Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

10 AUGUSTUS 2015. - Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen om beter rekening te houden met de bedreigingen voor de samenleving en de nationale veiligheid in de aanvragen tot internationale bescherming



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Art. 3-14



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1980121550 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art.2. Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van :
  1° de richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking);
  2° de richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (herschikking).

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Art.3. In artikel 49 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, vervangen bij de wet van 15 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "57/6, eerste lid, 7° " vervangen door de woorden "55/3/1, § 2, 1° en 2° ";
  2° in paragraaf 2 worden tussen het eerste en het tweede lid twee leden ingevoegd, luidende :
  "De minister of zijn gemachtigde kan te allen tijde aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen vragen de vluchtelingenstatus die aan een vreemdeling werd erkend, in te trekken overeenkomstig artikel 55/3/1, § 1.
  De minister of zijn gemachtigde zendt onverwijld aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen elk element in zijn bezit over dat een beslissing tot intrekking op basis van artikel 55/3/1 zou kunnen rechtvaardigen. Behoudens uitdrukkelijke aanwijzing in die zin, vormt het overzenden van dergelijke elementen geen vraag tot intrekking van het statuut in de zin van het tweede lid.";
  3° in paragraaf 2 wordt het tweede lid, waarvan de bestaande tekst het vierde lid zal vormen, vervangen als volgt :
  "De Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen neemt in geval van toepassing van het eerste of het tweede lid binnen een termijn van zestig werkdagen een beslissing tot intrekking van de vluchtelingenstatus of hij informeert de betrokkene en de minister of zijn gemachtigde dat niet wordt overgegaan tot de intrekking van dit statuut.";
  4° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt :
  " § 3. Wanneer de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen de vluchtelingenstatus heeft opgeheven of ingetrokken of wanneer de betrokkene afstand heeft gedaan van zijn status, beslist de minister of zijn gemachtigde of de vreemdeling verwijderd kan worden overeenkomstig de bepalingen van deze wet.";
  5° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende :
  " § 4. De erkenning van de vluchtelingenstatus vervalt van rechtswege indien de vluchteling Belg is geworden.".

Art.4. In artikel 49/2 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 en gewijzigd bij de wet van 8 mei 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 4 wordt het eerste lid vervangen als volgt :
  " § 4. De minister of zijn gemachtigde kan, gedurende het verblijf van beperkte duur van de vreemdeling, te allen tijde aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen vragen de subsidiaire beschermingsstatus die aan een vreemdeling werd toegekend, op te heffen overeenkomstig artikel 57/6, eerste lid, 4°. De minister of zijn gemachtigde kan, tijdens de eerste tien jaar van het verblijf van de vreemdeling, te rekenen vanaf de datum van de indiening van de asielaanvraag, te allen tijde aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen vragen de subsidiaire beschermingsstatus die aan de vreemdeling werd toegekend, in te trekken overeenkomstig het artikel 55/5/1.";
  2° in paragraaf 4 worden tussen het eerste en het tweede lid twee leden ingevoegd, luidende :
  "In afwijking van het eerste lid kan de minister of zijn gemachtigde te allen tijde aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen vragen de subsidiaire beschermingsstatus in te trekken die werd toegekend aan een vreemdeling die uitgesloten wordt of had moeten zijn overeenkomstig artikel 55/4, § 1 of § 2.
  De minister of zijn gemachtigde zendt onverwijld aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen elk element in zijn bezit over dat een beslissing tot intrekking op basis van artikel 55/5/1 zou kunnen rechtvaardigen. Behoudens uitdrukkelijke aanwijzing in die zin, vormt het overzenden van dergelijke elementen geen vraag tot intrekking van het statuut in de zin van het tweede lid. De minister of zijn gemachtigde zendt tevens onverwijld aan de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen elk element in zijn bezit over dat een beslissing tot uitsluiting op basis van artikel 55/4, § 2 zou kunnen rechtvaardigen.";
  3° in paragraaf 4, wordt het tweede lid waarvan de bestaande tekst het vierde lid zal vormen, vervangen als volgt :
  "De Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen neemt in geval van toepassing van het eerste of het tweede lid binnen een termijn van zestig werkdagen een beslissing tot intrekking of opheffing van de subsidiaire beschermingsstatus of informeert de betrokkene en de minister of zijn gemachtigde dat niet wordt overgegaan tot de intrekking of opheffing van dit statuut.";
  4° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt :
  " § 5. Wanneer de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen de subsidiaire beschermingsstatus heeft opgeheven of ingetrokken of wanneer de betrokkene afstand heeft gedaan van zijn status, beslist de minister of zijn gemachtigde of de vreemdeling verwijderd kan worden overeenkomstig de bepalingen van deze wet.";
  5° paragraaf 6 wordt vervangen als volgt :
  " § 6. De subsidiaire bescherming vervalt van rechtswege indien de persoon die subsidiaire bescherming geniet, Belg is geworden.".

Art.5. In artikel 52/4 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 6 mei 1993 en gewijzigd bij de wetten van 15 juli 1996 en 15 september 2006, worden het eerste en het tweede lid vervangen als volgt :
  "Indien de vreemdeling die een asielaanvraag heeft ingediend overeenkomstig de artikelen 50, 50bis, 50ter of 51, een gevaar vormt voor de samenleving, omdat hij definitief veroordeeld is voor een bijzonder ernstig misdrijf, of als er redelijke gronden bestaan om hem te beschouwen als een gevaar voor de nationale veiligheid, zendt de minister of zijn gemachtigde onverwijld alle elementen in die zin over aan de Commissaris-generaal.
  De Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen kan weigeren de status van vluchteling te erkennen indien de vreemdeling een gevaar vormt voor de samenleving, omdat hij definitief veroordeeld is voor een bijzonder ernstig misdrijf, of als er redelijke gronden bestaan om hem te beschouwen als een gevaar voor de nationale veiligheid. In dat geval brengt de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen een advies uit over de verenigbaarheid van een verwijderingsmaatregel met de artikelen 48/3 en 48/4.".

Art.6. In artikel 55, § 3 van dezelfde wet, hersteld bij de wet van 22 december 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het woord "eensluidend" wordt opgeheven;
  2° de woorden "met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend te Rome op 4 november 1950" worden vervangen door de woorden "met de artikelen 48/3 en 48/4".

Art.7. Artikel 55/2 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :
  "Wanneer de Commissaris-generaal uitsluit van de vluchtelingenstatus, verstrekt hij in het kader van zijn beslissing een advies over de verenigbaarheid van een verwijderingsmaatregel met de artikelen 48/3 en 48/4.".

Art.8. In dezelfde wet wordt een artikel 55/3/1 ingevoegd, luidende :
  "Art. 55/3/1. § 1. De Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen kan de vluchtelingenstatus intrekken indien de vreemdeling een gevaar vormt voor de samenleving, omdat hij definitief veroordeeld is voor een bijzonder ernstig misdrijf, of als er redelijke gronden bestaan om hem te beschouwen als een gevaar voor de nationale veiligheid.
  § 2. De Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen trekt de vluchtelingenstatus in :
  1° ten aanzien van de vreemdeling die met toepassing van artikel 55/2 uitgesloten wordt of had moeten zijn;
  2° ten aanzien van de vreemdeling wiens status werd erkend op grond van feiten die hij verkeerd heeft weergegeven of achtergehouden, van valse verklaringen of van valse of vervalste documenten die doorslaggevend zijn geweest voor de erkenning van de status of ten aanzien van de vreemdeling wiens persoonlijke gedrag later erop wijst dat hij geen vervolging vreest.
  § 3. Wanneer de Commissaris-generaal de vluchtelingenstatus intrekt met toepassing van paragraaf 1 of van paragraaf 2, 1°, verstrekt hij in het kader van zijn beslissing een advies over de verenigbaarheid van een verwijderingsmaatregel met de artikelen 48/3 en 48/4.".

Art.9. Artikel 55/4 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met de paragrafen 2, 3 en 4, luidende :
  " § 2. Een vreemdeling wordt ook uitgesloten van de subsidiaire beschermingsstatus wanneer hij een gevaar voor de samenleving of voor de nationale veiligheid vormt.
  § 3. Een vreemdeling kan worden uitgesloten van de subsidiaire beschermingsstatus als hij, vóór zijn aankomst op het grondgebied, een of meerdere misdrijven heeft gepleegd die niet onder het toepassingsgebied van paragraaf 1 vallen en kunnen worden bestraft met een gevangenisstraf als ze in het Koninkrijk waren gepleegd, voor zover de vreemdeling zijn land van herkomst alleen heeft verlaten om te ontsnappen aan straffen die voortvloeien uit die misdrijven.
  § 4. Wanneer de Commissaris-generaal uitsluit van subsidiaire beschermingsstatus, verstrekt hij in het kader van zijn beslissing een advies over de verenigbaarheid van een verwijderingsmaatregel met de artikelen 48/3 en 48/4.".

Art.10. In dezelfde wet wordt een artikel 55/5/1 ingevoegd, luidende :
  "Art. 55/5/1. § 1. De Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen kan de subsidiaire beschermingsstatus intrekken als de vreemdeling een of meerdere misdrijven heeft gepleegd die niet onder het toepassingsgebied van artikel 55/4, § 1, vallen en kunnen worden bestraft met een gevangenisstraf als ze in het Koninkrijk waren gepleegd, voor zover de vreemdeling zijn land van herkomst alleen heeft verlaten om te ontsnappen aan straffen die voortvloeien uit die misdrijven.
  § 2. De Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen trekt de subsidiaire beschermingsstatus in :
  1° ten aanzien van de vreemdeling die met toepassing van artikel 55/4, §§ 1 of 2 uitgesloten wordt of had moeten zijn;
  2° ten aanzien van de vreemdeling wiens status werd toegekend op grond van feiten die hij verkeerd heeft weergegeven of achtergehouden, van valse verklaringen of van valse of vervalste documenten die doorslaggevend zijn geweest voor de toekenning van de status of ten aanzien van de vreemdeling wiens persoonlijke gedrag later erop wijst dat hij geen reëel risico op ernstige schade loopt.
  § 3. Wanneer de Commissaris-generaal de subsidiaire beschermingsstatus intrekt met toepassing van paragraaf 1 of van paragraaf 2, 1°, verstrekt hij in het kader van zijn beslissing een advies over de verenigbaarheid van een verwijderingsmaatregel met de artikelen 48/3 en 48/4.".

Art.11. In artikel 57/6 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 14 juli 1987 en vervangen bij de wet van 15 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid wordt de bepaling onder 6° vervangen als volgt :
  "6° om de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus op grond van de artikelen 55/3/1 en 55/5/1 in te trekken;";
  2° in het eerste lid wordt de bepaling onder 7° vervangen als volgt :
  "7° om het advies te verstrekken dat de minister of zijn gemachtigde kan inwinnen overeenkomstig artikel 17, § 6, om te weten of een vreemdeling nog steeds internationale bescherming geniet in het Rijk;";
  3° het eerste lid wordt aangevuld met de bepalingen onder 9° tot 15° :
  "9° om een advies te verstrekken over de verenigbaarheid van een verwijderingsmaatregel met de artikelen 48/3 en 48/4 wanneer hij weigert de vluchtelingenstatus te erkennen op grond van artikel 52/4, tweede lid;
  10° om een advies te verstrekken over de verenigbaarheid van een verwijderingsmaatregel met de artikelen 48/3 en 48/4 voor de vreemdeling van wie de asielaanvraag zonder voorwerp wordt verklaard overeenkomstig artikel 55;
  11° om een advies te verstrekken over de verenigbaarheid van een verwijderingsmaatregel met de artikelen 48/3 en 48/4 wanneer hij uitsluit van de vluchtelingenstatus op grond van artikel 55/2;
  12° om een advies te verstrekken over de verenigbaarheid van een verwijderingsmaatregel met de artikelen 48/3 en 48/4 wanneer hij de vluchtelingenstatus intrekt op grond van artikel 55/3/1 § 1 of § 2, 1;
  13° om een advies te verstrekken over de verenigbaarheid van een verwijderingsmaatregel met de artikelen 48/3 en 48/4 wanneer hij uitsluit van de subsidiaire beschermingsstatus op grond van artikel 55/4;
  14° om een advies te verstrekken over de verenigbaarheid van een verwijderingsmaatregel met de artikelen 48/3 en 48/4 wanneer hij de subsidiaire beschermingsstatus intrekt op grond van artikel 55/5/1, § 1 of § 2, 1° ;
  15° om het advies te verstrekken bedoeld in artikel 57/6/1, vierde lid, voor het bepalen van de lijst van veilige landen van herkomst.".

Art.12. In artikel 57/9 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 14 juli 1987 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 8 mei 2013, worden de woorden "57/6, 1° tot 7°, 57/6/1, 57/6/2 en 57/6/3," vervangen door de woorden "52/4, 57/6, 1° tot 15°, 57/6/1, 57/6/2 en 57/6/3,".

Art.13. Artikel 57/27 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 14 juli 1987 en gewijzigd bij de wetten van 15 september 2006 en 27 december 2006, wordt aangevuld met drie leden, luidende :
  "Het eerste lid is niet van toepassing indien het inlichtingen betreft :
  1) die ter kennis worden gebracht van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en die nuttig zijn voor de uitvoering van hun opdrachten zoals bepaald in de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst; of
  2) die door de politiediensten, de procureur des Konings, de federale procureur of de onderzoeksrechter worden gevraagd in het kader van een politioneel of gerechtelijk onderzoek; of
  3) met betrekking tot aanwijzingen van misdrijven die ter kennis worden gebracht van de procureur des Konings overeenkomstig artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering; of
  4) die op uitdrukkelijk verzoek ter kennis worden gebracht van Europese of internationale rechtbanken conform hun regelgeving; of
  5) met betrekking tot gegevens over de identiteit die ter kennis worden gebracht van de Dienst Vreemdelingenzaken.
  De in het tweede lid bedoelde overheden delen noch informatie betreffende de asielaanvraag, noch het feit dat een asielaanvraag werd ingediend mee aan de vermeende actoren van vervolging of ernstige schade ten aanzien van de asielzoeker.
  Zij winnen bij de vermeende actoren van vervolging of ernstige schade ten aanzien van de asielzoeker geen informatie in op een wijze die ertoe leidt dat deze actoren te weten komen dat een asielaanvraag is ingediend door de betrokken asielzoeker, en dat er gevaar zou ontstaan voor de fysieke integriteit van deze laatste en van de personen te zijnen laste of voor de vrijheid en veiligheid van zijn nog in het land van herkomst verblijvende familieleden.".

Art. 14. Artikel 74/17, § 1, van dezelfde wet ingevoegd bij de wet van 19 januari 2012, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :
  "In het geval de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen of de Staatlozen een advies verstrekt met toepassing van artikel 57/6, eerste lid, 9° tot 14°, dat er een risico bestaat met betrekking tot de artikelen 48/3 en 48/4, kan de verwijdering enkel plaatsvinden wanneer de minister of zijn gemachtigde in een met redenen omklede beslissing omstandig aantoont dat het advies van de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen niet langer actueel is.".