het persoonlijk gedrag van de burger van de Unie of zijn familielid.
Strafrechtelijke veroordelingen zijn als zodanig geen reden voor dergelijke maatregelen.
Het gedrag van de betrokkene moet een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving zijn. Motiveringen die los staan van het individuele geval of verband houden met algemene preventieve redenen mogen niet worden aangevoerd.
Om vast te stellen of de burger van de Unie of zijn familielid een gevaar betekent voor de openbare orde of de nationale veiligheid, kan de minister of zijn gemachtigde, bij de afgifte van het attest van de verklaring van inschrijving of bij de afgifte van de verblijfkaart en indien de minister of zijn gemachtigde het noodzakelijk vindt, aan de lidstaat van oorsprong en, eventueel, aan andere lidstaten, inlichtingen vragen over het gerechtelijke antecedenten van de betrokken persoon. Deze raadpleging mag niet systematisch zijn.
§ 3. Alleen de ziekten die bedoeld worden in de bijlage bij de wet kunnen de maatregelen bedoeld in artikel 43 rechtvaardigen. Het optreden van een van deze ziekten na een periode van drie maanden na de aankomst van de burger van de Unie of zijn familielid op het grondgebied van het Rijk kan geen reden voor verwijdering van het grondgebied zijn.
Indien ernstige aanwijzingen daartoe aanleiding geven, kan de minister of zijn gemachtigde de burger van de Unie of zijn familielid gratis een medisch onderzoek doen ondergaan binnen drie maanden na hun aankomst op het grondgebied van het Rijk, opdat wordt bevestigd dat zij niet lijden aan een van de ziekten bedoeld in het eerste lid. Deze medische onderzoeken mogen niet systematisch zijn.
§ 4. Het verstrijken van de identiteitskaart of het paspoort dat de burger van de Unie of zijn familielid in staat heeft gesteld om het grondgebied van het Rijk te betreden is geen afdoende reden om hem te verwijderen.".
Art.27. In hoofdstuk Ibis van titel II van dezelfde wet een artikel 47/4 ingevoegd, luidende :
"Art. 47/4. Behalve als zij zelf burgers van de Unie zijn en op grond daarvan een verblijfsrecht bedoeld in artikel 40, § 4, genieten, kan de minister of zijn gemachtigde een einde maken aan hun verblijf binnen vijf jaar na de toekenning van hun verblijfsrecht wanneer :
1° het familielid bedoeld in artikel 47/1, 1°, geen duurzame relatie meer heeft met de burger van de Unie die het vergezelt of bij wie het zich voegt;
2° het familielid bedoeld in artikel 47/1, 3°, geen ernstige gezondheidsproblemen meer heeft of niet meer de persoonlijke verzorging strikt behoeft van de burger van de Unie die het vergezelt of bij wie het zich voegt.
Bij de beslissing om een einde te maken aan het verblijf houdt de minister of zijn gemachtigde rekening met de duur van het verblijf van de betrokkene in het Rijk, zijn leeftijd, zijn gezondheidstoestand, zijn gezins- en economische situatie, zijn sociale en culturele integratie in het Rijk en de mate waarin hij bindingen heeft met zijn land van oorsprong.".
Art.28. In artikel 61/11, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 21 april 2007, worden de woorden "artikel 3, eerste lid, 5° tot 8° " vervangen door de woorden "artikel 3, eerste lid, 5° tot 10° ".
Art.29. In artikel 61/22, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 12 september 2011, worden de woorden "met toepassing van artikel 13, § 3, 3°, " vervangen door de woorden "met toepassing van artikel 74/20, § 2,".
Art.30. In artikel 61/27, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 mei 2012, worden de woorden "artikel 3, eerste lid, 5° tot 8° " vervangen door de woorden "artikel 3, eerste lid, 5° tot 10° ".
Art.31. In artikel 61/30, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 mei 2012, wordt de bepaling onder 3° opgeheven.
Art.32. Artikel 62 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 6 mei 1993, 15 juli 1996 en 19 januari 2012, wordt vervangen als volgt :
"Art. 62. § 1. De administratieve beslissingen worden met redenen omkleed. Zij worden ter kennis van de betrokkenen gebracht, die er een afschrift van ontvangen, door een van de volgende personen :
1° de burgemeester van de gemeente waar de vreemdeling zich bevindt of zijn gemachtigde;
2° een ambtenaar van de Dienst Vreemdelingenzaken;
3° de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen of zijn gemachtigde;
4° een officier van de gerechtelijke politie, ook een officier van de gerechtelijke politie met beperkte bevoegdheid;
5° een politieambtenaar;
6° een ambtenaar van de Administratie der Douane en Accijnzen;
7° de directeur van de strafinrichting indien de vreemdeling aangehouden is;
8° met de medewerking van de Belgische diplomatieke of consulaire overheid in het buitenland, indien de vreemdeling zich niet op het grondgebied van het Rijk bevindt.
§ 2. Onverminderd een kennisgeving aan de persoon zelf, is elke kennisgeving rechtsgeldig gedaan op de verblijfplaats, of, in voorkomend geval, op de gekozen woonplaats, op een van de volgende wijzen :
1° bij aangetekende brief;
2° per bode met ontvangstbewijs;
3° per fax indien de vreemdeling woonplaats heeft gekozen bij zijn advocaat;
4° elke andere wijze die bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad is toegelaten en waarbij de datum van de kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld.".
Art.33. In artikel 74/8, § 5, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid wordt aangevuld met een bepaling onder 4°, luidende :
"4° op andere momenten in de loop van het verblijf van de bewoner, indien dat noodzakelijk blijkt met het oog op het behoud van de orde of van de veiligheid.";
2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende :
"De vertrekken waar een bewoner verblijft, alsook de plaatsen waar zijn persoonlijke bezittingen zijn opgeborgen, kunnen, indien dat noodzakelijk blijkt, doorzocht worden met het oog op het behoud van de orde of van de veiligheid.";
3° paragraaf 5 wordt aangevuld met vier leden, luidende :
"De bewoner kan, wanneer dit in het belang van de veiligheid noodzakelijk is, onderworpen worden aan een fouillering van de kledij door de leden van het veiligheidspersoneel die daartoe, door de centrumdirecteur, overeenkomstig de door hem uitgevaardigde dienstnota's, aangewezen zijn.
Deze fouillering heeft tot doel na te gaan of de bewoner in het bezit is van verboden of gevaarlijke stoffen of voorwerpen.
De fouillering mag geen tergend karakter hebben en geschiedt met eerbiediging van de waardigheid van de bewoner.
In geval van ontdekking van verboden stoffen of voorwerpen, worden deze ter beschikking gehouden van de bevoegde overheden met het oog op het vaststellen van de strafbare feiten.".
Art.34. In dezelfde wet wordt een titel IIIquinquies ingevoegd, luidende "Fraude".
Art.35. In titel IIIquinquies, ingevoegd door artikel 34, wordt een artikel 74/20 ingevoegd, luidende :
"Art. 74/20. § 1. Behoudens bijzondere bepalingen van de wet, kan de minister of zijn gemachtigde de machtiging of toelating tot verblijf, aangevraagd krachtens deze wet, weigeren wanneer de aanvrager, voor het verkrijgen van deze machtiging of voor de erkenning van deze toelating, valse of misleidende informatie of valse of vervalste documenten heeft gebruikt, of fraude heeft gepleegd of andere onwettige middelen heeft gebruikt die bijdragen tot het verkrijgen van het verblijf.
Wanneer de minister of zijn gemachtigde een dergelijke beslissing overweegt te nemen, houdt hij rekening met de aard en de hechtheid van de gezinsband van de betrokkene, met de duur van zijn verblijf in het Rijk alsmede met het bestaan van familiebanden of culturele of sociale banden met zijn land van herkomst.
§ 2. Behoudens bijzondere bepalingen van de wet, kan de minister of zijn gemachtigde de machtiging of toelating tot verblijf, toegekend of erkend krachtens deze wet, intrekken wanneer de aanvrager, voor het verkrijgen van deze machtiging of voor de erkenning van deze toelating, valse of misleidende informatie of valse of vervalste documenten heeft gebruikt, of fraude heeft gepleegd of andere onwettige middelen heeft gebruikt die hebben bijgedragen tot het verkrijgen van het verblijf.
Wanneer de minister of zijn gemachtigde een dergelijke beslissing overweegt te nemen, houdt hij rekening met de aard en de hechtheid van de gezinsband van de betrokkene, met de duur van zijn verblijf in het Rijk alsmede met het bestaan van familiebanden of culturele of sociale banden met zijn land van herkomst.
§ 3. De minister of zijn gemachtigde geeft de vreemdeling van wie het verblijf met toepassing van paragraaf 1 of van paragraaf 2 is geweigerd of ingetrokken het bevel om het grondgebied te verlaten.
§ 4. De minister of zijn gemachtigde kan te allen tijde specifieke controles uitvoeren of laten uitvoeren als er gegronde vermoedens zijn van fraude of van het gebruik van andere onwettige middelen.".
Art.36. In dezelfde titel IIIquinquies, wordt een artikel 74/21 ingevoegd, luidende :
"Art. 74/21. Onder voorbehoud van artikel 74/20 en behoudens bijzondere bepalingen van de wet, kan de minister of zijn gemachtigde de machtiging of toelating tot verblijf, aangevraagd krachtens artikel 10, § 1, eerste lid, 4°, 5°, 6° of 7°, artikel 10bis of artikel 57/34 weigeren, indien de persoon bij wie de vreemdeling zich voegt valse of misleidende informatie of valse of vervalste documenten heeft gebruikt of fraude heeft gepleegd of andere onwettige middelen heeft gebruikt die hebben bijgedragen tot het verkrijgen van de machtiging tot verblijf of de erkenning van de toelating tot verblijf.
Onverminderd artikel 74/20 en behoudens bijzondere bepalingen van de wet, kan de minister of zijn gemachtigde een einde maken aan het verblijf van de vreemdeling die tot het verblijf in het Rijk werd gemachtigd of toegelaten krachtens artikel 10, § 1, eerste lid, 4°, 5°, 6° of 7°, artikel 10bis of artikel 57/34, indien de persoon bij wie hij zich voegt valse of misleidende informatie of valse of vervalste documenten heeft gebruikt of fraude heeft gepleegd of andere onwettige middelen heeft gebruikt die hebben bijgedragen tot het verkrijgen van de machtiging tot verblijf of de erkenning van de toelating tot verblijf.
Het verblijf van het familielid kan slechts worden geweigerd en slechts worden beëindigd wanneer het verblijf van de persoon bij wie hij zich heeft gevoegd tevens geweigerd of ingetrokken wordt.
Wanneer de minister of zijn gemachtigde een dergelijke beslissing overweegt te nemen, houdt hij rekening met de aard en de hechtheid van de gezinsband van de betrokkene, met de duur van zijn verblijf in het Rijk alsmede met het bestaan van familiebanden of culturele of sociale banden met zijn land van herkomst.".
Art.37. In titel V van dezelfde wet wordt een artikel 81/1 ingevoegd, luidende :
"Art. 81/1. Wanneer deze wet of haar uitvoeringsbesluiten een taak toewijzen aan het gemeentebestuur of de burgemeester, is deze laatste bevoegd om deze taak te delegeren aan een personeelslid van het gemeentebestuur.".
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van de wet 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen
Art. 38. In artikel 12, § 1, eerste en tweede lid, van de wet 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen, wordt het woord "vier" telkens vervangen door het woord "zes".