20 JULI 2015. - Wet houdende de aanpassing van de Middelenbegroting voor het begrotingsjaar 2015(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-07-2015 en tekstbijwerking tot 30-12-2015)
Art. 1-14
BIJLAGEN.
Art. N
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art.2. Voor het begrotingsjaar 2015 worden de lopende ontvangsten van de Staat herraamd :
Voor de fiscale ontvangsten, op . . . . . EUR 51.449.294.000
Voor de niet-fiscale ontvangsten, op . . . . . EUR 3.722.299.000
Zegge te samen . . . . . EUR 55.171.593.000
overeenkomstig Titel I van de hierbijgaande tabel.
Art.3. Voor het begrotingsjaar 2015 worden de kapitaalontvangsten herraamd :
Voor de fiscale ontvangsten, op . . . . . EUR 242.867.000
Voor de niet-fiscale ontvangsten, op . . . . . EUR 1.371.449.000
Zegge te samen . . . . . EUR 1.614.316.000
overeenkomstig Titel II van de hierbijgaande tabel.
Art.4. Voor het begrotingsjaar 2015, wordt de opbrengst van leningen en aanverwante verrichtingen zonder invloed op het netto te financieren saldo herraamd op 46.149.087.000 euro, overeenkomstig Titel III van de hierbijgaande tabel.
Art.5. Artikel 9 van de wet van 19 december 2014 houdende de Middelenbegroting van het begrotingsjaar 2015 wordt geschrapt.
Art.6. Artikel 11 van de wet van 19 december 2014 houdende de Middelenbegroting van het begrotingsjaar 2015 wordt vervangen door een artikel luidend als volgt :
Overeenkomstig artikel 53, eerste lid, 1°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, en rekening houdend met :
a) de in artikel 4, § 5, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde toewijzing van nalatigheidintresten, last van verwijlintresten, forfaitaire en proportionele fiscale boeten op de in artikel 3 van dezelfde bijzondere wet bedoelde gewestelijke belastingen;
b) de in artikel 5, § 3, tweede lid, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde toestand waarbij het Vlaamse Gewest met ingang van het aanslagjaar 1999 instaat voor de dienst van de in artikel 3, 5°, van dezelfde bijzondere wet bedoelde onroerende voorheffing;
c) de in artikel 5, § 3, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde toestand waarbij :
1) het Waalse Gewest met ingang van 1 januari 2010 instaat voor de dienst van de in artikel 3, 1°, 2° en 3°, van dezelfde bijzondere wet bedoelde gewestelijke belastingen;
2) het Waalse Gewest met ingang van 1 januari 2014 instaat voor de dienst van de in artikel 3, 10°, 11° et 12°, van dezelfde bijzondere wet bedoelde gewestelijke belastingen;
3) het Vlaamse Gewest met ingang van 1 januari 2011 instaat voor de dienst van de in artikel 3, 10°, 11° en 12°, van dezelfde bijzondere wet bedoelde gewestelijke belastingen;
4) het Vlaamse Gewest met ingang van 1 januari 2015 instaat voor de dienst van de in artikel 3, 4°, 6° tot 8°, van dezelfde bijzondere wet bedoelde gewestelijke belastingen;
worden de in artikel 3 van dezelfde bijzondere wet bedoelde overdrachten inzake gewestelijke belastingen, verhoogd met voormelde interesten en boeten, voor het begrotingsjaar 2015 geraamd op 141.768.000 EUR voor het Vlaamse Gewest, op 1.885.472.000 EUR voor het Waalse Gewest en op 1.338.810.000 EUR voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.
Art.7.[1 Overeenkomstig artikel 53, eerste lid, 2°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, en rekening houdend met :
a) de wet van 23 mei 2000 tot bepaling van de criteria bedoeld in artikel 39, § 2, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989;
b) het in artikel 81quinquies, § 2, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde bedrag dat in mindering wordt gebracht van het in artikel 40quinquies van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de belasting op de toegevoegde waarde aan de Vlaamse Gemeenschap;
c) het in artikel 48/1, §§ 1 en 4, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde overgangsbedrag voor de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap dat, overeenkomstig artikel 48/1, § 5, van dezelfde bijzondere wet :
1) in mindering wordt gebracht van het in artikel 47/2 van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan respectievelijk de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap, indien het overgangsbedrag positief is;
2) toegevoegd wordt aan het in artikel 47/2 van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan respectievelijk de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap, indien het overgangsbedrag negatief is;
d) de in artikel 65quinquies, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde responsabiliseringsbijdrage voor de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap die in mindering wordt gebracht van het in artikel 47/2 van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan respectievelijk de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap;
e) het definitieve saldo van de afrekening van het begrotingsjaar 2014 van de in de artikelen 41 en 46 tot 47bis, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde toegewezen gedeelten van de opbrengst van de btw en van de opbrengst van de personenbelasting;
f) het in artikel 48/1, § 1, tweede tot vierde lid, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoeld bedrag van de betoelaging voor het begrotingsjaar 2015 dat toegevoegd wordt aan het overgangsbedrag bedoeld in artikel 48/1, § 1, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 van de Franse Gemeenschap als gevolg van de wijziging van de organisatie van bepaalde instellingen die in tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad zijn gevestigd;
worden de in artikel 36 van dezelfde bijzondere wet bedoelde overdrachten inzake het toegewezen gedeelte van de opbrengst van de belasting op de toegevoegde waarde en van de opbrengst van de federale personenbelasting voor het begrotingsjaar 2015 geraamd op 13 568 769 229 EUR voor de Vlaamse Gemeenschap en op 8 936 693 593 EUR voor de Franse Gemeenschap.
Overeenkomstig artikel 60 van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, laatst gewijzigd door de wet van 19 april 2014, en rekening houdende met :
a) het in artikel 58novodecies, § 1, van dezelfde wet van 31 december 1983 bedoelde overgangsbedrag voor de Duitstalige Gemeenschap dat, overeenkomstig artikel 58novodecies, § 3, van dezelfde wet :
1) in mindering wordt gebracht van het in artikel 58nonies, van dezelfde wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan de Duitstalige Gemeenschap, indien het overgangsbedrag positief is;
2) toegevoegd wordt aan het in artikel 58nonies, van dezelfde wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan de Duitstalige Gemeenschap, indien het overgangsbedrag negatief is;
b) de in artikel 60quater, van dezelfde wet van 31 december 1983 bedoelde responsabiliseringsbijdrage voor de Duitstalige Gemeenschap die in mindering wordt gebracht van het in artikel 58nonies, van dezelfde wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan de Duitstalige Gemeenschap;
c) het definitieve saldo van de afrekening van het begrotingsjaar 2014 van de in de artikelen 58 tot 58septies, van dezelfde wet van 31 december 1983 bedoelde algemene federale dotatie en het definitieve saldo van de afrekening van datzelfde begrotingsjaar van het in het artikel 58octies, van dezelfde wet van 31 december 1983 bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de personenbelasting;
worden de in de artikelen 58nonies tot 58undecies van dezelfde wet bedoelde overdrachten inzake het toegewezen gedeelte van de opbrengst van de belasting op de toegevoegde waarde en van de opbrengst van de federale personenbelasting voor het begrotingsjaar 2015 geraamd op 143 330 302 EUR voor de Duitstalige Gemeenschap.]1
----------
(1)<W 2015-12-18/27, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015. Temporeel toepassingsgebied: begrotingsjaar 2015>
Art.8. Artikel 13 van de wet van 19 december 2014 houdende de Middelenbegroting van het begrotingsjaar 2015 wordt vervangen door een artikel luidend als volgt :
Overeenkomstig de artikelen 53, eerste lid, 3°, 64quater en 64quinquies van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, worden de in de artikelen 35octies tot 35decies, 64quater en 64quinquies van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde overdrachten inzake het toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting, rekening houdende met :
a) het in artikel 48/1, §§ 2 en 4, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde overgangsbedrag voor respectievelijk het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest dat, overeenkomstig artikel 48/1, § 5, van dezelfde bijzondere wet :
1) in mindering wordt gebracht van de in de artikelen 35octies tot 35decies, van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan respectievelijk het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, indien het overgangsbedrag positief is;
2) wordt toegevoegd aan de in de artikelen 35octies tot 35decies, van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan respectievelijk het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, indien het overgangsbedrag negatief is;
b) de in artikel 64quater, § 3, eerste lid, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde bedragen die in mindering komen van het in artikel 35decies, van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan respectievelijk het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest;
c) de in artikel 65quinquies, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde responsabiliseringsbijdrage voor het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest die in mindering wordt gebracht van de in de artikelen 35octies tot 35decies, van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan respectievelijk het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest;
d) het definitieve saldo van de afrekening van het begrotingsjaar 2014 van de in de artikelen 33, § 4, 35octies, 33bis en 48, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde toegewezen gedeelten van de opbrengst van de personenbelasting;
voor het begrotingsjaar 2015 geraamd op 2.807.198.941 EUR voor het Vlaamse Gewest, op 2.699.891.522 EUR voor het Waalse Gewest en op 1.116.089.821 EUR voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.
Art.9. Artikel 14 van de wet van 19 december 2014 houdende de Middelenbegroting van het begrotingsjaar 2015 wordt vervangen door een artikel luidend als volgt :
De in artikel 2bis van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, bedoelde overdrachten inzake niet-fiscale ontvangsten van de gewesten worden voor het begrotingsjaar 2015 geraamd op 156.989.979 EUR voor het Vlaamse Gewest, op 43.901.623 EUR voor het Waalse Gewest en op 12.845.606 EUR voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.
Art.10.[1 De overdrachten bedoeld in de artikelen 54/1 en 54/2, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, inzake de gewestelijke personenbelasting bedoeld in artikel 5/1, § 1, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, na aftrek van de in artikel 5/5, § 4, van dezelfde bijzondere wet bedoelde geraamde belastingverminderingen en belastingkredieten, worden voor het begrotingsjaar 2015 geraamd op 5 601 138 495 EUR voor het Vlaamse Gewest, op 2 467 776 331 EUR voor het Waalse Gewest en op 786 080 030 EUR voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.]1
----------
(1)<W 2015-12-18/27, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015. Temporeel toepassingsgebied: begrotingsjaar 2015>
Art.11. Artikel 16 van de wet van 19 december 2014 houdende de Middelenbegroting van het begrotingsjaar 2015 wordt vervangen door een artikel luidend als volgt :
De aan de Gemeenschappelijke Gemeenschaps-commissie toegekende overdracht inzake het toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting bedoeld in artikel 65, § 1, 2° /1 en § 6, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, wordt voor het begrotingsjaar 2015 geraamd op nul EUR, rekening houdende met :
a) het in artikel 48/1, §§ 1 en 4, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde overgangsbedrag voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie dat, overeenkomstig artikel 48/1, § 5, van dezelfde bijzondere wet :
1) in mindering wordt gebracht van het in artikel 65 van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan de Gemeenschappelijke Gemeenschaps-commissie en eventueel van de in de artikelen 47/8 en 47/7 van dezelfde bijzondere wet bedoelde dotaties toegekend aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, indien het overgangsbedrag positief is;
2) toegevoegd wordt aan het in artikel 65 van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, indien het overgangsbedrag negatief is;
b) de in artikel 65quinquies, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde responsabiliseringsbijdrage voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie die in mindering komt van het in artikel 65 van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en eventueel van de in de artikelen 47/8 en 47/7 van dezelfde bijzondere financieringswet bedoelde dotaties toegekend aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
Art.12. Artikel 17 van de wet van 19 december 2014 houdende de Middelenbegroting van het begrotingsjaar 2015 wordt vervangen door een artikel luidend als volgt :
De overdracht inzake het toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting bedoeld in de artikelen 65bis en 65ter van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, wordt, rekening houdende met :
a) de in artikel 65quinquies, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde responsabiliseringsbijdrage voor de Franse Gemeenschapscommissie die in mindering komt van het in artikel 65bis van dezelfde bijzondere wet bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting aan de Franse Gemeenschapscommissie;
b) het definitieve saldo van de afrekening van het begrotingsjaar 2014 van het in artikelen 65bis en 65ter, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde toegewezen gedeelte van de opbrengst van de personenbelasting van het begrotingsjaar 2014;
voor het begrotingsjaar 2015 geraamd op 61.085.579 EUR voor de Franse Gemeenschapscommissie en op 15.306.941 EUR voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
Art.13. Artikel 18 van de wet van 19 december 2014 houdende de Middelenbegroting van het begrotingsjaar 2015 wordt vervangen door een artikel luidend als volgt :
De overdracht inzake het toegewezen gedeelte van de opbrengst van de federale personenbelasting bedoeld in artikel 46bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, laatst gewijzigd door de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen, door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, door de bijzondere wet van 19 juli 2012 tot wijziging van artikel 16bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en van artikel 5bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen en door de bijzondere wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming, wordt voor het begrotingsjaar 2015, met inbegrip van het definitieve saldo van de afrekening van het begrotingsjaar 2014, geraamd op 35.902.141 EUR.
Art.14. Deze wet treedt in werking de dag van haar bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
BIJLAGEN.
Art. N. Bijlage. tabellen.
(Niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 29-07-2015, p. 47931-47980)