Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

10 MEI 2015. - Koninklijk besluit houdende coördinatie van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen



Inhoudstafel:


Art. 1-2
BIJLAGEN.
Art. N1-N6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2022031969 



Artikels:

Artikel 1. Overeenkomstig de bij dit besluit gevoegde tekst wordt gecoördineerd het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.

Art.2. De Eerste Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1. Coördinatie van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen - Wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen , gecoördineerd op 10 mei 2015
  (NOTA : voor de wet, zie 2015-05-10/06)

Art. N2. Bijlage 1 - CONCORDANTIETABEL K.B. nr. 78 - Gecoördineerde wet
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 18-06-2015, p. 35423)

Art. N3. Bijlage 2. - CONCORDANTIETABEL Gecoördineerde wet - KB nr. 78
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 18-06-2015, p. 35433)

Art. N4. Bijlage 3. - Advies van de Raad van State, afdeling Wetgeving.
  Advies 47.996/VR/3 van 27 februari 2015 over een ontwerp van coördinatie van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 'betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen'
  Op 13 januari 2011 is de Raad van State door de Eerste Minister verzocht een ontwerp van coördinatie op te stellen van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 'betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen'.
  Het ontwerp van coördinatie werd opgesteld door Luc Van Calenbergh, eerste referendaris-afdelingshoofd.
  Het ontwerp is, wat de bevoegdheidsvraag betreft, door de verenigde kamers onderzocht op 16 december 2014. De verenigde kamers waren samengesteld uit Jo Baert, kamervoorzitter, voorzitter, Pierre Vandernoot, kamervoorzitter, Jan Smets, Martine Baguet, Jeroen Van Nieuwenhove en Luc Detroux, staatsraden, Jan Velaers en Sébastien Van Drooghenbroeck, assessoren, en Anne-Catherine Van Geersdaele en Greet Verberckmoes, griffiers.
  Het verslag met betrekking tot die bevoegdheidsvraag is uitgebracht door Xavier Delgrange, eerste auditeur-afdelingshoofd, Rein Thielemans, eerste auditeur, en Tim Corthaut, auditeur.
  Het ontwerp is voor het overige door de derde kamer onderzocht op 18 november 2014 en 17 februari 2015. De kamer was samengesteld uit Jo Baert, kamervoorzitter, Jan Smets en Jeroen Van Nieuwenhove, staatsraden, Jan Velaers, assessor, en Greet Verberckmoes, griffier.
  Het advies over het bijgevoegde ontwerp van coördinatie is gegeven op 27 februari 2015.
  1. Coördinatie is een "technisch-juridisch middel om verscheidene, verspreid liggende wettelijke bepalingen die betrekking hebben op hetzelfde onderwerp, met wijzigingen tot een methodisch geheel te ordenen, met een onderling aangepaste terminologie en in een doorlopende nummering".(1) Meestal gaan coördinaties van wetgeving uit van de uitvoerende macht, hetzij op grond van een wetsbepaling waarbij zij daartoe wordt gemachtigd overeenkomstig artikel 105 van de Grondwet, hetzij op grond van de wet van 13 juni 1961 'betreffende de coördinatie en de codificatie van wetten', gelezen in samenhang met artikel 6bis van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. In het laatste geval gaat het om een algemene mogelijkheid die bij de wet aan de uitvoerende macht wordt geboden, ongeacht de wetgeving in kwestie.(2)
  Een coördinatie die uitgaat van de uitvoerende macht en die gebaseerd is op de algemene mogelijkheid die wordt geboden door de voormelde wetsbepalingen, kan geen nieuwe rechtsregels bevatten.(3) De oorspronkelijke wetsbepalingen mogen niet worden gecorrigeerd, tenzij wanneer die correcties bijdragen tot een eenvormige terminologie.(4) Een coördinatie strekt er bovendien als dusdanig niet toe om de oorspronkelijke wetsbepalingen op te heffen.(5) Die oorspronkelijke wetsbepalingen blijven formeel bestaan, totdat ze worden opgeheven, doorgaans naar aanleiding van de bekrachtiging van de coördinatie.(6) Door de coördinatie wordt met andere woorden enkel een nieuwe wijze van voorstelling van de oorspronkelijke wetsbepalingen verwezenlijkt, waarop de wetgever vervolgens kan voortgaan door die voorstellingswijze als uitgangspunt te nemen voor wijzigingen die hij aanneemt.
  Pas wanneer de wetgever een coördinatie bekrachtigt die van de uitvoerende macht uitgaat, eigent hij zich het werk van de uitvoerende macht toe en vormt hij de coördinatie om tot een nieuwe wetgevende norm. Die bekrachtiging is een mogelijkheid en geen juridisch verplicht slotstuk van een coördinatie.(7) Ze wordt wel aanbevolen in de huidige handleiding wetgevingstechniek,(8) vooral dan ten behoeve van de rechtszekerheid.
  Aangezien een bekrachtiging van een coördinatie een nieuwe wilsuiting is van de wetgever, moet een coördinatie die bestemd is om te worden bekrachtigd door de federale wetgever, alleszins beperkt blijven tot de bepalingen die tot de bevoegdheid van de federale overheid behoren. Zoals verderop zal blijken (zie opmerking 5) is een te bekrachtigen coördinatie evenwel in de praktijk niet te realiseren.
  Dit gezegd zijnde, zelfs indien het de bedoeling is van de uitvoerende macht die de coördinatie heeft opgesteld om ze ter bekrachtiging aan de wetgever voor te leggen, verleent dit haar evenmin enige bevoegdheid op het stuk van de normatieve inhoud van de gecoördineerde tekst. Alleen de wetgever kan, in voorkomend geval, fundamentele aanpassingen aanbrengen in het bestaande recht, zoals het is gecoördineerd.
  Of ze nu achteraf wordt bekrachtigd of niet, een coördinatie kan enkel wijzigingen van vormelijke aard bevatten van de oorspronkelijke wetsbepalingen. Sommige wijzigingen van vormelijke aard, zoals het vernummeren van artikelen of het herformuleren van de bevoegdheid van een minister, hebben niet de minste inhoudelijke weerslag op de te coördineren regeling. Andere wijzigingen van vormelijke aard, zoals het invoeren van een eenvormige terminologie of het volledig herformuleren van een bepaling, zijn meer verregaand, ook al hebben ze geen invloed op de juridische draagwijdte van die bepaling.
  2. De omstandigheid dat de zesde staatshervorming geleid heeft tot een aantal overdrachten van bevoegdheid aan de gemeenschappen inzake het gezondheidsbeleid,(9) die tot gevolg hebben dat het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 'betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen' (hierna: het koninklijk besluit nr. 78) thans gedeeltelijk tot de bevoegdheid van de gemeenschappen moet worden gerekend, brengt de Raad van State er dan ook toe om, met betrekking tot de draagwijdte van de coördinatie waarover dit advies wordt uitgebracht, het volgende te preciseren.
  Gelet op hetgeen zo-even is uiteengezet over de bijzondere aard van een coördinatie door de uitvoerende macht, meent de Raad van State dat een coördinatie van het koninklijk besluit nr. 78 zonder enige - zelfs minieme - inhoudelijke ingreep en zonder beduidende vormelijke ingrepen, beschouwd kan worden als een nieuwe wijze van voorstelling die de oorspronkelijke wetsbepalingen onverlet laat, ook als die wetsbepalingen tot de bevoegdheid van de gemeenschappen behoren. Zoals zo-even werd uiteengezet, blijven die oorspronkelijke wetsbepalingen immers bestaan.
  Een aldus opgevatte coördinatie van het koninklijk besluit nr. 78 kan op zich dan ook geen probleem van bevoegdheidsverdeling doen rijzen.(10)
  Het zou dan ook niet aanvaardbaar zijn om het koninklijk besluit nr. 78 op een meer dan louter formeel vlak te wijzigen door middel van een coördinatie. Dan zou het immers gaan om een nieuwe wilsuiting van de bevoegde regelgever, die enkel mogelijk is binnen zijn bevoegdheid.
  3. Conform hetgeen hiervoor uiteengezet is, bevat deze coördinatie, ten opzichte van de huidige tekst van het koninklijk besluit nr. 78, uitsluitend aanpassingen die van louter vormelijke aard zijn, zonder enige inhoudelijke weerslag.
  4. Deze "bevoegdheidsneutrale" coördinatie is bovendien slechts mogelijk doordat sinds het tijdstip van de inwerkingtreding van de nieuwe overdrachten van bevoegdheid aan de gemeenschappen, op 1 juli 2014, nog geen wijzigingen zijn aangebracht in het koninklijk besluit nr. 78, noch door de federale overheid, noch door de gemeenschappen.
  5. De Raad van State laat zich bij dit oordeel eveneens leiden door het gegeven dat het "verknippen" van het koninklijk besluit nr. 78 om er de bepalingen uit weg te laten die voortaan tot de bevoegdheden van de gemeenschappen behoren, een opgave is die in de praktijk niet te realiseren is in het kader van een coördinatie. Het eenvoudig weglaten van onderdelen of aspecten van bepalingen van het koninklijk besluit nr. 78 die tot de bevoegdheid van de gemeenschappen behoren, brengt de begrijpelijkheid en de samenhang van de resterende bepalingen in het gedrang.
  6. Anders dan hetgeen gebruikelijk is bij een coördinatie, kan een dergelijke "bevoegdheidsneutrale" coördinatie niet bekrachtigd worden door de wetgever, aangezien die bekrachtiging zou neerkomen op een nieuwe wilsuiting van de wetgever die enkel mogelijk is binnen de bevoegdheid van de federale overheid.
  De federale wetgever kan de bepalingen in de gecoördineerde tekst die tot de bevoegdheid van de federale overheid kunnen worden gerekend, voortaan wel wijzigen, vervangen, aanvullen en opheffen. De federale wetgever kan de gecoördineerde tekst immers gebruiken als het nieuwe uitgangspunt voor zijn normerend optreden. Dat normerend optreden kan weliswaar enkel binnen de bevoegdheden van de federale overheid. De federale overheid kan met andere woorden enkel nog die bepalingen wijzigen, vervangen, aanvullen en opheffen waarvoor zij bevoegd is.
  Ook de gemeenschappen beschikken over de keuzemogelijkheid om - binnen hun bevoegdheden - hun decretale initiatieven te baseren op deze coördinatie, aangezien het koninklijk besluit nr. 78 niet is gewijzigd sinds het tijdstip waarop zij bevoegd zijn geworden.
  7. Uit dit alles blijkt dat de meerwaarde van een aldus opgevatte coördinatie voor de toegankelijkheid en de begrijpelijkheid van het koninklijk besluit nr. 78 slechts zeer beperkt kan zijn in vergelijking met de huidige situatie. Deze vaststelling klemt des te meer nu deze regeling, die reeds meer dan zevenenveertig jaar oud is, op een aantal punten ongetwijfeld aan een inhoudelijke actualisering toe is. Overigens wordt in het federale regeerakkoord van 10 oktober 2014 een grondige inhoudelijke herziening van het koninklijk besluit nr. 78 in het vooruitzicht gesteld.
  De Raad van State - en in het bijzonder het Coördinatiebureau - heeft de gevraagde coördinatie uitgevoerd in de mate van hetgeen juridisch mogelijk is, maar hij ziet zich eveneens genoodzaakt de intrinsieke tekortkomingen van het eindresultaat in het licht te stellen.
  De coördinatie die thans voorligt, vertoont weliswaar bepaalde voordelen, zoals een betere indeling en een volledige vernummering van de bestaande tekst, maar een aantal fundamentele tekortkomingen van de bestaande tekst van het koninklijk besluit nr. 78 konden niet worden verholpen binnen de restrictieve opvatting van een "bevoegdheidsneutrale" coördinatie. Bovendien, en nog meer belangrijk, is de tekst ook niet afgestemd op de bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid en de gemeenschappen inzake het gezondheidszorgbeleid, zodat nog steeds, zoals ook het geval is voor de bestaande tekst van het koninklijk besluit nr. 78, niet uit de tekst van de coördinatie zal blijken welke overheid bevoegd is geworden of gebleven voor het wijzigen, vervangen, aanvullen en opheffen van specifieke bepalingen ervan, alsook voor de uitvoering van die bepalingen. Dat zal pas blijken uit het concrete onderzoek door de afdeling Wetgeving - op basis van de huidige bevoegdheidsverdelende regels - van elk van de adviesaanvragen die aan haar zullen worden voorgelegd met betrekking tot de voorontwerpen, ontwerpen en voorstellen van wetten, decreten, ordonnanties en besluiten inzake aangelegenheden die worden geregeld bij het koninklijk besluit nr. 78.
  Meer in het algemeen rijst de vraag of het instrument van een coördinatie hoe dan ook nog aangepast is aan de hedendaagse regelgevende activiteit.(11)
  Het staat uiteindelijk aan de aanvrager van de coördinatie om te oordelen of het, dit alles in acht genomen, raadzaam is om deze coördinatie van het koninklijk besluit nr. 78 door te voeren. Die beslissing zal evenwel spoedig moeten worden genomen, vooraleer nieuwe wetgevende initiatieven worden ontvouwd met betrekking tot het koninklijk besluit nr. 78, ongeacht of die van de federale overheid dan wel van de gemeenschappen uitgaan.
  De griffier,
  Anne-Catherine VAN GEERSDAELE
  De voorzitter,
  Jo BAERT
  De griffier,
  Greet VERBERCKMOES
  De voorzitter,
  Jo BAERT
  Nota's
  (1) M. Van Damme, "Coördinatie en codificatie: efficiënte instrumenten voor een betere toegankelijkheid van wetgeving ?", in Toegang tot de wet, Brugge, die Keure, 2008, 61.
  (2) Zie Beginselen van de wetgevingstechniek. Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, Raad van State, 2008, aanbeveling 218, te raadplegen op de internetsite van de Raad van State (www.raadvst-consetat.be).
  (3) Les Novelles, Droit administratif, deel VI, v° Le Conseil d'Etat, p. 56-57, nr. 209.
  (4) Beginselen van de wetgevingstechniek, aanbeveling 219.
  (5) J. Velu, Droit public, I, Le statut des gouvernants, Brussel, Bruylant, 1986, 611.
  (6) P. Popelier, De wet juridisch bekeken, Brugge, die Keure, 2004, 315-316.
  (7) Zo wordt noch in artikel 6bis van de wetten op de Raad van State, noch in de wet van 13 juni 1961 gewag gemaakt van een dergelijke bekrachtiging. Ook in vroegere uitgaven van de handleiding wetgevingstechniek kwam die bekrachtiging niet aan bod: zie bv. Handleiding bij de wetgevingstechniek, Brussel, Belgisch Staatsblad, 1982, 74-77.
  (8) Beginselen van de wetgevingstechniek, aanbeveling 220.
  (9) Zie artikel 5, § 1, I, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 'tot hervorming der instellingen', alsook Parl.St. Senaat 2012-13, nr. 5-2232/1, 44-49.
  (10) De "bevoegdheidsneutrale" coördinatie die voorligt, wordt dan ook gesteund op de algemene coördinatiemachtiging in artikel 6bis van de wetten op de Raad van State en op de wet van 13 juni 1961. Er werd geen gebruik gemaakt van de meer verregaande machtiging in artikel 55bis van het koninklijk besluit nr. 78, omdat die machtiging een aantal vormelijke ingrepen mogelijk maakt die meer beduidend zijn en die niet als "bevoegdheidsneutraal" kunnen gelden.
  (11) M. Van Damme, l.c., 71-72. Zie ook de bedenkingen die de Raad van State reeds heeft geuit in adv.RvS 23.473/1 van 1 juni 2006 over een aanvraag tot codificatie van de kieswetgeving, opmerking 3.

Art. N5. Bijlage 4. - Aantekeningen ter verantwoording
  1. Rechtsgrond voor de coördinatie
  Met een brief die op 18 maart 2010 werd ontvangen op de griffie Wetgeving van de Raad van State, verzocht de minister bevoegd voor Volksgezondheid om de coördinatie uit te voeren van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 'betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen' (hierna: het koninklijk besluit nr. 78). Omdat deze aanvraag door de minister bevoegd voor Volksgezondheid werd ingediend en niet door de Eerste Minister, in strijd met de bepalingen van artikel 6bis van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, werd deze aanvraag niet in behandeling genomen en werd dit meegedeeld aan de contactpersoon.
  Op 13 januari 2011 werd vervolgens een brief ontvangen op de griffie Wetgeving van de Raad van State, waarbij de Eerste Minister verzocht om de coördinatie uit te voeren van het koninklijk besluit nr. 78.
  In een eerdere brief, gedateerd op 16 november 2010, stelt de Directeur-generaal Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer het volgende:
  "
   il avait été suggéré d'envisager plus qu'une simple coordination et de proposer également une révision de toute la structure de base de l'arrêté Royal, ainsi qu'une analyse et une révision de l'ensemble des termes utilisés dans tout l'arrêté Royal et d'élargir tout ce travail à l'ensemble des arrêtés d'exécution découlant de l'arrêté Royal n° 78. Cette suggestion a été présentée à Madame la Ministre L. Onkelinkx qui a précisé que la présente demande de coordination doit être entendu de manière limitée, à savoir un travail de coordination uniquement".
  In het advies over deze coördinatieaanvraag wordt uiteengezet om welke redenen deze "bevoegdheidsconforme" coördinatie geen enkele zelfs minieme inhoudelijke ingreep en geen beduidende vormelijke ingrepen mag inhouden, gelet op de omstandigheid dat de zesde staatshervorming geleid heeft tot een aantal bevoegdheidsoverdrachten aan de gemeenschappen inzake het gezondheidsbeleid, die tot gevolg hebben dat het koninklijk besluit nr. 78 thans gedeeltelijk tot de bevoegdheid van de gemeenschappen moet worden gerekend.
  De rechtsgrond voor de coördinatie dient dan ook gezocht te worden in artikel 6bis van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, gelezen in samenhang met artikel 77, eerste lid, 4°, van die gecoördineerde wetten, en met de nog geldende artikelen van de wet van 13 juni 1961 'betreffende de coördinatie en codificatie van wetten'. Artikel 6bis bepaalt dat door het Coördinatiebureau een ontwerp van coördinatie wordt opgesteld, dat aan de afdeling wetgeving van de Raad van State voor advies wordt voorgelegd, waarna het ontwerp, samen met het advies, wordt bezorgd aan de Eerste Minister. Artikel 77, eerste lid, 4°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State bepaalt dat de leden van het Coördinatiebureau onder meer tot taak hebben de coördinatie van de wetgeving voor te bereiden.
  Benevens het ontwerp van coördinatie en het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State, dient de coördinatie door de Koning, van de gecoördineerde tekst, te verlopen volgens de procedure bepaald door de wet van 13 juni 1961 betreffende de coördinatie en codificatie van wetten. Deze wet vereist onder meer dat het koninklijk besluit tot coördinatie verwijzingen moet bevatten aan de hand waarvan de oorspronkelijke tekst van elke gecoördineerde bepaling kan worden teruggevonden. De wet verplicht tevens tot de bekendmaking van het advies van de Raad van State en van de eventuele aantekeningen ter verantwoording van het Coördinatiebureau, samen met het koninklijk besluit tot coördinatie.
  Als rechtsgrond voor het ontwerp van coördinatie wordt, mede om de redenen die in het advies over deze coördinatieaanvraag worden uiteengezet, geen beroep gedaan op artikel 55bis van het koninklijk besluit nr. 78, dat aan de Koning een gedetailleerde en meer verregaande machtiging verleent om over te gaan tot de coördinatie van de tekst.
  2. Het ontwerp van coördinatie van het Coördinatiebureau
  Het ontwerp van coördinatie van het koninklijk besluit nr. 78 bevat het voorontwerp van coördinatiebesluit, vervolledigd met de volgende genummerde bijlagen:
  Bijlage 1: de gecoördineerde tekst;
  Bijlage 2: een concordantietabel waarin, bij elk artikel, of onderdeel van de oorspronkelijke tekst, het daarmee overeenstemmende artikel of onderdeel van de gecoördineerde tekst wordt vermeld;
  Bijlage 3: een concordantietabel waarin, bij elk artikel of onderdeel van de gecoördineerde tekst, het daarmee overeenstemmende artikel of onderdeel van de oorspronkelijke tekst wordt vermeld;
  Bijlage 4: de verantwoordingsnotities waarin uitleg wordt gegeven over de gevolgde werkwijze en de redenen waarom de oorspronkelijke tekst is gewijzigd;
  Bijlage 5: de lijst van de bepalingen die niet in de gecoördineerde tekst zijn opgenomen, zoals de wijzigingsbepalingen en de overgangsbepalingen die geen nut meer hebben.
  3. Welke bepalingen zijn in de coördinatie opgenomen?

  3.1. Stand van de wetgeving

  3.1.1. Er werd rekening gehouden met de stand van de wetgeving tot de wijzigingen bij de wetten van 10 april 2014 (de wet van 10 april 2014 'houdende diverse bepalingen inzake gezondheid' en de wet van 10 april 2014 'tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen').

  De wijzigingen die aangebracht worden bij de wet van 4 april 2014 'tot regeling van de geestelijke gezondheidszorgberoepen en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen' werden niet in de tekst van de coördinatie geïntegreerd. Deze wijzigingen treden immers pas in werking op 1 september 2016, tenzij de Koning een eerdere datum bepaalt. Daarom werden deze wijzigingsbepalingen opgenomen in hoofdstuk 14 (Toekomstige wijzigingsbepalingen). De keuze om deze wijzigingen niet in de lopende tekst te integreren werd gemaakt omdat (1) de datum van de inwerkingtreding te ver in de toekomst ligt, en (2) de wijzigingen te divers zijn, waardoor het in sommige gevallen quasi onmogelijk zou worden om weer te geven welke versie vanaf welk ogenblik van toepassing zou zijn, wat de transparantie en de leesbaarheid van de tekst sterk in het gedrang zou brengen. Anderzijds kon de laatstgenoemde wet van 4 april 2014 niet uit de coördinatie worden weggelaten. Deze wet is immers opgevat als een wijziging van het koninklijk besluit nr. 78, en de rechtszekerheid en de transparantie van de rechtsorde zouden in het gedrang komen wanneer op 1 september 2016 (of eventueel vroeger) de bedoelde wijzigingen moeten worden aangebracht in de gecoördineerde tekst en niet langer in het koninklijk besluit nr. 78. Daarom werden de wijzigingen achteraan in de coördinatie opgenomen, waarbij alle verwijzingen reeds werden aangepast aan de tekst die zij uiteindelijk zullen wijzigen. De nieuw in te voegen artikelen dragen evenwel (noodzakelijkerwijze) een "schuine-streepnummering".

  Er werd ook rekening gehouden met de koninklijke besluiten van 10 en 19 april 2014 die respectievelijk op 1 juli 2015 de gedeeltelijke inwerkingtreding regelen van artikel 3 van de wet van 24 november 2004 'houdende maatregelen inzake gezondheidszorg', en ook de inwerkingtreding van artikel 71, 1°, van de wet van 19 december 2008 'houdende diverse bepalingen inzake gezondheidszorg'.

  De inwerkingtreding van artikel 3 van de wet van 24 november 2004 wat betreft de vroedvrouwen, bij het koninklijk besluit van 10 april 2014, heeft tot gevolg dat de oude versie van het gecoördineerde artikel 25 (vroeger artikel 7) vanaf 1 juli 2015 voor deze laatste overblijvende beroepsgroep (de vroedvrouwen) geen toepassing meer vindt. Het toepassingsgebied van de oude versie van het gecoördineerde artikel 25 strekte zich overigens niet uit tot alle gezondheidszorgberoepen maar was beperkt tot de artsen, apothekers, tandartsen, kinesisten en vroedvrouwen. De nieuwe versie van het gecoördineerde artikel 25 is daarentegen van toepassing op alle gezondheidszorgberoepen maar slechts vanaf een datum die door de Koning vastgesteld wordt voor elke beroepsgroep. De oude versie blijft bijgevolg enkel voor de vroedvrouwen tot 1 juli 2015 van toepassing en werd dus eveneens in de tekst van het gecoördineerde artikel 25 als een tijdelijke overgangsbepaling opgenomen.

  Door de inwerkingtreding van artikel 71, 1°, van de wet van 19 december 2008 wordt op 1 juli 2015 artikel 21sexies van het koninklijk besluit nr. 78 opgeheven. Artikel 21sexies (het gecoördineerde artikel 47) wordt vanzelfsprekend in de coördinatie opgenomen, aangezien die bepaling nog geldt, maar in de voetnoot onder dit artikel wordt melding gemaakt van de wetsgeschiedenis tot en met de opheffing ervan. De coördinatie bevat ook nog een verwijzing naar dit gecoördineerde artikel 47, nl. in het gecoördineerde artikel 45. In de voetnoot bij dit artikel wordt verduidelijkt dat de verwijzing naar het gecoördineerde artikel 47 door de wetgever zal dienen opgeheven te worden met ingang van 1 juli 2015. Die ingreep kan immers niet in het raam van de huidige coördinatieopdracht.

  3.1.2. Sedert de aanvraag tot coördinatie van het koninklijk besluit nr. 78 werd de tekst niet minder dan elf maal uitdrukkelijk gewijzigd, namelijk bij

  a) de wet van 17 februari 2012 'houdende diverse dringende bepalingen inzake gezondheid';
  b) de wet van 29 maart 2012 'houdende diverse bepalingen;'
  c) het koninklijk besluit van 5 juli 2012 'tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen teneinde de Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van de beroepskwalificaties om te zetten';
  d) de wet van 19 maart 2013 'houdende diverse bepalingen inzake gezondheid';
  e) de wet van 23 mei 2013 'tot regeling van de vereiste kwalificaties om ingrepen van niet-heelkundige esthetische geneeskunde en esthetische heelkunde uit te voeren';
  f) het koninklijk besluit van 19 juli 2013 'houdende diverse bepalingen inzake bewijskracht';
  g) de wet van 15 december 2013 'met betrekking tot medische hulpmiddelen';
  h) het koninklijk besluit van 11 februari 2014 'tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen';
  i) de wet van 4 april 2014 'tot regeling van de geestelijke gezondheidszorgberoepen en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen';
  j) de wet van 10 april 2014 'houdende diverse bepalingen inzake gezondheid';
  k) de wet van 10 april 2014 'tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen';

  Bovendien, zoals hiervoor reeds werd uiteengezet, werden ook vroegere wijzigings- en opheffingsbepalingen in werking gesteld bij koninklijke besluiten die werden uitgevaardigd sinds de aanvraag tot coördinatie.

  Dit alles had tot gevolg dat de coördinatiewerkzaamheden telkens grotendeels dienden overgedaan te worden, hetgeen uiteraard de tijdige afwikkeling ervan ernstig heeft bemoeilijkt. Door deze talrijke wijzigingen diende immers niet enkel de volgorde en de nummering van de gecoördineerde artikelen steeds weer aangepast te worden (door opheffingen en invoegingen), maar bovendien moesten de voetnoten en de talloze interne verwijzingen eveneens worden aangepast. Ook de concordantietabellen dienden telkens opnieuw gewijzigd te worden, alsook deze "Aantekeningen ter verantwoording".

  3.2. Oude en nieuwe bepalingen in de tekst, afhankelijk de beroepsgroep

  Zoals hiervoor reeds kort werd uiteengezet, werden in een aantal gevallen in het verleden artikelen opgeheven, vervangen of gewijzigd, waarbij de Koning werd gemachtigd om "per beroepsgroep" de inwerkingtreding vast te stellen van deze opheffing, vervanging of wijziging.

  3.2.1. Omdat deze machtigingen aan de Koning in sommige gevallen nog niet volledig uitgevoerd werden, bevat de coördinatie zowel de oude als de nieuwe tekst van deze artikelen (of onderdelen ervan) in één artikel.

  Deze keuze werd ingegeven door de rechtszekerheid.

  Het zou inderdaad mogelijk zijn geweest om de oude bepalingen op te nemen in de bijlage met niet in de coördinatie opgenomen bepalingen. Deze, voor sommige beroepsgroepen nog van kracht zijnde bepalingen, zouden dan weliswaar niet uit de rechtsorde verdwijnen, maar men zou ze evenwel uit het oog kunnen verliezen, wat de rechtszekerheid en de transparantie niet ten goede zou komen.

  Daarom werden in drie gevallen, met name in de artikelen 72 (het oude artikel 24), 73 (het oude artikel 25) en 153 (het oude artikel 54ter) van de gecoördineerde tekst overgangsregelingen uitgewerkt voor de beroepscategorieën waarvoor de nieuwe regeling nog niet van kracht is. Wat deze drie artikelen betreft, werd verwezen (weliswaar in een aangepaste vorm) naar de machtiging aan de Koning om de betreffende bepalingen per beroepsgroep in werking te laten treden.

  3.2.2. In een ander geval, nl. artikel 25 (het oude artikel 7) werd er voor geopteerd om de machtiging aan de Koning die zich bevindt in de wet van 24 november 2004 in paragraaf 2 van artikel 25 op te nemen. De nieuwe tekst bevindt zich in artikel 25, § 1, en deze is reeds van toepassing voor een aantal beroepsgroepen. De "oude" overgangstekst bevindt zich in paragraaf 3 en is enkel nog van toepassing voor de vroedvrouwen tot 30 juni 2015. Vanaf 1 juli 2015 is artikel 25, § 1, van toepassing op de vroedvrouwen. Wat de artikelen 72, 73, en 153 betreft (die in punt 3.2.1 besproken werden), is de toestand enigszins anders. De nieuwe regeling geldt op het ogenblik van het afsluiten van de coördinatie enkel voor een aantal beroepscategorieën, waarbij de oude regeling van toepassing blijft voor de andere beroepscategorieën.

  3.3. Toekomstige wijzigingen: inwerkingtreding op een door de Koning te bepalen datum

  In een aantal andere gevallen zijn bepalingen die de bestaande tekst wijzigen, vervangen of opheffen, nog niet in werking getreden omdat de Koning de inwerkingtreding ervan nog dient vast te stellen. In deze gevallen werden de bepalingen die de inwerkingtredingsregeling bevatten in de tekst opgenomen. Deze machtigingen aan de Koning om de inwerkingtreding vast te stellen, en die in een tekst voorkomen die vreemd is aan het koninklijk besluit nr. 78, werden dan opgenomen in het artikel van de gecoördineerde tekst waarop ze betrekking hebben, zij het in een aangepaste vorm.

  Hierna wordt een overzicht gegeven van alle bepalingen waarbij de Koning :

  (1) nog dient over te gaan tot de inwerkingstelling van ingevoegde bepalingen (punt 3.3.1);
  (2) dient over te gaan tot de inwerkingstelling, maar dit niet meer hoeft te doen vermits de bepalingen impliciet in werking zijn getreden (punt 3.3.2);
  (3) nog gedeeltelijk dient over te gaan tot de inwerkingtreding - zie punt 3.2 supra (punt 3.3.3);
  (4) enkel nog dient over te gaan tot de inwerkingtreding voor sommige beroepsgroepen (punt 3.3.4);
  (5) nog dient over te gaan tot de inwerkingtreding van de opheffing van bepalingen (punt 3.3.5);
  (6) nog dient over te gaan tot de vervanging van bepalingen (punt 3.3.6);

  3.3.1. In te voegen bepalingen op een door de Koning te bepalen datum

  - Het gecoördineerde artikel 8, zevende lid (het oude artikel 4, § 2ter, laatste lid) wordt ingevoegd bij de wet van 1 mei 2006 en treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum (artikel 6, eerste lid, van de wet van 1 mei 2006).

  - Artikel 20, eerste tot zesde lid (het oude nog niet in werking getreden artikel 4, § 4) werd reeds opgenomen in de eigenlijke tekst van de coördinatie. Artikel 55 van de wet 15 december 2013 met betrekking tot medische hulpmiddelen vervangt de bestaande paragraaf 4 van artikel 4. Deze nieuwe paragraaf treedt pas in werking op een door de Koning te bepalen datum.

  In de thans van kracht zijnde paragraaf 4 worden aspecten geregeld met betrekking tot het aanschaffen en het houden van een geneesmiddelendepot door een arts, alsook de machtigingen hiervoor, de bevoorrading en het beheer ervan. De in deze bepaling voorkomende medisch-farmaceutische cumulatie werd destijds evenwel afgeschaft. Om die reden werd het vroegere artikel 4, § 4 - op aanraden van de contactpersoon - niet meer opgenomen in de coördinatie (zie verder in deze aantekeningen). Omdat artikel 55 van de wet van 15 december 2013 juist deze (niet meer toepasselijke) paragraaf 4 vervangt, werd ervoor geopteerd om de (nog niet in werking getreden) vervanging op te nemen als het gecoördineerde artikel 20 met de toevoeging in het zevende lid van de inwerkingtredingsbepaling die voorkomt in artikel 57, eerste lid, van de wet van 15 december 2013.

  3.3.2. In te voegen bepalingen op een door de Koning te bepalen datum impliciete inwerkingtreding

  De gecoördineerde artikelen 11, derde lid (het oude artikel 4, § 3, 2°, derde lid), en 12, tweede lid (het oude artikel 4, § 3, 3°, tweede lid) treden in werking op een door de Koning te bepalen datum (zie de artikelsgewijze aantekeningen).

  In geen van deze twee gevallen heeft de Koning een besluit genomen dat de datum van inwerkingtreding vaststelt. Niettemin werden deze bepalingen reeds aangewend als rechtsgrond voor het koninklijk besluit van 12 juni 2008 'tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 september 1974 betreffende de opening, de overbrenging en de fusie van voor het publiek opengestelde apotheken'. Uit het gegeven dat de Koning is overgegaan tot de uitvoering van een nog niet in werking getreden bepaling, moet worden afgeleid dat die bepaling ook impliciet in werking is gesteld.

  Om die reden werden deze bepalingen opgenomen in de tekst van de coördinatie als geldende bepalingen en werden de machtigingen van de Koning tot de inwerkingstelling ervan niet opgenomen.

  3.3.3. Bepalingen waar oude en nieuwe teksten op hetzelfde ogenblik van kracht zijn

   Vermits van sommige bepalingen zowel oude als nieuwe versies (elk voor verschillende beroepscategorieën) geldig zijn, werden beide versies in de tekst van de coördinatie opgenomen.

  - Gecoördineerd artikel 72 (oud artikel 24): hier staan de oude tekst en nieuwe tekst onder elkaar met een overgangsregeling voor de oude tekst. De paragrafen 1 en 2 bevatten de tekst van toepassing op de beroepscategorieën waarvoor de Koning reeds uitvoering gaf aan de machtiging. In paragraaf 3 wordt de tekst opgenomen die van toepassing is op de beroepscategorieën waarvoor de Koning de datum van inwerkingtreding nog niet vaststelde. Naar de machtiging aan de Koning, om de inwerkingtreding te bepalen per beroepscategorie (artikel 183 van de wet van 25 januari 1999), wordt verwezen in artikel 72, § 3, eerste lid.

  - Gecoördineerd artikel 73 (oud artikel 25): hier staan de oude tekst en nieuwe tekst ook onder elkaar met overgangsregeling voor de oude tekst. Paragraaf 1 bevat de tekst van toepassing op de beroepscategorieën waarvoor de Koning reeds uitvoering gaf aan de machtiging tot vaststelling van de inwerkingtreding. Artikel 73, § 2, tweede lid bevat de tekst die van toepassing is op de beroepscategorieën waarvoor de Koning de inwerkingtreding nog niet vaststelde. Naar de machtiging aan de Koning, om de inwerkingtreding te bepalen per beroepscategorie (artikel 183 van de wet van 25 januari 1999), wordt verwezen in artikel 73, § 2, eerste lid. Artikel 73, § 3, is van toepassing op alle beroepscategorieën.

  - Gecoördineerd artikel 153 (oud artikel 54ter): hier staan de oude tekst en nieuwe tekst onder elkaar met overgangsregeling voor de oude tekst. De paragrafen 1 tot 3 bevatten de nieuwe regeling. Paragraaf 4 bevat de tekst die van toepassing is op de beroepscategorieën waarvoor de Koning de datum van inwerkingtreding nog niet vaststelde. Naar de machtiging aan de Koning in artikel 183 van de wet van 25 januari 1999 om de inwerkingtreding te bepalen per beroepscategorie, werd verwezen in artikel 153, § 4, eerste lid.

  3.3.4. Bepaling waarvan er slechts één versie van kracht is maar waarvan de inwerkingtreding door de Koning bepaald wordt per beroepscategorie

  - Gecoördineerd artikel 25 (oud artikel 7): paragraaf 1 bevat de tekst van toepassing op de beroepscategorieën waarvoor de Koning reeds uitvoering gaf aan de machtiging. Paragraaf 2 bevat de machtiging om de eerste paragraaf door de Koning in werking te laten treden per beroepsgroep (artikel 6 van de wet van 24 november 2004). Paragraaf 3 bevat een tijdelijke overgangsregeling (tot 30 juni 2015) die van toepassing is op de vroedvrouwen. Voor deze beroepsgroep geldt vanaf 1 juli 2015 de regeling bedoeld in paragraaf 1.

  3.3.5. Bepalingen die opgeheven worden op een door de Koning te bepalen datum

   De volgende bepalingen werden in de lopende tekst opgenomen omdat zij nog van kracht zijn, vermits hun opheffing afhangt van een optreden van de Koning.

  - Gecoördineerd artikel 47 (oud artikel 21sexies): dit artikel werd niet uit de tekst verwijderd, vermits het pas wordt opgeheven met ingang van 1 juli 2015 (artikel 71, 1°, van de wet van 19 december 2008, gelezen in samenhang met artikel 1 van het koninklijk besluit van 19 april 2014). Vermits de Koning reeds gebruik maakte van de bepaling om de inwerkingtreding vast te stellen, werd de machtiging tot inwerkingstelling niet in de coördinatie opgenomen. Met het oog op de transparantie omtrent de opheffing van artikel 47 bepaalt artikel 156 dat artikel 47 wordt opgeheven op 1 juli 2015.

  - Gecoördineerd artikel 60 (het oude artikel 21septiesdecies) wordt opgeheven bij artikel 71, 2° van de wet van 19 december 2008, met ingang van een door de Koning te bepalen datum (artikel 72 van de wet van 19 december 2008). De machtiging aan de Koning om dit artikel op te heffen werd opgenomen in artikel 60, § 3.

  - Gecoördineerd artikel 119, § 1, 2°, a) (het oude artikel 37, § 1, 2°, a)) wordt opgeheven bij artikel 69, 1°, van de wet van 19 december 2008 met ingang van een door de Koning te bepalen datum (artikel 72 van de wet van 19 december 2008). Deze machtiging is in de coördinatie opgenomen in artikel 119, § 5.

  3.3.6. Bepaling die een bestaande bepaling vervangt op een door de Koning te bepalen datum

   De volgende bepaling werd achteraan in een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 14) toegevoegd. De reden hiervoor is de leesbaarheid van de tekst, vermits het toevoegen aan de oude (van kracht zijnde) tekst van de nieuwe (nog niet van kracht zijnde) tekst afbreuk zou doen aan de leesbaarheid en de rechtszekerheid.

  Het gecoördineerde artikel 45 (het oude artikel 21quater) wordt vervangen bij artikel 34 van de wet van 10 augustus 2001, met ingang van een door de Koning te bepalen datum (artikel 59, § 1, van de wet van 10 augustus 2001). Artikel 34 van de wet van 10 augustus 2001 werd op zijn beurt vervangen bij artikel 76 van de wet van 2 augustus 2002. Artikel 59, § 1, van de wet van 10 augustus 2001 wordt aangevuld, waardoor de vervanging bij artikel 76 in werking treedt op een door de Koning te bepalen datum (artikel 77 van de wet van 2 augustus 2002). Artikel 21quater wordt gewijzigd bij artikel 73 van de wet van 19 december 2008. Omdat de vervanging nog niet van kracht is, werd de toekomstige versie van artikel 45 achteraan de tekst toegevoegd, en werd genummerd als artikel 155. Tevens werd de machtiging van artikel 59, § 1, van de wet van 10 augustus 2001 in het gecoördineerde artikel 155 verwerkt.

  3.4. Bevoegdheidsaspecten na de zesde Staatshervorming

  De zesde Staatshervorming heeft een invloed gehad op diverse bepalingen die voorkomen in de gecoördineerde tekst. Een aantal bevoegdheden inzake de gezondheidszorgberoepen werden immers overgeheveld van de federale overheid naar de gemeenschappen. In het advies over deze coördinatieaanvraag wordt uiteengezet waarom de coördinatie desondanks het geheel van de tekst van het koninklijk besluit nr. 78 omvat en niet enkel de onderdelen ervan die nog tot de bevoegdheid van de federale overheid kunnen worden gerekend.

  4. De concordantietabellen

  In de concordantietabellen zijn alle bepalingen van het koninklijk besluit nr. 78 opgenomen. De bepalingen die niet in de gecoördineerde tekst terug te vinden zijn, worden aangeduid als "opgeheven bepalingen" of als "niet-gecoördineerde bepalingen", naargelang het geval.

  Voor alle duidelijkheid dient eraan herinnerd te worden dat bepalingen, die niet in de coördinatie werden opgenomen, hun rechtskracht niet verliezen. Een coördinatie heeft op zich beschouwd geen kracht van wet en de niet in de coördinatie opgenomen bepalingen verliezen hun rechtskracht niet.

  Een aantal wijzigende bepalingen van hoofdstuk 14 "Toekomstige wijzigingsbepalingen", voeren nieuwe artikelen in in de gecoördineerde tekst. Omdat zij pas in werking zullen treden op 1 september 2016 (tenzij de Koning een eerdere datum vaststelt) werden deze bepalingen niet nu reeds geïntegreerd in de tekst van de coördinatie. In de voetnoten in de concordantietabellen wordt evenwel verduidelijkt op welke plaats deze nieuwe artikelen vanaf 1 september 2016 (of eerder) zullen moeten worden ingevoegd.

  5. De werkwijze

  5.1. Als bijlage 1 is het ontwerp van gecoördineerde tekst opgenomen. De voetnoten, één per artikel, onderdeel of titel, verwijzen naar de oorspronkelijke nummeringen van het koninklijk besluit nr. 78, of in een aantal gevallen van een andere akte. In dit laatste geval gaat het steeds over bepalingen die de inwerkingtreding of de opheffing van de ervoor vermelde tekst regelen. De voetnoten vermelden daarbij in eerste instantie de relevante wetsgeschiedenis van de bepaling, namelijk alle nog van kracht zijnde wijzigingen. Zij vermelden ook welke louter vormelijke wijzigingen aangebracht werden naar aanleiding van de coördinatie, zoals vernummeringen, correcties en dergelijke. Hoewel er een grote analogie is tussen de vermeldingen in de voetnoten van de Nederlandse en de Franse gecoördineerde teksten, zijn deze toch niet steeds identiek, vermits sommige wijzigingen enkel dienden aangebracht te worden in een enkele taalversie.

  5.2. Algemene structuur: Het ontwerp bestaat uit veertien hoofdstukken:

  Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

  Hoofdstuk 2 De uitoefening van de geneeskunde en van de artsenijbereidkunde

  Hoofdstuk 3 De uitoefening van de kinesitherapie

  Hoofdstuk 4 De uitoefening van de verpleegkunde

  Hoofdstuk 5 De uitoefening van het beroep van vroedvrouw

  Hoofdstuk 6 De uitoefening van het beroep van hulpverlener - ambulancier

  Hoofdstuk 7 De uitoefening van de paramedische beroepen

  Hoofdstuk 8 Bijzondere beroepsbekwaamheden, bijzondere beroepstitels, aanbodsbeheersing, eindeloopbaan, evaluatie, structuur en organisatie van de praktijk, organen en federale databank van de beoefenaars van de gezondheidszorgberoepen

  Hoofdstuk 9 Erkenning van beroepskwalificaties Toepassing van de Europese reglementering

  Hoofdstuk 10 De geneeskundige commissies

  Hoofdstuk 11 Cel medische bewaking

  Hoofdstuk 12 Strafbepalingen en tuchtmaatregelen

  Hoofdstuk 13 Algemene bepalingen

  Hoofdstuk 14 Toekomstige wijzigingsbepalingen

  5.3. Methodologie

  5.3.1. Zoveel als mogelijk werd de structuur gevolgd die reeds voorkwam in het koninklijk besluit nr. 78. Het bestaande hoofdstuk IVbis, "Erkenning van beroepskwalificaties Toepassing van de Europese regelgeving", werd evenwel geplaatst na het bestaande hoofdstuk IIbis "Bijzondere beroepsbekwaamheden, bijzondere beroepstitels, aanbodsbeheersing, eindeloopbaan, evaluatie, structuur en organisatie van de praktijk, organen en federale databank van de beoefenaars van de gezondheidszorgberoepen", vermits deze twee hoofdstukken inhoudelijk, zij het uit een andere invalshoek, heel nauw verwant zijn.

  Vooreerst werden de bestaande artikelen volledig vernummerd. De interne verwijzingen werden nadien aangepast aan de nieuwe nummering. Het verplaatsen van artikelen (met uitzondering van de artikelen in hoofdstuk IVbis) werd niet raadzaam geacht.

  De verwijzingen naar andere normen werden desgevallend verbeterd of aangepast aan de correcte of inmiddels gewijzigde opschriftbenamingen (zie bijvoorbeeld in het gecoördineerde artikel 6, waar het opschrift "wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica" werd vervangen door "wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen").

  Tevens werden louter vormelijke vergissingen in de bestaande tekst rechtgezet, zoals fouten in de schrijfwijze (bijvoorbeeld: een vergeten hoofdletter aan het begin van een zin), en fouten bij de leestekens, indien zij geen uitleg behoeven en de verbetering geen invloed heeft op de draagwijdte van de betrokken bepaling (bijvoorbeeld: een punt dat ontbrak aan het einde van een artikel; een komma die ontbrak tussen het nummer van het artikel en de vermelding van de onderdelen ervan).

  5.3.2. Wanneer een gecoördineerd artikel bepalingen bevat die afkomstig zijn van verschillende artikelen of onderdelen ervan, al dan niet afkomstig uit het koninklijk besluit nr. 78, vangt in de voetnoten de herkomst steeds aan met een onderlijnde weergave van de gedeelten van het gecoördineerd artikel, gevolgd door de wetsgeschiedenis.

  6. Terminologie

  6.1. De bestaande tekst werd aangepast aan de nummering en de terminologie van de Grondwet, zoals die op 17 februari 1994 werd gecoördineerd.

  Concreet betekent dit dat de verwijzing naar de artikelen 59bis, § 2, eerste lid, 2°, en 59ter, 2, eerste lid, 3°, van de Grondwet vervangen werd door een verwijzing naar de artikelen 127, § 1, eerste lid, 2°, en 130, § 1, eerste lid, 3°, van de gecoördineerde Grondwet, dat het woord "Gemeenschap" (met hoofdletter) vervangen werd door het woord "gemeenschap" (met kleine letter), en dat het woord "Executieven" vervangen werd door het woord "Regeringen".

  6.2. Tevens werd een verkeerde vermelding van een opschrift vervangen door het correcte opschrift: het opschrift van het koninklijk besluit van 21 maart 2003 houdende vaststelling van de normen waaraan het zorgprogramma voor oncologische basiszorg en het zorgprogramma voor oncologie moeten voldoen om erkend te worden, werd in fine gecorrigeerd door "
   om te worden erkend". In de Franse tekst van hetzelfde opschrift werd het woord "agréé" vervangen door het woord "agréés".

  6.3. Correcties van het taalgebruik werden sporadisch uitgevoerd, daar waar ze voor de hand lagen. De correctie is evenwel niet exhaustief, vermits hiervoor een grondig taalkundig nazicht vereist is.

  Voorbeelden :

  - In de Nederlandse tekst werden de woorden "bedoeld bij de artikelen (of onderdelen ervan)
  " vervangen door "bedoeld in de artikelen (of onderdelen ervan)
  "; de woorden "in het raam" werden vervangen door de woorden "in het kader"; het woord "veearts" werd vervangen door het woord "dierenarts" (interne overeenstemming); het woord "fysisch" of "fysische" werd vervangen door het woord "fysiek" of "fysieke" (interne overeenstemming).

  - In de Franse tekst werd het woord "agréation" vervangen door "agrément" (interne overeenstemming);

  - De ISO-afkortingen van de vermelding in euro (EUR) werden vervangen door volle tekst, nl. "euro";

  6.4. Op talrijke plaatsen werd in de Nederlandse tekst verwezen naar de minister (al dan niet met kleine letter) "bevoegd voor de Volksgezondheid", "die de Volksgezondheid in zijn bevoegdheid heeft", "tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort", "die voor de Volksgezondheid bevoegd is", "van Volksgezondheid", "van Volksgezondheid en van het Gezin". In alle gevallen gaat het om dezelfde minister.

  In het kader van de eenvormigheid werd deze verwijzing doorheen de tekst als volgt geformuleerd: minister bevoegd voor Volksgezondheid. Deze benaming is conform de aanbeveling 167 uit de Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten.
  In de Franse tekst werd meermaals verwezen naar "le Ministre ayant la Santé publique dans ses attributions" en ook naar "le Ministre de la Santé publique", en naar "le Ministre de la Santé publique et de la Famille". Omdat het in deze gevallen ook om dezelfde minister ging werd de benaming - eveneens in overeenstemming met de eerder gemelde handleiding - steeds vervangen door "le ministre qui a la Santé publique dans ses attributions".

  6.5. Nog in het kader van de eenvormigheid werden de woorden "farmaceutische beroepsorganisaties" vervangen door de woorden "beroepsorganisaties van apothekers" in de Nederlandse tekst en werden de woorden "organisations professionnelles pharmaceutiques" vervangen door de woorden "organisations professionnelles de pharmaciens" in de Franse tekst.

  6.6. De vermeldingen van diploma's

  De vermeldingen van diploma's en hieraan gekoppeld de vereisten tot het uitoefenen van het gezondheidszorgberoep werden niet aangepast aan de nieuwe benamingen die van toepassing zijn binnen de Vlaamse, Franse en Duitstalige Gemeenschap.

  De diverse drijfveren die hier aan ten grondslag liggen worden hierna weergegeven.

  6.6.1. Een aanpassing van de vroegere (federale) diplomabenamingen aan de nieuwe benamingen die de gemeenschappen hanteren, houdt veel meer in dan een loutere actualisering (bijvoorbeeld "licentiaat in de scheikundige wetenschappen" (gecoördineerd artikel 23, § 2, eerste lid) leidt niet automatisch tot een geactualiseerd diploma in de zin van "master in de scheikundige wetenschappen"). Bovendien is het niet meteen duidelijk of die geactualiseerde benamingen de lading zouden dekken die het koninklijk besluit nr. 78 eraan geeft of beoogt te geven. Om dezelfde reden werden ook diplomabenamingen zoals "gegradueerde in de arbeidstherapie" (artikel 154) niet geactualiseerd tot bijvoorbeeld "bachelor in de arbeidstherapie".

  6.6.2. Een aantal artikelen hebben betrekking tot de diploma's die toegang geven tot de uitoefening van de geneeskunde, artsenijbereidkunde, tandheelkunde, enz
  , bij gebreke waaraan men deze gezondheidszorgberoepen onwettig uitoefent. Deze diplomavereisten zijn als het ware de grondvesten voor het koninklijk besluit nr. 78. Om de hierna uiteengezette redenen werd ook hier ervoor gekozen deze diplomavereisten niet te actualiseren.

  Het gecoördineerde artikel 3, § 1, eerste lid, luidt thans als volgt:

  "Niemand mag de geneeskunde uitoefenen die niet het wettelijk diploma bezit van doctor in de genees-, heel en verloskunde, dat werd behaald in overeenstemming met de wetgeving op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens, of die niet wettelijk ervan vrijgesteld is, en die bovendien de voorwaarden gesteld bij artikel 25, niet vervult."

  Een geactualiseerde tekst had bijvoorbeeld als volgt kunnen luiden:

  "Niemand mag de geneeskunde uitoefenen die niet het diploma bezit dat het recht verleent om de door de bevoegde overheid beschermde titel van arts of doctor in de genees-, heel- en verloskunde of master in de geneeskunde te voeren, en dat werd behaald in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving, of die niet wettelijk ervan vrijgesteld is, en die bovendien de voorwaarden gesteld bij artikel 25, niet vervult"

  Hierbij worden zowel de oude titel van "doctor in de genees-, heel- en verloskunde", de nieuwe titel van "arts" (zie artikel II.76, § 2, 10°, van de (Vlaamse) Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013) als de titel van "master in de geneeskunde" (besluit van de Vlaamse regering van 13 februari 2004 'tot vaststelling van de lijst van de bachelor- en de masteropleidingen in het hoger onderwijs in Vlaanderen') gehanteerd.

  De titel van "médecin" zou dan in de Franse tekst moeten voorkomen (artikel 85 van het décret du 7 novembre 2013 'définissant le paysage de l'enseignement supérieur et l'organisation académique des études').

  De Duitstalige Gemeenschap heeft geen eigen opleiding in de geneeskunde, zodat , althans wat dit diploma betreft, geen dergelijk terminologisch probleem rijst. Hetzelfde geldt overigens voor alle universitaire diploma's in de Duitstalige Gemeenschap. Artikel 2.6. van het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 27 juni 2005 'zur Schaffung einer Autonomen Hochschule' voorziet enkel in drie bachelordiploma's, waarvan in voorkomend geval enkel de "bachelor in de verpleegkunde" ("Bachelor in Krankenpflege") voor de coördinatie in aanmerking zou kunnen komen. Wat de andere diploma's betreft, hetzij master- of bachelordiploma's, wordt er in de Duitstalige Gemeenschap geen enkele hogere opleiding georganiseerd die leidt tot een bachelor- of masterdiploma. Er zou dus kunnen gesteld worden dat de wetgeving op het toekennen van de academische graden nog van toepassing is binnen de Duitstalige Gemeenschap, maar gelet op hetgeen hiervoor werd uiteengezet, is er wat de Duitstalige Gemeenschap betreft evenmin noodzaak om te verwijzen naar de (oude federale) wetgeving op het toekennen van de academische graden.

  Een verwijzing naar het behalen van het diploma "in overeenstemming met de wetgeving op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens", is dus in algemene zin achterhaald, waardoor de zinsnede "en dat werd behaald in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving" een aanvaardbaar alternatief zou kunnen zijn.

  De overwogen tekst lijkt maximaal aan te sluiten bij de bestaande tekst, en houdt ook rekening met de oude diploma's. Het begrip wetgeving wordt hier in de formele zin gehanteerd.

  Niettemin werd dit tekstvoorstel niet in de coördinatie verwerkt omdat een dergelijke ingreep meer dan louter vormelijk is en bijgevolg niet ingepast kan worden in de restrictieve opvatting van deze coördinatie. Bovendien zijn er teveel twijfels of de deze tekst inhoudelijk volledig zou sporen met de oude tekst.

  6.7. Het alleenstaand woord "geneesheer", dat niet verwijst naar een diplomabenaming en dat niet gebruikt wordt in de combinatie "adviserend geneesheer" of "geneesheer-specialist" of in een woordengroep, werd in de Nederlandse tekst vervangen door het woord "arts".

  De term "adviserend geneesheer" werd niet aangepast vermits deze term ingevoerd is door artikel 143 van de wet 'betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994' (hierna: Ziekteverzekeringswet van 14 juli 1994).

  Eenzelfde redenering werd gevolgd wat betreft de benaming geneesheer-specialist die zijn oorsprong vindt in het koninklijk besluit van 25 november 1991 'houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde'.

   Het gebruik van het woord "geneesheren" in de woordengroep "Nationale Commissie geneesheren-ziekenfondsen" werd eveneens behouden vermits deze commissie die benaming krijgt binnen de Ziekteverzekeringswet van 14 juli 1994.

  Dit geldt ook voor het woord "geneesheren" in de woordengroep "Orde der Geneesheren" die is opgericht bij het koninklijk besluit nr. 79 van 10 november 1967 'betreffende de Orde der geneesheren', en het woord "geneesheren" in de woordengroep "Nationale Paritaire Commissie Geneesheren-Ziekenhuizen" die is opgericht bij het koninklijk besluit nr. 47 van 24 oktober 1967 'tot instelling van een Nationale Paritaire Commissie Geneesheren-Ziekenhuizen en tot vaststelling van het statuut van de Nationale Paritaire Commissies voor andere beoefenaars van de geneeskunst of voor andere categorieën van inrichtingen, alsmede van de Gewestelijke Paritaire Commissies'.

  6.8. De officiële Nederlandse benaming van de opvolger van het vroegere Ministerie van Sociale zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu is "Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid Voedselketen en Leefmilieu". In de bestaande tekst van het koninklijk besluit nr. 78 werd deze overheidsdienst slechts eenmaal met deze correcte benaming vermeld (namelijk "Veiligheid Voedselketen" en niet "Veiligheid van de Voedselketen"). De website van deze overheidsdienst voegt in haar eigen benaming de woorden "van de" in tussen de woorden "Veiligheid" en "Voedselketen". Ook wordt deze niet-officiële benaming recent blijkbaar steeds gebruikt in wetgevende teksten. De gecoördineerde tekst heeft overal de benaming gehanteerd met de toevoeging van de woorden "van de".

  7. Conversie Belgische frank naar euro

   Er werden diverse wijzigingen aangebracht die betrekking hebben op de conversie van Belgische frank naar euro. Dit is met name het geval voor de gecoördineerde artikelen 122 tot 130.

  De wettelijke basis voor de omrekening bevindt zich in artikel 2 van de wet van 26 juni 2000 'betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet', dat bepaalt dat de bedragen van de geldsommen waarop de opdeciemen bedoeld in de wet van 5 maart 1952 'betreffende de opdeciemen op de strafrechtelijke geldboeten' worden toegepast, geacht worden rechtstreeks te zijn uitgedrukt in euro, zonder omrekening. Hoewel deze wijzigingen eerder een impliciet karakter hebben, werden zij in de wetshistorische weergave in de voetnoten vermeld als uitdrukkelijke wijzigingen.

  8. Indeling in paragrafen

   Een aantal artikelen van het koninklijk besluit nr. 78 was ingedeeld in paragrafen, terwijl aanbeveling 57.3 van de Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, in deze gevallen aanraadt om geen dergelijke indeling te gebruiken wanneer elke paragraaf slechts uit een lid bestaat. In de gecoördineerde tekst werd voor deze artikelen de indeling in paragrafen verwijderd, zodat er een indeling ontstaat in leden. De interne verwijzingen naar de paragrafen werden uiteraard vervangen door verwijzingen naar de betreffende (nieuwe) leden.

   De artikelen waar de indeling in paragrafen werd weggelaten zijn de volgende:

  - artikel 48 (oud artikel 21septies) - geen interne verwijzingen
  - artikel 52 (oud artikel 21undecies) - geen interne verwijzingen
  - artikel 59 (oud artikel 21sexiesdecies) - interne verwijzingen in artikel zelf, en in artikel 124
  - artikel 63 (oud artikel 21noviesdecies) - geen interne verwijzingen
  - artikel 64 (oud artikel 21noviesdecies/1) - geen interne verwijzingen
  - artikel 66 (oud artikel 21unvicies) - interne verwijzing in artikel zelf en in artikel 124
  - artikel 104 (oud artikel 44ter/1) - geen interne verwijzingen
  - artikel 113 (oud artikel 44septiesdecies) - geen interne verwijzingen
  - artikel 115 (oud artikel 44noviesdecies) - interne verwijzing in artikel zelf
  - artikel 135 (oud artikel 45bis) - interne verwijzingen in artikel zelf
  - artikel 136 (oud artikel 45ter) - interne verwijzing in artikel 181
  - artikel 141 (oud artikel 46bis) - interne verwijzingen in de artikelen 23, 24, 55, 71, 84, en 126
  - artikel 143 (oud artikel 47) - interne verwijzing in artikel zelf, en in artikel 44
  - artikel 152 (oud artikel 54bis) - interne verwijzing in artikel zelf
  - artikel 153, § 4 (oud artikel 54ter, zoals ingevoegd bij artikel 16 van de wet van 19 december 1990) - geen interne verwijzingen

  9. Toelichting bij de artikelen (naast de in de voetnoten bij de gecoördineerde tekst verschafte toelichting)

  Opschrift

  Het ontwerp van coördinatie draagt het opschrift "Wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015". Dit opschrift werd niet geïnspireerd door het opschrift dat voorzien is in artikel 55bis van het koninklijk besluit nr. 78 (ingevoegd bij artikel 77 van de wet van 2 augustus 2002) vermits voor deze coördinatie geen beroep gedaan werd op dit artikel 55bis, en er bovendien geen sprake is van de coördinatie van "wetten". De zeer beperkte opname van bepalingen van andere wetten betreft immers enkel inwerkingtredingsbepalingen die in deze andere wetten voorkomen, of nog aan te brengen wijzigingsbepalingen.

  Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

  Rekening houdende met de Beginselen van de wetgevingstechniek werden alle bestaande hoofdstukken vernummerd en voorzien van Arabische cijfers (Beginselen van de wetgevingstechniek, nr. 64). Bovendien werden de oude artikelen 1 en 1bis van het koninklijk besluit nr. 78 ondergebracht in een afzonderlijk hoofdstuk. Dit waren de enige artikelen die niet ondergebracht werden in de indeling in hoofdstukken van het besluit (Beginselen van de wetgevingstechniek, nr. 63).

  Artikel 2 (oud artikel 1bis)

  Er werden vier definities (4° tot 7°) toegevoegd die tot doel hebben de leesbaarheid van de tekst te bevorderen. Het gaat om vier wetten die verkort geciteerd worden, vermits op diverse plaatsen naar deze wetten wordt verwezen: "Ziekteverzekeringswet van 14 juli 1994", "Wet Persoonlijke Levenssfeer van 8 december 1992", "Kruispuntbankwet van 15 januari 1990", en de "Vestigingswet van 17 december 1973".

  Artikel 5 (oud artikel 3bis)

   Teneinde overeenstemming te bewerkstelligen met de terminologie van de Ziekteverzekeringswet van 14 juli 1994, werden in de Nederlandse tekst de woorden "verplichte verzekering voor gezondheidszorgen" vervangen door de woorden "verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging".

  Artikel 6 (oud artikel 4, §§ 1 en 2)

   De bestaande zinsnede in paragraaf 2, eerste lid, 7°: "
   door de directeur van een weefselbank erkend overeenkomstig de voorwaarden vastgelegd door de Koning of zijn afgevaardigde" werd in overeenstemming met de wet van 9 december 2008 als volgt geactualiseerd: "
   door de beheerder van het menselijk lichaamsmateriaal in een instelling bedoeld in de wet van 19 december 2008 inzake het verkrijgen en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek, of zijn afgevaardigde".

  Artikel 8 (oud artikel 4, § 2ter)

  1. Het voorlaatste lid dat de registratieverplichting invoert voor iedere apotheker-titularis van een niet voor het publiek opengestelde apotheek en dat de Koning machtigt om de regels van deze registratie te bepalen en deze te onderwerpen aan de betaling van een bijdrage is nog niet in werking getreden. De Koning dient de datum van inwerkingtreding van dit lid vast te stellen (artikel 6 van de wet van 1 mei 2006 'tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen'). Omdat de leesbaarheid van artikel 8 er niet onder komt te lijden, werd de delegatie uit artikel 6 van de wet van 1 mei 2006 opgenomen in de tekst van de coördinatie en als volgt herschreven: "Het voorgaande lid treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum.".

   Er werd voor deze techniek gekozen, rekening houdende met adviespraktijk van de Raad van State, die onder meer in advies 47.188/1 (niet gepubliceerd) en 49.121/1 (Parl.St. Vl.Parl. 2010-2011, nr. 1059/1, 18) hieromtrent het volgende aanbeveelt:

  "Anderzijds verdient het aanbeveling om bepalingen die reeds zijn aangenomen doch nog niet in werking zijn of zijn gesteld, in de codificatie op te nemen, inbegrepen de bepaling tot inwerkingtreding of de machtiging om die bepaling in werking te stellen."

  2. In het voorlaatste lid werd in de oorspronkelijke tekst verwezen naar "
   uit de toepassing van dit artikel", wat een verwijzing inhield naar artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 78. In de gecoördineerde tekst wordt dit lange artikel opgesplitst in meerdere artikelen. De verwijzing naar het oorspronkelijke artikel 4 werd dan ook vervangen door een verwijzing naar de artikelen 6 tot 21.

  Doorheen de tekst werd elke verwijzing naar artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 78 op dezelfde wijze vervangen door de verwijzing naar de artikelen 6 tot 21 (zie de gecoördineerde artikelen 9, 18, 122, 136, 145 en 147).

  Artikel 10 (oud artikel 4, § 3, 1°, negende en tiende lid)

   Het eerste, tweede en vierde lid van het gecoördineerde artikel 10 komen overeen met het negende en tiende lid van het oude artikel 4, § 3, 1°, van het koninklijk besluit nr. 78. Het tweede lid van artikel 10 bestaat uit de zin die oorspronkelijk aan het eerste lid werd toegevoegd werd bij artikel 55, 1°, van de wet van 15 december 2013 'met betrekking tot medische hulpmiddelen'.

  Deze zin die dus oorspronkelijk geen lid was, werd in de coördinatie duidelijkheidshalve als een lid voorgesteld omdat de Koning deze bepaling nog in werking dient te stellen.

  De machtiging aan de Koning om de datum van inwerking ervan vast te stellen werd ingevoegd als derde lid van het gecoördineerde artikel 10. Er werd voor deze techniek gekozen, rekening houdende met adviespraktijk van de Raad van State die hierboven vermeld wordt bij de aantekeningen bij het gecoördineerde artikel 8.

  Artikel 11 (oud artikel 4, § 3, 2°)

  Artikel 2, 6° van de wet van 1 mei 2006 'tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen', voegde in het gecoördineerde artikel 11 een lid in dat als volgt luidt:

  "De Koning bepaalt de gevallen waarbij de tijdelijke overbrenging of tijdelijke sluiting van een voor het publiek opengestelde apotheek niet aan het advies van een Vestigingscommissie moet onderworpen worden, maar enkel aan het advies van de administrateur-generaal van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten of diens afgevaardigde."

  Artikel 6, eerste lid, van de wet van 1 mei 2006 bevat de machtiging aan de Koning om deze bepaling in werking te doen treden. De Koning heeft deze machtiging niet uitdrukkelijk aangewend, maar op 12 juni 2008 werd het koninklijk besluit 'tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 september 1974 betreffende de opening, de overbrenging en de fusie van voor het publiek opengestelde apotheken' genomen waarbij in artikel 13 uitvoering gegeven wordt aan de machtiging van artikel 11, derde lid van de gecoördineerde tekst.

  Door het feit dat de Koning dit besluit heeft genomen dat rechtsgrond vindt in deze nog niet in werking getreden bepaling, geeft de Koning impliciet maar zeker aan dat Hij deze wetgevende bepaling in werking stelt. Omdat de inwerkingtreding van het eerder vermelde koninklijk besluit van 12 juni 2008 vastgesteld is op 1 augustus 2008, is het gecoördineerde artikel 11, derde lid eveneens op die datum in werking getreden. Het is derhalve overbodig om de machtiging uit artikel 6, eerste lid, van de wet van 1 mei 2006 op te nemen in de gecoördineerde tekst. Hoewel de Raad van State de methode van de impliciete inwerkingtreding afraadt, oordeelt de Raad van State dat dergelijke rechtsgrondbiedende bepalingen nadien niet meer in werking kunnen worden gesteld door een uitdrukkelijk optreden van de Koning. Uitdrukkelijk optreden van de Koning zou in dat geval enkel een declaratief karakter kunnen hebben (zie bijv. advies 47.875/3 over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende de datum van inwerkingtreding van de artikelen 3 tot 11 van de programmawet van 27 april 2007" - niet bekendgemaakt).

  Artikel 12 (oud artikel 4, § 3, 3°)

  Artikel 2, 7° van de wet van 1 mei 2006, voegde in het gecoördineerde artikel 12 een lid in dat als volgt luidt:

  "De Koning legt tevens de samenstelling van de aanvragen vast alsook de wijze waarop zij moeten worden ingediend. Een aanvraag wordt slechts ontvankelijk verklaard door het secretariaat van de Vestigingscommissies indien deze volledig is en conform de door de Koning vastgelegde bepalingen werd ingediend. Het onderzoek van de ontvankelijkheid heeft voorafgaandelijk plaats aan het onderzoek van de gegrondheid van de aanvraag door de Vestigingscommissies. De Koning legt deze procedure vast."

  Artikel 6, derde lid, van de wet van 1 mei 2006 bevat de machtiging aan de Koning om deze bepaling in werking te doen treden. Ook hier heeft de Koning deze machtiging niet uitdrukkelijk aangewend. Het in de aantekeningen bij het gecoördineerde artikel 11 aangehaalde koninklijk besluit van 12 juni 2008 'tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 september 1974 betreffende de opening, de overbrenging en de fusie van voor het publiek opengestelde apotheken' vindt rechtsgrond in artikel 12, tweede lid van de gecoördineerde tekst.

  Naar analogie met hetgeen hiervoor werd gesteld in de aantekeningen bij het gecoördineerde artikel 11, is ook deze bepaling impliciet in werking getreden. Het is derhalve evenzeer overbodig om de machtiging uit artikel 6, derde lid, van de wet van 1 mei 2006, op te nemen in de gecoördineerde tekst.

  Artikel 18 (oud artikel 4, § 3ter, § 3quater en § 3quinquies)

  1. De overgangsbepalingen van de twee laatste leden van artikel 4, § 3quater van het koninklijk besluit nr. 78, werden niet in de coördinatie opgenomen vermits ze volgens de contactpersoon niet langer relevant zijn. Deze luiden als volgt:

  "Bij wijze van overgang wordt elke aanvrager bedoeld in § 3ter, inbegrepen voor de gevallen bedoeld in het eerste lid, 3° of 4° of 5°, behalve als de oorspronkelijke vergunninghouder nog de houder is van de vergunning die werd verleend na de inwerkingtreding van de voornoemde wet van 17 december 1973, geacht te beschikken over een tijdelijke vergunning, die persoonlijk is, gedurende een door de Koning te bepalen termijn, bepaald volgens de procedure voorzien in § 3, 1°, vierde lid.

  Bij wijze van overgang kan elke aanvrager bedoeld in het tweede lid, volgens de procedure, de modaliteiten en de termijnen bij koninklijk besluit bepaald een aanvraag tot regularisatie indienen."

  Deze leden werden opgenomen in de bijlage 5: "Niet in de coördinatie opgenomen bepalingen". Deze bepalingen blijven vanzelfsprekend geldig; ze kunnen in het raam van een coördinatie immers niet worden opgeheven, ook al gaat het om bepalingen die in de praktijk door het bestuur niet meer worden toegepast omdat ze niet meer relevant zijn. Het is dan ook raadzaam om ze bij een volgende gelegenheid door de wetgever te laten opheffen.

  2. De woorden "De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van deze paragraaf" werden in het oud artikel 4, § 3quinquies weggelaten. Aan deze machtiging werd immers uitvoering gegeven bij artikel 18 van het koninklijk besluit van 8 december 1999 'tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 september 1974 betreffende de opening, de overbrenging en de fusie van voor het publiek opengestelde apotheken', waarbij de inwerkingtreding werd vastgesteld op 14 december 1999. De woorden werden opgenomen in de bijlage 5: "Niet in de coördinatie opgenomen bepalingen".

  Artikel 20 (oud artikel 4, § 4)

  Het oude artikel 4, § 4 werd uit de tekst weggelaten (dat zoals hierna wordt uiteengezet zonder voorwerp was geworden). Het nieuwe artikel 4, § 4, wordt in de tekst opgenomen terwijl deze nieuwe bepaling evenwel nog niet in werking is getreden vermits de Koning de datum van inwerkingtreding ervan nog dient vast te stellen.

  1. Het oude artikel 4, § 4, werd niet in de coördinatie opgenomen en wordt bijgevolg vermeld in de bijlage "Niet in de coördinatie opgenomen bepalingen". In deze bepaling (die betrekking had tot de gecombineerde activiteit van een arts die een medische activiteit cumuleerde met het houden van een officina) wordt er immers nog verwezen naar artikel 4, § 2, 1°, van het koninklijk besluit nr. 78, terwijl deze bepaling op 5 maart 2005 werd opgeheven bij artikel 12 van de wet van 13 februari 2005 'houdende administratieve vereenvoudiging'.

  Uit de parlementaire stukken blijkt dat artikel 4, § 2, 1°, werd opgeheven omdat de machtigingen niet mogen worden toegekend of ten einde lopen wanneer binnen een straal van 5 km van het depot een apotheek bestaat of geopend wordt die toegankelijk is voor het publiek.

   De contactpersoon bevestigde dat het oude artikel 4, § 4 het best kan worden weggelaten:

  "Dit artikel kan volledig worden weggelaten op grond van de opheffing van de medisch farmaceutische cumulatie. (cfr. hierboven: "De medisch-farmaceutische cumulatie werd opgeheven bij wet van 13 februari 2005 houdende administratieve vereenvoudiging (artikel 11). Artikel 2 van de wet van 12 april 1958 betreffende de medisch-pharmaceutische cumulatie van bepaalt nog : "Ieder door een geneesheer gehouden depot van geneesmiddelen wordt binnen twee jaren na de afkondiging van deze wet afgeschaft.".

   De betrokken bepaling blijft vanzelfsprekend geldig tot op het ogenblik dat het gecoördineerde artikel 20 in werking zal treden; ze kan in het raam van een coördinatie immers niet worden opgeheven, ook al gaat het om een bepaling die achterhaald is en zelfs niet meer kan worden toegepast. Hoewel kan worden aangenomen dat ze uit de rechtsorde verdwijnt door haar vervanging op het ogenblik van de inwerkingstelling van artikel 20 van de gecoördineerde tekst, werd het - teneinde de transparantie niet in het gedrang te brengen - nuttig geacht om in het zevende lid van artikel 20 (waarin de machtiging tot de vaststelling van de inwerkingtreding ervan voorkomt), eveneens te vermelden dat op de datum van de inwerkingtreding van artikel 20, het oude artikel 4, § 4 wordt opgeheven.

  2. Het nieuwe artikel 4, § 4, werd, zoals hiervoor reeds werd uiteengezet, reeds opgenomen in de tekst van de coördinatie, nl. in artikel 20. Het treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum (artikel 57 van de wet van 15 december 2013 'met betrekking tot medische hulpmiddelen').

  3. Er wordt in het vijfde lid verwezen naar de in artikel 8, zesde lid, bedoelde registratieprocedure. De registratieprocedure komt evenwel voor in artikel 8, zevende lid. Het is dan ook raadzaam om deze verwijzing bij een volgende gelegenheid door de wetgever te laten wijzigen.

  Artikel 23 (oud artikel 5)

   Het woord "Nationale" dat voorafgaat aan de woorden "Raad voor de Kinesitherapie" werd met het oog op de interne overeenstemming vervangen door "Federale". Artikel 146 van de wet van 10 april 2014 strekte er weliswaar toe om de tekst van het koninklijk besluit nr. 78 met deze vernieuwde benaming te actualiseren, maar het oude artikel 5 werd daarbij over het hoofd gezien.

  Artikel 25 (oud artikel 7)

  De tekst van het gecoördineerde artikel 25 is onderverdeeld in drie paragrafen waarvan paragraaf 1 de nieuwe versie bevat, en waarvan paragraaf 2 de inwerkingtredingsbepaling bevat die voorkomt in artikel 6 van de wet van 24 november 2004. De Koning kan immers nog overgaan tot de inwerkingtreding van artikel 25 voor andere gezondheidszorgberoepen. De derde paragraaf bevat de (oude) overgangstekst die nog tot 30 juni 2015 van toepassing is op de vroedvrouwen. Vanaf 1 juli 2015 vallen de vroedvrouwen eveneens onder de regeling voorzien in het gecoördineerde artikel 25, § 1.

  Artikel 31 (oud artikel 11)

  De verwijzing naar de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987 werd geactualiseerd. Het nieuwe opschrift luidt "gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen". Door deze aanpassing wordt eenvormigheid met 'externe' teksten bewerkstelligd.

  Artikel 34 (oud artikel 14)

   Er is een discordantie tussen de Nederlandse en de Franse tekst. Terwijl de Nederlandse tekst van artikel 34, § 1, derde lid, het heeft over "(de) niet naleving van de verplichtingen [meervoud] opgelegd in uitvoering van de twee vorige leden", heeft de Franse tekst het over "(le) non-respect de l'obligation (enkelvoud) imposée en exécution des deux alinéas précédents".

  Deze discordantie kan in het kader van de coördinatie niet worden rechtgezet. Het is raadzaam dat de wetgever deze discordantie wegwerkt.

  Artikel 41 (oud artikel 20bis)

  In het eerste lid werd de tekst geactualiseerd: de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, werd inmiddels vervangen door een nieuwe gecoördineerde tekst, nl. de "gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen". Door deze aanpassing wordt eenvormigheid met 'externe' teksten bewerkstelligd.

  Artikel 45 (oud artikel 21quater)

  1. Artikel 45 (het oude artikel 21quater) werd na de wijzigingen die in de voetnoot worden vermeld ook nog vervangen en vervolgens opnieuw gewijzigd.

  De vervanging (bij artikel 34 van de wet van 10 augustus 2001 'houdende maatregelen inzake gezondheidszorg') trad oorspronkelijk, luidens artikel 59, § 1, van de wet van 10 augustus 2001, in werking op de dag van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Dit houdt in dat het vermelde artikel 34 oorspronkelijk in werking is getreden op 1 september 2001.

  Nadien echter werd artikel 34 van de wet van 10 augustus 2001 vervangen bij artikel 76 van de programmawet van 2 augustus 2002 (het gaat dus om de vervanging van een vervangingsbepaling). Het vermelde artikel 76 heeft eveneens uitwerking met ingang van 1 september 2001, maar bij artikel 77 van de programmawet van 2 augustus 2002 werd ook het oorspronkelijke artikel dat de inwerkingtreding regelt van artikel 34 gewijzigd. Waar de inwerkingtreding van artikel 34 oorspronkelijk vastgesteld was op de dag van bekendmaking, treedt artikel 34, (en dus ook de latere vervanging bij artikel 76 van de wet van 2 augustus 2002) thans in werking op een door de Koning te bepalen datum.

  De wijziging bij artikel 77 van de wet van 2 augustus 2002 wordt met terugwerkende kracht ingevoerd, nl. op 1 september 2001 (wat de oorspronkelijke datum was van de inwerkingtreding van artikel 34 dat artikel 21quater van het koninklijk besluit nr. 78 vervangt - zie artikel 207 van de wet van 2 augustus 2002).

  De wetgever heeft blijkbaar de bedoeling gehad om de inwerkingtreding van artikel 34 met terugwerkende kracht sine die uit te stellen door de inwerkingtreding ervan over te laten aan de Koning.

  Hoewel dit procedé vanuit wetgevingtechnisch oogpunt allesbehalve raadzaam is, kan, door het retroactief wijzigen van de inwerkingtreding van artikel 34 van de wet van 10 augustus 2001, aangenomen worden dat het nieuwe artikel 21quater van het koninklijk besluit nr. 78 nog niet in werking is getreden.

  Deze toekomstige versie van artikel 21quater werd opgenomen als artikel 155 van de coördinatie (in de vorm van een nog in werking te stellen vervanging van artikel 45 van de coördinatie).

  2. In het gecoördineerde artikel 45 komt een verwijzing voor naar het gecoördineerde artikel 47. Vermits laatstgenoemde artikel door de wetgever werd opgeheven vanaf 1 juli 2015 zal er moeten over gewaakt worden dat de betreffende passus in het onderhavige artikel 45 vanaf dan zonder voorwerp wordt en het best door de wetgever opgeheven of herzien wordt.

  Artikel 46 (oud artikel 21quinquies)

  Bij artikel 10 van de wet van 14 juni 2002 'betreffende de palliatieve zorg', worden in artikel 21quinquies, § 1, a), tussen de woorden "het herstel van de gezondheid" en de woorden "of hen bij het sterven te begeleiden", de woorden "de handelingen van palliatieve zorgen te verrichten" ingevoegd. Deze wijziging kan niet uitgevoerd worden, omdat ze betrekking heeft op een tekst die van toepassing was voor de vervanging van artikel 21quinquies bij de wet van 10 augustus 2001. Met deze wijziging kon dan ook geen rekening gehouden worden in deze coördinatie. Deze woorden werden opgenomen in de bijlage "Niet in de coördinatie opgenomen bepalingen".

  Artikel 47 (oud artikel 21sexies)

  Het gecoördineerde artikel 47 (artikel 21sexies van het koninklijk besluit nr. 78) wordt opgeheven op een door de Koning te bepalen datum (combinatie van artikel 71, 1°, met artikel 72 van de wet van 19 december 2008 'houdende diverse bepalingen inzake gezondheidszorg'). Het koninklijk besluit van 19 april 2014 'tot vaststelling van de datum van het inwerkingtreden van artikel 71, 1°, van de wet van 19 december 2008 houdende diverse bepalingen inzake gezondheidszorg', legt deze datum vast op 1 juli 2015.
  Vermits het gecoördineerde artikel 47 nog van kracht is tot 30 juni 2015 wordt het nog opgenomen in de coördinatie. De datum van buitenwerkingtreding wordt in de voetnoot bij dit artikel vermeld.

  Ook de uiteindelijk nooit in werking getreden vervanging van artikel 21sexies bij artikel 36 van de wet van 10 augustus 2001, wordt eveneens zonder voorwerp door de inwerkingtreding van artikel 71, 1°, van de wet van 19 december 2008. Dit opheffende artikel 71, 1° vermeldt overigens de wet van 10 augustus 2001 in de wetsgeschiedenis van artikel 21sexies.

  Teneinde de transparantie omtrent de opheffing van artikel 47 te verzekeren, bepaalt artikel 156 dat artikel 47 wordt opgeheven op 1 juli 2015.

  Artikel 55 (oud artikel 21quaterdecies)

   Er is een discordantie tussen de Nederlandse en de Franse tekst van artikel 55, § 7, tweede lid. In de Nederlandse tekst staat: "bij een drievierdemeerderheid van de aanwezige leden" terwijl de Franse tekst het als volgt stelt: "aux trois quarts des membres présents".

   Vermits deze discordantie niet kan worden rechtgezet in het kader van de coördinatieopdracht, wordt de wetgever aangeraden om deze bij een volgende gelegenheid weg te werken.

  Artikel 60 (oud artikel 21septiesdecies)

  Artikel 60, §§ 1 en 2 vormen artikel 21septiesdecies van het koninklijk besluit nr. 78. Dit artikel wordt opgeheven op een door de Koning te bepalen datum (combinatie van artikel 71, 2°, met artikel 72 van de wet van 19 december 2008 'houdende diverse bepalingen inzake gezondheidszorg'). Deze machtiging, die geen deel uitmaakt van de eigenlijke tekst van het koninklijk besluit nr. 78 wordt in de coördinatie, in artikel 60, § 3 opgenomen, in een aangepaste vorm.

  Artikel 61 (oud artikel 21septiesdecies/1)

   In de eerste zin van artikel 61, § 2, is er een discordantie tussen de Nederlandse en de Franse tekst. In de Franse tekst staat "à porter un titre professionnel, un titre professionnel particulier ou à se prévaloir d'une qualification professionnelle particulière", terwijl de Nederlandse tekst als volgt luidt: "een beroepstitel of een bijzondere beroepstitel te dragen of zich te beroepen op een bijzondere beroepsbekwaamheid". Waar de Nederlandse tekst het woord "of" hanteert, beperkt de Franse tekst zich tot een komma.

  Het is raadzaam dat de wetgever deze discordantie wegwerkt.

  Artikel 69 (oud artikel 22)

   De wijziging die de Nederlandse versie van artikel 3 van de wet van 17 maart 1997 'tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, met het oog op de uitoefening van de klinische biologie' beoogde aan te brengen in artikel 22, 3° blijkt een manifeste materiële vergissing te zijn. Deze wijziging was immers niet uitvoerbaar en diende aangebracht te worden in artikel 22, 2°. In de coördinatie wordt deze wijziging aangebracht in de Nederlandse versie van het gecoördineerde artikel 69, 2°. Uit de parlementaire stukken kan immers worden afgeleid dat de aldus uitgevoerde correctie ook overeenstemt met de tekst die door de Wetgevende Kamers is aangenomen.

  Artikel 70 (oud artikel 22bis)

   Bij de Nederlandse versie van artikel 151 van de wet van 10 april 2014 'houdende diverse bepalingen inzake gezondheid' wordt een niet uitvoerbare wijziging aangebracht in het gecoördineerde artikel 70 door de woorden "stelt stelt" te vervangen door het woord "stelt". De oorspronkelijke, en nooit gewijzigde tekst van artikel 22bis bevat immers maar eenmaal het woord "stelt".

  Artikel 72 (oud artikel 24)

  Het gecoördineerde artikel 72 bestaat uit twee versies, namelijk een 'oude' versie van het vroegere artikel 24, die gewijzigd werd bij artikel 36 van de wet van 6 augustus 1993 en bij artikel 23 van de wet van 6 april 1995, en een 'nieuwe' versie die enkel vervangen werd bij artikel 177 van de wet van 25 januari 1999.

  De nieuwe versie is voorlopig slechts van toepassing op een aantal paramedische beroepsgroepen (zie hierboven punt 3.3.3), vermits de Koning de datum van inwerkingtreding van het gecoördineerde artikel 72 per beroepsgroep dient vast te stellen.

  De tekst is onderverdeeld in drie paragrafen waarvan de paragrafen 1 en 2 de nieuwe versie bevatten, en paragraaf 3, de zogenaamde oude versie. De laatstgenoemde paragraaf is opgevat als een soort overgangsbepaling die van toepassing zal zijn tot op het ogenblik, dat de Koning, ter uitvoering van artikel 183 van de wet van 25 januari 1999, §§ 1 en 2 in werking doet treden voor de laatst resterende groep beroepsbeoefenaars.

  Om de tekst leesbaar te houden en omwille van het feit dat de 'oude' tekst een uitdovend karakter heeft, werd in dit geval niet geopteerd voor een letterlijke overname van de machtiging aan Koning in de tekst van de coördinatie. In de tekst wordt gewoon verwezen naar de machtiging van artikel 183 van de wet van 25 januari 1999 'houdende sociale bepalingen'.

  Artikel 73 (oud artikel 25)

  Het gecoördineerde artikel 73 bestaat eveneens uit twee versies. Een nieuwe versie die stelt dat paramedici slechts hun beroepstitel voor de omschreven prestaties mogen dragen als ze houder zijn van de erkenning bedoeld in het gecoördineerde artikel 72, § 1, en een oude versie van een gelijkaardige strekking doch die niet gelinkt wordt aan de erkenning waarvan sprake in artikel 72, maar enkel stelt dat aan de gestelde kwalificatievoorwaarden moet worden voldaan. Deze vervanging gaat in per paramedisch beroep op een door de Koning vastgestelde datum.

  De nieuwe versie is, zoals in het gecoördineerde artikel 72 eveneens voorlopig slechts van toepassing op een aantal paramedische beroepsgroepen

  De tekst is onderverdeeld in drie paragrafen waarvan paragraaf 1 de nieuwe versie bevat terwijl paragraaf 2 de oude versie bevat. De laatstgenoemde paragraaf is opgevat als een overgangsbepaling die van toepassing zal zijn tot op het ogenblik, dat de Koning, ter uitvoering van artikel 183 van de wet van 25 januari 1999, § 1 in werking zal doen treden voor de overige paramedische beroepen.

  Om de tekst leesbaar te houden en omwille van het feit dat de 'oude' tekst een uitdovend karakter heeft, werd in dit geval niet geopteerd voor een letterlijke overname van de machtiging aan Koning in de tekst van de coördinatie. In de tekst wordt gewoon verwezen naar de machtiging van artikel 183 van de wet van 25 januari 1999 'houdende sociale bepalingen'.

  De derde paragraaf is van toepassing op alle beroepsgroepen.

  Artikel 78 (oud artikel 30)

   In § 3 werd in de Nederlandse tekst het woord "Executieven" vervangen door "Regeringen" en in de Franse tekst werd het woord "Exécutif" vervangen door het woord "Gouvernement" (artikel 59bis van de Grondwet van 7 februari 1831 vermeldde "executieven"; artikel 121 van de gecoördineerde Grondwet van 17 februari 1994 heeft het over "Regeringen"). Door deze aanpassing wordt eenvormigheid met 'externe' teksten bewerkstelligd.

   Er is evenwel een discordantie tussen de Nederlandse tekst en de Franse tekst die in het kader van de coördinatie niet kan worden rechtgezet. Waar de Nederlandse tekst het meervoud "Executieven" (lees: "Regeringen") hanteert, hanteert de Franse tekst het enkelvoud "Exécutif" (lees: "Gouvernement"). Het is raadzaam dat de wetgever deze discordantie wegwerkt.

  Artikel 91 (oud artikel 35octies)

  Gelet op het uitgedoofde tijdelijk karakter werd de zin "Een eerste rapport zal neergelegd worden bij de Ministers van Volksgezondheid en Sociale Zaken ten laatste op 15 mei 1996, inzake behoeften, bevattend voorstellen van een globaal aantal en van een verdeling onder andere per gemeenschap" weggelaten, en opgenomen in de bijlage "Niet in de coördinatie opgenomen bepalingen". Deze zin blijft vanzelfsprekend geldig; hij kan in het raam van een coördinatie immers niet worden opgeheven, ook al gaat het om een bepaling die achterhaald is. Het is dan ook raadzaam om deze zin bij een volgende gelegenheid door de wetgever te laten opheffen.

  Artikel 94 (oud artikel 35undecies)

  In de Franse tekst van artikel 94, § 2, ontbreken op het einde van de hierna volgende tekst, de woorden ", le Roi".

  "§ 2. Par arrêté délibéré en Conseil des ministres et sur la proposition conjointe des ministres qui ont la Santé publique et les Affaires sociales dans leurs attributions et après concertation avec les commissions de conventions concernées visées à l'article 26 de la loi du 14 juillet 1994 sur l'assurance maladie:"

  Omdat deze ingreep niet kan uitgevoerd worden binnen de coördinatieopdracht is het raadzaam dat de wetgever deze woorden toevoegt.

  Artikel 96 (oud artikel 35terdecies)

   Er is een discordantie tussen de Nederlandse tekst en de Franse tekst die in het kader van de coördinatie niet kan worden rechtgezet. Waar de Nederlandse tekst stelt dat de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op de "gezamenlijke" voordracht van de ministers bevoegd voor Volksgezondheid en voor Sociale Zaken, onder meer de Hoge Raad voor de Gezondheidsberoepen opricht, hanteert de Franse tekst niet het woord "conjointe".

  Het is raadzaam dat de wetgever deze discordantie wegwerkt.

  Artikel 98 (oud artikel 35quaterdecies, § 3)

   In dit artikel wordt een opsomming weergegeven van gegevens die verzameld worden in de federale databank van de beoefenaars van gezondheidszorgberoepen. Om de opsomming van die gegevens niet te onderbreken met leden (zoals in de oorspronkelijke tekst het geval was), werd er voor geopteerd om de definities van de gegevens telkens weer te geven onmiddellijk na de te definiëren gegevens.

  Artikel 100 (oud artikel 35quaterdecies, § 5)

   In dit artikel werden de bestaande randnummers 8° en 9° vernummerd in 7° en 8° ten gevolge van de opheffing van het bestaande 7°. Deze bepaling werd ingevoegd bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 november 2009 'tot uitvoering van artikel 3, 5°, van de wet van 16 oktober 2009 die machtigingen verleent aan de Koning in geval van een griepepidemie of -pandemie'. Dit koninklijk besluit, dat uitwerking had tot een op de Koning te bepalen dag, werd bij artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 mei 2011 'houdende beëindiging van de uitwerking van sommige koninklijke besluiten genomen in uitvoering van de wet van 16 oktober 2009 die machtigingen verleent aan de Koning in geval van een griepepidemie of -pandemie' opgeheven op 17 juli 2011.

  Artikel 101 (oud artikel 35quaterdecies, § 6)

   In de Nederlandse versie werden de woorden ", alle gebruik, ander dan het louter intern gebruik" en "uitdrukkelijk verboden" toegevoegd in de taalkundig gebrekkige zin "Meer algemeen is, ter ondersteuning van de activiteit van de wettige gebruiker.". Hierdoor wordt interne overeenstemming bewerkstelligd met de Franse tekst die als volgt luidt: "Plus généralement, toute utilisation autre que purement interne comme support de l'activité de l'utilisateur légitime est expressément interdite.". Uit de parlementaire stukken kan immers worden opgemaakt dat de aldus aangevulde Nederlandse versie ook overeenstemt met de tekst die door de Wetgevende Kamers is aangenomen.

  Hoofdstuk 9 (oud hoofdstuk IVbis)

  Dit hoofdstuk bevond zich oorspronkelijk verder in de tekst en bestaat uit de artikelen 102 tot 117. Gelet op de inhoud van dit hoofdstuk (Erkenning van beroepskwalificaties binnen de Europese context) leek er meer samenhang bereikt te worden wanneer het onmiddellijk volgt na het hoofdstuk dat betrekking heeft op de bijzondere beroepsbekwaamheden en bijzondere beroepstitels.

  Artikel 103 (oud artikel 44ter)

   In artikel 103, 6°, in fine, is er een discordantie tussen de Nederlandse tekst en de Franse tekst die in het kader van de coördinatie niet kan worden rechtgezet. Waar de Nederlandse tekst het volgende stelt: "
   of een combinatie van de twee of drie voorgaande elementen;", stelt de Franse tekst het als volgt : "
   ou une combinaison de deux ou trois précédents;".

  Het is raadzaam dat de wetgever deze discordantie wegwerkt.

  Artikel 104 (oud artikel 44ter/1)

   In artikel 104, eerste lid, is er een discordantie tussen de Nederlandse tekst en de Franse tekst die in het kader van de coördinatie niet kan worden rechtgezet. Waar de Nederlandse tekst in fine het volgende stelt: "De migrant [..] laat deze beroepskwalificatie conform de bepalingen van deze gecoördineerde wet erkennen", stelt de Franse tekst het als volgt: "Le migrant [..] fait reconnaître cette qualification professionnelle conformément aux dispositions du présent chapitre".

  Het is raadzaam dat de wetgever deze discordantie wegwerkt.

  Artikel 106 (oud artikel 44quinquies)

  Na het gecoördineerde artikel 106 wordt het volgend opschrift: "C. Gemeenschappelijke bepalingen inzake vestiging" niet opgenomen in de tekst van de coördinatie. Dit opschrift werd met ingang van 5 mei 2008 ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 maart 2008 samen met de toenmalige artikelen 44sexies tot 44decies. Vermits deze artikelen werden opgeheven bij het koninklijk besluit van 2 juli 2012 (met ingang van 27 augustus 2012) werd dit opschrift dat geen normatieve betekenis heeft weggelaten uit de tekst van de coördinatie en opgenomen in de bijlage "Niet in de coördinatie opgenomen bepalingen".

  Artikel 109 (oud artikel 44terdecies)

   Dit artikel werd, benevens de wijzigende bepalingen die opgesomd worden in de voetnoot bij dit artikel, ook nog gewijzigd bij artikel 7 van het koninklijk besluit van 5 juli 2012. Dit artikel luidt als volgt:

  "Art. 7. In de artikelen 44undecies tot 44sexiesdecies van hetzelfde besluit worden de woorden "gereglementeerd beroep" vervangen door de woorden "gezondheidszorgberoep"."

  Vermits in het gecoördineerde artikel 109 de woorden "gereglementeerd beroep" niet voorkomen, heeft artikel 7 van het koninklijk besluit van 5 juli 2012 hier geen relevantie. In de wetsgeschiedenis bij dit artikel werd deze wijziging dan ook niet opgenomen.

  Artikel 119 (oud artikel 37)

  1. Artikel 69, 1°, van de wet van 19 december 2008 'houdende diverse bepalingen inzake gezondheidszorg', heft artikel 37, paragraaf 1, 2°, a), van het koninklijk besluit nr. 78 op. Deze opheffing gaat in op een door de Koning te bepalen datum (artikel 72 van de wet van 19 december 2008). De Koning heeft de datum van de opheffing nog niet vastgesteld. Om die reden wordt de bepaling die de Koning hiertoe machtigt (herschreven op maat van de coördinatie) als paragraaf 5 opgenomen in het gecoördineerde artikel 119.

  2. In de tweede paragraaf van dit artikel wordt gewag gemaakt van de medische commissie die samengesteld is uit de in artikel 118, § 1, 1° tot 8° bedoelde leden, terwijl deze verwijzing duidelijk artikel 118, § 2, 1° tot 8° beoogt. Omdat deze ingreep niet kan uitgevoerd worden binnen de coördinatieopdracht is het raadzaam dat de wetgever deze verwijzing wijzigt.

  Artikel 124 (oud artikel 38ter)

   In de Nederlandse tekst van artikel 124, 1°, vierde lid, ontbreken de woorden "uit te oefenen" aan het einde van de zin "Deze is ook niet van toepassing op personen die deel uitmaken van de omgeving van de patiënt en die, buiten de uitoefening van een beroep, na een door een arts of een verpleegkundige gegeven opleiding, en in het kader van een door deze opgestelde procedure of een verpleegplan, van deze laatsten de toelating krijgen om bij deze welbepaalde patiënt één of meer in artikel 46, § 1, 2°, bedoelde technische verstrekkingen.".

  Omdat deze ingreep niet kan uitgevoerd worden binnen de coördinatieopdracht is het raadzaam dat de wetgever bij een volgende gelegenheid deze woorden toevoegt.

  Artikel 126 (oud artikel 39)

  In het gecoördineerde artikel 126, 1°, tweede lid, is er een discordantie tussen de Nederlandse en de Franse tekst. Volgens de Franse tekst is het eerste lid van artikel 126, 1°, niet van toepassing op "l'étudiant en médecine, en dentisterie ou en pharmacie dans le cadre de sa formation", terwijl de Nederlandse tekst enkel "de student in de geneeskunde of de artsenijbereidkunde in het kader van zijn opleiding" vermeldt. Omdat deze ingreep (ofwel de weglating van de woorden "en dentisterie" in de Franse tekst, ofwel de toevoeging van de woorden "in de tandheelkunde" in de Nederlandse tekst) niet kan uitgevoerd worden binnen de coördinatieopdracht is het raadzaam dat de wetgever hieromtrent uitsluitsel verschaft door zelf de gepaste wijziging aan te brengen.

  Artikel 138 (oud artikel 45quinquies)

  1. Er is een discordantie tussen de Nederlandse en de Franse tekst van artikel 138, § 2, 3°, a), tweede lid. Waar de Nederlandse tekst het heeft over : "
   de resultaten in het kader van een vroegtijdige diagnose van kanker registreren", heeft de Franse tekst het over: "
   les résultats dans le cadre de diagnostic précoce de cancer".

  Omdat het onmogelijk is deze discordantie recht te zetten binnen de coördinatieopdracht, is het raadzaam dat de wetgever deze discordantie wegwerkt.

  2. In de Franse tekst van artikel 138, § 2, 7°, is het woord "privée" in de zinsnede "un programme de soins agréé en oncologie peut, à sa demande, recevoir de la Fondation privée une copie électronique corrigée ou complétée des données qu'il lui a transmises" overbodig. Niettemin kan deze weglating niet uitgevoerd worden in het kader van de coördinatie. Het is raadzaam dat de wetgever dit woord schrapt.

  3. Er is een discordantie tussen de Nederlandse en de Franse tekst van artikel 138, § 3, 7°. De volgende zinsnede in de Nederlandse tekst: "meer bepaald door middel van enquêtes", luidt in de Franse tekst als volgt: "notamment au moyen d'enquête".

  Omdat het onmogelijk is deze discordantie recht te zetten binnen de coördinatieopdracht, is het raadzaam dat de wetgever deze discordantie wegwerkt.

  Artikel 141 (oud artikel 46bis)

  In dit artikel wordt bepaald dat een aantal koninklijke besluiten dienen te worden genomen op eensluidend advies van de Technische Commissie voor verpleegkunde. Oorspronkelijk werd onder meer verwezen naar de in artikel 50, § 1, vijfde lid, bedoelde koninklijke besluiten. Dit artikel 50, § 1, dat in de coördinatie artikel 148, § 1 vormt, bestaat echter niet langer uit vijf leden (zie hiervoor de verantwoording bij dit artikel). De contactpersoon bevestigt dat het de bedoeling is om te verwijzen naar de koninklijke besluiten waarbij de Koning het bestaan van een ramptoestand vaststelt die gepaard gaat met een tekort aan wettig bevoegd personeel, die bedoeld worden in artikel 148, § 1, vierde lid.

  Artikel 142 (oud artikel 46ter)

  Het opschrift van de wet van
   'tot regeling van de vereiste kwalificaties om ingrepen van niet-heelkundige esthetische geneeskunde en esthetische heelkunde uit te voeren' werd vervolledigd met de datum en werd ook nog geactualiseerd. Het opschrift werd immers vervangen bij artikel 177 de wet van 10 april 2014 'houdende diverse bepalingen inzake gezondheid'. Het nieuwe opschrift luidt als volgt: "wet van 23 mei 2013 tot regeling van de vereiste kwalificaties om ingrepen van niet-heelkundige esthetische geneeskunde en esthetische heelkunde uit te voeren en tot regeling van de reclame en informatie betreffende die ingrepen".

  Oud artikel 48

  Dit artikel bevatte enkel wijzigingsbepalingen en werd dus niet opgenomen in de gecoördineerde tekst. Deze bepalingen werden opgenomen in de bijlage "Niet in de coördinatie opgenomen bepalingen".

  Artikel 144 (oud artikel 49)

  De overgangsmaatregel in artikel 144, tweede lid, is volgens de contactpersoon nog steeds relevant, vermits de besluiten die vermeld worden in deze overgangsmaatregel, nog steeds kunnen genomen worden. Deze regeling werd dan ook opgenomen in de coördinatie.

  Artikel 145 (oud artikel 49bis)

  In de woordengroep "Koninklijke Vlaamse Academie voor Geneeskunde van België" werd het woord "Vlaamse" geschrapt. Hierdoor wordt de tekst in overeenstemming gebracht met de correcte benaming van deze academie (zie artikel 1 van het koninklijk besluit van 11 juli 1973 'tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 november 1938 houdende oprichting van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Geneeskunde van België').

  Artikel 146 (oud artikel 49ter)

  1. In dit artikel wordt in de Nederlandse tekst gewag gemaakt van het woord "arts-specialist". Omdat het koninklijk besluit van 25 november 1991 'houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde', het heeft over geneesheer-specialist, werd ervoor gekozen om het woord "arts-specialist" te vervangen door het woord "geneesheer-specialist".

  2. In de woordengroep "Koninklijke Vlaamse Academie voor Geneeskunde van België" werd het woord "Vlaamse" geschrapt. Hierdoor wordt de tekst in overeenstemming gebracht met de correcte benaming van deze academie (zie artikel 1 van het koninklijk besluit van 11 juli 1973 'tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 november 1938 houdende oprichting van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Geneeskunde van België').

  Artikel 148 (oud artikel 50)

  1. Het lid "Ten titel van overgangsbepaling en zolang de koninklijke besluiten voorzien bij de artikelen 23, 24, 46, § 1, 2° en 71, § 1 niet zullen genomen zijn, blijven de huidige modaliteiten van uitvoering van de daardoor bedoelde handelingen of prestaties, zoals zij worden beperkt door de rechtspraak volgend uit de hogervermelde wet van 12 maart 1818, verder van toepassing" is volgens de contactpersoon nog steeds relevant omdat er nog steeds dergelijke koninklijke besluiten kunnen worden genomen. Het lid werd dan ook opgenomen in de coördinatie.

  De woorden "hogervermelde wet van 12 maart 1818" werden evenwel vervangen door "wet van 12 maart 1818 tot regeling van hetgeen de beoefening van de verschillende takken van de geneeskunst betreft" vermits het woord "hogervermelde" verwijst naar het lid dat voorafgaat maar dat niet in de coördinatie werd opgenomen vermits het gaat over een opheffingsbepaling.

  2. Het lid dat als volgt luidt: "De wet van 19 januari 1961 waarbij aan personen die wettig niet bevoegd zijn de geneeskunde te beoefenen, in uitzonderlijke omstandigheden toelating wordt verleend om bepaalde geneeskundige handelingen te verrichten, blijft van kracht" werd eveneens in de tekst van de coördinatie opgenomen.

  Op het eerste gezicht is het weliswaar overbodig om te stellen dat een akte van kracht blijft. Nochtans heeft de wetgever het vroeger wenselijk geacht dit uitdrukkelijk te vermelden. Het weglaten van dit lid uit de coördinatie zou dan ook ten onrechte de indruk kunnen wekken dat de wet van 19 januari 1961 niet langer van kracht zou zijn. De contactpersoon stelde bovendien dat deze wet nog relevant kan zijn bij mogelijke toekomstige griepcrisissen.

  3. Voorts werden in het gecoördineerde artikel 148 de volgende bepalingen weggelaten vermits het gaat om opheffingsbepalingen die zijn uitgewerkt. Zij werden opgenomen in de bijlage "Niet in de coördinatie opgenomen bepalingen".

  "§ 1. (eerste lid) De wet van 12 maart 1818 tot regeling van hetgeen de beoefening van de verschillende takken van de geneeskunst betreft, uitgelegd bij de wet van 27 maart 1853 en gewijzigd bij de wetten van 24 februari 1921, 18 juli 1946 en 25 juli 1952, wordt opgeheven."

  "§ 3. De wet van 15 november 1946 tot bescherming van de titel van verpleger en verpleegster wordt opgeheven."

  4. In artikel 148, § 3, komt een verwijzing voor naar de koninklijke besluiten bepaald in artikel 3, § 2, tweede lid. Artikel 2, 2°, van de wet van 13 december 2006 'houdende diverse bepalingen betreffende gezondheid' verving artikel 3, § 2, waarbij in de vervangende tekst niet langer sprake is van koninklijke besluiten. De verwijzing naar artikel 3, § 2, tweede lid, is hierdoor zonder voorwerp geworden. Omdat deze ingreep niet kan uitgevoerd worden binnen de coördinatieopdracht, is het raadzaam dat de wetgever deze verwijzing opheft.

  Artikel 149 (oud artikel 51, 4°)

  1. De volgende onderdelen werden weggelaten:

  "1° de doctors in de genees-, heel- en verloskunde die, hetzij gediplomeerd zijn krachtens de wetten op het toekennen van de academische graden welke de wet van 21 mei 1929 voorafgaan, hetzij een vrijstelling genieten welke op grond van die wetten verleend werd;

  2° de personen die in het bezit zijn van het getuigschrift van bekwaamheid van tandarts, uitgereikt krachtens artikel 4 van de wet van 12 maart 1818 tot regeling van hetgeen de beoefening van de verschillende takken van de geneeskunst betreft of dat werd verleend krachtens de wet van 15 april 1958; tot oprichting van een speciale examenzitting voor het verkrijgen van het diploma van tandarts;

  3° de personen welke de voorwaarden, gesteld bij artikel 1, 1°, 2° en 3°, van de hogergenoemde wet van 15 april 1958 vervullen en die, bij beslissing van de commissie, bedoeld in artikel 2, lid 3, van die wet, werden toegelaten tot het afleggen van het examen ingericht in uitvoering van dezelfde wet;".

  De reden hiervoor is tweeërlei: vooreerst wordt er verwezen naar wetgeving die niet meer van kracht is, en ten tweede zijn er wellicht geen beroepsbeoefenaars meer actief die vallen onder het toepassingsgebied van deze bepalingen. Absolute zekerheid hieromtrent werd evenwel niet verschaft. Omdat deze bepalingen opgenomen zijn in de bijlage die de niet in de coördinatie opgenomen bepalingen bevat, verdwijnen zij dan ook niet uit de rechtsorde. Het is raadzaam dat de wetgever hieromtrent uitsluitsel verschaft door deze bepalingen hetzij op te heffen, hetzij in een eventueel aangepaste versie alsnog in te voegen in de coördinatie.

  2. Met betrekking tot het "4°": deze tekst, die niet verwijst naar specifieke opgeheven bepalingen, werd behouden maar het is niet duidelijk of er nog beroepsbeoefenaars actief zijn die vallen onder het toepassingsgebied van deze bepalingen. Desgevallend kan de wetgever ook hier uitsluitsel verschaffen door deze bepaling op te heffen indien effectief zou vast staan dat ook deze overgangsbepaling niet meer relevant zou zijn.

  Oud artikel 53

  Artikel 53 van het koninklijk besluit nr. 78 werd weggelaten. Heel vermoedelijk zijn er geen apothekers meer die onder het toepassingsgebied vallen. Omdat deze bepaling opgenomen is in de bijlage die de niet in de coördinatie opgenomen bepalingen bevat, verdwijnt ze dan ook niet uit de rechtsorde. Het is raadzaam dat de wetgever hieromtrent uitsluitsel verschaft door deze bepaling hetzij op te heffen, hetzij in een eventueel aangepaste versie alsnog in te voegen in de coördinatie.

  Het luidt als volgt:

  "De apothekers die erkend of gemachtigd worden vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit ingevolge het koninklijk besluit van 5 november 1964 tot vaststelling van de voorwaarden voor de machtiging van de apothekers die bevoegd zijn om verstrekkingen te verrichten die tot de klinische biologie behoren of in het kader van de reglementering op de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit, worden toegelaten titularis te zijn van een voor het publiek opengestelde officina en tevens klinische analyses te verrichten."

  Oud artikel 53bis

  Het bestaande artikel 53bis luidt als volgt:

  "In afwijking van artikel 5, § 2, worden de licentiaten in de wetenschappen, andere dan die van de groep der scheikundige wetenschappen, die erkend werden op grond van het koninklijk besluit van 23 oktober 1972 betreffende de erkenning van licentiaten in de wetenschappen met het oog op het uitvoeren van bioklinische laboratoriumonderzoeken, bevoegd verklaard om de verstrekkingen van klinische biologie uit te voeren, waarvoor ze erkend werden."

  Dit artikel werd niet in de coördinatie opgenomen omdat een erkenning op grond van het koninklijk besluit van 23 oktober 1972 niet meer mogelijk is, gelet op de vernietiging ervan door de Raad van State (arrest nr. 16.991 van 25 april 1975). Het is raadzaam dat de wetgever hieromtrent uitsluitsel verschaft door deze bepaling hetzij op te heffen, hetzij in een eventueel aangepaste versie alsnog in te voegen in de coördinatie.

  Artikel 151 (oud artikel 54)

  Het gecoördineerde artikel 151 artikel luidt als volgt:

  "Mogen de praktijk van de normale bevallingen blijven uitoefenen, indien zij voldoen aan de voorwaarden opgelegd bij artikel 7, de personen die in het bezit zijn van het getuigschrift van bekwaamheid van vroedvrouw, erkend door de provinciale geneeskundige commissie krachtens artikel 4 van de wet van 12 maart 1818, tot regeling van hetgeen de beoefening van de verschillende takken van de geneeskunst betreft."

  Dit artikel, dat volgens de contactpersoon mag worden weggelaten, werd toch in de gecoördineerde tekst opgenomen. De reden hiervoor is dat de gecoördineerde tekst zelf nog een verwijzing bevat naar dit artikel, namelijk in het gecoördineerde artikel 122. Het is raadzaam dat de wetgever hieromtrent uitsluitsel verschaft door deze bepaling hetzij op te heffen (maar dan ook de verwijzing ernaar), hetzij in een eventueel aangepaste versie alsnog in te voegen in de coördinatie.

  Artikel 153 (oud artikel 54ter)

  Het gecoördineerde artikel 153 bestaat uit twee versies, namelijk een 'oude' versie van het vroegere artikel 54ter dat ingevoegd werd bij artikel 16 van de wet van 19 december 1990, en een nieuwe versie die de oude versie vervangen heeft bij artikel 180 van de wet van 25 januari 1999 (en die later nog werd gewijzigd).

  De nieuwe versie is voorlopig slechts van toepassing op een beperkt aantal beroepsgroepen, vermits de Koning, die de datum van inwerkingtreding van het gecoördineerde artikel 153 per beroepsgroep dient vast te stellen, dit nog niet voor alle beroepsgroepen heeft uitgevoerd. Deze machtiging bevindt zich in artikel 183 van de wet van 25 januari 1999.

  De tekst is onderverdeeld in vier paragrafen waarvan de paragrafen 1 tot 3 de nieuwe versie bevatten, en paragraaf 4, de zogenaamde oude versie. Laatstgenoemde paragraaf is opgevat als een overgangsbepaling die van toepassing zal zijn tot op het ogenblik, dat de Koning, in uitvoering van artikel 183 van de wet van 25 januari 1999, §§ 1 en 2 in werking doet treden. Om de tekst leesbaar te houden en omwille van het feit dat de 'oude' tekst een uitdovend karakter heeft, werd in dit geval niet geopteerd voor een letterlijke overname van de machtiging aan Koning in de tekst van de coördinatie. In de tekst wordt gewoon verwezen naar de machtiging van artikel 183 van de wet van 25 januari 1999 houdende sociale bepalingen.

  Oud artikel 55

  Dit artikel bepaalde de inwerkingtreding van het koninklijk besluit nr. 78. De opname van die oorspronkelijke inwerkingtredingsbepaling, die reeds is uitgewerkt, in een gecoördineerde tekst is zinloos. Deze bepaling werd opgenomen in de bijlage "Niet in de coördinatie opgenomen bepalingen".

  Oud artikel 55bis

  Dit artikel bevatte de machtiging aan de Koning om de bepalingen van het koninklijk besluit coördineren. Vermits dit artikel overbodig is geworden na de voorliggende coördinatie, werd het niet opportuun bevonden om het artikel te behouden. Niets staat er evenwel aan in de weg om de huidige gecoördineerde tekst later nogmaals te coördineren wanneer de noodzaak hiertoe zou blijken. Zoals in het advies over deze coördinatieaanvraag en in het begin van deze aantekeningen werd aangestipt, is de huidige coördinatie niet gesteund op artikel 55bis, maar op artikel 6bis van de gecoördineerde wetten op de Raad van State en op de nog geldende artikelen van de wet van 13 juni 1961 betreffende de coördinatie en codificatie van wetten. Deze bepaling werd opgenomen in de bijlage "Niet in de coördinatie opgenomen bepalingen".

  Oud artikel 56

  De uitvoeringsbepaling werd weggelaten omdat een uitvoeringsbepaling niet gebruikelijk is in een wetgevende akte (ook al was die uitvoeringsbepaling wel aangewezen voor de initiële uitvaardiging van het koninklijk besluit nr. 78). Alleen in koninklijke besluiten, besluiten van een regering en besluiten van het college staat een uitvoeringsbepaling. Wetten hebben geen uitvoeringsbepaling daar de Grondwet in artikel 108 de Koning belast met de uitvoering ervan. Deze bepaling werd opgenomen in de bijlage "Niet in de coördinatie opgenomen bepalingen".

  Toekomstige wijzigingsbepalingen

  Artikel 155

  1. Het gecoördineerde artikel 155 werd ondergebracht in een nieuw hoofdstuk dat als opschrift draagt "Toekomstige wijzigingsbepalingen". In tegenstelling tot andere bepalingen in de coördinatie waar de oude en de toekomstige tekst opgenomen zijn in een enkel artikel, werd er in dit specifieke geval, in het kader van de rechtszekerheid en de transparantie, voor gekozen om hier een toekomstige wijzigingsbepaling van te maken.

  De inleidende zin is een aangepaste versie van de inleidende zin van artikel 34 van de wet van 10 augustus 2001 houdende maatregelen in de gezondheidszorg. Dit artikel 34 vervangt artikel 21quater (het gecoördineerde artikel 45), zoals het werd ingevoegd bij de wet van 20 december 1974 en gewijzigd bij de wet van 6 april 1995. De woorden "op een door de Koning te bepalen datum" werden ingevoegd en zijn een verwoording van de machtiging tot inwerkingstelling in artikel 59, § 1, van de wet van 10 augustus 2001, zoals gewijzigd bij artikel 77 van de wet van 2 augustus 2002.

  Onder de inleidende zin van artikel 155 staat de toekomstige tekst van het gecoördineerde artikel 45. Artikel 34 van de wet van 10 augustus 2001 is nooit in werking getreden, en werd nadien vervangen bij artikel 76 van de wet van 2 augustus 2002. Vervolgens werd het nog gewijzigd bij artikel 73 van de wet van 19 december 2008.

  2. Artikel 149 van de wet van 10 april 2014 vervangt de tekst van artikel 21quater, § 2, van het koninklijk besluit nr. 78. Deze paragraaf 2 luidt als volgt:

  "§ 2. De drager van de beroepstitel van vroedvrouw die haar of zijn diploma heeft behaald voor 1 oktober 2018, mag van rechtswege de verpleegkunde uitoefenen onder dezelfde voorwaarden als de dragers van de beroepstitel van gegradueerde verpleegkundige.

  De drager van de beroepstitel van vroedvrouw die haar of zijn diploma heeft behaald na 1 oktober 2018, mag van rechtswege de technische verpleegkundige verstrekkingen en de toevertrouwde medische handelingen die tot de verpleegkunde behoren, uitvoeren binnen het terrein van de verloskunde, de fertiliteitsbehandeling, de gynaecologie en de neonatologie."

  Het is duidelijk de wil van de wetgever om deze nieuwe paragraaf 2 niet te laten verdwijnen bij een eventuele toekomstige inwerkingtreding van het vervangend artikel 76 van de wet van 2 augustus 2002 (diploma behaald voor of na 1 oktober 2018). Daarom wordt in de coördinatie de vervanging bij de wet van 10 april 2014 ook aangebracht in het vervangend artikel 76 van de wet van 2 augustus 2002.

  3. In deze toekomstige versie van het gecoördineerde artikel 45 komen verwijzingen voor naar het gecoördineerde artikel 47. Vermits het laatstgenoemde artikel door de wetgever werd opgeheven vanaf 1 juli 2015 zal er moeten over gewaakt worden dat die verwijzingen, die vanaf dan zonder voorwerp worden, door de wetgever opgeheven of herzien worden.

  Artikel 156

  Dit artikel bepaalt dat het gecoördineerd artikel 47 wordt opgeheven op 1 juli 2015. Het artikel werd opgeheven bij de wet van 19 december 2008, art. 71, 1°, in samenhang gelezen met artikel 1 van het koninklijk besluit van 19 april 2014.

  Artikelen 157 tot 187

  1. Om het risico te vermijden dat de rechtzoekende en de instanties die instaan voor de verspreiding van geconsolideerde teksten, de wijzigende wet van 4 april 2014 'tot regeling van de geestelijke gezondheidszorgberoepen en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen', uit het oog zouden verliezen (omdat die nog in werking te treden wijzigingen betrekking hebben op het koninklijk besluit nr. 78), werd het opportuun gevonden om deze wijzigende bepalingen in de tekst onder te brengen in hoofdstuk 14.

  Er moet wel rekening worden gehouden met een beroep tot vernietiging dat tegen de artikelen 21quatervicies, § 3 (gecoördineerd artikel 68/1, § 3, dat wordt ingevoegd bij het gecoördineerd artikel 166), 21quinquiesvicies, § 3 (gecoördineerd artikel 68/2, § 3, dat wordt ingevoegd bij gecoördineerd artikel 167), 21sexiesvicies, § 3 (gecoördineerd artikel 68/3, § 3, dat wordt ingevoegd bij gecoördineerd artikel 168), en 21sexiesvicies, § 5 (gecoördineerd artikel 68/3, § 5, dat wordt ingevoegd bij gecoördineerd artikel 168), tweede en derde lid, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen werd ingesteld bij het Grondwettelijk Hof op 20 november 2014 (zie het Belgisch Staatsblad van 23 december 2014, p. 105.178). Indien dit beroep effectief tot een (gedeeltelijke) vernietiging van de betrokken bepalingen zou leiden, kunnen ook de betrokken wijzigingsbepalingen zoals ze werden opgenomen in de coördinatie, geen uitwerking meer krijgen. Indien de inwerkingtreding ervan zou plaatsvinden op een datum die voorafgaat aan een dergelijke vernietiging, moeten de betrokken wijzigingen als onbestaande worden beschouwd.

  Er moet ook rekening gehouden worden met het feit dat, zoals hierna zal blijken, sommige wijzigingen die de wet van 4 april 2014 beoogt aan te brengen, niet meer kunnen worden uitgevoerd omdat de wet van 10 april 2014 'houdende diverse bepalingen inzake gezondheid', inmiddels de te wijzigen bepalingen heeft gewijzigd of vervangen. Omdat deze niet-uitvoerbare wijzigingen wellicht noodzakelijk zijn, gelet op de samenhang die ze vertonen met de andere wijzigingen die de wet van 4 april 2014 aanbrengt, staat het aan de wetgever om het nodige te doen om deze niet uitvoerbare wijzigingen alsnog te herzien.

  2. De wijziging die artikel 2 van de wet van 4 april 2014 beoogt aan te brengen werd niet opgenomen, vermits deze gebaseerd is op een niet meer van kracht zijnde versie van artikel 8 van het koninklijk besluit nr. 78 (gecoördineerd artikel 26).

  Deze bepaling werd opgenomen in de bijlage "Niet in de coördinatie opgenomen bepalingen".

  3. Ook de wijziging die artikel 3 van de wet van 4 april 2014 beoogt aan te brengen aan artikel 9, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 78 (gecoördineerd artikel 28) is niet langer mogelijk na de vervanging van dit artikel bij artikel 143 van de wet van 10 april 2014. In gecoördineerd artikel 28, § 1, eerste lid, komt immers geen vermelding van artikel 21noviesdecies (gecoördineerd artikel 63) meer voor.

  Artikel 3 van de wet van 4 april 2014 werd derhalve eveneens opgenomen in de bijlage "Niet in de coördinatie opgenomen bepalingen".

  4. Het gecoördineerde artikel 171 brengt wijzigingen aan in de tekst van het gecoördineerde artikel 72. Dit artikel 72 was artikel 24 van het koninklijk besluit nr. 78. Omdat er in de gecoördineerde tekst twee versies (zie hiervoor) van dit voormalige artikel 24 voorkomen, naargelang tot welke beroepsgroep men behoort, diende de wijziging die het gecoördineerde artikel 171 aanbrengt zowel in artikel 72, § 1, als in artikel 72, § 3 aangebracht te worden. Om die reden wordt in de tekst het woord "telkens" toegevoegd.

  5. De wijzigingen die het gecoördineerde artikel 175 beoogt aan te brengen zijn gebaseerd op een vroegere versie van artikel 36 van het koninklijk besluit nr. 78 (gecoördineerd artikel 118). De bedoeling van dit artikel 175 is de samenstelling van de geneeskundige commissies uit te breiden met twee leden klinisch psychologen en twee leden bevoegd om de klinische orthopedagogiek uit te oefenen. Artikel 158 van de wet van 10 april 2014 wijzigde het genoemde artikel 36 waardoor de nummering voor de nieuw in te voegen onderdelen niet langer lijkt te kloppen. Daarom werd beslist om deze twee nieuwe beroepsgroepen in te voegen onmiddellijk na het 3° dat het aantal leden op twee vaststelt voor de in de artikelen 3, § 1, 4, 6, § 1, 43, 45 en 62 bedoelde beroepen.

  6. Artikel 176 beoogt ook een aantal wijzigingen aan te brengen aan een inmiddels niet meer bestaande versie van artikel 37 van het koninklijk besluit nr. 78 (gecoördineerd artikel 119). Het gaat om de volgende leden, die dan ook niet opgenomen werden in de gecoördineerde tekst en opgenomen werden in de bijlage "Niet in de coördinatie opgenomen bepalingen":

  "b) in § 1, 2°, c), 1., worden de woorden "de verpleegkunde en de paramedische beroepen" vervangen door de woorden "de verpleegkunde, de paramedische beroepen, de klinische psychologie en de klinische orthopedagogiek";

  c) in § 1, 2°, c), 2., worden de woorden "van de verpleegkunde of van een paramedisch beroep" vervangen door de woorden ", van de verpleegkunde, van een paramedisch beroep, van de klinische psychologie of de klinische orthopedagogiek";

  d) in § 1, 2°, e), eerste lid, worden de woorden "of door een lid van een paramedisch beroep" vervangen door de woorden ", van de klinische psychologie, de klinische orthopedagogiek of door een lid van een paramedisch beroep";"

  "f) in § 2, eerste lid, worden de woorden "tot 7° ter" vervangen door de woorden "tot 7° quinquies"."

  7. Bij artikel 24 van de wet van 4 april 2014 (gecoördineerd artikel 177) wordt eveneens een wijziging aangebracht aan een niet meer van toepassing zijnde tekst van het gecoördineerde artikel 122.

  Deze wijzigende bepaling werd eveneens weggelaten, en opgenomen in de bijlage "Niet in de coördinatie opgenomen bepalingen":

  "c) in § 1, 3°, worden de woorden "of 21noviesdecies" vervangen door de woorden ", 21noviesdecies, 21quatervicies en 21quinquiesvicies";"

  8. Artikel 187 bevat de verwoording van de inwerkingtredingsbepaling die voorkomt in artikel 51 van de wet van 4 april 2014 'tot regeling van de geestelijke gezondheidszorgberoepen en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen', en die betrekking heeft op de artikelen 157 tot 187.

Art. N6. Bijlage 5. - Niet in de Coördinatie opgenomen bepalingen
  Artikel 4, § 3quater twee laatste leden

  "Bij wijze van overgang wordt elke aanvrager bedoeld in § 3ter, inbegrepen voor de gevallen bedoeld in het eerste lid, 3° of 4° of 5°, behalve als de oorspronkelijke vergunninghouder nog de houder is van de vergunning die werd verleend na de inwerkingtreding van de voornoemde wet van 17 december 1973, geacht te beschikken over een tijdelijke vergunning, die persoonlijk is, gedurende een door de Koning te bepalen termijn, bepaald volgens de procedure voorzien in § 3, 1°, vierde lid.

  Bij wijze van overgang kan elke aanvrager bedoeld in het tweede lid, volgens de procedure, de modaliteiten en de termijnen bij koninklijk besluit bepaald een aanvraag tot regularisatie indienen."

  Artikel 4, § 3quinquies, derde lid

  "De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van deze paragraaf".

  Artikel 4, § 4

  "Art. 4, § 4. 1° De machtigingen voorzien in § 2, 1°, van dit artikel zijn persoonlijk en niet overdraagbaar. De geneesmiddelendepots mogen niet verplaatst worden.

  2° De geneesheren die gemachtigd zijn een depot te houden moeten de geneesmiddelen aanschaffen in een voor het publiek opengestelde apotheek van de provincie, waarbinnen het depot is gevestigd. Zij mogen deze geneesmiddelen slechts afleveren aan de zieken die zij in behandeling hebben.

  De Koning kan de voorwaarden bepalen voor de bevoorrading en het beheer van en het toezicht op deze depots die niet voor het publiek mogen worden opengesteld en die van de behandelingskamer gescheiden moeten zijn."

  Artikel 21quinquies, zinsnede

  "de handelingen van palliatieve zorgen te verrichten"

  Artikel 35octies, § 2, eerste streepje, laatste zin

  "Een eerste rapport zal neergelegd worden bij de Ministers van Volksgezondheid en Sociale Zaken ten laatste op 15 mei 1996, inzake behoeften, bevattend voorstellen van een globaal aantal en van een verdeling onder andere per gemeenschap."

  Na artikel 44quinquies

  Hoofdstuk IVbis, Afdeling 2. Opschrift: "C. Gemeenschappelijke bepalingen inzake vestiging"

  Artikel 48

  "Art. 48. § 1. De wet van 12 april 1958 betreffende de medisch-farmaceutische cumulatie wordt aangevuld met onderstaande bepalingen:

  "Art. 9bis. De geneesheren wien vergund is geneesmiddelen af te leveren aan hun zieken, mogen geen publieke apotheek hebben.

  Art. 9ter. De artsenijbereidingen welke voorhanden zijn bij de geneesheren wien vergund is een depot te hebben, moeten bij een apotheker van het arrondissement gekocht zijn.

  De geneesheren houden een register waarin de gekochte preparaties, de datum der leveringen en de naam van de verkoper voorkomen.

  Dit register wordt bij elke inspectie ter inzage en ter visering aan de farmaceutische inspecteur gegeven.

  § 2. In het artikel 67 van het koninklijk besluit van 30 april 1957 houdende coördinatie van de wetten op het technisch onderwijs worden de woorden "Hoge raad voor verplegingswezen" vervangen door de woorden "Nationale Raad voor de paramedische beroepen"."

  Artikel 50, § 1, eerste lid en § 3

  "§ 1. De wet van 12 maart 1818 tot regeling van hetgeen de beoefening van de verschillende takken van de geneeskunst betreft, uitgelegd bij de wet van 27 maart 1853 en gewijzigd bij de wetten van 24 februari 1921, 18 juli 1946 en 25 juli 1952, wordt opgeheven."

  "§ 3. De wet van 15 november 1946 tot bescherming van de titel van verpleger en verpleegster wordt opgeheven."

  Artikel 51, 1° tot 3°

  "Indien zij voldoen aan de voorwaarden opgelegd bij artikel 7, zijn of blijven gemachtigd de tandheelkunde uit te oefenen

  1° de doctors in de genees-, heel- en verloskunde die, hetzij gediplomeerd zijn krachtens de wetten op het toekennen van de academische graden welke de wet van 21 mei 1929 voorafgaan, hetzij een vrijstelling genieten welke op grond van die wetten verleend werd;

  2° de personen die in het bezit zijn van het getuigschrift van bekwaamheid van tandarts, uitgereikt krachtens artikel 4 van de wet van 12 maart 1818 tot regeling van hetgeen de beoefening van de verschillende takken van de geneeskunst betreft of dat werd verleend krachtens de wet van 15 april 1958; tot oprichting van een speciale examenzitting voor het verkrijgen van het diploma van tandarts;

  3° de personen welke de voorwaarden, gesteld bij artikel 1, 1°, 2° en 3°, van de hogergenoemde wet van 15 april 1958 vervullen en die, bij beslissing van de commissie, bedoeld in artikel 2, lid 3, van die wet, werden toegelaten tot het afleggen van het examen ingericht in uitvoering van dezelfde wet;"

  Artikel 53

  "Art. 53. De apothekers die erkend of gemachtigd worden vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit ingevolge het koninklijk besluit van 5 november 1964 tot vaststelling van de voorwaarden voor de machtiging van de apothekers die bevoegd zijn om verstrekkingen te verrichten die tot de klinische biologie behoren of in het kader van de reglementering op de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit, worden toegelaten titularis te zijn van een voor het publiek opengestelde officina en tevens klinische analyses te verrichten."

  Artikel 53bis

  "Art. 53bis. In afwijking van artikel 5, §2, worden de licentiaten in de wetenschappen, andere dan die van de groep der scheikundige wetenschappen, die erkend werden op grond van het koninklijk besluit van 23 oktober 1972 betreffende de erkenning van licenciaten in de wetenschappen met het oog op het uitvoeren van bioklinische laboratoriumonderzoeken, bevoegd verklaard om de verstrekkingen van klinische biologie uit te voeren, waarvoor ze erkend werden."

  Artikel 55

  "Art. 55. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 48, § 2, die in werking treedt op de bij artikel 50, § 2 bedoelde datum."

  Artikel 55bis

  "Art. 55bis. De Koning kan de bepalingen van dit koninklijk besluit coördineren met de bepalingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend wijzigingen hebben aangebracht tot het tijdstip van de coördinatie.
  Ten dien einde kan Hij :
  1° de te coördineren bepalingen anders inrichten, inzonderheid opnieuw ordenen en vernummeren;
  2° de verwijzingen in de te coördineren bepalingen dienovereenkomstig vernummeren;
  3° de te coördineren bepalingen met het oog op onderlinge overeenstemming en eenheid van terminologie herschrijven, zonder te raken aan de erin neergelegde beginselen;
  4° in de bepalingen die niet in de coördinatie worden opgenomen, de verwijzingen naar de gecoördineerde bepalingen aanpassen.

  De coördinatie zal het volgende opschrift dragen : "Gecoördineerde wetten betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen."

  Artikel 56

  "Art. 56. Onze Minister van Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit."

  Artikel 2 van de wet van 4 april 2014 tot regeling van de geestelijke gezondheidszorgberoepen en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen

   "Art. 2. In artikel 8, § 1, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gewijzigd bij de wetten van 6 april 1995, 13 december 2006 en 19 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  a) in het eerste lid worden de woorden "en 21noviesdecies" vervangen door de woorden ", 21noviesdecies, 21quatervicies en 21quinquiesvicies";
  b) in het derde lid worden de woorden "en 21noviesdecies" vervangen door de woorden ", 21noviesdecies, 21quatervicies en 21quinquiesvicies"."

  Artikel 3 van de wet van 4 april 2014 tot regeling van de geestelijke gezondheidszorgberoepen en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen

  "Art. 3. In artikel 9, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij de wetten van 6 april 1995, 25 januari 1999, 13 december 2006 en 24 juli 2008, worden de woorden "en 21noviesdecies" telkens vervangen door de woorden ", 21noviesdecies, 21quatervicies en 21quinquiesvicies"."

  Artikel 23, b), c), d) en f), van de wet van 4 april 2014 tot regeling van de geestelijke gezondheidszorgberoepen en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen

  "b) in § 1, 2°, c), 1., worden de woorden "de verpleegkunde en de paramedische beroepen" vervangen door de woorden "de verpleegkunde, de paramedische beroepen, de klinische psychologie en de klinische orthopedagogiek";

  c) in § 1, 2°, c), 2., worden de woorden "van de verpleegkunde of van een paramedisch beroep" vervangen door de woorden ", van de verpleegkunde, van een paramedisch beroep, van de klinische psychologie of de klinische orthopedagogiek";

  d) in § 1, 2°, e), eerste lid, worden de woorden "of door een lid van een paramedisch beroep" vervangen door de woorden ", van de klinische psychologie, de klinische orthopedagogiek of door een lid van een paramedisch beroep";"

  "f) in § 2, eerste lid, worden de woorden "tot 7° ter" vervangen door de woorden "tot 7° quinquies"."

  Artikel 24, c), van de wet van 4 april 2014 tot regeling van de geestelijke gezondheidszorgberoepen en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen

  "c) in § 1, 3°, worden de woorden "of 21noviesdecies" vervangen door de woorden ", 21noviesdecies, 21quatervicies en 21quinquiesvicies"."