4 APRIL 2014. - Bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof
Hoofdstuk 1. - Algemene bepaling
Art. 1
Hoofdstuk 2. - Wijzigingen van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof
Art. 2-36
Hoofdstuk 3. - Inwerkingtreding
Art. 37-38
Hoofdstuk 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Hoofdstuk 2. - Wijzigingen van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof
Art.2. Artikel 2 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof wordt aangevuld met een lid, luidende:
"De bepalingen van deze wet die betrekking hebben op de Gemeenschaps- of Gewestregeringen zijn van toepassing op het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en op het College van de Franse Gemeenschapscommissie.".
Art.3. In artikel 4 van dezelfde bijzondere wet, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 16 juli 1993 en 9 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid, 1°, worden de woorden "dag na de" ingevoegd tussen de woorden "gaat in op de" en het woord "datum";
2° in het eerste lid, 2°, worden de woorden "op de datum van de kennisgeving van het door het Hof gewezen arrest aan, al naar het geval, de eerste minister en aan de voorzitters van de regeringen" vervangen door de woorden "op de dag na de datum van de bekendmaking van het arrest in het Belgisch Staatsblad";
3° in het tweede lid wordt de tweede zin, die aanvangt met de woorden "De termijn" en eindigt met de woorden "in het Belgisch Staatsblad.", vervangen als volgt:
"De termijn gaat in op de dag na de datum van de bekendmaking van het arrest in het Belgisch Staatsblad.".
Art.4. Artikel 5 van dezelfde bijzondere wet, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, wordt vervangen als volgt:
"Art. 5. Een beroep tot vernietiging wordt bij het Hof aanhangig gemaakt door middel van een verzoekschrift dat uitgaat van de eerste minister, van een lid van de regering, door haar aangewezen, van de voorzitter van een wetgevende vergadering of van degene die doet blijken van een belang of hun advocaat.".
Art.5. In artikel 6 van dezelfde bijzondere wet worden de woorden "wordt gedagtekend. Het" opgeheven.
Art.6. In artikel 12, § 5, eerste lid, van dezelfde bijzondere wet worden de woorden "artikel 7, tweede, derde en vierde lid, van de wet van 20 april 1874 betreffende de voorlopige hechtenis" vervangen door de woorden "artikel 27, § 3, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis".
Art.7. In artikel 13, § 4, tweede lid, van dezelfde bijzondere wet worden de woorden "de wet van 20 april 1874 betreffende de voorlopige hechtenis" vervangen door de woorden "de wet van 13 maart 1973 betreffende de vergoeding voor onwerkzame voorlopige hechtenis".
Art.8. In artikel 26, § 4, van dezelfde bijzondere wet, ingevoegd bij de bijzondere wet van 12 juli 2009, wordt het eerste lid vervangen als volgt :
"Wanneer voor een rechtscollege de schending wordt opgeworpen door een wet, een decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel van een grondrecht dat op geheel of gedeeltelijk analoge wijze is gewaarborgd in een bepaling uit titel II van de Grondwet en in een bepaling van Europees of internationaal recht, dient het rechtscollege eerst aan het Grondwettelijk Hof een prejudiciële vraag te stellen over de verenigbaarheid met de bepaling uit titel II van de Grondwet. Indien voor het rechtscollege slechts de schending van de bepaling van Europees of internationaal recht wordt opgeworpen, dient het rechtscollege, zelfs ambtshalve, na te gaan of titel II van de Grondwet een geheel of gedeeltelijk analoge bepaling bevat. Deze verplichtingen doen geen afbreuk aan de mogelijkheid van het rechtscollege om, tegelijkertijd of op een later tijdstip, ook een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Unie te stellen.".
Art.9. Artikel 30 van dezelfde bijzondere wet, gewijzigd bij de bijzondere wet van 21 februari 2010, wordt aangevuld met een lid, luidende :
"Het rechtscollege kan evenwel, zelfs ambtshalve, de vereiste voorlopige maatregelen nemen, onder meer om de bescherming te verzekeren van de rechten die door de rechtsorde van de Europese Unie zijn toegekend.".
Art.10. Titel I van dezelfde bijzondere wet wordt aangevuld met een hoofdstuk V, met als opschrift :
"Hoofdstuk V. - Bescherming van het privéleven".
Art.11. In hoofdstuk V, ingevoegd bij artikel 10, wordt een artikel 30quater ingevoegd, luidende :
"Art. 30quater. In elke stand van de rechtspleging en zelfs na de uitspraak van het arrest kan de voorzitter, ambtshalve of op eenvoudig verzoek van een partij of een belanghebbende derde, beslissen dat vermeldingen, die van aard zijn hen rechtstreeks te identificeren, vanaf het meest gerede ogenblik, zullen worden weggelaten in elke publicatie waartoe het Hof krachtens deze bijzondere wet of uit eigen initiatief zou overgaan, of is overgegaan.".
Art.12. In artikel 34 van dezelfde bijzondere wet, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 16 juli 1993, 9 maart 2003, 27 maart 2006 en 21 februari 2010, wordt paragraaf 5 vervangen als volgt :
" § 5. Het Hof telt rechters van verschillend geslacht, zowel wat betreft de rechters bedoeld in § 1, 1°, als deze bedoeld in § 1, 2°.
Het Hof telt ten minste één derde rechters van elk geslacht.".
Art.13. In artikel 35 van dezelfde bijzondere wet, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 9 maart 2003 en 21 februari 2010, worden de woorden "de Vaste Wervingssecretaris" telkens vervangen door de woorden "de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid".
Art.14. In artikel 58 van dezelfde bijzondere wet worden de zinnen "Als eerste wordt erop ingeschreven een op grond van artikel 34, § 1, 2°, benoemde rechter als de voorzitter zelf op grond van het 1° benoemd is, of omgekeerd. Daarna volgen op de lijst beurtelings de rechters benoemd op grond van het 1° en de rechters benoemd op grond van het 2°." opgeheven.
Art.15. In artikel 62, tweede lid, van dezelfde bijzondere wet, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 27 maart 2006 en 6 januari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in de bepaling onder 4° worden de woorden "de taalgroepen van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement" vervangen door de woorden "de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie";
2° de bepaling onder 5° wordt vervangen als volgt :
"5° gebruiken de voorzitter van het Vlaams Parlement het Nederlands, de voorzitter van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap het Duits, en de voorzitters van het Parlement van de Franse Gemeenschap, van het Waals Parlement en van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie het Frans;".
Art.16. In artikel 70 van dezelfde bijzondere wet, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 9 maart 2003 en 21 februari 2010, worden de woorden "van onmiddellijk antwoord" vervangen door de woorden "gewezen op voorafgaande rechtspleging".
Art.17. In artikel 71, eerste lid, van dezelfde bijzondere wet wordt het woord "tien" vervangen door het woord "vijftien".
Art.18. In artikel 72 van dezelfde bijzondere wet, vervangen bij de bijzondere wet van 9 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "van onmiddellijk antwoord" vervangen door de woorden "gewezen op voorafgaande rechtspleging" en wordt het woord "tien" vervangen door het woord "vijftien";
2° het derde lid wordt vervangen als volgt :
"Het Hof kan dan beslissen dat de zaak zonder verdere rechtspleging wordt afgedaan met een arrest waarin, naargelang van het geval, het beroep al dan niet gegrond wordt verklaard of de vraag positief of negatief wordt beantwoord.";
3° in het vierde lid worden de woorden "van niet-gegrondheid of een arrest van onmiddellijk antwoord" vervangen door de woorden "gewezen op voorafgaande rechtspleging".
Art.19. In titel V van dezelfde bijzondere wet wordt een hoofdstuk IIIbis ingevoegd, met als opschrift :
"Hoofdstuk IIIbis. - Elektronische procesvoering".
Art.20. In hoofdstuk IIIbis, ingevoegd bij artikel 19, wordt een artikel 78bis ingevoegd, luidende :
"Art. 78bis. § 1. Het Hof stelt een elektronisch platform ter beschikking voor de communicatie die vereist is in het kader van de procedures voor het Grondwettelijk Hof, in het bijzonder voor het indienen van verzoekschriften, het verzenden van stukken van rechtspleging en het verzenden van kennisgevingen, mededelingen en oproepingen.
De Koning bepaalt de werking van het platform, met inbegrip van de voorwaarden inzake het beheer en de veiligheid van het platform. Dit omvat onder meer de partijen die er toegang toe hebben, de registratieprocedure, de nadere regels inzake het gebruik, de authenticatie van de gebruiker, het formaat en de ondertekening van documenten. Wat betreft de partijen die er toegang toe hebben, kan de Koning, op straffe van onontvankelijkheid, het gebruik van het platform verplicht stellen voor bepaalde categorieën van partijen dan wel bepalen dat bepaalde categorieën van partijen zich pas op het platform kunnen registreren nadat de voorwaarden hiervoor door de Koning zijn uitgewerkt.
In het bijzonder moet het platform aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° de data en de tijdstippen van verzending en afgifte van de stukken van rechtspleging, kennisgevingen en mededelingen moeten nauwkeurig kunnen worden bepaald;
2° de identiteit van de partijen betrokken bij de betekening, de kennisgeving of de mededeling moet nauwkeurig kunnen worden nagegaan;
3° alle uitwisselingen door middel van het platform moeten beschermd zijn tegen wijzigingen door middel van gepaste technische en cryptografische beveiligingsmaatregelen;
4° de vertrouwelijkheid van alle gegevens die door middel van het platform worden uitgewisseld, moet worden gewaarborgd.
§ 2. De door middel van het platform op regelmatige en elektronische wijze meegedeelde gegevens genieten, tot bewijs van het tegendeel, dezelfde bewijswaarde als wanneer zij op papieren drager zouden zijn meegedeeld.
§ 3. Behoudens tegenbewijs hebben de door middel van het platform op regelmatige en elektronische wijze meegedeelde gegevens uitwerking en wordt de afgifte aan de geadresseerde geacht te zijn verricht op het tijdstip waarop zij door middel van het platform kunnen worden geraadpleegd.
§ 4. Wanneer mededeling van gegevens door middel van het platform niet mogelijk is ingevolge overmacht, inzonderheid wegens het gebrekkig functioneren van het platform, kan de mededeling op papier worden gedaan ten laatste op de dag na het verstrijken van de termijn die is voorgeschreven voor de verzendingen op papier, hetzij door een aangetekende zending tegen ontvangstbewijs, hetzij door neerlegging ter griffie van het Hof, en kan zij als dusdanig worden bewaard en geraadpleegd.".
Art.21. Artikel 81 van dezelfde bijzondere wet wordt vervangen als volgt :
"Art. 81. Elke partij die geen openbare overheid is en zich niet op het platform heeft geregistreerd, vermeldt in het verzoekschrift of de memorie haar woonplaats of zetel in België dan wel de woonplaats of zetel die zij in België kiest.
Bij gebreke van vermelding van woonplaats of zetel alsook van registratie op het platform, behoeft de griffie generlei kennisgeving te doen en wordt de rechtspleging geacht op tegenspraak te worden gevoerd.
Elke kennisgeving wordt door de griffie gedaan :
1° aan het elektronisch adres van een op het platform geregistreerde partij;
2° voor personen die zich niet op het platform hebben geregistreerd, aan de vermelde woonplaats of zetel, zelfs wanneer de partij overleden is.".
Art.22. Artikel 82 van dezelfde bijzondere wet wordt vervangen als volgt :
"Art. 82. Alle stukken van rechtspleging worden door middel van het platform aan het Hof gezonden door partijen die op het platform zijn geregistreerd. Alle stukken van rechtspleging worden bij een aangetekende zending aan het Hof gezonden door partijen die niet op het platform zijn geregistreerd.
De verzending van elk stuk, elke kennisgeving of oproeping door het Hof wordt gedaan door middel van het platform ten aanzien van partijen die op het platform zijn geregistreerd. Zij wordt gedaan bij een aangetekende zending tegen ontvangstbewijs ten aanzien van partijen die niet op het platform zijn geregistreerd.
Het verzoekschrift of de memorie worden ondertekend en gedagtekend wanneer zij bij een aangetekende zending aan het Hof worden gezonden.
In geval van aangetekende zending, gaat de termijn waarover de partijen beschikken, in op de dag na ontvangst van de zending of van de kennisgeving dat de zending kan worden afgehaald, indien de zending niet persoonlijk aan de geadresseerde of zijn gemachtigde kon worden overhandigd. Zo de geadresseerde de zending weigert, gaat de termijn in op de dag na de weigering.
In geval van communicatie door middel van het platform, gaat de termijn in op de dag dat de bedoelde stukken, kennisgevingen en oproepingen door middel van het platform kunnen worden geraadpleegd.
Deze data hebben bewijskracht zowel voor de verzending als voor de ontvangst of voor de weigering.".
Art.23. Artikel 83 van dezelfde bijzondere wet wordt opgeheven.
Art.24. Artikel 86 van dezelfde bijzondere wet wordt vervangen als volgt :
"Art. 86. De memories bedoeld in de artikelen 71, tweede lid, 72, tweede lid, 85, 87 en 89, die niet zijn ingediend binnen de door deze wet bepaalde termijn, worden uit de debatten geweerd.".
Art.25. In artikel 87, § 1, van dezelfde bijzondere wet, gewijzigd bij de bijzondere wet van 21 februari 2010, worden de woorden "in de zaak voor de rechter die de verwijzing gelast," opgeheven.
Art.26. In artikel 89 van dezelfde bijzondere wet, vervangen bij de bijzondere wet van 9 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1, eerste zin, worden de woorden "een verzoekschrift of" opgeheven;
2° in § 1, derde zin, wordt het woord "andere" opgeheven;
3° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt :
" § 2. Wanneer het Hof uitspraak doet op beroepen tot vernietiging bedoeld in artikel 1, zendt de griffier, bij het verstrijken van de in de artikelen 85 en 87 bedoelde termijnen, een afschrift van de ingediende memories aan de verzoekende partij. Die beschikt over dertig dagen vanaf de dag van ontvangst om aan de griffie een memorie van antwoord te doen geworden. Bij het verstrijken van die termijn zendt de griffier aan elke partij die een memorie heeft ingediend een afschrift van de door de verzoekende partij ingediende memorie van antwoord en van de memories die zijn ingediend door de andere partijen. De bestemmelingen van die kennisgeving beschikken over dertig dagen vanaf de dag van ontvangst om aan de griffie een memorie van wederantwoord te doen geworden. Bij het verstrijken van die termijn zendt de griffier een afschrift van de ingediende memories van wederantwoord aan de verzoekende partij en aan de andere partijen die een memorie hebben ingediend.".
Art.27. Artikel 90 van dezelfde bijzondere wet, gewijzigd bij de bijzondere wet van 9 maart 2003, wordt vervangen als volgt :
"Art. 90. Na het verstrijken van de termijnen bepaald in artikel 89, beslist het Hof, nadat de verslaggevers zijn gehoord, of de zaak al dan niet in staat van wijzen is en of er een terechtzitting wordt gehouden.
De beschikking waarbij beslist wordt dat de zaak in staat van wijzen is, bepaalt in voorkomend geval de dag van de terechtzitting en vermeldt de middelen die ambtshalve lijken te moeten worden onderzocht en de vragen waarop de partijen verzocht worden te antwoorden, hetzij met een aanvullende memorie die binnen de in de beschikking vastgestelde termijn moet worden ingediend, hetzij mondeling op de terechtzitting.
De beschikking waarbij beslist wordt dat de zaak niet in staat van wijzen is, vermeldt de verrichtingen die door de verslaggevers of door de griffiers moeten worden gedaan en vermeldt in voorkomend geval de middelen die ambtshalve lijken te moeten worden onderzocht en de vragen waarop de partijen verzocht worden te antwoorden, met een aanvullende memorie die binnen de in de beschikking vastgestelde termijn moet worden ingediend. Als die verrichtingen eenmaal zijn gedaan, handelt het Hof overeenkomstig het eerste en het tweede lid.
Van de beschikkingen wordt aan de partijen kennis gegeven. Indien geen terechtzitting is bepaald, kan elke partij een verzoek indienen om te worden gehoord. Dit verzoek wordt ingediend binnen zeven dagen nadat de in het tweede lid bedoelde beschikking ter kennis is gebracht.".
Art.28. In artikel 94, derde lid, van dezelfde bijzondere wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden ", bij een ter post aangetekende brief," worden opgeheven;
2° het lid wordt aangevuld met een zin, luidende :
"Deze berichtgeving geschiedt bij een aangetekende zending of door middel van het platform voor de op het platform geregistreerde partijen.".
Art.29. In artikel 97, eerste lid, van dezelfde bijzondere wet worden de woorden "nadat zij partij voor het Hof is geworden" ingevoegd tussen het woord "overlijden" en het woord ", wordt".
Art.30. In artikel 98, eerste lid, van dezelfde bijzondere wet, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, worden de woorden "De Ministerraad, de gemeenschaps- en gewestregeringen, de voorzitters van de wetgevende vergaderingen" vervangen door de woorden "De verzoekende partijen".
Art.31. Artikel 110 van dezelfde bijzondere wet, gewijzigd bij de bijzondere wet van 21 februari 2010, wordt vervangen als volgt :
"Art. 110. Tenzij de voorzitter beslist het arrest in openbare terechtzitting uit te spreken, geldt de bekendmaking ervan op de website van het Hof als uitspraak.".
Art.32. Artikel 111 van dezelfde bijzondere wet wordt vervangen als volgt :
"Art. 111. Het arrest bevat de gronden en het beschikkend gedeelte. Het vermeldt :
1° de naam van elk van de partijen en, in voorkomend geval, de naam en de hoedanigheid van de personen die hen vertegenwoordigen alsook van hun raadslieden;
2° de bepalingen op het gebruik van de talen die zijn toegepast;
3° de memories ingediend door de partijen, alsmede hun eventuele aanwezigheid en die van hun raadslieden op de terechtzitting;
4° de datum van ondertekening van het arrest en de naam van de rechters die erover hebben beraadslaagd.".
Art.33. In artikel 113 van dezelfde bijzondere wet, gewijzigd bij de bijzondere wet van 27 maart 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de bepalingen onder 1° en 2° opgeheven;
2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende :
"Zij worden op elektronische wijze meegedeeld :
1° aan de eerste minister en aan de voorzitters van de regeringen;
2° aan de voorzitters van de Wetgevende Kamers, van het Vlaams Parlement, van het Parlement van de Franse Gemeenschap, van het Waals Parlement, van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap en van de Wetgevende Vergaderingen van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.".
Art.34. Artikel 114 van dezelfde bijzondere wet, gewijzigd bij de bijzondere wet van 9 maart 2003, wordt vervangen als volgt :
"Art. 114. De arresten worden door toedoen van de griffier bekendgemaakt op de website van het Hof, alsook in hun geheel of bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad. Het uittreksel bevat de gronden en het beschikkend gedeelte.".
Art.35. In artikel 115 van dezelfde bijzondere wet worden de zinnen, waarvan de eerste aanvangt met de woorden "De Koning draagt zorg voor" en de laatste eindigt met de woorden "waarvan de vorm door de Koning wordt bepaald.", opgeheven.
Art.36. In artikel 118bis van dezelfde bijzondere wet, ingevoegd bij de bijzondere wet van 6 januari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid wordt het woord "78bis," ingevoegd tussen het woord "67," en het woord "79";
2° in het tweede lid worden de woorden "110, 111, 1°, 2° en 4°, 112, 113, 1° tot 3°, 115 tot 117," vervangen door de woorden "110 tot 117";
3° het vijfde lid wordt opgeheven.
Hoofdstuk 3. - Inwerkingtreding
Art.37. De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van de artikelen 4, 5, 19, 20, 21, 22, 28 en 36, 1°.
Art. 38. Artikel 34, § 5, tweede lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, zoals ingevoegd bij artikel 12, treedt in werking op de dag waarop het Hof ten minste een derde rechters van elk geslacht telt.
Tot die datum benoemt de Koning een rechter van het minst vertegenwoordigde geslacht wanneer de twee vorige benoemingen het aantal rechters van dat geslacht niet hebben verhoogd.