Artikels:
Titel 1. - Algemene bepalingen
Hoofdstuk 1. - Inleidende bepalingen
Afdeling 1. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° kinderen : overeenkomstig artikel 2, eerste lid, 1°, en tweede lid van het decreet, personen die de volle leeftijd van twaalf jaar nog niet bereikt hebben resp., wat de buitenschoolse opvang betreft, personen die deze leeftijd wel bereikt hebben en lager onderwijs volgen;
2° baby's en peuters : kinderen tot de volle leeftijd van drie jaar;
3° [4 kinderopvang: overeenkomstig artikel 2, eerste lid, 2А, van het decreet, de regelmatige opvang van kinderen in vastgelegde ruimten, buiten de woning van de personen belast met de opvoeding, met uitzondering van de activiteiten die vorming, onderwijs, jeugd, jeugdbijstand, cultuur, toerisme of sport als hoofddoel hebben;]4
4° dienstverrichter : overeenkomstig artikel 2, eerste lid, 3°, van het decreet, natuurlijke persoon of rechtspersoon resp. vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die in hoofdberoep, bijberoep of als vrijwilliger kinderopvang aanbiedt;
5° persoon die werkzaam is in de kinderopvang : overeenkomstig artikel 2, eerste lid, 4°, van het decreet, natuurlijke persoon die als dienstverrichter of in opdracht van een dienstverrichter werkzaam is en zelf kinderen opvangt of direct en regelmatig met opgevangen kinderen in contact komt;
6° dienst voor onthaalouders : dienstverrichter die bij voorrang baby's en peuters opvangt en eventueel buitenschoolse opvang [4 aanbiedt die wordt verricht door aangesloten onthaalouders en/of als huisarbeider werkende kinderbegeleiders]4;
7° aangesloten onthaalouder : persoon die werkzaam is in de kinderopvang en die in opdracht van een dienst voor onthaalouders - zonder door een arbeidsovereenkomst met die dienst verbonden te zijn - bij voorrang baby's en peuters van anderen opvangt en/of eventueel buitenschoolse opvang aanbiedt;
[4 7.1° als huisarbeider werkende kinderbegeleider: persoon die werkzaam is in de kinderopvang en die in opdracht van een dienst voor onthaalouders - in het kader van een arbeidsovereenkomst of als statutair personeelslid - bij voorrang baby's en peuters van anderen opvangt en/of eventueel buitenschoolse opvang aanbiedt;]4
8° zelfstandige onthaalouder : dienstverrichter en persoon die werkzaam is in de kinderopvang die zelfstandig, in het kader van een opvangcontract, bij voorrang baby's en peuters van anderen opvangt en/of eventueel buitenschoolse opvang aanbiedt;
[3 8.1° zelfstandige mede-onthaalouders: vereniging zonder rechtspersoonlijkheid van hoogstens drie reeds erkende zelfstandige onthaalouders op een plaats voor gemeenschappelijke kinderopvang;]3
9° crèche : dienstverrichter die baby's en peuters in collectieve vorm opvangt en een opvangcapaciteit van ten minste 18 plaatsen heeft;
10° [4 10° co-initiatief voor de opvang van baby's en peuters: dienstverrichter die baby's en peuters in collectieve vorm opvangt en een opvangcapaciteit van hoogstens twaalf plaatsen heeft;]4
11° locatie voor buitenschoolse opvang : dienstverrichter die kinderopvang buiten de schooltijd [1 en op pedagogische conferentiedagen]1 aanbiedt;
12° diensten voor kinderopvang : de dienstverrichters beschreven in de bepalingen onder 6°, 9°, 10° en 11°;
13° [4 centrum voor kinderopvang: het centrum voor kinderopvang van de Duitstalige Gemeenschap opgericht bij het decreet van 22 mei 2023 tot oprichting van een centrum voor kinderopvang van de Duitstalige Gemeenschap;]4
14° initiatief voor occasionele kinderopvang : dienstverrichter die kinderen van vier maanden tot zes jaar af en toe en voor korte duur in collectieve vorm opvangt;
15° GAK : Gemeentelijke Adviescommissie inzake Kinderopvang;
16° inspectie : de inspecteurs die de Regering overeenkomstig artikel 17, § 1, van het decreet heeft aangewezen;
17° departement : het departement van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap dat bevoegd is voor Gezin;
18° Minister : de minister van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap bevoegd voor het gezinsbeleid;
19° decreet : het decreet van 31 maart 2014 betreffende de kinderopvang;
[2 20° [4 webportaal: een digitaal platform voor kinderopvang dat door de Regering ter beschikking wordt gesteld van de dienstverrichters en de personen belast met de opvoeding. Het dient om de personen belast met de opvoeding te informeren, om plaatsen in de kinderopvang aan te vragen, te beheren en toe te wijzen, alsook om de erkennings- en subsidiыringsvoorwaarden te controleren.]4
----------
(1)<BDG 2015-09-03/28, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<BDG 2021-07-15/51, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 15-07-2021>
(3)<BDG 2022-12-22/31, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(4)<BDG 2023-12-14/64, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 2. - Algemene beginselen
Art.2. Overeenkomstig artikel 6 van het decreet moet elke onder dit besluit vallende dienstverrichter die kinderopvang aanbiedt, ter uitvoering van dit besluit erkend zijn voordat hij van start gaat.
Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 4 voldoen de onder dit besluit vallende dienstverrichters, om erkend te worden, aan de erkenningsvoorwaarden vermeld in het decreet of in dit besluit.
Art.3. Overeenkomstig artikel 12 van het decreet kunnen alleen erkende, onder dit besluit vallende dienstverrichters binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen subsidie voor kinderopvang ter uitvoering van dit besluit ontvangen.
Art.4. Onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 6 tot 12 van het decreet worden de dienstverrichters met wie de Regering overeenkomstig titel 6 een overeenkomst tot uitvoering van een lokaal project sluit, voor de duur van die overeenkomst als erkende dienstverrichters beschouwd. De nadere regels worden in de overeenkomst gepreciseerd.
Art.5. Elke erkende dienstverrichter waarborgt de kwaliteit van de opvang overeenkomstig de bepalingen van het decreet en overeenkomstig de bepalingen van dit besluit die op die dienstverrichter van toepassing zijn.
Art. 5.1. [1 Voor de toepassing van dit besluit worden als gelijkwaardig erkende opleidingsbewijzen uit andere EU-lidstaten, daarmee gelijkgestelde staten of staten waarmee een overeenkomst voor de erkenning van beroepskwalificaties werd gesloten ook in aanmerking genomen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2015-09-03/28, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Hoofdstuk 2. - Gemeentelijke Adviescommissie inzake Kinderopvang
Afdeling 1. - Samenstelling en werkwijze
Art.6. De gemeenteraad van elke gemeente van het Duitse taalgebied installeert een GAK en legt het huishoudelijk reglement van die commissie vast.
Art.7.§ 1 - De GAK bestaat uit :
1° een vertegenwoordiger van het gemeentecollege;
2° een vertegenwoordiger van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de gemeente;
3° telkens één vertegenwoordiger per school die op het grondgebied van de gemeente gevestigd is;
4° telkens één vertegenwoordiger per ouderraad van de scholen vermeld in de bepaling onder 3°.
Voor elk in het eerste lid vermeld werkend lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen.
§ 2 - Tot de GAK behoren ook met raadgevende stem :
1° een vertegenwoordiger van de Minister;
2° een vertegenwoordiger van het departement;
3° telkens één vertegenwoordiger van de diensten voor kinderopvang of van de initiatieven voor occasionele kinderopvang die op het grondgebied van de gemeente werkzaam zijn;
4° één vertegenwoordiger van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren;
5° andere plaatselijke partners die belangrijk zijn voor de kinderopvang en die door de GAK bij de beraadslagingen betrokken worden [1 ;]1
[1 6° één vertegenwoordiger van het centrum voor kinderopvang.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.8. De vertegenwoordiger van het gemeentecollege zit de vergaderingen van de GAK voor. De voorzitter organiseert die vergaderingen op eigen initiatief of op schriftelijk verzoek van een belangstellende en/of op schriftelijk verzoek van een potentiële dienstverrichter.
Een personeelslid van de gemeentediensten woont de vergaderingen van de GAK bij en maakt onder de verantwoordelijkheid van de voorzitter de notulen op.
De vertegenwoordiger van het departement woont de vergaderingen bij als deskundige en zorgt voor de technische follow-up en de informatie-uitwisseling tussen de GAK's van de verschillende gemeenten van het Duitse taalgebied.
De vertegenwoordiger van de Minister zorgt voor de informatie-uitwisseling tussen de GAK en de Regering.
Afdeling 2. - Opdrachten
Art.9.§ 1 - Op verzoek van de Minister en binnen de door hem gestelde termijn of op eigen initiatief verstrekt de GAK de Minister advies over de volgende punten :
1° de berekening van de behoeften inzake kinderopvang in de gemeente op korte en middellange termijn;
2° het doen van aanbevelingen om het aanbod inzake kinderopvang te verbeteren, rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden en het vaststellen van de kwantitatieve en kwalitatieve voorwaarden die daarvoor vervuld moeten zijn.
§ 2 - De GAK geeft advies over alle nieuwe lokale initiatieven voor kinderopvang, met uitzondering van initiatieven die betrekking hebben op [1 de erkenning van zelfstandige onthaalouders of co-initiatieven voor de opvang van baby's en peuters, dan wel de toelating van aangesloten onthaalouders of van kinderopvang door als huisarbeider werkende kinderbegeleiders]1 en zendt haar advies toe aan de Minister. Daartoe bezorgt de potentiële dienstverrichter alle daartoe nodige stukken vooraf aan de GAK.
In het advies worden ten minste de volgende punten behandeld :
1° de behoefte aan het nieuwe initiatief voor kinderopvang, met inachtneming van de geografische, demografische en socio-economische omstandigheden;
2° de geschiktheid en de ligging van de geplande ruimten;
3° het opvangconcept;
4° de geplande opvangcapaciteit;
5° de kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding;
6° indien het advies niet unaniem is : een uiteenzetting van de verschillende standpunten.
De GAK bezorgt haar advies aan de Minister binnen 90 dagen na ontvangst van de stukken van de potentiële dienstverrichter.
§ 3 [1 ...]1.
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Hoofdstuk 3. - Indexering van de subsidies
Art.10.[1 - De bedragen vastgelegd in artikel 72, § 2, derde lid, artikel 74, eerste lid, artikel 76, § 1, § 2, eerste lid, § 3 en § 4, artikel 93, § 1, eerste lid, artikel 94, artikel 94.1, artikel 116, § 1, artikel 117, eerste lid, artikel 135, § 1, eerste en tweede lid, alsook artikel 193, zijn gekoppeld aan de indexering van de wedden van de openbare dienst van de Duitstalige Gemeenschap op basis van de spilindex 138,01.
De in de bijlage vastgelegde inkomensgrenzen zijn gekoppeld aan de spilindex 138,01 en worden op basis van de indexering van de wedden in de openbare sector van de Duitstalige Gemeenschap aan de index van de maand december van het betrokken inkomensjaar aangepast.
De tarieven voor de kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding die zijn vastgelegd in artikel 119.2, eerste lid, in artikel 119.3, eerste lid, en in de bijlage, zijn gekoppeld aan de spilindex 138,01 en worden jaarlijks in juli op basis van de indexering van de wedden in de openbare sector van de Duitstalige Gemeenschap aangepast aan de index van de maand december van het vorige jaar.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Titel 2. - Diensten voor kinderopvang
Ondertitel 1. - Gemeenschappelijke inhoudelijke bepalingen
Hoofdstuk 1. - Toepassingsgebied
Art.11. Deze ondertitel is van toepassing op de diensten voor kinderopvang vermeld in artikel 1, 12°.
Hoofdstuk 2. - Algemene erkenningsvoorwaarden
Afdeling 1. - Bepalingen inzake persoonsgegevens
Art.12.[1 - De diensten voor kinderopvang zorgen ervoor dat de in artikel 7, eerste lid, van het decreet vermelde personen die van hen een opdracht hebben gekregen, de daarin vermelde stukken hebben ingediend voordat ze van start gaan met hun activiteit.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.13.De diensten voor kinderopvang leggen in hun contracten en overeenkomsten met de personen die werkzaam zijn in de kinderopvang vast dat die personen :
1° elke wezenlijke verandering in hun gezondheidstoestand zo snel mogelijk aan de dienst meedelen;
2° [1 bewijzen dat ze een EHBO-cursus voor eerste hulp aan baby's, peuters en kinderen hebben voltooid of zich contractueel ertoe verplichten zo'n cursus te voltooien binnen een jaar nadat ze met de activiteit van start gaan. De EHBO-kennis wordt om de twee jaar opgefrist. De diploma's en getuigschriften vermeld in artikel 88, § 5, gelden tot twee jaar na het behalen ervan als voltooide EHBO-cursus voor eerste hulp aan baby's, peuters en kinderen.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 6, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.14. De diensten voor kinderopvang bieden de personen die werkzaam zijn in de kinderopvang en die een opdracht van hen hebben gekregen, jaarlijks minstens tien uur gratis voortgezette opleiding aan.
Afdeling 2. - Opvangconcept
Art.15.De diensten voor kinderopvang werken een opvangconcept uit.
Het opvangconcept bevat minstens :
1° de doelstellingen van het aanbod;
2° de pedagogische principes;
3° de manier waarop de pedagogische principes in praktijk worden gebracht;
4° de gestandaardiseerde werkprocessen van de kerntaken;
5° de manier waarop samengewerkt wordt met de personen belast met de opvoeding;
6° de manier waarop samengewerkt wordt met andere diensten;
7° de manier waarop samengewerkt wordt met vrijwilligers;
8° de maatregelen inzake gezondheidspromotie;
9° de informatie over het klachtenbeheer;
10° de openingstijden en de manier waarop contact kan worden opgenomen met de dienst;
11° de procedurerichtlijnen bij vermoeden of vaststelling van kindermishandeling, kindermisbruik en/of kinderverwaarlozing, besmettelijke ziekten, aanhoudende gedragsstoornissen, vermoeden of vaststelling van ontwikkelingsachterstand, alsook de procedurerichtlijnen voor de omgang met kinderen met een [1 beperking of psychische stoornis]1.
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 7, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 3. - Huishoudelijk reglement
Art.16. De diensten voor kinderopvang maken een huishoudelijk reglement op.
Het huishoudelijk reglement bevat minstens :
1° de openingstijden en de manier waarop contact kan worden opgenomen met de dienst;
2° de hoofdlijnen van het opvangconcept;
3° de ouderbijdragen;
4° de rechten en plichten van de personen belast met de opvoeding;
5° de informatie over het klachtenbeheer dat in artikel 15, tweede lid, 9°, wordt vermeld.
6° in voorkomend geval de gegevens over de mogelijkheid om stagiairs op te nemen.
Afdeling 4. - Verzekeringen
Art.17. De diensten voor kinderopvang sluiten een aansprakelijkheidsverzekering en een brandverzekering voor de uitoefening van hun activiteit.
Hoofdstuk 3. - Inrichting van de ruimten
Art.18.[1 - Met behoud van de toepassing van de artikelen 154 en 174 is dit hoofdstuk alleen van toepassing op de crèches, de co-initiatieven voor de opvang van baby's en peuters en de locaties voor buitenschoolse opvang, met uitzondering van de locaties voor buitenschoolse opvang die de kinderopvang in een vestiging van een door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde gewone of gespecialiseerde basisschool aanbieden.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 8, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.19. Overeenkomstig artikel 7, tweede lid, van het decreet vindt de kinderopvang plaats in een daarvoor geschikte omgeving en in ruimten die voldoende groot, veilig en proper zijn. Er is een ruimte voor buitenactiviteiten die bij voorkeur aan de opvangruimten grenst.
Art.20.[1 - De ruimten waar de kinderopvang plaatsvindt en alle ruimten die voor de kinderen toegankelijk zijn, voldoen aan de volgende criteria:
1° voor zover niet nader gedefinieerd, stemt de grootte van de ruimten overeen met het aantal opgevangen kinderen, zodat deze zich vrij kunnen bewegen;
2° er is een slaap- en rustruimte;
3° in de opvangvoorzieningen waar maaltijden voor kinderen worden voorbereid, is er een keukenblok met een spoelbak, een fornuis en een koelkast;
4° de ruimten zijn ingericht met het voor de opvang noodzakelijke meubilair en met voldoende speelgoed;
5° de ruimten zijn in goede toestand en er wordt voor gezorgd dat dit zo blijft;
6° de begeleiders zijn telefonisch bereikbaar in de ruimten.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 9, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.21.De diensten voor kinderopvang richten de ruimten waartoe de kinderen toegang hebben zo veilig mogelijk in. De diensten voor kinderopvang dragen er zorg voor dat alle mogelijke gevaren en risico's worden opgespoord. Ze nemen alle nodige maatregelen om een veilige omgeving te scheppen met verminderd gevaar voor ongevallen.
Voor de veilige inrichting van de ruimten gelden de volgende criteria :
1° [2 ...]2;
2° de buitenruimte en de toegang daartoe zijn beveiligd;
3° de ruimten zijn zo ingedeeld en ingericht dat de begeleiders visueel toezicht op de kinderen kunnen houden;
4° [1 er mogen geen verwarmingselementen worden gebruikt waaraan de kinderen zich kunnen verbranden. De radiatoren die een gevaar voor de kinderen inhouden, zijn doeltreffend beveiligd]1;
5° de diensten voor kinderopvang nemen alle nodige maatregelen om een CO-vergiftiging te voorkomen. Daarom zorgen ze ervoor dat de installaties voor verwarming, warm water en luchtafvoer regelmatig onderhouden worden;
6° producten die de gezondheid kunnen schaden, zoals pesticiden, herbiciden en insecticiden, worden alleen gebruikt in afwezigheid van de kinderen en met inachtneming van voorzorgsmaatregelen;
7° wenteltrappen mogen door kinderen tot zes jaar alleen in begeleiding van volwassenen worden gebruikt en de toegang is beveiligd met traphekjes;
8° [1 de balustrades van verhoogde terrassen beantwoorden aan de richtlijnen van de Minister]1;
9° de balustrades en/of omheiningen beantwoorden aan de richtlijnen van de Minister;
10° de vensters en deuren gaan op een veilige manier open en dicht;
11° gevaarlijk scherpe kanten, hoeken of uiteinden zijn niet voorhanden of worden adequaat beveiligd;
12° de stopcontacten, de schakelaars en alle elektrische toestellen of installaties die gevaar kunnen opleveren, worden buiten het bereik van de kinderen gehouden of worden adequaat beveiligd;
13° poetsmiddelen, chemische producten, licht ontvlambare stoffen, medicamenten en andere voorwerpen die gevaarlijk kunnen zijn, worden veilig en buiten het bereik van de kinderen opgeborgen;
14° [1 indien er waterpartijen zijn, zijn de richtlijnen van de Minister van toepassing]1;
15° [1 indien er giftige planten zijn, zijn de richtlijnen van de Minister van toepassing]1;
16° in elke opvangvoorziening staat een EHBO-doos met materiaal dat beantwoordt aan de richtlijnen van de Minister;
17° in de slaap- en opvangruimten zijn rookmelders aangebracht overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 21 oktober 2004 betreffende de aanwezigheid van brandmelders in de woningen.
----------
(1)<BDG 2018-04-19/27, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(2)<BDG 2023-12-14/64, art. 10, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.22.De diensten voor kinderopvang letten op de hygiëne en nemen bij alle activiteiten de nodige hygiënemaatregelen, in het bijzonder bij het verzorgen van de kinderen, het poetsen van de ruimten, het bereiden van de maaltijden en het wegdoen van afval.
Voor de hygiëne van de ruimten gelden de volgende criteria :
1° er zijn voldoende aan de verschillende leeftijdsgroepen aangepaste sanitaire inrichtingen en lavabo's;
2° er is voldoende natuurlijke verlichting en verluchting. De verlichting en verluchting worden aangepast aan de activiteiten die in de ruimten plaatsvinden;
3° bij de verwarming van de ruimten kan rekening worden gehouden met de buitentemperatuur;
4° er is een doeltreffende zonnewering;
5° bij normale weersomstandigheden bedraagt de temperatuur in de regel [1 18°C tot 20°C]1 in de slaapruimten en 20°C tot 22°C in de opvangruimten;
6° alle ruimten kunnen eenvoudig proper gehouden worden;
7° de ruimten en het materiaal worden regelmatig gereinigd. De manier waarop de vloeren, de oppervlakten en het materiaal worden gereinigd, is verenigbaar met de kinderopvang;
8° het afval wordt dagelijks naar een van de kinderopvang afgezonderde ruimte gebracht die zich bij voorkeur buiten bevindt;
9° het bouwmateriaal en de toestand ervan mogen niet schadelijk zijn voor de gezondheid van de kinderen.
----------
(1)<BDG 2018-04-19/27, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Hoofdstuk 4. - Algemene verplichtingen
Afdeling 1. - Erkenningsvoorwaarden en inrichting van de ruimten
Art.23. Na hun erkenning blijven de diensten voor kinderopvang voldoen aan de algemene en bijzondere erkenningsvoorwaarden die in het decreet of in deze titel worden vermeld en blijven ze voldoen aan de voorgeschreven inrichting van de ruimten.
Afdeling 2. - Opvangconcept
Art.24.Bij het begin van de opvang en bij latere wijzigingen lichten de diensten voor kinderopvang de personen belast met de opvoeding in over het opvangconcept vermeld in artikel 15, over de klantenservice en over de verplichtingen van de diensten voor kinderopvang en van de personen belast met de opvoeding.
[1 ...]1. Indien de dienst een website heeft, kan het concept op die site worden ingezien.
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 11, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 3. - Huishoudelijk reglement
Art.25. De diensten voor kinderopvang overhandigen het huishoudelijk reglement vermeld in artikel 16 bij het begin van de opvang tegen ontvangstbewijs aan de personen belast met de opvoeding. Indien de dienst een website heeft, kan het huishoudelijk reglement op die site worden ingezien.
Afdeling 4. - Samenwerking met de personen belast met de opvoeding
Art.26. De diensten voor kinderopvang nemen de opvangaanvragen in ontvangst en verwerken ze overeenkomstig de bepalingen van het decreet en dit besluit.
De regelmatige uitwisseling van gedachten en de samenwerking met de personen belast met de opvoeding verloopt zoals bepaald in het opvangconcept vermeld in artikel 15.
Art.27. De diensten voor kinderopvang zorgen ervoor dat de personen belast met de opvoeding telefonisch of persoonlijk contact kunnen opnemen met de contactpersonen om inlichtingen te krijgen of problemen te bespreken, zo nodig ook buiten de gewone kantooruren.
De spreektijden en de uitzonderingen daarop worden bij het begin van de opvang meegedeeld aan de personen belast met de opvoeding.
Art.28. De diensten voor kinderopvang sluiten voor het begin van de opvang een schriftelijk opvangcontract met de personen belast met de opvoeding.
De opvang begint pas nadat het opvangcontract door alle partijen is ondertekend.
In het opvangcontract wordt bepaald dat de personen belast met de opvoeding of de dienst voor kinderopvang het contract voor de opvang van een baby of peuter kan opzeggen met inachtneming van een opzeggingstermijn van drie maanden. De dienst kan die termijn inkorten, indien de personen belast met de opvoeding hun rekeningen niet betalen of de opvangsituatie dat in het belang van het kind vereist.
Art. 28.1. [1 - De diensten voor kinderopvang wijzen de personen belast met de opvoeding erop dat zieke kinderen alleen kunnen worden opgevangen, als er geen besmettingsgevaar voor de andere opgevangen kinderen bestaat.
In twijfelgevallen kunnen de diensten voor kinderopvang een medisch attest verlangen dat bevestigt dat het kind in kwestie geen besmettingsgevaar voor de andere opgevangen kinderen inhoudt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2023-12-14/64, art. 12, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.29. De diensten voor kinderopvang, met uitzondering van de diensten voor onthaalouders, zenden de personen belast met de opvoeding elk jaar in januari een plan met de bindende gegevens omtrent de sluitingsdagen.
Sluitingsdagen naar aanleiding van voortgezette opleidingen worden minstens vier maanden op voorhand aan de personen belast met de opvoeding meegedeeld.
Art.30.De diensten voor kinderopvang [1 vullen de fiscale attesten voor de personen belast met de opvoeding in]1.
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.31. Bij het begin van de opvang maken de diensten voor kinderopvang de personen belast met de opvoeding er schriftelijk attent op dat ze zich rechtstreeks tot het departement kunnen wenden bij meningsverschillen tussen de dienst en de personen belast met de opvoeding die niet via het klachtenbeheer vermeld in artikel 15, tweede lid, 9°, opgelost kunnen worden.
Afdeling 4.1. [1 - Prioriteringscriteria bij het toewijzen van de kinderopvangplaatsen]1
----------
(1)
Art. 31.1. [1 - De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op de diensten die door de Duitstalige Gemeenschap gesubsidieerd worden, alsook op die van het centrum voor kinderopvang.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2023-12-14/64, art. 14, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 31.2.[1 - § 1 - Bij het toewijzen van kinderopvangplaatsen nemen de diensten voor kinderopvang de opvangaanvragen in de volgende volgorde in aanmerking:
1° aanvragen van de centrale autoriteit van de Gemeenschap voor adoptie (ZBGA) of van het departement van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap dat bevoegd is voor de jeugdbijstand en de jeugdbescherming in het kader van de consensuele of gerechtelijke jeugdbijstand, de pleegzorg of de jeugdbescherming;
2° aanvragen voor kinderen die in het Duitse taalgebied ingeschreven zijn als leerling in het gewoon of gespecialiseerd basisonderwijs;
3° aanvragen van aanvragers die hun woonplaats hebben in het Duitse taalgebied;
4° aanvragen van aanvragers die in het Duitse taalgebied een activiteit als werknemer, statutair personeelslid of zelfstandige uitoefenen of wiens partner die dezelfde woonplaats als de aanvrager heeft, een van die activiteiten in het Duitse taalgebied uitoefent;
5° aanvragen voor broers of zussen van kinderen die al door dezelfde dienst voor kinderopvang worden opgevangen;
6° aanvragen van aanvragers die hun woonplaats hebben in de gemeente die voor de betrokken dienst voor kinderopvang het mogelijke tekort geheel of gedeeltelijk draagt;
7° aanvragen in chronologische volgorde.
Als woonplaats geldt de plaats waar een persoon zijn hoofdverblijfplaats heeft overeenkomstig de bevolkingsregisters bepaald in artikel 1, § 1, eerste lid, 1°, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten of zijn referentieadres heeft overeenkomstig artikel 1, § 2, van dezelfde wet.
Voor de in het eerste lid, 4°, vermelde activiteit als werknemer of als statutair personeelslid geldt de vestigingseenheid of, als dat gegeven niet beschikbaar is, de exploitatiezetel als plaats van de activiteit.
Voor de in het eerste lid, 4° vermelde activiteit als zelfstandige geldt de gemeente waar de activiteit hoofdzakelijk wordt uitgeoefend, als plaats van de activiteit.
§ 2 - Bij de prioritering van de toewijzing is telkens de situatie op de datum van de [2 toewijzing]2 doorslaggevend.
In afwijking van het eerste lid is voor de toepassing van § 1, eerste lid, 5°, de situatie op de aangevraagde begindatum van de opvang doorslaggevend.]1
[2 De diensten voor kinderopvang stellen een door de Minister goed te keuren concept op waarin de praktische procedure voor de toewijzing van plaatsen wordt geregeld. Het concept regelt minstens:
1° het tijdstip van de toewijzing van een plaats;
2° de termijnen die de aanvrager in acht moet nemen;
3° de omgang met gelijktijdig aangeboden plaatsen;
4° de omgang met een afwijzing van het aanbod;
5° de afmelding van een reeds toegezegde plaats.]2
[2 In gemotiveerde gevallen kunnen de diensten afwijken van de prioriteringscriteria vermeld in paragraaf 1 als het in paragraaf 3 vermelde concept bovendien minstens de omgang met de volgende situaties regelt:
1° bij bestaande opvang: de aanpassing van het tijdstip en de omvang van de opvang;
2° de sluiting en heropening van een locatie;
3° de bijzondere behoeften van het kind of van de aanvrager waaraan slechts onder bepaalde voorwaarden kan worden voldaan;
4° het eventueel in aanmerking nemen van inhoudelijke criteria bij de toewijzing van een plaats, met inbegrip van het tijdstip waarop de opvang van start gaat, de opvangvoorziening en de opvangtijden.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2023-12-14/64, art. 14, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(2)<BDG 2024-05-23/30, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 5. - Brandveiligheid
Art.32.[1 - Als de diensten voor kinderopvang overeenkomstig artikel 7, tweede en derde lid, van het decreet of overeenkomstig andere bepalingen van dit besluit ertoe verplicht zijn de veiligheid van de ruimten van de kinderopvangvoorzieningen te bewijzen met een gunstig brandveiligheidsadvies van de bevoegde brandweercommandant, dienen die diensten voor kinderopvang, in de volgende situaties, opnieuw zo'n gunstig advies over de brandveiligheid van de ruimten waar de kinderopvang plaatsvindt in bij het departement, waarbij dat advies niet ouder mag zijn dan zes maanden:
1° minstens om de zes jaar na inwerkingtreding van de erkenning;
2° bij elke belangrijke wijziging van de structuur van het gebouw van de opvangvoorziening;
3° telkens als het departement erom verzoekt.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 15, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 6. - Rapportering
Art.33. De diensten voor kinderopvang dienen jaarlijks, behalve in het eerste jaar van de opvang, uiterlijk op 1 februari een overzichtslijst in met het personeel dat in het vorige kalenderjaar werkelijk beschikbaar was.
Deze overzichtslijst bevat de volgende gegevens over alle personeelsleden afzonderlijk : naam, geboortedatum, diploma resp. kwalificatie, functie, indiensttreding, effectieve dienstanciënniteit, arbeidsregeling, eventuele subsidies in het kader van tewerkstellingsmaatregelen, de toepasselijke barema's en de brutojaarwedde.
Art.34. § 1 -De diensten voor kinderopvang dienen jaarlijks, behalve in het eerste jaar van de opvang, uiterlijk op 1 juni een activiteitenverslag over het vorige kalenderjaar in bij het departement.
Het activiteitenverslag bevat :
1° het aantal openingsdagen en de openingstijden;
2° het totaal aantal aanwezigheden;
3° het totaal aantal van de gemiddelde aanwezigheden;
4° de beantwoorde en onbeantwoorde aanvragen voor opvang van baby's en peuters;
5° de analyse en de evaluatie van de activiteiten;
6° de perspectieven wat de toekomst van de opvangstructuur betreft;
7° het aantal werkelijk beschikbare personeelsleden en hun functie, in voorkomend geval aangesloten onthaalouders inbegrepen;
8° een overzicht van de bezochte voortgezette opleidingen.
§ 2 - De diensten voor kinderopvang die door de Duitstalige Gemeenschap gesubsidieerd worden, dienen, samen met het in § 1 vermelde activiteitenverslag, een resultatenrekening en een balans van het vorige opvangjaar, alsook een budgettair voorstel voor het volgende opvangjaar in bij het departement.
§ 3 - Indien het activiteitenverslag, de balans, de resultatenrekening of het budgettair voorstel te laat worden ingediend, kan bij één maand vertraging 5 % van de subsidie en bij twee of meer maanden vertraging 10 % van de subsidie ingehouden worden.
Art.35. De diensten voor kinderopvang houden een aanwezigheidsregister bij.
De diensten voor kinderopvang maken per opgevangen kind een dossier op dat minstens de volgende gegevens bevat :
1° naam, voornaam en adres van het kind;
2° naam, adres en telefoonnummer van de contactpersoon/contactpersonen;
3° naam, adres en telefoonnummer van de huisarts;
4° bijzondere gegevens over de gezondheidstoestand van het kind, indien deze voor de dagelijkse omgang met het kind relevant zijn.
Ondertitel 2. - Gemeenschappelijke procedurebepalingen
Hoofdstuk 1. - Toepassingsgebied
Art.36. Deze ondertitel is van toepassing op de diensten voor kinderopvang vermeld in artikel 1, 12°.
Hoofdstuk 2. - Erkenning
Afdeling 1. - Voorlopige erkenning
Art.37.§ 1 - Om een voorlopige erkenning te krijgen, dienen de dienstverrichters een aanvraag in bij het departement.
Bij de aanvraag worden de volgende stukken en gegevens gevoegd :
1° de identiteit van de aanvrager;
2° de statuten van de rechtspersoon;
3° het bewijs van de behoefte aan opvang;
4° de aangevraagde opvangcapaciteit;
5° het financieringsconcept;
6° de vastlegging van de ouderbijdragen;
7° de beschrijving van de [4 ruimten]4;
8° de functiebeschrijving van het personeel;
9° de identiteit en kwalificatie van de personen die in de kinderopvang werkzaam zijn, alsook de identiteit en kwalificatie van het administratief personeel;
10° het model van de overeenkomst tussen de dienstverrichter en de personen die in de kinderopvang werkzaam zijn, met vermelding van de verplichtingen vervat in de artikelen 12, 13 en 14;
11° het opvangconcept beschreven in artikel 15;
12° het huishoudelijk reglement beschreven in artikel 16;
13° het bewijs dat de verzekeringen vermeld in artikel 17 afgesloten zijn;
14° het huishoudelijk reglement waarin uitsluitsel wordt gegeven over de werkwijze van de dienstverrichter;
15° het model van het opvangcontract tussen de dienstverrichter en de personen belast met de opvoeding;
16° [4 ...]4;
17° het gunstige advies van de GAK van de gemeente waar de opvang zal plaatsvinden, gegeven overeenkomstig artikel 9, § 2. Indien het aanbod zich tot de bevolking van meerdere gemeenten richt, [2 dient de GAK van het prioritaire verzorgingsgebied]2 een advies in.
§ 2 - [4 Indien het gaat om de voorlopige erkenning van een dienst voor kinderopvang die overeenkomstig artikel 7, tweede en derde lid, van het decreet of overeenkomstig andere bepalingen van dit besluit ertoe verplicht is de veiligheid van de ruimten van zijn kinderopvangvoorzieningen te bewijzen met een gunstig brandveiligheidsadvies van de bevoegde brandweercommandant, moet dat advies over de brandveiligheid van de ruimten waar de kinderopvang plaatsvindt, dat niet ouder mag zijn dan zes maanden, ook worden ingediend.
Indien het gaat om de voorlopige erkenning van een dienst voor onthaalouders, worden bovendien de volgende stukken en gegevens bijgevoegd:
1° de in artikel 58 vermelde procedure om te bepalen hoe kandidaten die een toelating als aangesloten onthaalouder aanvragen, geschikt worden bevonden;
2° het aangevraagde aantal aangesloten onthaalouders en als huisarbeider werkende kinderbegeleiders dat in opdracht van de dienst voor onthaalouders kan werken;
3° de beschrijving van de samenwerking met de aangesloten onthaalouders.
Indien het gaat om de voorlopige erkenning van een crèche, wordt bovendien een advies van de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven bijgevoegd over de vraag of de ruimten van de crèche voldoen aan de geldende voorschriften inzake toegankelijkheid van de ruimten van de crèche.]4
[1 § 2.1 [4 ...]4]1
§ 3 [4 ...]4
----------
(1)<BDG 2017-01-19/17, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 06-03-2017>
(2)<BDG 2018-04-19/27, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(3)<BDG 2021-07-15/51, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 15-07-2021>
(4)<BDG 2023-12-14/64, art. 16, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.38.Het departement onderzoekt of de ingediende aanvraag om erkenning volledig is en onderzoekt de bijgevoegde stukken. Indien de aanvraag volledig is, controleert het departement [2 de naleving van de algemene en bijzondere erkenningsvoorwaarden]2.
[1 [2 ...]2]1
Binnen 90 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement op basis van zijn bevindingen een advies op en zendt het over aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een negatief advies.
Binnen 60 dagen na ontvangst van het advies van het departement, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of een voorlopige erkenning wordt toegekend. In de voorlopige erkenning wordt het volgende vastgelegd : het maximale aantal kinderen dat tegelijk mag worden opgevangen en in voorkomend geval de opvangcapaciteit. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de voorlopige erkenning als geweigerd.
----------
(1)<BDG 2021-07-15/51, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 15-07-2021>
(2)<BDG 2023-12-14/64, art. 17, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.39. De voorlopige erkenning wordt verleend voor zes maanden.
De aanvrager mag de dienst voor kinderopvang pas openen als hij de voorlopige erkenning heeft ontvangen.
Art.40. Tijdens de duur van de voorlopige erkenning voert de inspectie één of meer controles uit om na te gaan of aan de algemene en bijzondere erkenningsvoorwaarden wordt voldaan.
Na die controle stelt de inspectie op grond van haar bevindingen een inspectieverslag op. Uiterlijk 60 dagen voor het verstrijken van de voorlopige erkenning wordt dat inspectieverslag aan de Minister en aan de betrokken dienst voor kinderopvang bezorgd.
Art.41. § 1 - Op gemotiveerd verzoek kan de dienst voor kinderopvang uiterlijk 60 dagen voor het verstrijken van de voorlopige erkenning de Minister vragen om de voorlopige erkenning eenmaal voor een duur van hoogstens zes maanden te verlengen.
De Minister beslist binnen 30 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, of de voorlopige erkenning wordt verlengd. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de verlenging als geweigerd.
§ 2 - De Minister kan de voorlopige erkenning op eigen initiatief eenmaal voor hoogstens zes maanden verlengen.
Art.42.§ 1 - Tijdens de duur van de voorlopige erkenning delen de diensten voor kinderopvang elke wijziging van de gegevens vermeld in artikel 37, § 1, tweede lid, 1°, 2°, 3°, 5°, 8°, 12°, 13°, 14° [2 , en § 2, eerste lid,]2 binnen 15 dagen schriftelijk mee aan het departement.
[1 Voorts delen de locaties voor buitenschoolse opvang tijdens de duur van de voorlopige erkenning binnen 15 dagen elke wijziging betreffende de [2 ruimten]2 vermeld in artikel 37, § 1, tweede lid, 7°, schriftelijk mee aan het departement, als de kinderopvang plaatsvindt in een vestiging van een door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basisschool voor gewoon of gespecialiseerd onderwijs.]1
§ 2 - Tijdens de duur van de voorlopige erkenning kan het departement de diensten voor kinderopvang te allen tijde om een actuele stand van de gegevens vermeld in § 1 verzoeken.
----------
(1)<BDG 2021-07-15/51, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 15-07-2021>
(2)<BDG 2023-12-14/64, art. 18, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.43.Wijzigingen van de gegevens vermeld in artikel 37, § 1, tweede lid, 4°, 6°, 7°, 10°, 11° en 15°, alsook [3 § 2, tweede lid]3, moeten vooraf worden goedgekeurd.
[1 In afwijking van het eerste lid hoeven wijzigingen van de in artikel 37, § 1, tweede lid, 7°, vermelde [2 ruimten]2 van een locatie voor buitenschoolse opvang niet vooraf te worden goedgekeurd, als de kinderopvang plaatsvindt in een vestiging van een door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basisschool voor gewoon of gespecialiseerd onderwijs]1
Daartoe dienen de diensten voor kinderopvang een individuele schriftelijke aanvraag bij het departement in. Binnen 30 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement een advies op en zendt het over aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een negatief advies.
Binnen 15 dagen na ontvangst van het advies van het departement, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de wijziging wordt goedgekeurd. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de goedkeuring als geweigerd.
De dienst voor kinderopvang kan de wijzigingen pas na ontvangst van een toezegging uitvoeren.
----------
(1)<BDG 2021-07-15/51, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 15-07-2021>
(2)<BDG 2023-12-14/64, art. 19, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(3)<BDG 2024-05-23/30, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 2. - Erkenning
Art.44. § 1 - Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 41 beslist de Minister, binnen 30 dagen voor het verstrijken van de voorlopige erkenning, of op basis van het inspectieverslag vermeld in artikel 40 een erkenning wordt toegekend. In de erkenning wordt het volgende vastgelegd : het maximale aantal kinderen dat tegelijk mag worden opgevangen en in voorkomend geval de opvangcapaciteit. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de erkenning als geweigerd.
§ 2 - Indien de erkenning geweigerd wordt, kan de aanvrager beroep instellen bij de Regering.
De aanvrager zendt het met redenen omklede beroep, samen met alle relevante stukken, per aangetekende brief of per brief met ontvangstbevestiging aan de Regering en dit binnen 15 dagen na ontvangst van de weigering van de aanvraag, respectievelijk na het verstrijken van de termijn vermeld in § 1.
De Regering licht het departement en de inspectie over het beroep in. Deze bezorgen de Regering binnen een door haar gestelde termijn het administratief dossier en delen haar elk een standpunt mee.
De Regering beslist binnen 90 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van het beroep, of de erkenning wordt toegekend. De erkenning legt het maximale aantal kinderen dat tegelijk mag worden opgevangen vast. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de erkenning als geweigerd.
Art.45. De erkenning wordt voor onbepaalde duur verleend.
Art.46. Indien de dienst voor kinderopvang op het in artikel 44 vermelde tijdstip niet voldoet aan één of meer erkenningsvoorwaarden, kan de Minister zijn beslissing hoogstens zes maanden uitstellen om de dienst voor kinderopvang de mogelijkheid te geven aan alle erkenningsvoorwaarden te voldoen.
Met inachtneming van de termijnen bepaald in artikel 44 blijft de voorlopige erkenning geldig tot de Minister een beslissing heeft genomen.
Art.47.§ 1 - Tijdens de duur van de erkenning delen de diensten voor kinderopvang elke wijziging van de gegevens vermeld in artikel 37, § 1, tweede lid, 1°, 2°, 3°, 5°, 8°, 12°, 13°, 14° [2 , en § 2, eerste lid,]2 binnen 30 dagen schriftelijk mee aan het departement.
[1 Voorts delen de locaties voor buitenschoolse opvang tijdens de duur van de erkenning binnen 30 dagen elke wijziging betreffende de [2 ruimten]2 vermeld in artikel 37, § 1, tweede lid, 7°, schriftelijk mee aan het departement, als de kinderopvang plaatsvindt in een vestiging van een door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basisschool voor gewoon of gespecialiseerd onderwijs.]1
§ 2 - Tijdens de duur van de erkenning kan het departement de diensten voor kinderopvang te allen tijde om een actuele stand van de gegevens vermeld in § 1 verzoeken.
----------
(1)<BDG 2021-07-15/51, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 15-07-2021>
(2)<BDG 2023-12-14/64, art. 20, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.48.Wijzigingen van de gegevens vermeld in artikel 37, § 1, tweede lid, 4°, 6°, 7°, 10°, 11° en 15°, alsook [3 § 2, tweede lid]3, moeten vooraf worden goedgekeurd.
[1 In afwijking van het eerste lid hoeven wijzigingen van de in artikel 37, § 1, tweede lid, 7°, vermelde [2 ruimten]2 van een locatie voor buitenschoolse opvang niet vooraf te worden goedgekeurd, als de kinderopvang plaatsvindt in een vestiging van een door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basisschool voor gewoon of gespecialiseerd onderwijs.]1
Daartoe dienen de diensten voor kinderopvang een individuele schriftelijke aanvraag bij het departement in. Binnen 60 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement een advies op en zendt het over aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een negatief advies.
Binnen 30 dagen na ontvangst van het advies van het departement, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de wijziging wordt goedgekeurd. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de goedkeuring als geweigerd.
De dienst voor kinderopvang kan de wijzigingen pas na ontvangst van een toezegging uitvoeren.
----------
(1)<BDG 2021-07-15/51, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 15-07-2021>
(2)<BDG 2023-12-14/64, art. 21, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(3)<BDG 2024-05-23/30, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Hoofdstuk 3. - Schorsing en intrekking van de erkenning
Afdeling 1. - Schorsing van de erkenning
Art.49. § 1 - Het departement maakt de inspectie attent op alle gevallen waarin een dienst voor kinderopvang, volgens de informatie waarover het beschikt, zich vermoedelijk niet houdt aan één of meer verplichtingen vermeld in het decreet of in dit besluit.
§ 2 - Indien de inspectie, na een aanwijzing in de zin van § 1 of op grond van welke andere aanwijzingen of inlichtingen dan ook, tot de slotsom komt dat de dienst voor kinderopvang één of meer verplichtingen vermeld in het decreet of in dit besluit niet naleeft, maant ze de betrokken dienst voor kinderopvang aan om die verplichtingen binnen 30 dagen na te komen.
Op gemotiveerd verzoek kan de dienst voor kinderopvang, uiterlijk tien dagen voor het verstrijken van de in het eerste lid gestelde termijn, de inspectie vragen om de termijn eenmaal met hoogstens 30 dagen te verlengen.
§ 3 - In dringende gevallen kan de inspectie, op basis van een met bijzondere redenen omklede beslissing, een dadelijke aanpassing opleggen.
Art.50. § 1 - Indien de dienst voor kinderopvang na de aanmaning vermeld in artikel 49 de verplichtingen nog altijd niet nakomt, wordt de voorlopige resp. definitieve erkenning, na een advies van de inspectie, door de Minister geschorst.
Voor de schorsing deelt de Minister de betrokken dienst voor kinderopvang per aangetekende brief zijn voornemen mee. De dienst kan binnen zeven dagen, te rekenen vanaf de derde dag na toezending van dat voornemen, bij de Minister een verzoek indienen om te worden gehoord. Betrokkene wordt gehoord binnen 30 dagen na toezending van de aangetekende brief.
Binnen 15 dagen nadat betrokkene is gehoord, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de erkenning wordt geschorst en voor hoelang.
Die beslissing wordt zo snel mogelijk ter kennis gebracht van de betrokken dienst voor kinderopvang.
§ 2 - Tijdens de schorsing van de voorlopige resp. definitieve erkenning vangt de betrokken dienst voor kinderopvang geen nieuwe kinderen op.
Indien tijdens de duur van de schorsing minder kinderen worden opgevangen, kan de Minister de eventuele subsidiëring van de betrokken dienst voor kinderopvang voor de duur van de schorsing evenredig verminderen.
Art.51.[1 - § 1 - In afwijking van de artikelen 49 en 50 kan de Minister een dienst voor kinderopvang of een van de kinderopvangvoorzieningen ervan wegens dringende noodzakelijkheid zonder voorafgaande aanmaning of hoorzitting voorlopig voor onbepaalde duur sluiten om een van de volgende redenen:
1° als dat in het belang is van de volksgezondheid;
2° als er ernstige aanwijzingen zijn dat het welzijn, de veiligheid of de gezondheid van de kinderen in gevaar is;
3° als er ernstige aanwijzingen zijn dat de toepasselijke bepalingen zwaar geschonden worden.
De Minister beslist op grond van een advies van de inspectie en bij een met bijzondere redenen omklede beslissing.
De voorlopige sluiting van de dienst of van een van zijn kinderopvangvoorzieningen heeft de schorsing van de erkenning van de dienst tot gevolg en dit voor de duur van de voorlopige sluiting.
§ 2 - De Minister deelt zijn beslissing tot voorlopige sluiting zo snel mogelijk per e-mail of via een andere elektronische weg en op dezelfde dag per aangetekende brief mee aan de betrokken dienst voor kinderopvang. De dienst kan binnen drie dagen, te rekenen vanaf de derde dag na toezending van de beslissing, bij de Minister een verzoek indienen om te worden gehoord. De betrokkene wordt dan gehoord binnen tien dagen na toezending van de aangetekende brief. Het verzoek om te worden gehoord heeft geen opschortende werking.
Nadat de betrokkene is gehoord, wordt de beslissing tot voorlopige sluiting door de Minister bevestigd of opgeheven. De Minister deelt zijn beslissing zo snel mogelijk per e-mail of via een andere elektronische weg en op dezelfde dag per aangetekende brief mee aan de betrokken dienst. Indien er geen verzoek om te worden gehoord is ingediend binnen de termijn vermeld in het eerste lid, geldt de beslissing als bevestigd.
De personen belast met de opvoeding van de opgevangen kinderen worden door het departement persoonlijk ingelicht over de voorlopige sluiting van de dienst of van een van de kinderopvangvoorzieningen ervan.
§ 3 - Tegelijkertijd met de in § 2, tweede lid, vermelde bevestiging van de beslissing, dan wel, indien er geen verzoek om te worden gehoord is ingediend, na het verstrijken van de in § 2, eerste lid, vermelde termijn, deelt de Minister aan de dienst mee binnen welke termijn de omstandigheden die tot de voorlopige sluiting hebben geleid, moeten worden verholpen.
De in het eerste lid vermelde termijn om de omstandigheden die tot de voorlopige sluiting hebben geleid, te verhelpen, kan door de Minister worden verlengd.
Als de dienst de omstandigheden die tot de voorlopige sluiting hebben geleid, binnen de door de Minister vastgelegde termijn verhelpt, heft de Minister de voorlopige sluiting onmiddellijk op. Het departement licht de personen belast met de opvoeding van de opgevangen kinderen persoonlijk in over de heropening van de dienst.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 22, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.52.Indien de erkenning wordt [1 geschorst overeenkomstig artikel 50, § 1, derde lid, of de beslissing tot [2 voorlopige sluiting wordt bevestigd overeenkomstig artikel 51, § 2, tweede lid]2]1, kan de dienst voor kinderopvang beroep instellen bij de Regering. Het beroep is niet opschortend.
De dienst voor kinderopvang zendt het met redenen omklede beroep, samen met alle relevante stukken, per aangetekende brief of per brief met ontvangstbevestiging aan de Regering en dit binnen 15 dagen, te rekenen vanaf de derde dag na het verzenden van de beslissing waarbij de erkenning wordt geschorst [2 of de voorlopige sluiting wordt bevestigd, dan wel, indien er geen verzoek is ingediend om te worden gehoord, overeenkomstig artikel 51, § 2, eerste lid, na het verstrijken van de daarin vermelde termijn]2.
De Regering licht het departement en de inspectie over het beroep in. Deze bezorgen de Regering binnen een door haar gestelde termijn het administratief dossier en delen haar elk een standpunt mee.
De Regering beslist binnen 60 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van het beroep, of het beroep ontvankelijk is. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de beslissing waartegen beroep werd ingesteld als bevestigd.
----------
(1)<BDG 2022-12-22/31, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(2)<BDG 2023-12-14/64, art. 23, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 2. - Intrekking van de erkenning
Art.53.[1 Indien de dienst voor kinderopvang na het verstrijken van de duur van de schorsing vermeld in artikel 50 de verplichtingen nog altijd niet nakomt of indien de omstandigheden die tot de voorlopige sluiting hebben geleid na het verstrijken van de termijn vermeld in artikel 51, § 3, niet verholpen zijn, kan de Minister na een advies van de inspectie de in voorkomend geval voorlopige of definitieve erkenning intrekken]1.
Voor de intrekking deelt de Minister de betrokken dienst voor kinderopvang per aangetekende brief zijn voornemen mee. De dienst kan binnen zeven dagen, te rekenen vanaf de derde dag na toezending van dat voornemen, bij de Minister een verzoek indienen om te worden gehoord. Betrokkene wordt gehoord binnen 30 dagen na toezending van de aangetekende brief.
Binnen 30 dagen nadat betrokkene is gehoord, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de erkenning wordt ingetrokken.
Die beslissing wordt zo snel mogelijk aan de betrokken dienst voor kinderopvang toegezonden en wordt, met vermelding van de inwerkingtreding, in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Het departement licht de personen belast met de opvoeding van de opgevangen kinderen persoonlijk in over de intrekking van de voorlopige resp. definitieve erkenning.
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 24, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.54. Indien de erkenning wordt ingetrokken, kan de dienst voor kinderopvang beroep instellen bij de Regering. Het beroep is niet opschortend.
De dienst voor kinderopvang zendt het met redenen omklede beroep, samen met alle relevante stukken, per aangetekende brief of per brief met ontvangstbevestiging aan de Regering en dit binnen 15 dagen, te rekenen vanaf de derde dag na het verzenden van de beslissing waarbij de erkenning wordt ingetrokken.
De Regering licht het departement en de inspectie over het beroep in. Deze bezorgen de Regering binnen een door haar gestelde termijn het administratief dossier en delen haar elk een standpunt mee.
De Regering beslist binnen 60 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van het beroep, of het beroep ontvankelijk is. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de beslissing waartegen beroep werd ingesteld als bevestigd.
Hoofdstuk 4. - Beëindiging van de kinderopvang
Art.55. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 51 heeft de in artikel 53 bedoelde intrekking van de voorlopige resp. definitieve erkenning of de weigering van een definitieve erkenning tot gevolg dat de betrokken dienst binnen 30 dagen wordt gesloten.
Met de sluiting van de dienst worden de opvang van alle kinderen en de eventuele subsidiëring door de Duitstalige Gemeenschap beëindigd.
Art.56. § 1 - De diensten voor kinderopvang delen elke vrijwillige tijdelijke of definitieve stopzetting van hun activiteit die niet aan een intrekking van de erkenning overeenkomstig artikel 53 te wijten is, schriftelijk mee aan het departement. Een uitzondering daarop vormen vakantieperioden en feestdagen.
De dienst voor kinderopvang deelt zijn voornemen minstens drie maanden voor de geplande tijdelijke stopzetting en zes maanden voor de geplande definitieve stopzetting schriftelijk mee aan de Minister.
§ 2 - De definitieve stopzetting van de activiteit van de dienst voor kinderopvang heeft van rechtswege de intrekking van de erkenning tot gevolg.
Met de definitieve stopzetting van de activiteit van de dienst worden de opvang van alle kinderen en de eventuele subsidiëring door de Duitstalige Gemeenschap beëindigd.
Art.56.1. [1 § 1 - Als een dienst voor kinderopvang of een centrum voor kinderopvang zijn activiteit stopzet, behoudt hij/het, ongeacht alle andersluidende bepalingen van dit besluit, zijn recht op subsidie uitsluitend om te voorzien in de financiële middelen die nodig zijn voor de vereffening van vorderingen en schulden die voortvloeien uit zijn erkenning als dienst voor kinderopvang resp. centrum voor kinderopvang en die betrekking hebben op het kalenderjaar waarin de activiteit wordt stopgezet, of die nodig zijn voor de vereffening van vorderingen en schulden die voortvloeien uit de stopzetting van de activiteit.
§ 2 - De financiële behoefte wordt bepaald op basis van een sluitende eindafrekening van de inkomsten en uitgaven die voortvloeien uit de uitvoering van de activiteiten die aan de erkenning als dienst voor kinderopvang resp. centrum voor kinderopvang gekoppeld was. Daartoe stelt de dienst voor kinderopvang resp. het centrum voor kinderopvang een totaaloverzicht van zijn vermogenstoestand op en bepaalt of dat totaaloverzicht na vereffening van alle vorderingen en schulden afsluit met een tekort of met een overschot.
§ 3 - Voor de uitbetaling van de in dit artikel vermelde subsidies dient de dienst voor kinderopvang resp. het centrum voor kinderopvang de eindafrekening en de desbetreffende bewijsstukken uiterlijk op 31 mei van het jaar dat volgt op de stopzetting van de activiteit in bij het departement. Bewijsstukken die na die datum worden ingediend, komen niet meer in aanmerking voor de uitbetaling van de subsidies.
De Minister verleent de subsidies na voorafgaand onderzoek door het departement. Ter ondersteuning van dat onderzoek kan de Minister een accountant of extern financieel adviseur belasten met de controle van het ingediende verslag over de eindafrekening om vast te stellen of de documenten een volledig, waarheidsgetrouw en correct beeld geven van de eindafrekening. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2024-05-23/30, art. 4, 011; Inwerkingtreding : 23-05-2024>
Art.57. Indien een dienst voor kinderopvang aan een andere organiserende instantie wordt overgedragen, blijft de erkenning gedurende zes maanden na de overdracht geldig op voorwaarde dat de nieuwe organiserende instantie een erkenning aanvraagt overeenkomstig de bepalingen van deze titel.
Indien het departement binnen de termijn gesteld in het eerste lid geen aanvraag heeft ontvangen, komt dit neer op een definitieve stopzetting van de activiteit overeenkomstig artikel 56, § 2.
Ondertitel 3. - Bijzondere bepalingen
Hoofdstuk 1. - Diensten voor onthaalouders
Afdeling 1. - Bijzondere erkenningsvoorwaarden
Art.58. De dienst voor onthaalouders werkt een procedure uit om te bepalen hoe kandidaten die een toelating als aangesloten onthaalouder aanvragen, geschikt worden bevonden.
Bij deze procedure wordt rekening gehouden met de opvoedkundige competenties, de beschikbare tijd, de hygiënische omstandigheden, de ruimtelijke opvangmogelijkheden, de behoefte in de gemeente of in het dorp en de bereidheid om samen te werken met de dienst voor onthaalouders en de personen belast met de opvoeding.
Art.59.[1 - Het centrum voor kinderopvang wordt van rechtswege als erkende dienst voor onthaalouders beschouwd.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 25, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 2. - Bijzondere verplichtingen
Art.60.[1 § 1 - De dienst voor onthaalouders zorgt ervoor dat de bepalingen van titel 3 en 4 worden nageleefd.
De dienst voor onthaalouders vertrouwt de opvang van kinderen uitsluitend toe aan aangesloten onthaalouders die overeenkomstig titel 3 toegelaten werden of aan als huisarbeider werkende kinderbegeleiders.
Als de dienst voor onthaalouders een opdracht aan aangesloten onthaalouders toevertrouwt, sluit hij met hen daartoe een schriftelijke overeenkomst.
§ 2 - Onder de volgende voorwaarden kan de dienst voor onthaalouders buitenschoolse opvang organiseren:
1° de opvang van baby's en peuters heeft voorrang;
2° het maximale aantal kinderen dat tegelijk mag worden opgevangen, wordt voor elke aangesloten onthaalouder in acht genomen;
3° de aangesloten onthaalouder kan vrij beslissen of hij al dan niet buitenschoolse opvang aanbiedt.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 26, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.61.Door de aangesloten onthaalouders een opdracht te geven, verplicht de dienst voor onthaalouders zich ertoe :
1° de aangesloten onthaalouders bij hun taken te begeleiden en de contacten met de personen belast met de opvoeding aan te moedigen resp. te vergemakkelijken;
2° de voor de opvang van kinderen noodzakelijke basisuitrusting ter beschikking te stellen;
3° voor de sociale zekerheid van de aangesloten onthaalouders te zorgen overeenkomstig het toepasselijke sociaal statuut;
4° een aansprakelijkheidsverzekering en een arbeidsongevallenverzekering voor de aangesloten onthaalouders te sluiten;
5° ervoor te zorgen dat de aangesloten onthaalouders het maximale aantal kinderen dat tegelijk mag worden opgevangen, vermeld in artikel 132, [1 ...]1 niet overschrijden;
6° voor de voortgezette opleiding van de aangesloten onthaalouders te zorgen. Bij het begin van elk kalenderjaar bezorgt de dienst voor onthaalouders de onderwerpen van de voortgezette opleidingen ter informatie aan het departement.
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 27, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.62.§ 1 - [3 - De dienst voor onthaalouders beschikt minstens over het sociaal-pedagogisch geschoold personeel bepaald in de volgende tabel:]3
[<font color="red">1</font> Aantal als huisarbeider werkende kinderbegeleiders en toegelaten aangesloten onthaalouders | Aantal sociaal-pedagogisch geschoold personeel, uitgedrukt in voltijdsequivalenten |
1-18 | 1 1/2 |
19-24 | 2 |
25-30 | 2 |
31-36 | 2 1/2 |
37-42 | 3 |
43-53 | 3 |
54-59 | 3 |
60-65 | 3 1/2 |
66-71 | 3 2/3 |
72-77 | 4 |
78-83 | 4 1/2 |
84-89 | 4 2/3 |
90-95 | 5 |
96-101 | 5 1/2 |
102-107 | 5 2/3 |
108-113 | 6]<font color="red">1</font> |
(<font color="red">1</font>)<BDG <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2023121464" target="_blank">2023-12-14/64</a>, art. 28, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024> |
[3 Voor de berekening van de personeelssleutel wordt het maximumaantal als huisarbeider werkende kinderbegeleiders en toegelaten aangesloten onthaalouders van het kalenderjaar in kwestie in aanmerking genomen.]3
§ 2 [3 ...]3.
§ 3 - Het sociaal-pedagogisch geschoold personeel beschikt minstens over een [1 bachelordiploma]1 op het gebied van sociaal werk, sanitaire en verpleegkundige wetenschappen, pedagogie, psychologie, opvoedingswetenschappen, vormingswetenschappen of over een met één van die opleidingen gelijkgesteld diploma.
De Minister kan houders van andere kwalificaties toelaten als zij een voor de beoogde functie buitengewoon nuttige beroepservaring of bijzondere opleiding kunnen bewijzen. De Minister beslist na een advies van het departement binnen 60 dagen na ontvangst van de volledige schriftelijke aanvraag. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.
§ 4 - In gemotiveerde uitzonderingsgevallen kan de Minister de dienst voor onthaalouders een termijn toekennen waarbinnen deze dienst aan de normen vervat in dit artikel moet voldoen. De Minister beslist na een advies van het departement binnen 60 dagen na ontvangst van de volledige schriftelijke aanvraag. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.
§ 5 - In afwijking van artikel 72, § 1, tweede lid, wordt voor de subsidiëring van de personen vermeld in § 3, tweede lid, de door de Regering voor de personeelssubsidiëring in de sectoren "Sociale Aangelegenheden" en "Gezondheid" bepaalde weddeschalen voor maatschappelijk assistent als hoogste subsidie in aanmerking genomen.
----------
(1)<BDG 2015-09-03/28, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<BDG 2021-07-15/51, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(3)<BDG 2023-12-14/64, art. 28, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.63.De dienst voor onthaalouders beschikt over een secretariaat.
[1 ...]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 29, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.64. De dienst voor onthaalouders zorgt minstens van maandag tot vrijdag gedurende tien uur per dag voor de opvang van baby's en peuters en dit gedurende 220 werkdagen per kalenderjaar.
Art.65.De coördinatie van de opvangaanvragen en de toewijzing van een plaats bij de [1 aangesloten onthaalouders of als huisarbeider werkende kinderbegeleiders]1 geschiedt via de dienst voor onthaalouders.
De opvang kan ook 's nachts of op zater-, zon- en feestdagen plaatsvinden.
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 30, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.66.Indien mogelijk zorgt de dienst voor onthaalouders voor de continuïteit van de opvang van het kind bij tijdelijke onbeschikbaarheid [1 van een aangesloten onthaalouder of als huisarbeider werkende kinderbegeleider]1.
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 31, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.67. Om aanspraak te kunnen maken op opvang, dienen de personen belast met de opvoeding een opvangaanvraag in bij de dienst voor onthaalouders.
Elke opvangaanvraag wordt opgenomen in een register van de dienst voor onthaalouders dat minstens de volgende gegevens bevat : de identiteit en de leeftijd van het kind, de datum van de opvangaanvraag, de opvangtijden, het aantal opvangdagen per maand, de aangevraagde begindatum voor de opvang en eventueel het vastgelegde einde van de opvang.
Ten laatste acht weken vóór de aangevraagde opvang deelt de dienst voor onthaalouders de persoon belast met de opvoeding mee of de opvang vanaf de aangevraagde datum al dan niet mogelijk is.
Indien geen opvang kan worden aangeboden, wordt dit in het register vermeld, met vermelding van de reden waarom.
Art.68.§ 1 [1 ...]1.
§ 2 - De dienst voor onthaalouders beveelt de personen belast met de opvoeding van de opgevangen kinderen aan om die overeenkomstig de richtlijnen van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren te laten inenten.
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 32, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.69. De dienst voor onthaalouders nodigt alle personen belast met de opvoeding minstens alle twee jaar samen uit om hun standpunten in het opvangconcept te kunnen inbouwen.
Afdeling 3. - Subsidiëring
Art.70. Onder voorbehoud van de toepassing van een beheerscontract als bedoeld in artikel 13 van het decreet kunnen erkende diensten voor onthaalouders, binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen, overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling subsidie krijgen.
Art.71.§ 1 - Om subsidie te kunnen krijgen, moet de dienst voor onthaalouders aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° hij telt minstens 7.420 opvangdagen voor baby's en peuters;
2° zijn minimale bezettingsgraad ligt tijdens de 212 vastgelegde openingsdagen gemiddeld bij 70 %.
§ 2 - De bezettingsgraad vermeld in § 1, 2°, wordt één keer per jaar berekend op basis van de werkelijke aanwezigheden, waarbij halve opvangdagen gelijkgesteld worden met volledige dagen. Een 1/3-opvangdag wordt voor één derde berekend. Voor de berekening van de bezettingsgraad wordt de volgende formule toegepast :
Theoretische maximale opvangcapaciteit : 212 T x opvangcapaciteit = X;
berekening van de bezettingsgraad : werkelijk aantal opvangdagen = Y = % van X.
Voor aangesloten onthaalouders die slechts een deel van het jaar werkzaam zijn, wordt de bezettingsgraad naar rato van het aantal gewerkte dagen berekend.
§ 3 - Na de opening van een nieuwe dienst voor onthaalouders begint een driejarige startfase voor de berekening van de gemiddelde minimale bezettingsgraad.
In afwijking van § 1, 2°, kan de gemiddelde bezettingsgraad in het eerste kalenderjaar na de opening tussen 30 % en 50 % liggen. In het tweede kalenderjaar kan ze tussen 50 % en 70 % liggen.
In het derde kalenderjaar van die startfase moet een bezettingsgraad van 70 % gehaald worden. Indien die bezettingsgraad niet bereikt wordt, [1 zijn de aanpassingen vermeld in artikel 72, § 2, tweede lid, en § 4,]1 van de subsidiëring van de personeelskosten van toepassing. Indien het om een dienst voor onthaalouders met hoogstens 14.480 opvangdagen gaat, wordt de subsidiëring vanaf het volgende jaar stopgezet.
Voor zover een dienst voor onthaalouders na de driejarige startfase in een van de volgende kalenderjaren de in § 1 vermelde bezettingsgraad niet bereikt, [1 zijn de aanpassingen vermeld in artikel 72, § 2, tweede lid, en § 4,]1 van de subsidiëring van de personeelskosten van toepassing. Indien het om een dienst voor onthaalouders met hoogstens 14.480 opvangdagen gaat, kan die dienst het volgende jaar nog subsidie krijgen. Indien hij na dat kalenderjaar nog altijd niet aan de gemiddelde minimale bezettingsgraad voldoet, wordt de subsidiëring vanaf het volgende jaar stopgezet.
----------
(1)<BDG 2021-07-15/51, art. 12, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 71.1. [1 Voor de aanneembare personeelskosten ontvangt de dienst voor onthaalouders, met inachtneming van de voorwaarden vermeld in artikel 72, een subsidie die overeenstemt met 100 % van de werkelijke personeelskosten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2015-09-03/28, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.72.§ 1 - Voor de subsidiëring van de personeelskosten [1 wordt het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid" toegepast]1.
Alleen de kosten van personeelsleden die houder zijn van de in dit hoofdstuk toegestane diploma's worden in aanmerking genomen.
§ 2 - Voor de subsidiëring van de personeelskosten voor het sociaal-pedagogisch geschoold personeel van de dienst voor onthaalouders wordt de tabel bepaald in artikel 62, § 1, in aanmerking genomen. Indien in het kader van tewerkstellingsmaatregelen subsidies worden verkregen, worden die subsidies afgetrokken.
[3 De subsidiëring van de personeelskosten voor het sociaal-pedagogisch geschoold personeel wordt jaarlijks aangepast op basis van het maximumaantal toegelaten aangesloten onthaalouders van het kalenderjaar in kwestie.]3
Voor het sociaal-pedagogisch geschoold personeel met een voltijdse betrekking wordt een forfaitair bedrag van [2 72,63]2 euro per maand toegekend voor de reiskosten. Bij een deeltijdse betrekking wordt het bedrag naar rato verminderd.
§ 3 - Voor de subsidiëring van de personeelskosten van de medewerker die in het secretariaat van de dienst voor onthaalouders aangesteld is, wordt de volgende [4 ...]4 tabel in aanmerking genomen :
Aantal opvangdagen | Aantal Medewerkers |
35.301 - 50.000 | 0,5 |
50.001 - 64.700 | 0,75 |
64.701 - 79.400 | 1 |
79.401 - 94.100 | 1,25 |
Voor de berekening van de personeelssleutel worden halve opvangdagen gelijkgesteld met hele dagen. Een 1/3-opvangdag wordt voor één derde berekend.
Indien in het kader van tewerkstellingsmaatregelen subsidies worden verkregen, worden die subsidies afgetrokken.
§ 4 - Om de twee jaar wordt de subsidiëring [3 van de personeelskosten voor de in het secretariaat van de dienst voor onthaalouders aangestelde opsteller]3 aangepast op basis van het totale aantal opvangdagen van de twee voorafgaande kalenderjaren. In februari van het jaar van de aanpassing wordt de dienst voor onthaalouders ingelicht over de personeelsformatie die vanaf september van hetzelfde jaar gesubsidieerd kan worden.
§ 5 - Indien aan de dienst voor onthaalouders een termijn wordt toegekend waarbinnen die dienst aan de normen vervat in artikel 62 moet voldoen, blijft de subsidiëring overeenkomstig deze afdeling onaangetast.
----------
(1)<BDG 2015-09-03/28, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<BDG 2018-04-19/27, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(3)<BDG 2021-07-15/51, art. 13, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(4)<BDG 2023-12-14/64, art. 33, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.73.§ 1 - Voor de aanneembare opvangkosten ontvangt de dienst voor onthaalouders een subsidie die overeenstemt met het verschil tussen de dagelijkse vergoeding van de aangesloten onthaalouders bepaald in artikel 135, § 1, en de kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding [1 ...]1.
§ 2 - De dienst voor onthaalouders kan een aanvullende subsidie van 50 % van de dagelijkse vergoeding vermeld in artikel 135, § 1, ontvangen voor de opvang van kinderen met een beperking of met bijzondere zorgbehoeften, voor zover die kinderen meer begeleiding en aandacht nodig hebben.
Te dien einde dient de dienst voor onthaalouders een individuele schriftelijke aanvraag in bij het departement, samen met een door een gespecialiseerde instelling of een geneesheer-specialist uitgebracht advies of eventueel een sociaal verslag. De Minister beslist binnen zestig dagen na ontvangst van de aanvraag. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.
§ 3 - De Duitstalige Gemeenschap betaalt de werkgeversbijdragen en de premies voor de arbeidsongevallenverzekering van de aangesloten onthaalouders terug aan de dienst voor onthaalouders.
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 34, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.74.[1 Voor de administratieve kosten ontvangt de dienst voor onthaalouders volgende subsidies per opgevangen kind:
1° 0,71 euro voor een hele opvangdag;
2° 0,71 euro voor een halve opvangdag;
3° 0,24 euro voor een 1/3-opvangdag;
4° 0,24 euro voor langdurige opvang.
Per opgevangen kind kan de dienst voor onthaalouders, per openingsdag, hoogstens een subsidie voor een hele opvangdag of een subsidie voor een halve opvangdag of een subsidie voor een 1/3-opvangdag ontvangen.
Naast de subsidie voor een hele opvangdag kan de dienst voor onthaalouders een subsidie voor langdurige opvang ontvangen.
Voor de toepassing van dit artikel geldt mutatis mutandis ook artikel 134.1.]1
----------
(1)<BDG 2021-07-15/51, art. 14, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art.75. <Opgeheven bij BDG 2023-12-14/64, art. 35, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.76.§ 1 - [5 Voor de kosten van de organisatie van de voortgezette opleiding van de aangesloten onthaalouders vermeld in artikel 125 en de voortgezette opleiding van het sociaal-pedagogisch geschoold personeel vermeld in artikel 14, alsook voor de kosten van de aanschaffing van pedagogisch materiaal, ontvangt de dienst voor onthaalouders een subsidie van hoogstens 5.486,95 euro. De subsidie wordt pas uitbetaald nadat het departement de ingediende bewijzen onderzocht heeft.]5.
§ 2 - [4 Aanvullend ontvangt de dienst voor onthaalouders voor elke aangesloten onthaalouder die overeenkomstig artikel 125 aan voortgezette opleidingen heeft deelgenomen, een jaarlijks forfaitair bedrag overeenkomstig de volgende [5 ...]5 tabel:
Vanaf 10 uur/jaar | 67,71 EUR |
Vanaf 15 uur/jaar | 101,57 EUR |
Vanaf 20 uur/jaar | 135,42 EUR |
Dat jaarlijks forfaitair bedrag wordt overeenkomstig artikel 137 uitbetaald aan de deelnemende aangesloten onthaalouder.
Om deze subsidie voor voortgezette opleiding te kunnen ontvangen, bezorgt de dienst voor onthaalouders het departement elk jaar uiterlijk op 1 februari de lijst met de onthaalouders die aan voortgezette opleidingen hebben deelgenomen en het aantal uren dat ze voortgezette opleiding hebben gevolgd.]4
[3 § 3 De dienst voor onthaalouders ontvangt voor de uitvoering van de veiligheidsvoorschriften bepaald in de artikelen 126 tot 129 eenmaal om de zes jaar een uitrustingssubsidie van hoogstens 17.927,57 euro. De subsidie wordt eerst uitbetaald nadat het departement de ingediende bewijzen onderzocht heeft.]3
[4 § 4 [5 - Voor de kosten die ontstaan om een mobiele internetverbinding ter beschikking te stellen van de aangesloten onthaalouders in het kader van hun samenwerking met de dienst voor onthaalouders, ontvangt de dienst voor onthaalouders een subsidie van hoogstens 5.169,44 euro. De subsidie wordt pas uitbetaald nadat het departement de ingediende bewijzen onderzocht heeft.]5]4
----------
(1)<BDG 2018-04-19/27, art. 9,1°, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2017>
(2)<BDG 2018-04-19/27, art. 9,2°, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(3)<BDG 2018-04-19/27, art. 9,3°, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2017>
(4)<BDG 2021-07-15/51, art. 15, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(5)<BDG 2023-12-14/64, art. 36, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.77. De dienst voor onthaalouders dient de trimestriële bewijzen voor de subsidiëring ten laatste zes weken na het einde van het betrokken trimester bij het departement in.
Indien de trimestriële bewijzen te laat worden ingediend, kan bij één maand vertraging 5 % van de subsidie en bij twee of meer maanden vertraging 10 % van de subsidie ingehouden worden.
Art.78. Met behoud van de toepassing van artikel 70 kent de Minister, op aanvraag van de dienst voor onthaalouders, de subsidies vermeld in deze afdeling toe, na voorafgaand onderzoek door het departement. De subsidieaanvragen worden bij het departement ingediend, samen met de eventueel noodzakelijke bewijzen.
Afdeling 4. - Kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding
Art.79.De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op de diensten voor onthaalouders die door de Duitstalige Gemeenschap gesubsidieerd worden [1 , alsook op die van het centrum voor kinderopvang]1.
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 37, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.80.[1 - Voor de toepassing van deze afdeling geldt:
1° bij de opvang van baby's en peuters:
a) opvang voor een hele dag: kinderopvang van vijf uur of meer, maar van minder dan tien uur per dag;
b) opvang voor een halve dag: kinderopvang van minder dan vijf uur per dag;
c) langdurige opvang: kinderopvang van tien uur of meer per dag;
2° bij de opvang van kinderen in het kader van buitenschoolse opvang:
a) opvang voor een hele dag: kinderopvang van vijf uur of meer, maar van minder dan tien uur per dag;
b) opvang voor een halve dag: kinderopvang van drie uur of meer, maar van minder dan vijf uur per dag;
c) opvang voor een derde van een dag: kinderopvang van minder dan drie uur per dag;
d) langdurige opvang: kinderopvang van tien uur of meer per dag.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 38, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.81.§ 1 [2 ...]2.
§ 2 - Indien de personen belast met de opvoeding geen gebruik maken van de overeengekomen opvang, geeft de dienst voor onthaalouders [2 150 euro]2 aan de aangesloten onthaalouder die de plaats waarvan geen gebruik wordt gemaakt vrijgehouden heeft.
----------
(1)<BDG 2018-04-19/27, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)<BDG 2023-12-14/64, art. 39, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.82.[1 - § 1 - De kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding wordt betaald in de vorm van een dagforfait dat is vastgesteld overeenkomstig de tabel vermeld in de bijlage.
De kostenbijdrage dekt niet de kosten voor dieetvoeding, biologische voeding, geneesmiddelen, luiers, poedermelk en specifieke, door de personen belast met de opvoeding gewenste producten.
§ 2 - Het toepasselijke percentage van het in paragraaf 1 vermelde dagforfait wordt berekend als volgt:
1° voor opvang voor een hele dag: 100 %;
2° voor opvang voor een halve dag: 60 %;
3° voor opvang voor een derde van een dag in het kader van buitenschoolse opvang: 40 %;
4 voor langdurige opvang: 160 %.
In afwijking van het eerste lid zijn de volgende bijdragepercentages voor kinderopvang van toepassing:
1° voor gezinnen met minstens twee kinderen onder drie jaar die fiscaal ten laste zijn, bedraagt de bijdrage 70 % per kind;
2° voor gezinnen met minstens drie kinderen fiscaal ten laste, bedraagt de bijdrage 70 % per kind;
3° voor kinderen die, bovenop de kinderbijslag, een bijslag voor kinderen met een beperking ontvangen, bedraagt de bijdrage 70 %. .
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder 'gezin' verstaan: de meerderjarige gezinsleden van wie het inkomen overeenkomstig artikel 83, § 1, eerste en tweede lid, meetelt voor de berekening van de kostenbijdrage.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 40, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.83.[1 - § 1 - De kostenbijdrage wordt berekend op basis van het gecumuleerd inkomen van de meerderjarige gezinsleden van de aanvrager.
Als meer dan twee meerderjarige gezinsleden een inkomen hebben, worden de twee hoogste inkomens in aanmerking genomen.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder 'inkomen' verstaan: het totaal belastbaar inkomen op het aanslagbiljet van de inkomstenbelasting. De dienst voor onthaalouders zorgt ervoor dat de gezinsleden het aanslagbiljet indienen.
Als een meerderjarig gezinslid geen aanslagbiljet van de inkomstenbelasting kan voorleggen of als het inkomen van het betrokken jaar niet op het aanslagbiljet staat, zorgt de dienst voor onthaalouders ervoor dat het gezinslid andere bewijzen van zijn belastbaar inkomen voorlegt. De Minister kan preciseren hoe die bewijzen gelijkgesteld kunnen worden met het totaal belastbaar inkomen op het aanslagbiljet van de inkomstenbelasting.
Als die bewijzen niet worden voorgelegd, wordt de hoogste kostenbijdrage aangerekend.
§ 2 - Het gezinsinkomen wordt bepaald bij het begin van de opvang. Als de opvang begint tussen januari en juni wordt het inkomensjaar J-3 in aanmerking genomen. Als de opvang begint tussen juli en december wordt het inkomensjaar J-2 in aanmerking genomen.
Voor een gezin waarvan reeds een kind bij dezelfde dienstverrichter wordt opgevangen en waarvan het inkomen reeds werd berekend, geldt dat inkomen in afwijking van het eerste lid ook bij het begin van de opvang van het volgende kind verder als basis voor de berekening van de kostenbijdrage.
§ 3 - Elk jaar op 1 juli wordt het gezinsinkomen opnieuw bepaald en de kostenbijdrage dienovereenkomstig aangepast. Daartoe wordt het inkomensjaar J-2 in aanmerking genomen.
§ 4 - De aanvrager meldt aan de dienst voor onthaalouders elke wijziging van de gezinssamenstelling of elke wijziging van de in artikel 82, § 2, tweede lid, vastgelegde gereduceerde bijdragepercentages. De dienst voor onthaalouders bepaalt vervolgens welke tarieven voortaan van toepassing zijn.
Als daardoor hogere tarieven van toepassing zijn, gelden die vanaf de maand die volgt op de wijziging.
Als daardoor lagere tarieven van toepassing zijn, gelden die vanaf de maand die volgt op de melding van de wijziging.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 41, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.84. <Opgeheven bij BDG 2023-12-14/64, art. 42, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.85.[1 - In het kader van het in het opvangcontract vastgelegd opvangplan vordert de dienst voor onthaalouders het verschuldigde dagforfait in, ongeacht de werkelijke aanwezigheid van het kind.
In afwijking van het eerste lid vordert de dienst voor onthaalouders het verschuldigde dagforfait in op basis van de werkelijke aanwezigheid als die het in het opvangcontract vastgelegd opvangplan overschrijdt.
Het dagforfait is niet verschuldigd voor de volgende dagen:
1° de dagen waarop de dienst voor onthaalouders geen opvang aanbiedt;
2° de dagen waarop het kind afwezig is wegens ziekte, vanaf de tweede opeenvolgende afwezigheidsdag waarop het kind volgens het opvangplan naar de opvang zou komen, gestaafd door een medisch attest.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 43, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Hoofdstuk 2. - Crèches
Afdeling 1. - Bijzondere erkenningsvoorwaarden
Art.86. § 1 - De crèche heeft een opvangcapaciteit van minstens 18 plaatsen.
§ 2 - Indien de opvangcapaciteit wordt aangepast, moet die aanpassing vooraf worden goedgekeurd.
Daartoe dient de crèche een individuele schriftelijke aanvraag bij het departement in. Binnen 60 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement een advies op en zendt het over aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een negatief advies.
Binnen 15 dagen na ontvangst van het advies van het departement, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de aanpassing wordt goedgekeurd. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de goedkeuring als geweigerd.
Art.87.Onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 19 tot 22 gelden de volgende aanvullende voorwaarden voor de inrichting van de ruimten van de crèches :
1° [3 de minimale oppervlakte bedraagt per opvangplaats 6 m2 speel- en eetruimte en 2 m2 slaap- en rustruimte]3;
2° indien de crèche ondergebracht is in een gebouw dat nog voor andere doeleinden dan kinderopvang wordt gebruikt, is er een afzonderlijke toegang voor de crèche;
3° de crèche is zo ingericht dat de toegang van mensen van buitenaf wordt gecontroleerd;
4° de ruimte voor buitenactiviteiten vermeld in artikel 19 kan veilig worden vergrendeld;
5° de trappen zijn uitgerust met gesloten treden en de toegang tot de trappen is beveiligd met traphekjes. De trappen zijn uitgerust met een dubbele handlijst, één op kinderhoogte en één op volwassenenhoogte. Indien dat ontbreekt, mogen de trappen alleen onder begeleiding van volwassenen gebruikt worden. Wenteltrappen mogen niet gebruikt worden door de kinderen, noch alleen, noch in begeleiding van volwassenen;
6° in alle ruimten die voor de kinderen toegankelijk zijn, is de vloerbekleding antislip. Er worden geen vloerkleden gebruikt;
7° in de ruimten bestemd voor de opvang bedragen de openingen voor daglicht ten minste een zesde van de vloeroppervlakte;
8° de slaapruimte is van de andere ruimten gescheiden en zo geconcipieerd dat er geluidsisolatie ten opzichte van de andere ruimten bestaat. Indien zuigelingen opgevangen worden, is er een gescheiden rustruimte voor hen;
9° [2 de bedden en wiegen beantwoorden aan de richtlijnen van de Minister]2;
10° de crèche beschikt over een isoleerkamer met zichtcontact op de opvangruimten;
11° de keuken vermeld in [3 artikel 20, 3°]3, is zo ingericht dat de maaltijden snel en eenvoudig kunnen worden uitgedeeld;
12° de verzorgingsruimte is uitgerust met voldoende wastafels en verzorgingstafels en met toiletten en handwastafels die aan de leeftijd van de kinderen zijn aangepast;
13° op openingsdagen worden de ruimten dagelijks gepoetst. De manier waarop de vloeren en de oppervlakten worden gereinigd, is verenigbaar met de kinderopvang;
14° de crèche zorgt ervoor dat het materiaal en het beddengoed regelmatig gewassen resp. gereinigd wordt;
15° eventuele zandbakken zijn zo afgedekt dat verontreiniging voorkomen wordt. Het zand wordt [3 bij verontreiniging]3 vervangen.
[1 16° de ruimten voldoen aan de geldende voorschriften voor een aangepaste inrichting voor personen met een handicap [3 ;]3]1
[3 17° er zijn verscheidene speelzones;]3
[3 18° de veiligheid van de ruimten wordt in het bijzonder bewezen door een gunstig brandveiligheidsadvies van de bevoegde brandweercommandant.]3
----------
(1)<BDG 2017-01-19/17, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 06-03-2017>
(2)<BDG 2018-04-19/27, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(3)<BDG 2023-12-14/64, art. 44, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 2. - Bijzondere verplichtingen
Art.88.§ 1 - De crèche zorgt ervoor dat voldoende kinderbegeleiders aanwezig zijn en beschikt minstens over het aantal kinderbegeleiders bepaald in de volgende [2 ...]2 tabel :
[1
Aantal plaatsen in de opvang | Aantal voltijds equivalente kinderbegeleiders |
18 | 3 |
21 | 3,5 |
24 | 4 |
27 | 4,5 |
30 | 5 |
33 | 5,5 |
36 | 6 |
39 | 6,5 |
42 | 7 |
45 | 7,5 |
48 | 8 |
51 | 8,5 |
54 | 9 |
57 | 9,5 |
60 | 10 |
63 | 10,5 |
66 | 11 |
69 | 11,5 |
72 | 12 |
]1
§ 2 - De crèche beschikt minstens over het sociaal-pedagogisch geschoold personeel bepaald in de volgende [2 ...]2 tabel :
[1
Aantal plaatsen in de opvang | Aantal voltijds equivalent sociaal- pedagogisch geschoold personeel |
18 | 0,5 |
21 | 0,5 |
24 | 0,75 |
27 | 0,75 |
30 | 1 |
33 | 1 |
36 | 1,25 |
39 | 1,25 |
42 | 1,50 |
45 | 1,50 |
48 | 1,75 |
51 | 1,75 |
54 | 2 |
57 | 2 |
60 | 2,25 |
63 | 2,25 |
66 | 2,5 |
69 | 2,5 |
72 | 2,75 |
]1
§ 3 - Voor de functie van invaller beschikt de crèche minstens over het aantal kinderbegeleiders bepaald in de volgende [2 ...]2 tabel :
[1
Aantal plaatsen in de opvang | Aantal voltijds equivalente kinderbegeleiders in de functie van invaller |
18 | 0,5 |
21 | 0,5 |
24 | 0,75 |
27 | 0,75 |
30 | 1 |
33 | 1 |
36 | 1,25 |
39 | 1,25 |
42 | 1,50 |
45 | 1,50 |
48 | 1,75 |
51 | 1,75 |
54 | 2 |
57 | 2 |
60 | 2,25 |
63 | 2,25 |
66 | 2,5 |
69 | 2,5 |
72 | 2,75 |
]1
§ 4 [2 ...]2.
§ 5 [2 - De kinderbegeleiders beschikken minstens over een van de diploma's en getuigschriften vermeld in artikel 18.1 van het besluit van de Regering van 7 juni 2001 houdende organisatie van de organismen van openbaar nut der Duitstalige Gemeenschap en houdende regeling van de aanwerving, de loopbaan en de bezoldiging van de ambtenaren ervan.
De Minister kan houders van andere kwalificaties toelaten. De Minister beslist na een advies van het departement binnen zestig dagen na ontvangst van de volledige schriftelijke aanvraag. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.]2
§ 6 - In afwijking van artikel 92, § 1, tweede lid, wordt voor de subsidiëring van de personen vermeld in § 5, tweede lid, de door de Regering voor de personeelssubsidiëring in de sectoren "Sociale Aangelegenheden" en "Gezondheid" bepaalde weddeschalen voor kinderbegeleider als hoogste subsidie in aanmerking genomen.
§ 7 - Artikel 62, §§ 3 tot 5, geldt mutatis mutandis ook voor de crèches.
----------
(1)<BDG 2021-07-15/51, art. 17, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(2)<BDG 2023-12-14/64, art. 45, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.89. Artikel 64 en de artikelen 67 tot 69 gelden mutatis mutandis ook voor de crèches.
Afdeling 3. - Subsidiëring
Art.90. Onder voorbehoud van de toepassing van een beheerscontract als bedoeld in artikel 13 van het decreet kunnen erkende crèches, binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen, overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling subsidie krijgen.
Art.91.§ 1 - Om gesubsidieerd te kunnen worden, moet de minimale bezettingsgraad van de crèche tijdens de 220 vastgelegde openingsdagen gemiddeld bij 70 % liggen.
§ 2 - De bezettingsgraad wordt eenmaal per jaar berekend op basis van de werkelijke aanwezigheden, waarbij zowel de hele als de halve dagen [2 alsook de door een medisch attest bewezen afwezigheden wegens ziekte van de kinderen]2 als volledige aanwezigheden tellen. Voor de berekening van de bezettingsgraad wordt de volgende formule toegepast :
Theoretische maximale opvangcapaciteit : 220 T x opvangcapaciteit = X; berekening van de bezettingsgraad : werkelijk aantal opvangdagen = Y = % van X.
§ 3 - Na de opening van een nieuwe crèche begint een driejarige startfase voor de berekening van de gemiddelde minimale bezettingsgraad.
In afwijking van § 1 kan de gemiddelde bezettingsgraad in het eerste kalenderjaar na de opening tussen 30 % en 50 % liggen. In het tweede kalenderjaar kan hij tussen 50 % en 70 % liggen.
In het derde kalenderjaar van die startfase moet een gemiddelde bezettingsgraad van 70 % gehaald worden. Indien die bezettingsgraad niet gehaald wordt, wordt het aantal erkende plaatsen verminderd. Indien het om een crèche met 18 plaatsen gaat, wordt de subsidiëring vanaf het volgende jaar stopgezet.
Indien een crèche na de driejarige startfase in één van de daaropvolgende kalenderjaren de in § 1 vermelde bezettingsgraad niet behaalt, kan ze nog één jaar voortgezet worden. Indien ze na dat kalenderjaar nog altijd niet aan de gemiddelde minimale bezettingsgraad voldoet, wordt het aantal erkende plaatsen verminderd. Indien het om een crèche met 18 plaatsen gaat, wordt de subsidiëring vanaf het volgende jaar stopgezet.
§ 4 - [1 Een uitbreiding van het aantal plaatsen moet vooraf worden goedgekeurd.
Daartoe dient de crèche een individuele schriftelijke aanvraag bij het departement in. Binnen 60 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement een advies op en zendt het over aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een negatief advies.
Binnen 15 dagen na ontvangst van het advies van het departement, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de aanpassing wordt goedgekeurd. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de goedkeuring als geweigerd]1.
----------
(1)<BDG 2018-04-19/27, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)<BDG 2021-07-15/51, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 91.1. [1 Voor de aanneembare personeelskosten ontvangt de crèche, met inachtneming van de voorwaarden vermeld in artikel 92, een subsidie die overeenstemt met 100 % van de werkelijke personeelskosten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2015-09-03/28, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.92.§ 1 - Voor de subsidiëring van de personeelskosten [1 wordt het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid" toegepast]1.
[2 Voor de kinderbegeleiders en het sociaal-psychologisch geschoold personeel wordt alleen rekening gehouden met de kosten voor personeelsleden die de diploma's hebben die in artikel 88, § § 5 en 7, worden toegestaan.]2
§ 2 - Voor de subsidiëring van de personeelskosten van de crèche wordt de volgende [4 ...]4 tabel in aanmerking genomen :
[2
Aantal plaatsen in de opvang | Minimumaantal opvangdagen | Subsidiëring aantal voltijds equivalente kinder- begeleiders (invallers inbegrepen) | Subsidiëring aantal voltijds equivalent sociaal- psychologisch geschoold personeel | Subsidiëring aantal VTE koks | Subsidiëring aantal VTE poetspersoneel |
18 | 2.772 | 4,7 | 0,50 | 0,5 | 0,5 |
21 | 3.234 | 5,5 | 0,50 | 0,5 | 0,5 |
24 | 3.696 | 6,3 | 0,75 | 0,6 | 0,6 |
27 | 4.158 | 7,1 | 0,75 | 0,7 | 0,7 |
30 | 4.620 | 7,9 | 1 | 0,8 | 0,8 |
33 | 5.082 | 8,7 | 1 | 0,8 | 0,8 |
36 | 5.544 | 9,5 | 1,25 | 0,9 | 0,9 |
39 | 6.006 | 10,2 | 1,25 | 1,0 | 1,0 |
42 | 6.468 | 11,0 | 1,50 | 1,1 | 1,1 |
45 | 6.930 | 11,8 | 1,50 | 1,1 | 1,1 |
48 | 7.392 | 12,6 | 1,75 | 1,2 | 1,2 |
51 | 7.854 | 13,4 | 1,75 | 1,3 | 1,3 |
54 | 8.316 | 14,2 | 2,0 | 1,4 | 1,4 |
57 | 8.778 | 15,0 | 2,0 | 1,4 | 1,4 |
60 | 9.240 | 15,8 | 2,5 | 1,5 | 1,5 |
63 | 9.702 | 16,5 | 2,5 | 1,6 | 1,6 |
66 | 10.164 | 17,3 | 2,75 | 1,7 | 1,7 |
69 | 10.626 | 18,1 | 2,75 | 1,7 | 1,7 |
72 | 11.088 | 18,9 | 3 | 1,8 | 1,8 |
]2
Indien in het kader van tewerkstellingsmaatregelen subsidies worden verkregen, worden die subsidies afgetrokken.
[3 § 2.1 - Naast de subsidiëring vermeld in § 2 wordt voor de subsidiëring van de personeelskosten van een crèche die geen deel uitmaakt van een centrum voor kinderopvang, de volgende [4 ...]4 tabel in aanmerking genomen:
Aantal plaatsen | Subsidiëring aantal VTE administratief medewerkers of opstellers | Subsidiëring aantal VTE sociaal- psychologisch geschoold personeel |
18 | 0,50 | 0,50 |
21 | 0,50 | 0,50 |
24 | 0,75 | 0,75 |
27 | 0,75 | 0,75 |
30 | 0,75 | 0,75 |
33 | 1,00 | 1,00 |
36 | 1,00 | 1,00 |
39 | 1,00 | 1,00 |
42 | 1,25 | 1,25 |
45 | 1,25 | 1,25 |
48 | 1,25 | 1,25 |
51 | 1,50 | 1,50 |
54 | 1,50 | 1,50 |
57 | 1,50 | 1,50 |
60 | 1,75 | 1,75 |
63 | 1,75 | 1,75 |
66 | 1,75 | 1,75 |
69 | 2,00 | 2,00 |
72 | 2,00 | 2,00 |
Indien in het kader van tewerkstellingsmaatregelen subsidies worden verkregen, worden die subsidies afgetrokken.]3
§ 3 - Artikel 72, § 5, geldt mutatis mutandis ook voor de crèches.
----------
(1)<BDG 2015-09-03/28, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<BDG 2021-07-15/51, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(3)<BDG 2021-07-15/51, art. 19,3°, 006; Inwerkingtreding : 15-07-2021>
(4)<BDG 2023-12-14/64, art. 46, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.93.§ 1- De crèche kan voor de opvang van kinderen met een beperking of met bijzondere zorgbehoeften, voor zover die kinderen meer begeleiding en aandacht nodig hebben, een aanvullende subsidie van [1 5,45]1 euro per hele opvangdag en van [1 3,27]1 euro per halve opvangdag ontvangen.
Te dien einde dient de crèche een individuele schriftelijke aanvraag in bij het departement, samen met een door een gespecialiseerde instelling of een geneesheer-specialist uitgebracht advies of eventueel een sociaal verslag. Binnen 30 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement een advies op en zendt het over aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een negatief advies.
Binnen zestig dagen na ontvangst van het advies van het departement, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de subsidie wordt toegekend. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.
§ 2 [2 ...]2.
----------
(1)<BDG 2018-04-19/27, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)<BDG 2023-12-14/64, art. 47, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.94.Voor de organisatie van de voortgezette opleiding vermeld in artikel 14 ontvangt de crèche een jaarlijks forfait van [3 41,03 euro per opvangplaats]3.
----------
(1)<BDG 2018-04-19/27, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)<BDG 2021-07-15/51, art. 20, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<BDG 2023-12-14/64, art. 48, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 94.1. [1 Voor de administratiekosten ontvangt de crèche een jaarlijks forfaitair bedrag van 287,19 euro per opvangplaats.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2021-07-15/51, art. 21, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.95. De artikelen 77 tot 78 gelden mutatis mutandis ook voor de crèches.
Afdeling 4. - Kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding
Art.96.De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op de crèches die door de Duitstalige Gemeenschap gesubsidieerd worden [1 , alsook op die van het centrum voor kinderopvang]1.
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 49, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.97.[1 - Voor de toepassing van deze afdeling geldt:
a) opvang voor een hele dag: kinderopvang van vijf uur of meer, maar van minder dan tien uur per dag;
b) opvang voor een halve dag: kinderopvang van minder dan vijf uur per dag;
c) langdurige opvang: kinderopvang van tien uur of meer per dag.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 50, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.98.[1 - De artikelen 82 tot 85 gelden mutatis mutandis ook voor de crèches, met uitzondering van artikel 82, § 2, eerste lid, 3°.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 51, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Hoofdstuk 3. [1 - Co-initiatief voor de opvang van baby's en peuters]1
----------
(1)
Afdeling 1.
Art.99. <Opgeheven bij BDG 2021-07-15/51, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 15-07-2021>
Art.100. <Opgeheven bij BDG 2021-07-15/51, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 15-07-2021>
Afdeling 2.
Art.101. <Opgeheven bij BDG 2021-07-15/51, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 15-07-2021>
Art.102. <Opgeheven bij BDG 2021-07-15/51, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 15-07-2021>
Art.103. <Opgeheven bij BDG 2021-07-15/51, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 15-07-2021>
Afdeling 3.
Art.104. <Opgeheven bij BDG 2021-07-15/51, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 15-07-2021>
Art.105. <Opgeheven bij BDG 2021-07-15/51, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 15-07-2021>
Art.106. <Opgeheven bij BDG 2021-07-15/51, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 15-07-2021>
Art.107. <Opgeheven bij BDG 2021-07-15/51, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 15-07-2021>
Hoofdstuk 4. - Locaties voor buitenschoolse opvang
Afdeling 1. - Bijzondere erkenningsvoorwaarden
Art. 107.1. [1 - De bepalingen van deze afdeling zijn uitsluitend van toepassing op de locaties voor buitenschoolse opvang die de kinderopvang niet aanbieden in een vestiging van een door de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde basisschool voor gewoon of gespecialiseerd onderwijs.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2023-12-14/64, art. 53, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.108. In de ruimten van de locatie voor buitenschoolse opvang is minstens een gezellige en kindvriendelijk ingerichte speelruimte en rustruimte.
Art. 108.1. [1 § 1 - Met behoud van de toepassing van de artikelen 19 tot 22 gelden voor de locaties voor buitenschoolse opvang de volgende aanvullende voorwaarden voor de inrichting van de ruimten :
1° de minimale oppervlakte van de totale opvangruimte bedraagt 3 m2 per kind;
2° indien de locatie voor buitenschoolse opvang tijdens bepaalde perioden kan teruggrijpen op aanvullende ruimten, bedraagt de minimale oppervlakte tijdens die periode 2,5 m2 per kind;
3° de sanitaire inrichtingen zijn zo ingericht dat minstens één toilet en één handwastafel voor 11 kinderen ter beschikking staan.
§ 2 - In gemotiveerde uitzonderingsgevallen kan de Minister de locatie voor buitenschoolse opvang hoogstens zes maanden de tijd geven om aan de normen vermeld in § 1 te voldoen. De Minister beslist na een advies van het departement binnen 60 dagen na ontvangst van de volledige schriftelijke aanvraag. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.
Op gemotiveerd verzoek kan de locatie voor buitenschoolse opvang, uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de in het eerste lid gestelde termijn, de Minister telkens vragen om de termijn met hoogstens zes maanden te verlengen. De Minister beslist na een advies van het departement binnen 60 dagen na ontvangst van de volledige schriftelijke aanvraag. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2018-04-19/27, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Afdeling 2. - Bijzondere verplichtingen
Art.109. De opvang die door de locatie voor buitenschoolse opvang wordt aangeboden, is duidelijk gescheiden van het dagelijkse schoolleven. Die scheiding komt duidelijk tot uiting in de organisatie, de lokalen en het opvangconcept.
Art.110.[1 - § 1 - De locatie voor buitenschoolse opvang zorgt ervoor dat voldoende kinderbegeleiders aanwezig zijn en beschikt minstens over het aantal kinderbegeleiders bepaald in de volgende tabel:
Gemiddelde aanwezigheid | Aantal kinderbegeleiders |
1-16 | 1 |
17-32 | 2 |
33-48 | 3 |
49-64 | 4 |
65-80 | 5 |
81-96 | 6 |
De gemiddelde aanwezigheid wordt berekend door het totaal aantal aanwezige kinderen per openingsdag te delen door het aantal openingsdagen per kalenderjaar.
§ 2 - Artikel 88, Ї 5, geldt mutatis mutandis ook voor de locaties voor buitenschoolse opvang.
§ 3 - In gemotiveerde uitzonderingsgevallen kan de Minister aan de locatie voor buitenschoolse opvang een termijn toekennen waarbinnen die locatie aan de normen vermeld in paragraaf 1 moet voldoen. De Minister beslist na een advies van het departement binnen zestig dagen na ontvangst van de volledige schriftelijke aanvraag. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 54, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.111. De locatie voor buitenschoolse opvang biedt minstens vier dagen per schoolweek voorschoolse en/of naschoolse opvang aan.
De locatie voor buitenschoolse opvang kan ook kinderopvang tijdens de schoolvakanties aanbieden.
Art.112. De locatie voor buitenschoolse opvang zorgt voor de veiligheid van de kinderen op de weg tussen de school en de lokalen van de buitenschoolse opvang en bij eventuele buitenactiviteiten.
Afdeling 3. - Subsidiëring
Art.113. Onder voorbehoud van de toepassing van een beheerscontract als bedoeld in artikel 13 van het decreet kunnen erkende locaties voor buitenschoolse opvang, binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen, overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling subsidie krijgen.
Art.114.§ 1 [2 - Om subsidie te kunnen krijgen, zijn er gemiddeld genomen over het kalenderjaar minstens zes kinderen aanwezig in de locatie voor buitenschoolse opvang. De gemiddelde aanwezigheid wordt berekend door het totaal aantal aanwezige kinderen per opvangeenheid te delen door het aantal openingsdagen per kalenderjaar. Elke openingsdag kan ofwel één, ofwel twee opvangeenheden omvatten. Bij twee opvangeenheden is er één voorschoolse en één naschoolse opvangeenheid.]2
§ 2 - Na de opening van een nieuwe locatie voor buitenschoolse opvang begint een tweejarige startfase.
In afwijking van [2 paragraaf 1]2 moet de gemiddelde aanwezigheid van minstens zes kinderen in het eerste jaar van de startfase niet bereikt worden. Indien die gemiddelde minimumaanwezigheid in het tweede jaar van de startfase niet bereikt wordt, wordt de subsidiëring van de locatie vanaf het volgende jaar stopgezet.
Indien een locatie na de tweejarige startfase in één van de daaropvolgende kalenderjaren de in [2 paragraaf 1]2 vermelde gemiddelde minimumaanwezigheid niet behaalt, kan de locatie het volgende jaar nog verder gesubsidieerd worden. Indien de locatie na dat kalenderjaar nog altijd niet aan de gemiddelde minimumaanwezigheid voldoet, wordt de subsidiëring van de locatie stopgezet.
----------
(1)<BDG 2018-04-19/27, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2017>
(2)<BDG 2023-12-14/64, art. 55, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.115.§ 1 [1 - Om subsidie te kunnen krijgen, zorgt de locatie voor buitenschoolse opvang ervoor dat voldoende kinderbegeleiders aanwezig zijn en beschikt ze minstens over het aantal kinderbegeleiders bepaald in de volgende tabel:
[<font color="red">1</font> Gemiddelde aanwezigheid | Aantal kinderbegeleiders |
1-10 | 1 |
11-22 | 2 |
23-36 | 3 |
37-50 | 4 |
51-64 | 5]<font color="red">1</font> |
(<font color="red">1</font>)<BDG <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2023121464" target="_blank">2023-12-14/64</a>, art. 56, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024> |
De gemiddelde aanwezigheid wordt berekend door het totaal aantal aanwezige kinderen per openingsdag te delen door het aantal openingsdagen per kalenderjaar.
§ 2 - Indien aan de locatie voor buitenschoolse opvang een termijn wordt toegekend waarbinnen ze aan de normen vervat in artikel 110 moet voldoen, blijft de subsidiëring overeenkomstig deze afdeling onaangetast.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 56, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.116.[1 - § 1 - Voor de organisatie van een locatie voor buitenschoolse opvang krijgt de dienst voor kinderopvang per opgevangen kind 1,67 euro subsidie voor elk aangevangen opvanguur.
§ 2 - De dienst voor kinderopvang dient de per locatie voor buitenschoolse opvang opgestelde kwartaaloverzichten van de aanwezigheden en het maximale aantal gelijktijdig opgevangen kinderen in bij het departement en dit uiterlijk zes weken na afloop van elk kwartaal.
Als het kwartaaloverzicht van de aanwezigheden te laat wordt ingediend, kan subsidie worden ingehouden: 5 % van de subsidie als het kwartaaloverzicht één maand te laat worden ingediend en 10 % van de subsidie als het twee of meer maanden te laat wordt ingediend.
§ 3 - De dienst voor kinderopvang dient de jaarlijkse bewijzen voor de subsidiëring bij het departement in en dit uiterlijk zes weken na afloop van het laatste kwartaal van het voorafgaande jaar.
Als de jaarlijkse bewijzen te laat worden ingediend, kan subsidie worden ingehouden: 5 % van de subsidie als ze één maand te laat worden ingediend en 10 % van de subsidie als ze twee of meer maanden te laat worden ingediend.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 57, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 116.1.
<Opgeheven bij BDG 2023-12-14/64, art. 58, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.117.[1 - De locatie voor buitenschoolse opvang kan een aanvullende subsidie van 0,65 euro per aangevangen opvanguur krijgen voor de opvang van kinderen met een beperking of met een bijzondere zorgbehoefte, voor zover die kinderen meer begeleiding en aandacht nodig hebben.
Daartoe dient de locatie voor buitenschoolse opvang een individuele schriftelijke aanvraag in bij het departement, samen met een door een gespecialiseerde instelling of een arts-specialist uitgebracht advies of eventueel een sociaal verslag. Binnen dertig dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement een advies op en zendt het over aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een negatief advies.
Binnen zestig dagen na ontvangst van het advies van het centrum, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de afwijking wordt toegestaan. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 59, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.118. <Opgeheven bij BDG 2023-12-14/64, art. 60, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.119.[1 Artikel 78 geldt]1 mutatis mutandis ook voor de locaties voor buitenschoolse opvang.
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 61, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 4. [1 - Kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding]1
----------
(1)
Art. 119.1. [1 - De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op de locaties voor buitenschoolse opvang die door de Duitstalige Gemeenschap gesubsidieerd worden, alsook op die van het centrum voor kinderopvang.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2023-12-14/64, art. 63, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 119.2. [1 - De kostenbijdrage van de personen belast met de opvoeding wordt betaald in de vorm van een forfait van 0,51 euro per aangevangen opvanguur.
De kostenbijdrage dekt niet de kosten voor dieetvoeding, biologische voeding, geneesmiddelen, luiers, poedermelk en specifieke, door de personen belast met de opvoeding gewenste producten.
In afwijking van het eerste lid is het eerste opvanguur van de dag kosteloos.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2023-12-14/64, art. 64, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 119.3.[1 - In afwijking van artikel 119.2 betalen de personen belast met de opvoeding een kostenbijdrage in de vorm van een dagforfait van 7,65 euro voor de kinderopvang in het kader van een buitenschoolse opvang op vakantiedagen en pedagogische conferentiedagen. [2 ...]2.
[2 ...]2
De locatie voor buitenschoolse opvang [2 int het dagforfait]2, ongeacht of het kind werkelijk aanwezig is.
Het dagforfait is niet verschuldigd [2 ...]2 voor de volgende dagen:
1° de dagen waarop de locatie voor buitenschoolse opvang geen opvang aanbiedt;
2° de dagen waarop het kind afwezig is wegens ziekte, vanaf de tweede opeenvolgende afwezigheidsdag waarop het kind volgens het opvangplan naar de opvang zou komen, gestaafd door een medisch attest.
[2 ...]2
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2023-12-14/64, art. 65, 010; Inwerkingtreding : 08-01-2024>
(2)<BDG 2024-05-23/30, art. 5, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 5. [1 - Prioriteringscriteria bij het toewijzen van de opvangplaatsen]1
----------
(1)
Art. 119.4. [1 - De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op de locaties voor buitenschoolse opvang die door de Duitstalige Gemeenschap gesubsidieerd worden, alsook op die van het centrum voor kinderopvang.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2023-12-14/64, art. 66, 010; Inwerkingtreding : 08-01-2024>
Art. 119.5. [1 - In afwijking van artikel 31.2 nemen de locaties voor buitenschoolse opvang de opvangaanvragen in aanmerking in de volgende volgorde bij het toewijzen van kinderopvangplaatsen in het kader van een buitenschoolse opvang op vakantiedagen en pedagogische conferentiedagen:
1° aanvragen van de centrale autoriteit van de Gemeenschap voor adoptie (ZBGA) of van het departement van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap dat bevoegd is voor de jeugdbijstand en de jeugdbescherming in het kader van de consensuele of gerechtelijke jeugdbijstand, de pleegzorg of de jeugdbescherming;
2° aanvragen in chronologische volgorde.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2023-12-14/64, art. 66, 010; Inwerkingtreding : 08-01-2024>
Titel 3. - Aangesloten onthaalouders
Ondertitel 1. - Algemene bepaling
Art.120. De bepalingen van deze titel zijn uitsluitend als bijzondere verplichtingen overeenkomstig artikel 60, § 1, van toepassing op de dienst voor onthaalouders. Die dienst zorgt ervoor dat de bepalingen van deze titel worden nageleefd.
Ondertitel 2. - Inhoudelijke bepalingen
Hoofdstuk 1. - Toelatingsvoorwaarden
Art.121.[1 - De aangesloten onthaalouders dienen de stukken vermeld in artikel 7, eerste lid, van het decreet in voordat ze van start gaan met hun activiteit.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 67, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.122.§ 1 - Aangesloten onthaalouders zijn minstens 21 en hoogstens 65 jaar oud.
§ 2 - In afwijking van § 1 kunnen de aangesloten onthaalouders een afwijking van de bovenste leeftijdsgrens aanvragen.
Daartoe dienen de aangesloten onthaalouders een individuele schriftelijke aanvraag bij de dienst voor onthaalouders in en voegen ze daarbij een positief medisch attest. De dienst voor onthaalouders [2 ...]2 beslist binnen 90 dagen na ontvangst van de volledige aanvraag of de afwijking kan worden toegestaan en voor hoelang. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.
De duur van de afwijking is in elk geval beperkt tot hoogstens twee jaar en kan verlengd worden.
De dienst voor onthaalouders legt elke individuele afwijking, alsook de motivering en de duur ervan, schriftelijk vast.
Het departement ontvangt een afschrift van de afwijking.
[1 § 3 - In afwijking van paragraaf 1 kunnen de aangesloten onthaalouders een afwijking van de vastgelegde onderste leeftijdsgrens aanvragen, voor zover ze minstens 18 jaar oud zijn en [2 minstens beschikken over een van de diploma's en getuigschriften vermeld in artikel 88, § 5]2.
Daartoe dienen de aangesloten onthaalouders een individuele schriftelijke aanvraag bij de dienst voor onthaalouders in en voegen ze daarbij een afschrift van de opleidingsbewijzen vermeld in het eerste lid. De dienst voor onthaalouders beslist binnen 30 dagen na ontvangst van de volledige aanvraag. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.
De dienst voor onthaalouders legt elke individuele afwijking, alsook de motivering ervan, schriftelijk vast.
Het departement ontvangt een afschrift van de toegestane afwijking.]1
----------
(1)<BDG 2022-09-22/15, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-10-2022>
(2)<BDG 2023-12-14/64, art. 68, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.123.§ 1 - De aangesloten onthaalouders verplichten zich ertoe :
1° elke wezenlijke verandering in hun gezondheidstoestand zo snel mogelijk aan de dienst voor onthaalouders mee te delen;
2° [1 te bewijzen dat ze een EHBO-cursus voor eerste hulp aan baby's, peuters en kinderen hebben voltooid of zo'n cursus te voltooien binnen een jaar nadat ze met de activiteit van start gaan. De EHBO-kennis wordt om de twee jaar opgefrist. De diploma's en getuigschriften vermeld in artikel 88, § 5, gelden tot twee jaar na het behalen ervan als voltooide EHBO-cursus voor eerste hulp aan baby's, peuters en kinderen]1;
3° een aanstelling van minstens 34 % resp. voor 288 opvangdagen toe te staan indien ze opvangaanvragen hebben ontvangen. De bezettingsgraad wordt jaarlijks berekend op basis van de gewerkte opvangdagen, waarbij halve opvangdagen gelijkgesteld worden met hele opvangdagen. Een 1/3-opvangdag wordt voor één derde berekend.
§ 2 - In afwijking van § 1, 3°, kunnen de aangesloten onthaalouders een in de tijd beperkte afwijking van de vastgelegde minimale werkduur aanvragen.
Een afwijking is alleen mogelijk om gezondheidsredenen. Bij de aanvraag wordt een medisch attest gevoegd.
De dienst voor onthaalouders legt elke individuele afwijking, alsook de motivering en de duur ervan, schriftelijk vast.
Het departement ontvangt een afschrift van de afwijking.
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 69, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.124.[1 De dienst voor onthaalouders zorgt ervoor dat de aangesloten onthaalouders de kinderen opvangen overeenkomstig het opvangconcept van de dienst voor onthaalouders vermeld in [2 artikel 15]2. ]1
----------
(1)<BDG 2018-04-19/27, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)<BDG 2023-12-14/64, art. 70, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.125.[1 De aangesloten onthaalouders verklaren zich ertoe bereid regelmatig deel te nemen aan de voortgezette opleidingen die de dienst voor onthaalouders aanbiedt of goedkeurt.]1
----------
(1)<BDG 2021-07-15/51, art. 24, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Hoofdstuk 2. - Inrichting van de ruimten
Art.126. Overeenkomstig artikel 7, tweede lid, van het decreet vindt de kinderopvang plaats in een daarvoor geschikte omgeving en in ruimten die voldoende groot, veilig en proper zijn. Er is een ruimte voor buitenactiviteiten die bij voorkeur aan de opvangruimten grenst.
Art.127. De opvangruimten en alle ruimten die voor de kinderen toegankelijk zijn, voldoen aan de volgende criteria :
1° voor zover niet nader gedefinieerd, stemt de grootte van de ruimten overeen met het aantal opgevangen kinderen, zodat deze zich vrij kunnen bewegen;
2° er is een slaap- en rustruimte;
3° er is een keukenblok met een aanrecht, kookgelegenheid en koelkast;
4° de ruimten zijn ingericht met het voor de opvang noodzakelijke meubilair en met voldoende speelgoed;
5° de ruimten zijn in goede toestand en er wordt voor gezorgd dat dit zo blijft;
6° de aangesloten onthaalouders zijn in de ruimten telefonisch bereikbaar.
Art.128.De aangesloten onthaalouders richten de ruimten waartoe de kinderen toegang hebben zo veilig mogelijk in. De aangesloten onthaalouders dragen er zorg voor dat alle mogelijke gevaren en risico's worden opgespoord. Ze nemen alle nodige maatregelen om een veilige omgeving te scheppen met verminderd gevaar voor ongevallen.
Voor de veilige inrichting van de ruimten gelden de volgende criteria :
1° de buitenruimte en de toegang daartoe zijn beveiligd;
2° de ruimten zijn zo ingedeeld en ingericht dat de aangesloten onthaalouders visueel toezicht op de kinderen kunnen houden;
3° [1 er mogen geen verwarmingselementen worden gebruikt waaraan de kinderen zich kunnen verbranden. De radiatoren die een gevaar voor de kinderen inhouden, zijn doeltreffend beveiligd]1;
4° de aangesloten onthaalouders nemen alle nodige maatregelen om een CO-vergiftiging te voorkomen. Daarom zorgen ze ervoor dat de installaties voor verwarming, warm water en luchtafvoer regelmatig onderhouden worden;
5° producten die de gezondheid kunnen schaden, zoals pesticiden, herbiciden en insecticiden, worden alleen gebruikt in afwezigheid van de kinderen en met inachtneming van voorzorgsmaatregelen;
6° de trappen zijn bij voorkeur uitgerust met gesloten treden en de toegang tot de trappen is beveiligd met traphekjes. Indien een trap niet uitgerust is met gesloten treden, mogen kinderen tot zes jaar die alleen in begeleiding van een volwassene gebruiken;
7°[1 kinderen tot zes jaar mogen wenteltrappen alleen in begeleiding van volwassenen gebruiken]1;
8° [1 de balustrades van verhoogde terrassen beantwoorden aan de richtlijnen van de Minister]1;
9° de balustrades en/of omheiningen beantwoorden aan de richtlijnen van de Minister;
10° de vensters en deuren gaan op een veilige manier open en dicht;
11° gevaarlijk scherpe kanten, hoeken of uiteinden zijn niet voorhanden of worden adequaat beveiligd;
12° [1 de bedden en wiegen beantwoorden aan de richtlijnen van de Minister]1;
13° de stopcontacten, de schakelaars en alle elektrische toestellen of installaties die gevaar kunnen opleveren, worden buiten het bereik van de kinderen gehouden of worden adequaat beveiligd;
14° poetsmiddelen, chemische producten, licht ontvlambare stoffen, medicamenten en andere voorwerpen die gevaarlijk kunnen zijn, worden veilig en buiten het bereik van de kinderen opgeborgen;
15° [1 indien er waterpartijen zijn, zijn de richtlijnen van de Minister van toepassing]1;
16° [1 indien er giftige planten zijn, zijn de richtlijnen van de Minister van toepassing]1;
17° in elke opvangvoorziening staat een EHBO-doos met materiaal dat beantwoordt aan de richtlijnen van de Minister;
18° in de slaap- en opvangruimten zijn rookmelders aangebracht overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 21 oktober 2004 betreffende de aanwezigheid van brandmelders in de woningen;
19° voor zover de aangesloten onthaalouder huisdieren heeft [1 ...]1, zijn de [1 ...]1 richtlijnen van de Minister van toepassing.
----------
(1)<BDG 2018-04-19/27, art. 24, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.129.De aangesloten onthaalouders letten op de hygiëne en nemen bij alle activiteiten de nodige hygiënemaatregelen, in het bijzonder bij het verzorgen van de kinderen, het poetsen van de ruimten, het bereiden van de maaltijden en het wegdoen van afval.
Voor de hygiëne van de ruimten gelden de volgende criteria :
1° er zijn voldoende aan de verschillende leeftijdsgroepen aangepaste sanitaire inrichtingen en lavabo's;
2° er is voldoende natuurlijke verlichting en verluchting. De verlichting en verluchting worden aangepast aan de activiteiten die in de ruimten plaatsvinden;
3° bij de verwarming van de ruimten kan rekening worden gehouden met de buitentemperatuur;
4° er is een doeltreffende zonnewering;
5° bij normale weersomstandigheden bedraagt de temperatuur in de regel [1 18°C tot 20°C]1 in de slaapruimten en 20°C tot 22°C in de opvangruimten;
6° alle ruimten kunnen eenvoudig proper gehouden worden;
7° de ruimten en het materiaal worden regelmatig gereinigd. De manier waarop de vloeren, de oppervlakten en het materiaal worden gereinigd, is verenigbaar met de kinderopvang;
8° het afval wordt dagelijks naar een van de kinderopvang afgezonderde ruimte gebracht die zich bij voorkeur buiten bevindt;
9° eventuele zandbakken zijn zo afgedekt dat verontreiniging voorkomen wordt. Het zand wordt [1 bij verontreiniging]1 vervangen;
10° het bouwmateriaal en de toestand ervan mogen niet schadelijk zijn voor de gezondheid van de kinderen;
11° overeenkomstig de wet van 22 december 2009 betreffende een algemene regeling voor rookvrije gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook is het verboden in de slaap- en opvangruimten te roken.
----------
(1)<BDG 2018-04-19/27, art. 25, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Hoofdstuk 3. - Verplichtingen
Afdeling 1. - Toelatingsvoorwaarden en inrichting van de ruimten
Art.130. Na hun toelating blijven de aangesloten onthaalouders voldoen aan de toelatingsvoorwaarden die in het decreet of in deze titel worden vermeld en blijven ze voldoen aan de voorgeschreven inrichting van de ruimten.
Afdeling 2. - Algemene verplichtingen
Art.131.§ 1 - De aangesloten onthaalouders vangen de kinderen altijd persoonlijk op.
§ 2 - In afspraak met de dienst voor onthaalouders kunnen de aangesloten onthaalouders op eigen verantwoordelijkheid stagiairs opnemen.
De stagiair [1 ...]1 kan de aangesloten onthaalouders niet vervangen.
----------
(1)<BDG 2018-04-19/27, art. 26, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art.132.[1 - § 1 - De aangesloten onthaalouders hebben een opvangcapaciteit van hoogstens vier plaatsen.
§ 2 - In afwijking van paragraaf 1 kunnen de aangesloten onthaalouders een aanvraag indienen om hun opvangcapaciteit uit te breiden tot hoogstens zes plaatsen.
De uitbreiding van de opvangcapaciteit is mogelijk op voorwaarde dat de ruimtelijke mogelijkheden dit toelaten. De uitbreiding kan ten vroegste na één jaar activiteit worden toegestaan.
De dienst voor onthaalouders legt elke individuele afwijking schriftelijk vast.
Het departement ontvangt een afschrift van de afwijking.
§ 3 - De aangesloten onthaalouders mogen hoogstens vier baby's of peuters en in totaal hoogstens zes kinderen tegelijk opvangen, waarbij de eigen kinderen van nul tot zes jaar in het maximale aantal gelijktijdig opgevangen kinderen inbegrepen zijn.
Als de opvangcapaciteit met toepassing van paragraaf 2 wordt uitgebreid, wordt ook het maximale aantal gelijktijdig opgevangen baby's en peuters én het maximale aantal gelijktijdig opgevangen kinderen dienovereenkomstig verhoogd.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 72, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.133. <Opgeheven bij BDG 2023-12-14/64, art. 73, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.134. De dienst voor onthaalouders beveelt de aangesloten onthaalouders aan om hun eigen kinderen overeenkomstig de richtlijnen van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren te laten inenten.
Hoofdstuk 4. - Vergoeding
Art. 134.1.[1 - Voor de toepassing van dit hoofdstuk geldt:
1° bij de opvang van baby's en peuters:
a) opvang voor een hele dag: kinderopvang van vijf uur of meer, maar van minder dan acht uur per dag;
b) opvang voor een halve dag: kinderopvang van minder dan vijf uur per dag;
c) langdurige opvang: kinderopvang van acht uur of meer per dag;
2° bij de opvang van kinderen in het kader van buitenschoolse opvang:
a) opvang voor een hele dag: kinderopvang van vijf uur of meer, maar van minder dan acht uur per dag;
b) opvang voor een halve dag: kinderopvang van drie uur of meer, maar van minder dan vijf uur per dag;
c) opvang voor een derde van een dag: kinderopvang van minder dan drie uur per dag;
d) langdurige opvang: kinderopvang van acht uur of meer per dag.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 74, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.135.§ 1 - De dienst voor onthaalouders betaalt aan de aangesloten onthaalouders per opgevangen kind de volgende kostenvergoedingen :
1° [1 [4 [5 13,80]5]4 euro]1 voor een hele opvangdag;
2° [1 [4 [5 8,28]5]4 euro]1 voor een halve opvangdag;
3° [1 [4 [5 5,52]5]4 euro]1 voor een 1/3-opvangdag in het kader van buitenschoolse opvang.
[3 In het kader van langdurige opvang krijgen de aangesloten onthaalouders een aanvullende kostenvergoeding van [4 0,64]4 euro voor het negende uur. Voor het tiende uur krijgen ze [4 0,96]4 euro. Vanaf het elfde uur krijgen ze [4 2,26]4 euro voor elk uur dat bovenop het elfde uur komt]3.
De bedragen vermeld in deze paragraaf worden met 50 % verhoogd, indien het overeenkomstig artikel 73, § 2, gaat om een kind met een beperking of met bijzondere zorgbehoeften, voor zover die kinderen meer begeleiding en aandacht nodig hebben.
§ 2 [6 ...]6.
----------
(1)<BDG 2015-12-10/23, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(2)<BDG 2018-04-19/27, art. 29,1°-29,3°, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(3)<BDG 2018-04-19/27, art. 29,4°, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
(4)<BDG 2021-07-15/51, art. 25, 006; Inwerkingtreding : 01-10-2021>
(5)<BDG 2022-03-29/29, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2022>
(6)<BDG 2023-12-14/64, art. 75, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.136. <Opgeheven bij BDG 2018-04-19/27, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.137.De dienst voor onthaalouders betaalt aan de aangesloten onthaalouders die minstens tien uur per jaar aan de voortgezette opleidingen vermeld in artikel 125 hebben deelgenomen, een jaarlijks forfaitair bedrag [1 overeenkomstig de [3 ...]3 tabel vermeld in artikel 76, § 2, eerste lid]1.
[2 De dienst voor onthaalouders betaalt aan de aangesloten onthaalouders die aan de voortgezette opleidingen bedoeld in artikel 125 hebben deelgenomen, een reiskostenvergoeding waarvan het bedrag en de berekeningsregels overeenstemmen met die voor dienstverplaatsingen van ambtenaren van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap.]2
----------
(1)<BDG 2021-07-15/51, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<BDG 2022-12-22/31, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(3)<BDG 2023-12-14/64, art. 76, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Ondertitel 3. - Procedurebepalingen
----------
(1)
Hoofdstuk 1. - Toelating
Art.138.Wie een toelating als aangesloten onthaalouder wil krijgen, dient daartoe een aanvraag in bij de dienst voor onthaalouders.
Bij de aanvraag worden de volgende stukken en gegevens gevoegd :
1° de identiteit van de aanvrager;
2° een uitvoerige uiteenzetting van de redenen waarom betrokkene als aangesloten onthaalouder wil werken;
3° [2 de aangevraagde opvangcapaciteit]2;
4° de uitvoerige beschrijving van de opvangvoorziening;
5° de stukken vermeld in artikel 121;
6° in voorkomend geval, de afwijking van de bovenste leeftijdsgrens vermeld in artikel 122, § 2;
7° een verklaring dat de aanvrager voldoet aan de toepasselijke bepalingen van het decreet en van dit besluit, alsook, in het bijzonder, aan de toelatingsvoorwaarden vermeld in de artikelen 123 en 125;
8° de toestemming die alle meerderjarige bewoners van de ruimten waar opvang wordt aangeboden aan de inspectie geven om die ruimten overeenkomstig artikel 17, § 1, tweede lid, 4°, van het decreet tijdens de openingstijden te bezoeken;
9° [1 ...]1.
----------
(1)<BDG 2018-04-19/27, art. 32, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)<BDG 2023-12-14/64, art. 77, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.139.De dienst voor onthaalouders onderzoekt of de ingediende aanvraag om toelating volledig is en onderzoekt de bijgevoegde stukken. Indien de aanvraag volledig is, onderzoekt de dienst voor onthaalouders volgens de procedure vervat in artikel 58 of de aanvrager geschikt is.
De dienst voor onthaalouders beslist binnen 90 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, of de toelating wordt gegeven. [1 In de toelating worden de opvangcapaciteit en]1 het maximale aantal kinderen dat tegelijk mag worden opgevangen, vastgelegd. De beslissing is schriftelijk en gemotiveerd. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de toelating als geweigerd.
Het departement ontvangt een afschrift van de toelating.
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 78, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.140. De toelating is persoonlijk en kan niet worden overgedragen zonder dat een nieuwe aanvraag wordt ingediend.
Art.141.[1 - § 1 - De toelating blijft geldig tot de in artikel 122, § 1, vastgelegde bovenste leeftijdsgrens is bereikt.
Als overeenkomstig artikel 122, § 2, een afwijking van de vastgelegde bovenste leeftijdsgrens wordt toegestaan, wordt de overeenkomstig het eerste lid toegekende toelating verlengd voor de duur van de toegestane afwijking.
De aangesloten onthaalouder kan de kinderopvang pas na ontvangst van de toelating aanvangen.
§ 2 - In afwijking van paragraaf 1 kan de toelating in gemotiveerde uitzonderingsgevallen voor kortere duur toegekend worden.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 79, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.142. De aangesloten onthaalouders dienen de aanvraag om verlenging van de toelating ten vroegste zes maanden en ten laatste drie maanden voor het verstrijken van de geldigheid van de toelating bij de dienst voor onthaalouders in.
De aanvraag bevat de geactualiseerde stukken vermeld in artikel 138, tweede lid, 1°, 2°, 3°, 5° en 6°.
Art.143. § 1 - Tijdens de duur van de toelating delen de aangesloten onthaalouders elke wijziging van de gegevens vermeld in artikel 138, tweede lid, 4°, 5°, 6°, 8° en 9°, binnen 30 dagen schriftelijk mee aan de dienst voor onthaalouders.
§ 2 - Tijdens de duur van de toelating kan de dienst voor onthaalouders de aangesloten onthaalouders te allen tijde om een actuele stand van de gegevens vermeld in § 1 verzoeken.
Art.144. Wijzigingen van de gegevens vermeld in artikel 138, tweede lid, 3°, moeten vooraf worden goedgekeurd.
Daartoe dienen de aangesloten onthaalouders een individuele schriftelijke aanvraag bij de dienst voor onthaalouders in. De dienst voor onthaalouders beslist binnen 30 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, of de wijziging wordt goedgekeurd. De beslissing is schriftelijk en gemotiveerd. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de goedkeuring als geweigerd.
De aangesloten onthaalouder kan de wijzigingen pas na ontvangst van een toezegging uitvoeren.
Hoofdstuk 2. - Schorsing en intrekking van de toelating
Afdeling 1. - Schorsing van de toelating
Art.145. § 1 - Het departement of de inspectie maakt de dienst voor onthaalouders attent op alle gevallen waarin een aangesloten onthaalouder, volgens de informatie waarover het departement of de inspectie beschikt, zich vermoedelijk niet houdt aan één of meer verplichtingen vermeld in het decreet of in dit besluit.
§ 2 - Indien de dienst voor onthaalouders, na een aanwijzing in de zin van § 1 of op grond van welke andere aanwijzingen of inlichtingen dan ook, tot de slotsom komt dat de aangesloten onthaalouder één of meer verplichtingen vermeld in het decreet of in dit besluit niet naleeft, maant hij betrokkene aan om die verplichtingen binnen 30 dagen na te komen.
Op gemotiveerd verzoek kan de aangesloten onthaalouder, uiterlijk tien dagen voor het verstrijken van de in het eerste lid gestelde termijn, de dienst voor onthaalouders vragen om de termijn eenmaal met hoogstens 30 dagen te verlengen.
§ 3 - In dringende gevallen kan de dienst voor onthaalouders, op basis van een met bijzondere redenen omklede beslissing, een dadelijke aanpassing opleggen.
Art.146. § 1 - Indien de aangesloten onthaalouder na de aanmaning vermeld in artikel 145 de verplichtingen nog altijd niet nakomt, schorst de dienst voor onthaalouders de toelating.
Voor de schorsing deelt de dienst voor onthaalouders de betrokken aangesloten onthaalouder per aangetekende brief zijn voornemen mee. De aangesloten onthaalouder kan binnen zeven dagen, te rekenen vanaf de derde dag na toezending van dat voornemen, bij de dienst voor onthaalouders een verzoek indienen om te worden gehoord. Betrokkene wordt gehoord binnen 30 dagen na toezending van de aangetekende brief.
Binnen 15 dagen nadat betrokkene is gehoord, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de dienst voor onthaalouders of de toelating wordt geschorst en voor hoelang. De beslissing is schriftelijk en gemotiveerd.
Die beslissing wordt zo snel mogelijk aan de betrokken aangesloten onthaalouder bezorgd. Het departement ontvangt een afschrift van de beslissing.
§ 2 - Tijdens de schorsing van de toelating vangt de betrokken aangesloten onthaalouder geen nieuwe kinderen op.
Art.147.[1 - § 1 - In afwijking van de artikelen 145 en 146 kan de Minister een kinderopvangvoorziening wegens dringende noodzakelijkheid zonder voorafgaande aanmaning of hoorzitting voorlopig voor onbepaalde duur sluiten om een van de volgende redenen:
1° als dat in het belang is van de volksgezondheid;
2° als er ernstige aanwijzingen zijn dat het welzijn, de veiligheid of de gezondheid van de kinderen in gevaar is;
3° als er ernstige aanwijzingen zijn dat de toepasselijke bepalingen zwaar geschonden worden.
De Minister beslist op grond van een advies van de inspectie en bij een met bijzondere redenen omklede beslissing.
De voorlopige sluiting van de kinderopvangvoorziening heeft de schorsing van de toelating van de aangesloten onthaalouder tot gevolg en dit voor de duur van de voorlopige sluiting.
§ 2 - De Minister deelt zijn beslissing tot voorlopige sluiting zo snel mogelijk per e-mail of via een andere elektronische weg en op dezelfde dag per aangetekende brief mee aan de betrokken aangesloten onthaalouder. De aangesloten onthaalouder kan binnen drie dagen, te rekenen vanaf de derde dag na toezending van de beslissing, bij de Minister een verzoek indienen om te worden gehoord. De betrokkene wordt dan gehoord binnen tien dagen na toezending van de aangetekende brief. Het verzoek om te worden gehoord heeft geen opschortende werking.
Nadat de betrokkene is gehoord, wordt de beslissing tot voorlopige sluiting door de Minister bevestigd of opgeheven. De Minister deelt zijn beslissing zo snel mogelijk per e-mail of via een andere elektronische weg en op dezelfde dag per aangetekende brief mee aan de betrokken aangesloten onthaalouder. Indien er geen verzoek om te worden gehoord is ingediend binnen de termijn vermeld in het eerste lid, geldt de beslissing als bevestigd.
De dienst voor onthaalouders ontvangt een afschrift van de in deze paragraaf vermelde beslissingen en licht de personen belast met de opvoeding van de opgevangen kinderen persoonlijk in over de voorlopige sluiting van de kinderopvangvoorziening. De dienst voor onthaalouders waarborgt overeenkomstig artikel 66 in de mate van het mogelijke de continuïteit van de opvang van het kind.
§ 3 - Tegelijkertijd met de in § 2, tweede lid, vermelde bevestiging van de beslissing, dan wel, indien er geen verzoek om te worden gehoord is ingediend, na het verstrijken van de in § 2, eerste lid, vermelde termijn, deelt de Minister aan de betrokken aangesloten onthaalouder mee binnen welke termijn de omstandigheden die tot de voorlopige sluiting hebben geleid, moeten worden verholpen.
De in het eerste lid vermelde termijn om de omstandigheden die tot de voorlopige sluiting hebben geleid, te verhelpen, kan door de Minister worden verlengd.
Als de aangesloten onthaalouder de omstandigheden die tot de voorlopige sluiting hebben geleid, binnen de door de Minister vastgelegde termijn verhelpt, heft de Minister de voorlopige sluiting onmiddellijk op. Het departement licht de personen belast met de opvoeding van de opgevangen kinderen persoonlijk in over de heropening van de kinderopvangvoorziening.
De dienst voor onthaalouders ontvangt een afschrift van de in deze paragraaf vermelde beslissingen.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 80, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 2. - Intrekking van de toelating
Art.148.[1 Indien de aangesloten onthaalouder na het verstrijken van de duur van de schorsing vermeld in artikel 146 de verplichtingen nog altijd niet nakomt of indien de omstandigheden die tot de voorlopige sluiting hebben geleid na het verstrijken van de termijn vermeld in artikel 147, § 3, niet verholpen zijn, trekt de dienst voor onthaalouders de toelating in.]1
Voor de intrekking deelt de dienst voor onthaalouders de betrokken aangesloten onthaalouder per aangetekende brief zijn voornemen mee. De aangesloten onthaalouder kan binnen zeven dagen, te rekenen vanaf de derde dag na toezending van dat voornemen, bij de dienst voor onthaalouders een verzoek indienen om te worden gehoord. Betrokkene wordt gehoord binnen 30 dagen na toezending van de aangetekende brief.
Binnen dertig dagen nadat betrokkene is gehoord, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de dienst voor onthaalouders of de toelating wordt ingetrokken. De beslissing is schriftelijk en gemotiveerd.
Die beslissing wordt zo snel mogelijk aan de betrokken aangesloten onthaalouder bezorgd. Het departement ontvangt een afschrift van de beslissing. De dienst voor onthaalouders licht de personen belast met de opvoeding van de opgevangen kinderen persoonlijk in over de intrekking van de toelating.
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 81, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Hoofdstuk 3. - Beëindiging van de kinderopvang
Art.149.Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 147 heeft de in artikel 148 bedoelde intrekking van de toelating van een aangesloten onthaalouder tot gevolg dat de kinderopvang binnen 30 dagen wordt beëindigd.
Met de beëindiging van de kinderopvang wordt van rechtswege een einde gemaakt aan de overeenkomst die met toepassing van [1 artikel 60, § 1, derde lid]1, is gesloten.
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 82, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.150. § 1 - De aangesloten onthaalouders delen elke vrijwillige tijdelijke of definitieve stopzetting van hun activiteit die niet aan een intrekking van de toelating overeenkomstig artikel 148 te wijten is, schriftelijk mee aan de dienst voor onthaalouders. Een uitzondering daarop vormen vakantieperioden en feestdagen.
§ 2 - De definitieve stopzetting van de activiteit van de aangesloten onthaalouders heeft van rechtswege de intrekking van de toelating tot gevolg.
Met de definitieve stopzetting van de activiteit wordt de opvang van alle kinderen door de aangesloten onthaalouder beëindigd.
Art.151. De opvangcontracten die met toepassing van artikel 28 zijn gesloten, blijven door de intrekking van de toelating van de aangesloten onthaalouder resp. door de definitieve stopzetting van de activiteit onaangetast.
Indien de aangesloten onthaalouder de kinderopvang beëindigt, biedt de dienst voor onthaalouders de personen belast met de opvoeding zo snel mogelijk een nieuwe opvangmogelijkheid aan. Indien de persoon belast met de opvoeding het aanbod niet aanneemt of indien de dienst voor onthaalouders geen passende opvang kan aanbieden, wordt het opvangcontract vanaf de dag van de afmelding van rechtswege beëindigd.
Titel 4. [1 - Als huisarbeider werkende kinderbegeleiders]1
----------
(1)
Hoofdstuk 1.
Afdeling 1.
Art.152.[1 - De bepalingen van deze titel zijn uitsluitend als bijzondere verplichtingen overeenkomstig artikel 60, § 1, van toepassing op de dienst voor onthaalouders. Die dienst zorgt ervoor dat de bepalingen van deze titel worden nageleefd.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 83, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 2.
Art.153.[1 - Artikel 88, § 5, geldt mutatis mutandis ook voor de als huisarbeider werkende kinderbegeleiders.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 83, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.154.[1 - De artikelen 19 tot 22 gelden mutatis mutandis ook voor de als huisarbeider werkende kinderbegeleiders.
Bijkomend gelden volgende voorwaarden voor de inrichting van de ruimten:
1° de trappen zijn bij voorkeur uitgerust met gesloten treden en de toegang tot de trappen is beveiligd met traphekjes. Indien een trap niet uitgerust is met gesloten treden, mogen kinderen tot zes jaar die alleen in begeleiding van een volwassene gebruiken;
2° de bedden en wiegen beantwoorden aan de richtlijnen van de Minister;
3° eventuele zandbakken zijn zo afgedekt dat verontreiniging voorkomen wordt. Het zand wordt bij verontreiniging vervangen;
4° indien de als huisarbeider werkende kinderbegeleider huisdieren heeft, zijn de richtlijnen van de Minister van toepassing;
5° overeenkomstig de wet van 22 december 2009 betreffende een regeling voor rookvrije plaatsen en ter bescherming van de bevolking tegen tabaksrook is het verboden in de slaap- en opvangruimten te roken.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 83, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.155.[1 - § 1 - De als huisarbeider werkende kinderbegeleiders vangen de kinderen altijd zelf op.
§ 2 - In afspraak met de dienst voor onthaalouders kunnen als huisarbeider werkende kinderbegeleiders onder hun verantwoordelijkheid stagiairs opnemen.
De stagiair kan de als huisarbeider werkende kinderbegeleiders niet vervangen.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 83, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 2.1
Art. 155.1.
<Opgeheven bij BDG 2023-12-14/64, art. 83, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 3.
Art.156.[1 - De dienst voor onthaalouders beveelt de als huisarbeider werkende kinderbegeleiders aan om hun eigen kinderen overeenkomstig de richtlijnen van het centrum voor de gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren te laten inenten.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 83, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.157.[1 - De dienst voor onthaalouders zorgt ervoor dat alle meerderjarige bewoners van de ruimten waar de als huisarbeider werkende kinderbegeleiders opvang aanbieden, voordat de activiteit van de als huisarbeider werkende kinderbegeleiders van start gaat, aan de inspectie toestemming hebben geven om die ruimten overeenkomstig artikel 17, § 1, tweede lid, 4°, van het decreet tijdens de openingstijden te bezoeken.
Gedurende hun activiteit delen de als huisarbeider werkende kinderbegeleiders elke wijziging van de gegevens vermeld in het eerste lid binnen dertig dagen schriftelijk mee aan de dienst voor onthaalouders.
Tijdens de duur van de activiteit kan de dienst voor onthaalouders de als huisarbeider werkende kinderbegeleiders te allen tijde om een actuele stand van de gegevens vermeld in het eerste lid verzoeken.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 83, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 157.1.
<Opgeheven bij BDG 2023-12-14/64, art. 83, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.158.[1 - De dienst voor onthaalouders legt een opvangcapaciteit vast voor elke als huisarbeider werkende kinderbegeleider.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 83, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 4.
Art.159.[1 - § 1 - De Minister kan een kinderopvangvoorziening wegens dringende noodzakelijkheid zonder voorafgaande aanmaning of hoorzitting voorlopig voor onbepaalde duur sluiten om een van de volgende redenen:
1° als dat in het belang is van de volksgezondheid;
2° als er ernstige aanwijzingen zijn dat het welzijn, de veiligheid of de gezondheid van de kinderen in gevaar is;
3° als er ernstige aanwijzingen zijn dat de toepasselijke bepalingen zwaar geschonden worden.
De Minister beslist op grond van een advies van de inspectie en bij een met bijzondere redenen omklede beslissing.
§ 2 - De Minister deelt zijn beslissing tot voorlopige sluiting zo snel mogelijk per e-mail of via een andere elektronische weg en op dezelfde dag per aangetekende brief mee aan de betrokken als huisarbeider werkende kinderbegeleider. De als huisarbeider werkende kinderbegeleider kan binnen drie dagen, te rekenen vanaf de derde dag na toezending van de beslissing, bij de Minister een verzoek indienen om te worden gehoord. De betrokkene wordt dan gehoord binnen tien dagen na toezending van de aangetekende brief. Het verzoek om te worden gehoord heeft geen opschortende werking.
Nadat de betrokkene is gehoord, wordt de beslissing tot voorlopige sluiting door de Minister bevestigd of opgeheven. De Minister deelt zijn beslissing zo snel mogelijk per e-mail of via een andere elektronische weg en op dezelfde dag per aangetekende brief mee aan de betrokken als huisarbeider werkende kinderbegeleider. Indien er geen verzoek om te worden gehoord is ingediend binnen de termijn vermeld in het eerste lid, geldt de beslissing als bevestigd.
De dienst voor onthaalouders ontvangt een afschrift van de in deze paragraaf vermelde beslissingen en licht de personen belast met de opvoeding van de opgevangen kinderen persoonlijk in over de voorlopige sluiting van de kinderopvangvoorziening. De dienst voor onthaalouders waarborgt overeenkomstig artikel 66 in de mate van het mogelijke de continuïteit van de opvang van het kind.
§ 3 - Tegelijkertijd met de in § 2, tweede lid, vermelde bevestiging van de beslissing, dan wel, indien er geen verzoek om te worden gehoord is ingediend, na het verstrijken van de in § 2, eerste lid, vermelde termijn, deelt de Minister aan de betrokken als huisarbeider werkende kinderbegeleider mee binnen welke termijn de omstandigheden die tot de voorlopige sluiting hebben geleid, moeten worden verholpen.
De in het eerste lid vermelde termijn om de omstandigheden die tot de voorlopige sluiting hebben geleid, te verhelpen, kan door de Minister worden verlengd.
Als de als huisarbeider werkende kinderbegeleider de omstandigheden die tot de voorlopige sluiting hebben geleid, binnen de door de Minister vastgelegde termijn verhelpt, heft de Minister de voorlopige sluiting onmiddellijk op. Het departement licht de personen belast met de opvoeding van de opgevangen kinderen persoonlijk in over de heropening van de kinderopvangvoorziening.
De dienst voor onthaalouders ontvangt een afschrift van de in deze paragraaf vermelde beslissingen.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 83, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.160.[1 § 1 - De volgende personeelskosten van de centra voor kinderopvang kunnen gesubsidieerd worden:
1° één VTE-betrekking voor de leiding vermeld in artikel 156;
2° één VTE-betrekking voor de pedagogische begeleiding vermeld in artikel 157;
3° één VTE-betrekking voor administratieve assistentie.
De vakkrachten vermeld in het eerste lid beschikken over volgende diploma's:
1° voor de vakkrachten vermeld in de bepalingen onder 1° en 2°: masterdiploma of een daarmee gelijkgesteld diploma;
2° voor de vakkracht vermeld in de bepaling onder 3°: bachelordiploma of een daarmee gelijkgesteld diploma.]1
[2 § 2 [5 De volgende personeelskosten van de centra voor kinderopvang kunnen gesubsidieerd worden: vijf VTE-betrekkingen voor dienstleidingen.]5
De vakkrachten vermeld in het eerste lid beschikken over een bachelor- of masterdiploma of een daarmee gelijkgesteld diploma.]2
[3 § 3 - De personeelskosten van de centra voor kinderopvang ten belope van één VTE-betrekking voor een project- en uitbreidingsmanager kunnen gesubsidieerd worden.
De vakkracht vermeld in het eerste lid beschikt over een bachelor- of masterdiploma of een daarmee gelijkgesteld diploma.]3
[1 § 4 - De volgende personeelskosten van de centra voor kinderopvang kunnen gesubsidieerd worden:
1° [5 ...]5
2° [5 ...]5
3° 0,5 VTE-betrekking voor een medewerker voor informatietechniek;
4° [5 vijf VTE-betrekkingen voor de boekhouding, de loonboekhouding en het personeelsbeheer]5;
5° één VTE-betrekking voor een hulpboekhouder;
6° één VTE-betrekking voor een opsteller voor het webportaal;
7° één VTE-betrekking voor een opsteller voor de planning van de opvang van de locaties voor buitenschoolse opvang;
8° 0,75 VTE-betrekking voor een opsteller voor risicopreventie;
9° 0,25 VTE-betrekking voor een opsteller per crèche;
10° één VTE-betrekking voor een conciërge [5 en een poetsmedewerker]5 voor de locaties voor buitenschoolse opvang en het centrum voor kinderopvang.
[5 11° twee VTE-betrekkingen voor sociaal-pedagogisch geschoold personeel voor de in artikel 155.1 vermelde adviesverlening en begeleiding die wordt geboden aan de zelfstandige onthaalouders en mede-onthaalouders.]5
De vakkrachten vermeld in het eerste lid beschikken over volgende diploma's:
1° voor de [5 vakkracht vermeld in de bepaling onder 3°]5: bachelor- of masterdiploma of een daarmee gelijkgesteld diploma;
2° voor [5 drie van de vakkrachten]5 vermeld in de bepaling onder 4°: bachelordiploma of een daarmee gelijkgesteld diploma;
[5 2.1 voor twee van de vakkrachten vermeld in de bepaling onder 4°: bachelor- of masterdiploma of een daarmee gelijkgesteld diploma;5
3° voor de vakkracht vermeld in de bepaling onder 5°: diploma van boekhouder klasse 2, overeenkomstig het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid" of een daarmee gelijkgesteld diploma;
4° voor de vakkrachten vermeld in de bepalingen onder 6° tot 9°: een diploma van opsteller overeenkomstig het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid" of een daarmee gelijkgesteld diploma;
5° voor de vakkracht vermeld in de bepaling onder 10°: diploma van geschoold onderhoudswerkman of eerste geschoold werkman overeenkomstig het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid" of een daarmee gelijkgesteld diploma[5 ;]5]1
[5 6° voor de vakkrachten vermeld in de bepaling onder 11°: een bachelordiploma op het gebied van sociaal werk, sanitaire en verpleegkundige wetenschappen, pedagogie, psychologie, opvoedingswetenschappen, vormingswetenschappen of een daarmee gelijkgesteld diploma.]5
[4 § 5 - De volgende personeelskosten van de centra voor kinderopvang kunnen gesubsidieerd worden:
1° één VTE-betrekking voor een medewerker voor klantenservice, communicatie en klachtenmanagement;
2° 0,5 VTE-betrekking voor een medewerker voor logistiek.
De vakkrachten vermeld in het eerste lid beschikken over een bachelor- of masterdiploma of een daarmee gelijkgesteld diploma.]4
[2 § 6 - De betrekkingen vermeld in § § 1 tot 5 kunnen elk door een of meer personeelsleden worden vervuld.
§ 7 - Voor de subsidiëring van de personeelskosten wordt het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid" toegepast.
In afwijking van artikel 5, eerste lid, van het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid" wordt alleen rekening gehouden met de kosten van personeelsleden die houder zijn van de in de § § 1 tot 5 vastgelegde diploma's.
In afwijking van het tweede lid van dit artikel en in afwijking van artikel 5, tweede lid, van het besluit van de Regering van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid" kan de Minister de subsidiëring uitbreiden tot houders van andere kwalificaties als zij een voor de beoogde functie buitengewoon nuttige beroepservaring of bijzondere opleiding kunnen bewijzen. De Minister beslist na een advies van het departement binnen zestig dagen na ontvangst van de volledige schriftelijke aanvraag. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.
Indien in het kader van tewerkstellingsmaatregelen subsidies worden verkregen, worden die subsidies afgetrokken.]2
----------
(1)<BDG 2021-07-15/51, art. 28,1°,4°, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(2)<BDG 2021-07-15/51, art. 28,2°,6°, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(3)<BDG 2021-07-15/51, art. 28,3°, 006; Inwerkingtreding : 19-06-2020>
(4)<BDG 2021-07-15/51, art. 28,5°, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(5)<BDG 2022-12-22/31, art. 8, 009; Inwerkingtreding : 01-10-2022>
<BDG 2022-12-22/31, art. 8, 009; Inwerkingtreding : 01-11-2022>
Art. 160.1. [1 Voor de organisatie van voortgezette opleidingen kunnen de centra voor kinderopvang een jaarlijks forfaitair bedrag van hoogstens 8.615,74 euro ontvangen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2021-07-15/51, art. 29, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 160.2. [1 Voor de aankoop van informaticadiensten kunnen de centra voor kinderopvang een jaarlijks forfaitair bedrag van hoogstens 17.231,48 euro ontvangen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2021-07-15/51, art. 30, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art. 160.3. [1 Voor een beperkte periode kunnen de centra voor kinderopvang subsidie krijgen voor de financiering van een bedrijfsconsulting.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2021-07-15/51, art. 31, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art. 160.4. [1 Voor een beperkte periode kunnen de centra voor kinderopvang, onder de door de Minister bepaalde voorwaarden, een subsidie krijgen om een tekort aan te zuiveren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2021-07-15/51, art. 32, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art.161. Het centrum voor kinderopvang dient de trimestriële bewijzen voor de subsidiëring ten laatste zes weken na het einde van het betrokken trimester bij het departement in.
Indien de trimestriële bewijzen te laat worden ingediend, kan bij één maand vertraging 5 % van de subsidie en bij twee of meer maanden vertraging 10 % van de subsidie ingehouden worden.
Art.162. Met behoud van de toepassing van artikel 159 kent de Minister, op aanvraag van het centrum voor kinderopvang, de subsidies vermeld in deze afdeling toe, na voorafgaand onderzoek door het departement. De subsidieaanvragen worden bij het departement ingediend, samen met de eventueel noodzakelijke bewijzen.
Hoofdstuk 2. - Procedurebepalingen
Afdeling 1. - Erkenning
Art.163. Dienstverrichters die een erkenning als centrum voor kinderopvang willen krijgen, dienen een aanvraag in bij het departement.
Bij de aanvraag worden de volgende stukken en gegevens gevoegd :
1° de identiteit van de aanvrager;
2° de statuten van de rechtspersoon;
3° het bewijs dat, met inachtneming van de bepalingen van titel 2 en titel 3, de volgende diensten worden aangeboden :
a) minstens één dienst voor onthaalouders;
b) minstens één crèche;
c) minstens één locatie voor buitenschoolse opvang;
4° een concept voor de coördinatie van de verschillende diensten van het centrum.
Art.164. § 1 - Het departement onderzoekt of de ingediende aanvraag volledig is en onderzoekt de bijgevoegde stukken.
Binnen 90 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement op basis van zijn bevindingen een advies op en zendt het over aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een negatief advies.
Binnen 60 dagen na ontvangst van het advies van het centrum, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de erkenning wordt toegekend. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de erkenning als geweigerd.
§ 2 - Indien de erkenning geweigerd wordt, kan de aanvrager beroep instellen bij de Regering.
De aanvrager zendt het met redenen omklede beroep, samen met alle relevante stukken, per aangetekende brief of per brief met ontvangstbevestiging aan de Regering en dit binnen 15 dagen na ontvangst van de weigering van de aanvraag, respectievelijk na het verstrijken van de termijn vermeld in § 1.
De Regering licht het departement en de inspectie over het beroep in. Deze bezorgen de Regering binnen een door haar gestelde termijn het administratief dossier en delen haar elk een standpunt mee.
De Regering beslist binnen 90 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van het beroep, of de erkenning wordt toegekend. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de erkenning als geweigerd.
Art.165. De erkenning wordt voor onbepaalde duur verleend.
De aanvrager mag het centrum voor kinderopvang pas openen als hij de erkenning heeft ontvangen.
Afdeling 2. - Schorsing en intrekking van de erkenning
Art.166. De artikelen 49 tot 54 gelden mutatis mutandis ook voor de centra voor kinderopvang.
Afdeling 3. - Beëindiging van de kinderopvang
Art.167. De artikelen 55 tot 57 gelden mutatis mutandis ook voor de centra voor kinderopvang.
Titel 5. - Initiatieven voor occasionele kinderopvang
Ondertitel 1. - Inhoudelijke bepalingen
Hoofdstuk 1. - Erkenningsvoorwaarden
Afdeling 1. - Organiserende instantie
Art.168. Uitsluitend rechtspersonen zonder winstoogmerk worden als organiserende instantie van één of meer initiatieven voor occasionele kinderopvang erkend.
Afdeling 2. - Bepalingen inzake persoonsgegevens
Art.169. De initiatieven voor occasionele kinderopvang stellen de personen die werkzaam zijn in de kinderopvang en die van hen een opdracht hebben kregen, alsook de hoofdverantwoordelijke en diens plaatsvervanger jaarlijks een voor hen kosteloos opleidingsaanbod ter beschikking.
Art.170. De artikelen 12 en 13 gelden mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang.
Afdeling 3. - Opvangconcept
Art.171.Het initiatief voor occasionele kinderopvang werkt een opvangconcept uit.
Het opvangconcept bevat minstens :
1° de doelstellingen van het aanbod;
2° de pedagogische principes;
3° de manier waarop samengewerkt wordt met de personen belast met de opvoeding;
4° de manier waarop samengewerkt wordt met andere diensten;
5° de manier waarop samengewerkt wordt met vrijwilligers;
6° de manier waarop personen geschikt worden bevonden om als begeleider in een initiatief voor occasionele kinderopvang te worden toegelaten;
7° de maatregelen inzake gezondheidspromotie;
8° de informatie over het klachtenbeheer;
9° de openingstijden en de manier waarop contact kan worden opgenomen met de dienst;
10° de procedurerichtlijnen bij vermoeden of vaststelling van kindermishandeling, kindermisbruik en/of kinderverwaarlozing, besmettelijke ziekten, aanhoudende gedragsstoornissen, vermoeden of vaststelling van ontwikkelingsachterstand, alsook de procedurerichtlijnen voor de omgang met kinderen met een [1 beperking of psychische stoornis]1.
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 84, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 4. - Huishoudelijk reglement
Art.172. Artikel 16 geldt mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang.
Afdeling 5. - Verzekeringen
Art.173. Artikel 17 geldt mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang.
Hoofdstuk 2. - Inrichting van de ruimten
Art.174.§ 1 - De artikelen 19 tot 22 gelden mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang.
§ 2 - Bijkomend gelden volgende voorwaarden voor de inrichting van de ruimten :
1° de trappen zijn uitgerust met gesloten treden en de toegang tot de trappen is beveiligd met traphekjes. De trappen zijn uitgerust met een dubbele handlijst, één op kinderhoogte en één op volwassenenhoogte. Indien dat ontbreekt, mogen de trappen alleen onder begeleiding van volwassenen gebruikt worden;
2° in alle ruimten die voor de kinderen toegankelijk zijn, is de vloerbekleding antislip. Er worden geen vloerkleden gebruikt;
3° de verzorgingsruimte is uitgerust met voldoende wastafels en verzorgingstafels en met toiletten en handwastafels die aan de leeftijd van de kinderen zijn aangepast;
[1 4° de bedden en wiegen beantwoorden aan de richtlijnen van de Minister]1 [2 ;]2
[2 5° de veiligheid van de ruimten wordt in het bijzonder bewezen door een gunstig brandveiligheidsadvies van de bevoegde brandweercommandant.]2
----------
(1)<BDG 2018-04-19/27, art. 34, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)<BDG 2023-12-14/64, art. 85, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Hoofdstuk 3. - Verplichtingen
Afdeling 1. - Erkenningsvoorwaarden en inrichting van de ruimten
Art.175. Na hun erkenning blijven de initiatieven voor occasionele kinderopvang voldoen aan de erkenningsvoorwaarden die in het decreet of in deze titel worden vermeld en blijven ze voldoen aan de voorgeschreven inrichting van de ruimten.
Afdeling 2. - Algemene verplichtingen
Art.176. Het initiatief voor occasionele kinderopvang is minstens twee uur en hoogstens vier uur per dag open. De opvang wordt minstens één dag om de twee weken en hoogstens vier dagen per week aangeboden.
Art.177. § 1 - Het maximale aantal opvangdagen ligt voor elk kind bij 90 per jaar.
§ 2 - In afwijking van § 1 kan het initiatief voor occasionele kinderopvang een gemotiveerde en in de tijd beperkte afwijking aanvragen voor één of meer kinderen.
Daartoe dient het initiatief voor occasionele kinderopvang een individuele schriftelijke aanvraag bij het departement in. Binnen zestig dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement een advies op en zendt het over aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een negatief advies.
Binnen dertig dagen na ontvangst van het advies van het departement, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de afwijking wordt toegestaan en voor hoelang. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.
Art.178.§ 1 - Het initiatief voor occasionele kinderopvang vertrouwt de kinderopvang uitsluitend toe aan toegelaten begeleiders van occasionele kinderopvang. Hij sluit hiervoor een schriftelijke overeenkomst met hen.
§ 2 - Wie een toelating als begeleider van occasionele kinderopvang wil krijgen, moet minstens aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° ten minste 18 en ten hoogste 65 jaar oud zijn;
2° geschikt zijn om met kinderen om te gaan;
3° bereid zijn om zijn opvattingen en kennis inzake kinderopvang verder te ontwikkelen [2 .]2
4° [2 ...]2.
§ 3 - In afwijking van § 2, 1°, kan het initiatief voor occasionele kinderopvang een afwijking van de bovenste leeftijdsgrens van een begeleider van occasionele kinderopvang aanvragen.
[1 Daartoe dient het initiatief voor occasionele kinderopvang een individuele schriftelijke aanvraag bij het departement in en voegt het daarbij een positief medisch attest dat niet ouder is dan twee maanden, dat bekrachtigt dat de gezondheidstoestand van betrokkene hem toelaat voor kinderen te zorgen en dat hij geen tekenen van fysiek of psychisch lijden of geen fysieke of psychische beperkingen vertoont die een gevaar voor de gezondheid van de opgevangen kinderen kunnen betekenen. Binnen 90 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement een advies op en zendt het over aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een negatief advies]1.
Binnen dertig dagen na ontvangst van het advies van het departement, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de afwijking wordt toegestaan en voor hoelang. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.
De duur van de afwijking is in elk geval beperkt tot hoogstens twee jaar en kan verlengd worden.
----------
(1)<BDG 2018-04-19/27, art. 35, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)<BDG 2023-12-14/64, art. 86, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.179.§ 1 - Het initiatief voor occasionele kinderopvang beschikt minstens over het aantal toegelaten begeleiders voor occasionele kinderopvang bepaald in de volgende [1 ...]1 tabel :
Aantal gelijktijdig aanwezige kinderen | Aantal aanwezige begeleiders van de occasionele kinderopvang |
1-5 | 1 |
6-10 | 2 |
11-15 | 3 |
16-20 | 4 |
21-25 | 5 |
26-30 | 6 |
§ 2 - De begeleiders van de occasionele kinderopvang kunnen zowel medewerkers met een arbeidsovereenkomst als vrijwillige medewerkers zijn.
§ 3 - In gemotiveerde uitzonderingsgevallen kan de Minister aan het initiatief voor occasionele kinderopvang een termijn toekennen waarbinnen het aan de normen vermeld in § 1 moet voldoen. De Minister beslist na een advies van het departement binnen 60 dagen na ontvangst van de volledige schriftelijke aanvraag. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de aanvraag als geweigerd.
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 87, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.180.§ 1 - [2 Het initiatief voor occasionele kinderopvang bepaalt een hoofdverantwoordelijke die minstens voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 178, § 2.
Artikel 88, § 5, geldt mutatis mutandis voor de hoofdverantwoordelijke van het initiatief voor occasionele kinderopvang.]2
§ 2 - De hoofdverantwoordelijke heeft in het bijzonder tot taak :
1° het pedagogisch concept in praktijk te brengen, samen met het team;
2° de begeleiders van occasionele kinderopvang te begeleiden en hen instructies te geven;
3° voor het dagelijks bestuur te zorgen;
4° als officieel aanspreekpunt te fungeren voor de personen belast met de opvoeding of voor overheidsinstanties;
5° de toelating als begeleider van occasionele kinderopvang te geven, na te hebben onderzocht of betrokkene voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 178, § 2, met inachtneming van de procedure vermeld in artikel 171, tweede lid, 6°.
De hoofdverantwoordelijke is in principe elke opvangdag bereikbaar en kan ook in de kinderopvang werkzaam zijn.
§ 3 - Het initiatief voor occasionele kinderopvang wijst een plaatsvervanger voor de hoofdverantwoordelijke aan die minstens voldoet aan de voorwaarden gesteld in § 1, eerste lid [2 ...]2.
Indien de hoofdverantwoordelijke afwezig is, neemt diens plaatsvervanger de taken vermeld in § 2, eerste lid, 1° tot 4°, op zich.
----------
(1)<BDG 2018-04-19/27, art. 36, 005; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)<BDG 2023-12-14/64, art. 88, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.181. <Opgeheven bij BDG 2023-12-14/64, art. 89, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 3. - Opvangconcept
Art.182. Artikel 24 geldt mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang.
Afdeling 4. - Huishoudelijk reglement
Art.183. Artikel 25 geldt mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang.
Afdeling 5. - Samenwerking met de personen belast met de opvoeding
Art.184. § 1 - Het initiatief voor occasionele kinderopvang sluit voor het begin van de opvang een schriftelijk opvangcontract met de personen belast met de opvoeding.
De opvang begint pas nadat het opvangcontract door alle partijen is ondertekend.
§ 2 - Onder voorbehoud van de toepassing van § 1 kunnen de personen belast met de opvoeding gebruik maken van het initiatief voor occasionele kinderopvang zonder hun kind vooraf aan te melden.
Art.185. Het initiatief voor occasionele kinderopvang deelt de sluitingsdagen tijdig mee aan de personen belast met de opvoeding.
Art.186.[1 Artikel 26, artikel 28.1 en de artikelen 30 tot 31]1 gelden mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang.
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 90, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 6. - Brandveiligheid
Art.187. Artikel 32 geldt mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang.
Afdeling 7. - Rapportering
Art.188. Het initiatief voor occasionele kinderopvang dient jaarlijks, behalve in het eerste jaar van de opvang, uiterlijk op 1 februari een overzichtslijst in met het personeel dat in het vorige kalenderjaar werkelijk beschikbaar was.
Deze overzichtslijst bevat de volgende gegevens over alle personeelsleden afzonderlijk : naam, geboortedatum, diploma resp. kwalificatie, functie, indiensttreding, effectieve dienstanciënniteit, arbeidsregeling.
Art.189. § 1 - Het initiatief voor occasionele kinderopvang dient jaarlijks, behalve in het eerste jaar van de opvang, uiterlijk op 1 april een activiteitenverslag over het vorige kalenderjaar in bij het departement.
Het activiteitenverslag bevat :
1° het aantal openingsdagen en de openingstijden;
2° het totaal aantal aanwezigheden;
3° het totaal aantal van de gemiddelde aanwezigheden;
4° de analyse en de evaluatie van de activiteiten;
5° een overzicht van de bezochte voortgezette opleidingen.
§ 2 - Artikel 34, §§ 2 tot 3, geldt mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang.
Art.190. Artikel 35 geldt mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang.
Hoofdstuk 4. - Subsidiëring
Art.191. Onder voorbehoud van de toepassing van een beheerscontract als bedoeld in artikel 13 van het decreet kunnen erkende initiatieven voor occasionele kinderopvang, binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk subsidie krijgen.
Art.192. Om gesubsidieerd te kunnen worden, hanteert het initiatief voor occasionele kinderopvang een kostenbijdrage voor de gebruikers en een sociaal tarief voor gezinnen met een laag inkomen.
Art.193.[1 - Voor de organisatie van het initiatief voor occasionele kinderopvang krijgt de organiserende instantie een forfaitair bedrag van 76,50 euro per openingsdag en een aanvullend forfaitair bedrag van 5,10 euro per aanwezig kind, waarbij voor elk van die bedragen als voorwaarde geldt dat gemiddeld genomen over het kalenderjaar minstens vijf kinderen aanwezig zijn. De gemiddelde aanwezigheid wordt berekend door het totaal aantal aanwezige kinderen door het aantal openingsdagen per kalenderjaar te delen.
In afwijking van het eerste lid worden de daarin vermelde forfaitaire bedragen per openingsdag verlaagd tot 6,00 euro, als de organiserende instantie een personeelssubsidie krijgt overeenkomstig het decreet van 5 mei 2014 tot erkenning en ondersteuning van sociale trefpunten of overeenkomstig het besluit van 22 juni 2001 tot vaststelling van de berekeningsgrondslagen voor de subsidiëring van de personeelskosten in de sectoren "sociale aangelegenheden" en "gezondheid".]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 91, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.194. Uiterlijk op 1 april van het jaar na het activiteitenjaar vraagt de organiserende instantie de in artikel 193 bedoelde subsidie bij het departement aan.
Art.195. Met behoud van de toepassing van artikel 191 kent de Minister, op aanvraag van het initiatief voor occasionele kinderopvang, de subsidies vermeld in dit hoofdstuk toe, na voorafgaand onderzoek door het departement. De subsidieaanvragen worden bij het departement ingediend, samen met de eventueel noodzakelijke bewijzen.
Ondertitel 2. - Procedurebepalingen
Hoofdstuk 1. - Erkenning
Art.196.Om een voorlopige erkenning te krijgen, dient de organiserende instantie daartoe een aanvraag in bij het departement.
Bij de aanvraag worden de volgende stukken en gegevens gevoegd :
1° de identiteit van de aanvrager;
2° de statuten van de rechtspersoon;
3° het bewijs van de behoefte aan opvang;
4° de aangevraagde opvangcapaciteit;
5° het financieringsconcept;
6° de vastlegging van de ouderbijdragen;
7° de beschrijving van de [1 ruimten]1;
8° de functiebeschrijving van het personeel;
9° de identiteit en de kwalificatie van de personen belast met de begeleiding van de kinderen, van de hoofdverantwoordelijke en van diens plaatsvervanger;
10° het model van de overeenkomst tussen het initiatief voor occasionele kinderopvang en de begeleiders van occasionele kinderopvang, met vermelding van de verplichtingen vervat in de artikelen 169 en 170;
11° de manier waarop kandidaten die een toelating als begeleider van occasionele kinderopvang aanvragen, geschikt worden bevonden;
12° het opvangconcept vermeld in artikel 171;
13° het huishoudelijk reglement vermeld in artikel 172;
14° het bewijs dat de verzekeringen vermeld in artikel 173 afgesloten zijn;
15° het model van het opvangcontract tussen het initiatief voor occasionele kinderopvang en de personen belast met de opvoeding;
16° [1 ...]1;
17° het gunstige advies van de GAK van de gemeente waar het initiatief voor occasionele kinderopvang zou worden gevestigd, gegeven overeenkomstig artikel 9, § 2. Indien het aanbod zich tot de bevolking van meerdere gemeenten richt, wordt een advies ingediend door elke bevoegde GAK van de betrokken gemeenten.
[1 Indien het gaat om de voorlopige erkenning van een initiatief voor occasionele kinderopvang dat overeenkomstig artikel 7, tweede en derde lid, van het decreet of overeenkomstig andere bepalingen van dit besluit ertoe verplicht is de veiligheid van de ruimten van zijn kinderopvangvoorzieningen te bewijzen met een gunstig brandveiligheidsadvies van de bevoegde brandweercommandant, moet dat advies over de brandveiligheid van de ruimten waar de kinderopvang plaatsvindt, dat niet ouder mag zijn dan twee maanden, ook worden ingediend.]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 92, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.197.§ 1 - Tijdens de duur van de voorlopige resp. definitieve erkenning delen de initiatieven voor occasionele kinderopvang elke wijziging van de gegevens vermeld in artikel 196, tweede lid, 1°, 2°, 3°, 5°, 8°, 13°, [1 en 14°, en derde lid]1, binnen 30 dagen schriftelijk mee aan het departement.
§ 2 - Tijdens de duur van de voorlopige resp. definitieve erkenning kan het departement de initiatieven voor occasionele kinderopvang te allen tijde om een actuele stand van de gegevens vermeld in § 1 verzoeken.
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 93, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.198. Wijzigingen van de gegevens vermeld in artikel 196, tweede lid, 4°, 6°, 7°, 10°, 11°, 12° en 15°, moeten vooraf worden goedgekeurd.
Daartoe dienen de initiatieven voor occasionele kinderopvang een individuele schriftelijke aanvraag bij het departement in. Binnen 60 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de volledige aanvraag, stelt het departement een advies op en zendt het over aan de Minister. Indien binnen die termijn geen advies wordt verstrekt, wordt dit beschouwd als een negatief advies.
Binnen dertig dagen na ontvangst van het advies van het departement, respectievelijk na het verstrijken van de in het tweede lid vermelde termijn, beslist de Minister of de wijziging wordt goedgekeurd. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, geldt de goedkeuring als geweigerd.
Het initiatief voor occasionele kinderopvang kan de wijzigingen pas na ontvangst van een toezegging uitvoeren.
Art.199. De artikelen 38 tot 41 en de artikelen 44 tot 46 gelden mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang.
Hoofdstuk 2. - Schorsing en intrekking van de erkenning
Art.200. De artikelen 49 tot 54 gelden mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang.
Hoofdstuk 3. - Beëindiging van de kinderopvang
Art.201. De artikelen 55 tot 57 gelden mutatis mutandis ook voor de initiatieven voor occasionele kinderopvang.
Titel 6. - Lokale projecten voor kinderopvang
Art.202. Met inachtneming van de bepalingen van het decreet kan het tekort aan kinderopvang dat de bestaande opvangvormen niet kunnen wegwerken, ondervangen worden via tijdelijke en lokale projecten.
De taakomschrijving en de financiering van die projecten worden geregeld in een overeenkomst tussen de dienstverrichter en de Regering.
Titel 7. - Slotbepalingen
Art.203. Het besluit van de Regering van 18 januari 2007 betreffende de kinderopvang, gewijzigd bij het besluit van 24 juni 2010, wordt opgeheven.
Art.204. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 205 geldt het volgende voor de dienstverrichters en de in de kinderopvang werkzame personen die op grond van het besluit van de Regering van 18 januari 2007 betreffende de kinderopvang erkend zijn :
1° de diensten voor onthaalouders, crèches, locaties voor buitenschoolse opvang en centra voor kinderopvang worden voor de toepassing van dit besluit als erkend beschouwd. De bestaande erkenningen zijn erkenningen voor onbepaalde duur;
2° de onthaalouders worden aangesloten onthaalouders en worden voor de toepassing van dit besluit als onthaalouders met een toelating beschouwd. De bestaande erkenningen worden als toelatingen beschouwd voor de duur die in de erkenningen van de betrokken onthaalouders is vastgelegd.
Art.205.De dienstverrichters en de personen die werkzaam zijn in de kinderopvang hebben vanaf de inwerkingtreding van dit besluit [2 36]2 maanden de tijd om eventueel de nodige aanpassingen door te voeren en zo aan de voorschriften van dit besluit te voldoen.
[1 In afwijking van het eerste lid hebben de centra voor kinderopvang die op 1 september 2015 al erkend waren, tot 1 januari 2016 de tijd om eventueel de nodige aanpassingen door te voeren en zo aan artikel 157.1 te voldoen.]1
[3 In afwijking van het eerste lid hebben de dienstverrichters vanaf 1 januari 2018 [4 [5 tot 31 december 2023]5]4 de tijd om eventueel de nodige aanpassingen door te voeren en zo aan artikel 83, § § 1 en 2, te voldoen.]3
In afwijking van het eerste lid hebben de dienstverrichters vanaf de inwerkingtreding van dit besluit vier jaar de tijd om eventueel de nodige aanpassingen door te voeren en zo aan artikel 158 te voldoen.
----------
(1)<BDG 2015-09-03/28, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<BDG 2017-01-19/17, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(3)<BDG 2018-04-19/27, art. 37, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(4)<BDG 2021-07-15/51, art. 33, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(5)<BDG 2023-12-14/64, art. 94, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 205.1. [1 In afwijking van artikel 113 ontvangen de locaties voor buitenschoolse opvang die op 1 januari 2015 al erkend zijn en niet aan de voorwaarden gesteld in de artikelen 114 en 115 voldoen, nog gedurende hoogstens 24 maanden subsidies voor een 1/3-dagopvang van 2,25 euro per opgevangen kind, met een maximumbedrag van 16.000 euro per locatie voor buitenschoolse opvang. De locaties voor buitenschoolse opvang die dat vaste bedrag willen ontvangen, verplichten zich schriftelijk ertoe tegen 31 december 2016 aan de vermelde voorwaarden te voldoen. Indien ze tegen die datum nog altijd niet aan de vermelde voorwaarden voldoen, worden ze vanaf 1 januari 2017 niet langer gesubsidieerd.
In afwijking van artikel 113 ontvangen de projecten die in het kader van het Fonds voor collectieve uitrustingen en diensten gesubsidieerd werden, maar op 1 januari 2015 niet als locatie voor buitenschoolse opvang erkend waren, voor het jaar 2015 per opgevangen kind een subsidie van 10 euro voor een hele opvangdag, met een maximumbedrag van 10.000 euro.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2015-09-03/28, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. 205.2. [1 Het bepaalde in artikel 87, 16°, geldt niet voor crècheruimtes die al bestonden op 1 januari 2017.
In afwijking van het eerste lid wordt bij de in artikel 86, § 2, vermelde aanvraag tot aanpassing van de opvangcapaciteit waarbij verbouwd of aangebouwd wordt, een advies van de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven gevoegd over de vraag of de ruimten van de crèche voldoen aan de geldende voorschriften voor een aangepaste inrichting voor personen met een handicap.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2017-01-19/17, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 06-03-2017>
Art. 205.3.[1 De locaties voor buitenschoolse opvang hebben vanaf 1 juli 2018 24 maanden de tijd om eventueel de nodige aanpassingen door te voeren en zo aan artikel 108.1 te voldoen. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2018-04-19/27, art. 38, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2017>
Art. 205.4. [1 In afwijking van artikel 92, § 2, eerste lid, is vanaf 1 maart 2020 tot en met 31 augustus 2020 de volgende cumulatieve tabel van toepassing op de subsidiëring van de personeelskosten van de crèche:
Aantal plaatsen in de opvang | Minimumaantal opvangdagen | Subsidiëring aantal voltijds equivalente kinderbegeleiders (invallers inbegrepen) | Subsidiëring aantal voltijds equivalent sociaal-psychologisch geschoold personeel |
18 | 2.772 | 4,7 | 0,50 |
21 | 3.234 | 5,5 | 0,50 |
24 | 3.696 | 6,3 | 0,75 |
27 | 4.158 | 7,1 | 0,75 |
30 | 4.620 | 7,9 | 1 |
33 | 5.082 | 8,7 | 1 |
36 | 5.544 | 9,5 | 1,25 |
39 | 6.006 | 10,2 | 1,25 |
42 | 6.468 | 11,0 | 1,50 |
45 | 6.930 | 11,8 | 1,50 |
48 | 7.392 | 12,6 | 1,75 |
]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2021-07-15/51, art. 34, 006; Inwerkingtreding : 15-07-2021>
Art. 205.5. [1 De dienst voor onthaalouders betaalt de kostenvergoeding vermeld in artikel 135, § 1, eerste lid, vanaf 1 januari 2018 uit aan de aangesloten onthaalouders.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2021-07-15/51, art. 35, 006; Inwerkingtreding : 15-07-2021>
Art.206. De bepaling vervat in artikel 123, § 1, 3°, geldt niet voor aangesloten onthaalouders die voor 1 april 2007 erkend werden.
Art.207. In afwijking van artikel 155 kunnen de in artikel 155 vermelde locaties voor buitenschoolse opvang die reeds op 1 januari 2013 bestaan en die de in artikel 155 vermelde gemiddelde aanwezigheid van zes kinderen per kalenderjaar in 2013 niet bereiken, nog één kalenderjaar voortgezet worden. Indien ze eind 2014 nog altijd niet aan de gemiddelde minimumaanwezigheid per kalenderjaar voldoen, worden ze in de loop van de volgende zes maanden gesloten.
De in artikel 155 vermelde locaties voor buitenschoolse opvang die reeds op 1 januari 2013 bestaan en die de gemiddelde aanwezigheid van zes kinderen per kalenderjaar vanaf 2014 niet bereiken, kunnen nog één kalenderjaar voortgezet worden. Indien ze na dat kalenderjaar nog altijd niet aan de gemiddelde minimumaanwezigheid per kalenderjaar voldoen, worden ze in de loop van de volgende zes maanden gesloten.
De gemiddelde aanwezigheid wordt berekend door het totaal aantal aanwezige kinderen door het aantal openingsdagen per kalenderjaar te delen.
Art. 207.1.[1 - Indien de resultatenrekening van de locatie voor buitenschoolse opvang op het einde van het kalenderjaar 2023, rekening houdend met alle ontvangsten, een tekort vertoont, dan neemt de Duitstalige Gemeenschap dat tekort volledig voor haar rekening, voor zover de locatie voor buitenschoolse opvang de bepalingen van de artikelen 113 tot 119 naleeft.]1
[2 De Minister bepaalt de nadere regels voor de berekening van het tekort vermeld in het eerste lid.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2023-12-14/64, art. 95, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(2)<BDG 2024-05-23/30, art. 6, 011; Inwerkingtreding : 23-05-2024>
Art. 207.2. [1 - § 1 - In afwijking van de artikelen 88 en 110 worden de kinderbegeleiders of begeleiders die op 31 december 2023 voor een dienst werken en aan de op dat tijdstip geldende diplomavoorwaarden, maar niet aan de vanaf 1 januari 2024 geldende voorwaarden voldoen, door de Minister van ambtswege voor onbepaalde duur toegelaten als kinderbegeleider.
§ 2 - In afwijking van artikel 153 laat de Minister de aangesloten onthaalouders die op grond van artikel 45, § 1, tweede lid, van het decreet van 22 mei 2023 tot oprichting van een centrum voor kinderopvang van de Duitstalige Gemeenschap een aanbod als werknemer bij het centrum voor kinderopvang aannemen en niet over een van de in artikel 88, § 5, vermelde diploma's en getuigschriften beschikken, van ambtswege voor onbepaalde duur toe als kinderbegeleider.
§ 3 - In afwijking van artikel 180 laat de Minister de hoofdverantwoordelijken van een initiatief voor occasionele kinderopvang die op 31 december 2023 voor een initiatief voor occasionele kinderopvang werken en aan de op dat tijdstip geldende diplomavoorwaarden, maar niet aan de vanaf 1 januari 2024 geldende voorwaarden voldoen, van ambtswege voor onbepaalde duur toe als hoofdverantwoordelijke van een initiatief voor occasionele kinderopvang.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2023-12-14/64, art. 96, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 207.3. [1 - Het centrum vergoedt de reiskosten van de leden van de adviescommissie voor kinderopvang overeenkomstig het besluit van de Regering van 12 juli 2001 tot harmonisatie van het presentiegeld en van de reisvergoedingen in instellingen en raden van beheer van de Duitstalige Gemeenschap.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BDG 2023-12-14/64, art. 97, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.208. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.
In afwijking van het eerste lid hebben de artikelen 117 en 207 uitwerking met ingang van 1 januari 2013.
Art.209. De minister bevoegd voor Gezinsbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N.[1
Totaal belastbaar jaarin- komen | <td colspan="8" valign="top">Ouderbijdrage in EUR
Inkomen in EUR | Hele dag | Halve dag | Langdurige opvang | Een derde van een dag |
Vanaf | Tarief per dag | Korting | Tarief per halve dag | Korting | Tarief per langdurige opvang | Korting | Tarief per een derde van een dag | Korting |
0,000 | 0,000 | 0,000 | 0,000 | 0,000 | 0,000 | 0,000 | 0,000 | 0,000 |
22.525,059 | 4,590 | 3,213 | 2,754 | 1,928 | 7,345 | 5,141 | 1,836 | 1,285 |
28.156,322 | 6,121 | 4,284 | 3,672 | 2,571 | 9,793 | 6,855 | 2,448 | 1,714 |
33.787,586 | 7,651 | 5,356 | 4,590 | 3,213 | 12,241 | 8,569 | 3,060 | 2,142 |
39.418,851 | 9,181 | 6,427 | 5,509 | 3,856 | 14,689 | 10,283 | 3,672 | 2,571 |
45.050,116 | 10,711 | 7,498 | 6,427 | 4,499 | 17,138 | 11,996 | 4,284 | 2,999 |
50.681,381 | 12,241 | 8,569 | 7,345 | 5,141 | 19,586 | 13,710 | 4,896 | 3,428 |
56.312,646 | 13,771 | 9,640 | 8,263 | 5,784 | 22,034 | 15,424 | 5,509 | 3,856 |
61.943,910 | 15,301 | 10,711 | 9,181 | 6,427 | 24,482 | 17,138 | 6,121 | 4,284 |
67.575,175 | 16,832 | 11,782 | 10,099 | 7,069 | 26,931 | 18,851 | 6,733 | 4,713 |
73.206,440 | 18,362 | 12,853 | 11,017 | 7,712 | 29,379 | 20,565 | 7,345 | 5,141 |
78.837,705 | 19,892 | 13,924 | 11,935 | 8,355 | 31,827 | 22,279 | 7,957 | 5,570 |
84.468,969 | 21,422 | 14,995 | 12,853 | 8,997 | 34,275 | 23,993 | 8,569 | 5,998 |
90.100,234 | 22,952 | 16,067 | 13,771 | 9,640 | 36,723 | 25,706 | 9,181 | 6,427 |
]1
----------
(1)<BDG 2023-12-14/64, art. 98, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>