3 APRIL 2015. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 tot vaststelling van de regels voor het algemene personeelsbeleid en het specifieke personeelsbeleid in de diensten van de Vlaamse overheid en in de Vlaamse openbare instellingen
Art. 1-3
Artikel 1. In de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 tot vaststelling van de regels voor het algemene personeelsbeleid en het specifieke personeelsbeleid in de diensten van de Vlaamse overheid en in de Vlaamse openbare instellingen worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° punt 1 wordt vervangen door wat volgt :
"1. De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed, is, wat het specifieke personeelsbeleid betreft, bevoegd voor :
a) het Departement Kanselarij en Bestuur, met uitzondering van :
1) de personeelsleden die belast zijn met het horizontale gelijke kansenbeleid;
2) de personeelsleden van de Gemeenschappelijke Dienst voor Preventie en Bescherming;
b) het Departement Ruimte Vlaanderen :
de personeelsleden die alleen of hoofdzakelijk taken vervullen in het kader van het onroerend-erfgoedbeleid;
c) het Departement internationaal Vlaanderen, met uitzondering van de personeelsleden die alleen of hoofdzakelijk taken vervullen ter uitvoering van het decreet van 10 juli 2008 betreffende de toeristische logies;";
2° punt 4 wordt vervangen door wat volgt :
"4. De viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding, is, wat het specifieke personeelsbeleid betreft, bevoegd voor :
a) het Departement Kanselarij en Bestuur :
1) de personeelsleden die belast zijn met het horizontale gelijke kansenbeleid;
2) de personeelsleden van de Gemeenschappelijke Dienst voor Preventie en Bescherming;
b) het Departement Informatie Vlaanderen;
c) het Departement Ruimte Vlaanderen :
de personeelsleden die alleen of hoofdzakelijk taken vervullen in het kader van het woonbeleid;";
3° punt 5 wordt vervangen door wat volgt :
"5. De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn is, wat het specifieke personeelsbeleid betreft, bevoegd voor :
a) het Departement Mobiliteit en Openbare Werken;
b) het Departement internationaal Vlaanderen :
de personeelsleden die alleen of hoofdzakelijk taken vervullen ter uitvoering van het decreet van 10 juli 2008 betreffende de toeristische logies;
c) het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie :
de personeelsleden die alleen of hoofdzakelijk taken vervullen in het kader van het dierenwelzijn;";
4° in punt 8, c, worden de woorden "Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed" vervangen door de woorden "Departement Ruimte Vlaanderen";";
5° punt 9 wordt vervangen door wat volgt :
"9. De Vlaamse minister van Cultuur, Media, Jeugd en Brussel is, wat het specifieke personeelsbeleid betreft, bevoegd voor :
het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media, met uitzondering van :
a) de personeelsleden van de afdeling Domeincoördinatie die alleen of hoofdzakelijk taken vervullen met betrekking tot sport;
b) de personeelsleden van de afdeling Sport en Jeugd die alleen of hoofdzakelijk taken vervullen met betrekking tot sport;";
6° punt 11 wordt vervangen door wat volgt :
"11. De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed, en de viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding zijn, wat het specifieke personeelsbeleid betreft, bevoegd voor :
het Departement Kanselarij en Bestuur :
de secretaris-generaal;";
7° in punt 14, a, worden de woorden "Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed" vervangen door de woorden "Departement Ruimte Vlaanderen";".
Art.2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2015.
Art. 3. De Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen regeringsbeleid, de Vlaamse minister, bevoegd voor het onroerend erfgoed, de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, de Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting, de Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, de Vlaamse minister, bevoegd voor de coördinatie van het beleid met betrekking tot de Vlaamse Rand rond Brussel en de Vlaamse minister, bevoegd voor de coördinatie van het beleid met betrekking tot Brussel-Hoofdstad, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.