18 DECEMBER 2014. - Besluit 2013/144 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot wijziging van het besluit van het college van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 houdende het statuut van de ambtenaren van de diensten van het college van de Franse Gemeenschapscommissie
Art. 1-17
Artikel 1. Dit besluit regelt, in toepassing van artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in de artikelen 127 en 128 van de Grondwet.
Art.2. In artikel 144 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 houdende het statuut van de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, ingevoegd bij het besluit 2008/174 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2012, worden 1° en 2° vervangen door wat volgt :
" 1° halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar ;
2° vierdagenweek;".
Art.3. In artikel 157 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit 2008/174 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) het eerste lid wordt aangevuld met de woorden " en indien geen toepassing wordt gemaakt van het derde lid";
b) het artikel wordt aangevuld met het volgende lid :
" Het College kan de betrekking waarvan de ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte titularis is vacant verklaren op voorwaarde dat de disponibiliteit wegens ziekte minstens 18 maanden bedraagt en de betrekking beantwoordt aan een graad van Adviseur Diensthoofd. Deze ambtenaar wordt door het College, op voorstel van de Directieraad, opnieuw toegewezen in de diensten van het College wanneer hij over de vereiste professionele en lichamelijke vaardigheden beschikt."
Art.4. In artikel 158 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit 2008/174 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2012, worden de woorden "van halftijdse vervroegde uittreding en de vrijwillige vierdagenweek bedoeld in de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de publieke sector" vervangen door de woorden "van het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar en van de vierdagenweek".
Art.5. In hetzelfde besluit, wordt het hoofdstuk III van deel XVI, ingevoegd bij het besluit 2008/174 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 12 maart 2012 vervangen door wat volgt :
" Hoofdstuk III - De vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar
Afdeling 1. De vierdagenweek
Art. 163. § 1. De ambtenaar die voltijds tewerkgesteld is, heeft het recht om vier vijfde van de prestaties te verrichten die hem normaal zijn opgelegd. De prestaties worden verdeeld over vier dagen per week.
§ 2. De ambtenaar jonger dan 55 jaar kan gebruik maken van de vierdagenweek, bedoeld in § 1, voor een maximumperiode van 60 maanden. De maximumduur van 60 maanden wordt verminderd met de reeds opgenomen periodes van de vrijwillige vierdagenweek krachtens de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector vanaf de datum van inwerkingtreding van de wet van 19 juli 2012 betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector.
§ 3. De ambtenaar die de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt, kan gebruik maken van de vierdagenweek, bedoeld in het § 1, tot de datum van de al dan niet vervroegde opruststelling wanneer de ambtenaar op de begindatum van dit verlof voldoet aan één van de volgende voorwaarden :
1° hij heeft een dienstanciënniteit van ten minste achtentwintig jaar;
2° hij is voorafgaand aan de vierdagenweek actief in een zwaar beroep gedurende minstens vijf jaar in de voorafgaande tien jaar of gedurende minstens zeven jaar in de daaraan voorafgaande vijftien jaar.
Voor de toepassing van het eerste lid, 2°, wordt als zwaar beroep beschouwd het zwaar beroep zoals gedefinieerd in artikel 4, § 3, 2de en 3de lid van de wet van 19 juli 2012 betreffende de voerdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector.
§ 4. De ambtenaar die de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, kan gebruik maken van de vierdagenweek, bedoeld in § 1, tot de datum van de al dan niet vervroegde opruststelling.
Art. 164. § 1. De ambtenaar die houder is van een graad behorende tot rang 13 of tot een hogere rang mag geen aanspraak maken op het recht op de vierdagenweek. Hij kan evenwel, mits de voorafgaande toestemming van het College, na een met redenen omkleed advies van de Directieraad, het recht genieten op de vierdagenweek in de gevallen waarbij de goede werking van de dienst niet in het gedrang komt.
§ 2. De ambtenaar die wenst gebruik te maken van het recht op de vierdagenweek dient een aanvraag in bij zijn hiërarchische overste van minstens rang 13 minstens 3 maanden voor de aanvang van de periode waarin hij zijn prestaties zal vervullen op basis van de vierdagenweek.
De machtiging voor de vierdagenweek wordt toegekend voor een periode van ten minste drie maanden en ten hoogste vierentwintig maanden. Voor elke verlenging wordt een aanvraag van de ambtenaar vereist. Zij moet ten minste een maand voor het verstrijken van de lopende periode worden ingediend.
§ 3. De aanvraag van het verlof bevat de wensen van de ambtenaar rond de dag waarop het in verlof is.
De hiërarchische overste van minstens rang 13 bepaalt de werkkalender. Hij kan voorstellen om het begin van het verlof uit te stellen met maximum vier maanden omwille van de noden van de dienst.
In functie van de noden van de dienst of op vraag van de ambtenaar kan de werkkalender door de hiërarchische overste van minstens rang 13 worden aangepast. Deze laatste brengt de ambtenaar twee maanden op voorhand op de hoogte van deze aanpassing.
Een tijdelijke aanpassing van werkkalender is mogelijk bij onderling akkoord.
§ 4. Tijdens de periode dat de ambtenaar in de vierdagenweek geen prestaties dient te verrichten mag hij geen beroepsbedrijvigheid uitoefenen. Onder beroepsbedrijvigheid moet worden verstaan elke bezigheid waarvan de opbrengst een beroepsinkomen is dat bedoeld wordt in artikel 23 van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992.
§ 5. De periode van de vierdagenweek neemt een aanvang op de eerste dag van een maand.
Tijdens de periode van vierdagenweek kan de ambtenaar niet worden gemachtigd verminderde prestaties om welke reden dan ook uit te oefenen. Het kan evenmin aanspraak maken op een regeling van deeltijdse loopbaanonderbreking.
Het verlof voor vierdagenweek wordt ambtshalve opgeschort wanneer het personeelslid één van de volgende verloven geniet :
1° moederschapsverlof en het verlof wegens vrijstelling van arbeid in toepassing van de artikelen 42 en 43 van de arbeidswet van 16 maart 1971 en het artikel 18 van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector;
2° ouderschapsverlof;
3° verlof voor de opvang met het oog op adoptie en pleegvoogdij;
4° verlof voor loopbaanonderbreking teneinde palliatieve zorg te verstrekken of voor het bijstaan van of voor het verstrekken van verzorging aan een lid van het gezin of aan een familielid;
5° verminderde prestaties wegens gezondheidsredenen.
Wanneer de ambtenaar een schorsing bekomt in toepassing van het derde lid, dan worden deze schorsingsperioden niet aangerekend op de maximumperiode van 60 maanden bedoeld in artikel 163, § 2, noch op de lopende periode van de vierdagenweek.
Wanneer de ambtenaar, in toepassing van het tweede lid, niet tijdens een volledige maand het verlof voor vierdagenweek heeft genoten, dan wordt de premie bedoeld in paragraaf 6 van de wet, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller het aantal kalenderdagen van de periode van het verlof voor vierdagenweek en de noemer het aantal kalenderdagen van de maand.
§ 6. De ambtenaar die gebruik maakt van het recht op de vierdagenweek ontvangt tachtig percent van de wedde, vermeerderd met een premie van 70,14 EUR per maand. Dit bedrag is gekoppeld aan de spilindex 138,01.
Wanneer tachtig percent van de wedde niet volledig wordt betaald, dan wordt de premie bedoeld in het eerste lid prorata verminderd.
§ 7. De ambtenaar kan een einde stellen aan het stelsel van de vierdagenweek mits een opzeggingstermijn van drie maanden, behalve indien op verzoek van de betrokkene, de hiërarchische overste van minstens rang 13 instemt met een kortere termijn.
Afdeling 2. Halftijds werken vanaf 50 of 54 jaar
Art. 165. § 1. De ambtenaar heeft het recht om halftijds te werken vanaf 50 jaar tot aan de datum van zijn al dan niet vervroegde opruststelling wanneer dit op de begindatum van dit verlof cumulatief voldoet aan de volgende voorwaarden :
1° hij was voorafgaand actief in een zwaar beroep gedurende minstens vijf jaar in de voorafgaande tien jaar of gedurende minstens zeven jaar in de daaraan voorafgaande vijftien jaar;
2° dit zwaar beroep komt voor op de lijst van de beroepen waarvoor een significant tekort aan arbeidskrachten bestaat, opgemaakt in toepassing van artikel 8bis, § 1, van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt als zwaar beroep beschouwd, het zwaar beroep zoals gedefinieerd in artikel 4, § 3, tweede en derde lid van de wet van 19 juli 2012 betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector.
§ 2. De ambtenaar heeft het recht om halftijds te werken vanaf 55 jaar tot aan de datum van zijn al dan niet vervroegde opruststelling.
§ 3. De ambtenaar die houder is van een graad behorende tot rang 13 of tot een hogere rang mag geen aanspraak maken op het recht op het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar.
Hij kan evenwel, mits de voorafgaande toestemming van het College, na een met redenen omkleed advies van de Directieraad, het recht genieten op het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de gevallen waarbij de goede werking van de dienst niet in het gedrang komt.
§ 4. De ambtenaar die wenst gebruik te maken van het recht op het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar dient een aanvraag in bij zijn hiërarchische overste van minstens rang 13 minstens 3 maanden voor de aanvang van de periode.
De aanvraag van het verlof bevat de wensen van de ambtenaar rond de dagen waarop het in verlof is. Onder " halftijds werken " wordt een arbeidsregeling verstaan waarbij het de ambtenaar in de loop van een maand de helft van de prestaties dient te verrichten die verbonden zijn aan een voltijdse tewerkstelling. De verdeling van de prestaties geschiedt in volledige of halve dagen.
De hiërarchische overste van minstens rang 13 bepaalt de werkkalender. Hij kan het begin van het verlof uitstellen met maximum vier maanden omwille van de noden van de dienst.
In functie van de noden van de dienst of op vraag van de ambtenaar kan de werkkalender door de hiërarchische overste worden aangepast. Deze laatste brengt de ambtenaar twee maanden op voorhand op de hoogte van deze aanpassing.
Een tijdelijke aanpassing van de werkkalender is mogelijk bij onderling akkoord.
§ 4. Tijdens de periode dat de ambtenaar in de halftijdse arbeidsregeling geen prestaties dient te verrichten mag hij geen beroepsbedrijvigheid uitoefenen. Onder beroepsbedrijvigheid moet worden verstaan elke bezigheid waarvan de opbrengst een beroepsinkomen is dat bedoeld wordt in artikel 23 van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992.
§ 5. De periode van de halftijdse prestaties neemt een aanvang op de eerste dag van een maand.
Tijdens de periode van het halftijds werken kan de ambtenaar niet worden gemachtigd verminderde prestaties om welke redenen dan ook uit te oefenen. Hij kan evenmin aanspraak maken op een regeling voor deeltijdse loopbaanonderbreking.
§ 6. De ambtenaar die gebruik maakt van het recht op halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar ontvangt de helft van de wedde, alsook een maandelijkse premie van 295,95 EUR.
Wanneer de helft van de wedde niet volledig wordt betaald, dan wordt de premie bedoeld in het eerste lid prorata verminderd.
§ 7.De ambtenaar kan afzien van de in § 6 bedoelde maandelijkse premie als de inning ervan de uitbetaling van een pensioen uitsluit. Hij richt daartoe een bij de post aangetekende brief aan de leiden ambtenaar.
§ 8. De ambtenaar kan een einde stellen aan de halftijdse arbeidsregeling vanaf 50 of 55 jaar mits een opzeggingstermijn van drie maanden, behalve indien op verzoek van de betrokkene, de hiërarchische overste van minstens rang 13 instemt met een kortere termijn. In dit geval, kan de betrokkene geen nieuwe aanvraag meer indienen voor het stelsel van halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar".
Art.6. In artikel 167 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit 2008/174 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2012, wordt het woord "dienstjaren" telkens vervangen door de woorden "vanaf de indiensttreding".
Art.7. In artikel 173 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit 2008/174 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1. In § 1 eerste lid, worden de woorden "waarvan de duur vastgelegd is volgens de leeftijd" opgeheven.
2. in § 1er, 2° :
a) worden d. en e. vervangen door wat volgt :
"d. om halftijds te werken vanaf 50 of 55 jaar;
e. in toepassing van de vierdagenweek;" ;
b) de § 1, 2° wordt aangevuld met een j. luidend als volgt :
"j. wanneer de ambtenaar in de loop van het jaar verminderde prestaties heeft verricht om gezondheidsredenen".
Art.8. In artikel 179 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit 2008/174 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1. in het eerste lid, 4°, worden de woorden "of van de persoon met wie hij samenleeft" ingevoegd tussen de woorden "in de eerste graad" en de woorden "van de ambtenaar".
2. het eerste lid wordt aangevuld met een 9° luidend als volgt "9° het overlijden van een opvangouder van de ambtenaar voor zover de plaatsing minstens twee onafgebroken jaren heeft geduurd : 4 werkdagen."
Art.9. In artikel 189/1, 2° van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit 2008/174 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2012, wordt het woord "feestdagen" vervangen door "dagen" .
Art.10. In artikel 190 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit 2008/174 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2012, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt :
" Dit verlof wordt op de dag zelf genomen. Per jaar kunnen maximaal vier werkdagen worden opgespaard.
Art.11. In artikel 202, § 4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit 2008/174 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2012, en gewijzigd door het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 6 juni 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid, worden de woorden "De inschrijvings- en verplaatsingskosten" vervangen door "De inschrijvingskosten".
2° de paragraaf wordt aangevuld met een lid luidend als volgt :
"De verplaatsingskosten worden gedekt door het Bestuur."
Art.12. In artikel 209 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit 2008/174 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2012, wordt 10° vervangen door wat volgt :
"10° halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar;"
Art.13. In artikel 234, eerste lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit 2008/174 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2012, wordt 1° vervangen door wat volgt :
" 1° in het kader van de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar;"
Art.14. In artikel 235, § 1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit 2008/174 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2012, worden de woorden "noch aan de vervroegde halftijdse uittreding, noch aan de vrijwillige vierdagenweek bedoeld in de wet van 10 april 1995 betreffende de arbeidsherverdeling in de publieke sector" vervangen door de woorden "noch aan het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar, noch aan de vierdagenweek.".
Art.15. In artikel 255 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit 2008/174 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2012, wordt het derde lid vervangen door wat volgt :
"Behalve als de Regering er anders over beslist met toepassing van een samenwerkingsakkoord afgesloten tussen de Franse Gemeenschap en een ander bevoegdheidsniveau, is de detachering bij een andere Regering dan die van het College van de Franse Gemeenschapscommissie slechts toegestaan middels terugbetaling van de totale budgettaire last".
Art.16. In artikel 275 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit 2008/174 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) 1° wordt vervangen door wat volgt :
"1° de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar."
b) het artikel wordt aangevuld met een 8° luidend als volgt :
"8° het verlof wegens verminderde prestaties wegens gezondheidsredenen.".
Art. 17. Het Collegelid belast met het Openbaar Ambt wordt belast met de uitvoering van dit besluit.