13 MAART 2014. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de toekenning van de waarborg van het Gewest aan de " Société régionale wallonne du Transport " (Waalse Gewestelijke Vervoersmaatschappij) in het kader van het DBFM-project in verband met de eerste tramlijn van Luik(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-03-2014 en tekstbijwerking tot 25-10-2018)
Art. 1-9
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder :
1° DBFM vennootschap : de vennootschap bedoeld in artikel 1, 2°, van het decreet van 22 november 2012 houdende diverse bepalingen inzake diensten voor het openbaar vervoer in het Waalse Gewest;
2° DBFM-contract : het contract bedoeld in artikel 1, 3°, van het decreet van 22 november 2012 houdende diverse bepalingen inzake diensten voor het openbaar vervoer in het Waalse Gewest.
Art.2.De Minister die bevoegd is voor gemeenschappelijk stads- en streekvervoer wordt ertoe gemachtigd, overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten bepaald in dit besluit, om de waarborg van het Gewest contractueel toe te kennen voor de betaling van de door de "Société régionale" aan de DBFM vennootschap verschuldigde bedragen in uitvoering van het DBFM-contract in verband met de eerste tramlijn van Luik, [1 zoals bedoeld in de aankondiging van opdracht nr. 2016-517943, op 9 juni 2012 bekendgemaakt in het Bulletin der Aanbestedingen]1. Het contract bepaalt de voorwaarden voor het beroep op de waarborg.
----------
(1)<BWG 2018-03-29/58, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 04-11-2018>
Art.3. De waarborg van het Gewest dekt honderd procent van alle door de "Société régionale" aan de DBFM vennootschap verschuldigde bedragen in uitvoering van het rechtstreekse contract, dat in bijlage bij het DBFM-contract wordt opgenomen.
De waarborg van het Gewest dekt ook honderd procent van alle door de "Société régionale" aan de DBFM vennootschap verschuldigde bedragen na de wijzigingen aan het DBFM-contract en aan de bijlagen ervan, voor zover deze wijzigingen plaatsvinden binnen de perken die door het DBFM-contrat worden toegelaten.
Art.4. Onverminderd het tweede lid wordt de waarborg van het Gewest toegekend in de vorm van een borgtocht in de zin van de artikelen 2011 tot 2043 van het Burgerlijk Wetboek.
De artikelen 2021, 1011 en 2037 van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing. Het Gewest doet afstand van het voorrecht van uitwinning en van het voorrecht van artikel 2037 van het Burgerlijk Wetboek.
Art.5. § 1. De waarborg van het Gewest kan worden ingeroepen zodra de "Société régionale" de eisbare sommen die ze overeenkomstig het DBFM-contract moet betalen, binnen de termijnen die contractueel worden bepaald, niet betaalt.
§ 2. De DBFM vennootschap roept de waarborg van het Gewest af bij ter post aangetekende brief gericht aan de Minister die bevoegd is voor gemeenschappelijk stads- en streekvervoer.
Het beroep op de waarborg van het Gewest bevat:
1° het detail van de berekening van het bedrag waarvoor de waarborg van het Gewest wordt afgeroepen;
2° het nummer van de bankrekening van de DBFM vennootschap.
Art.6. Bij wijziging van het DBFM-contract krachtens het rechtstreekse contract dat in bijlage bij het DBFM-contract wordt opgenomen, van herfinanciering of van overdracht van het DBFM-contract uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van dit DBFM-contract, blijft de waarborg van het Gewest bestaan onder dezelfde voorwaarden, zonder dat een nieuw besluit nodig is. Het voordeel van de borgtocht wordt van rechtswege overgedragen naar de overnemer van het DBFM-contract of van elke schuldvordering ontstaan krachtens het DBFM-contract, overeenkomstig het DBFM-contract.
Art.7. Krachtens de borgtocht heeft de DBFM vennootschap het recht om een pand te verlenen op haar rechten.
Art.8. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 9. De Minister die bevoegd is voor gemeenschappelijk stads- en streekvervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.