26 NOVEMBER 2014. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van de gelijkstellingen betreffende de toekenning van eervolle onderscheidingen in de Nationale Orden aan de personeelsleden en aan de management-, staf- en directiefuncties van de Openbare Instellingen van sociale zekerheid
Art. 1-4
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
Artikel 1. De gelijkstelling betreffende de toekenning van eervolle onderscheidingen in de Nationale Orden aan de personeelsleden van de Openbare Instellingen van sociale zekerheid, die bijlage A van dit besluit vormt, aan het Reglement betreffende de toekenning van eervolle onderscheidingen in de Nationale Orden aan ambtenaren en bedienden van de federale openbare besturen, goedgekeurd bij het koninklijk besluit van 27 januari 2008, wordt goedgekeurd.
Art.2. De gelijkstelling betreffende de toekenning van eervolle onderscheidingen in de Nationale Orden aan de management-, staf- en directiefuncties van de Openbare Instellingen van sociale zekerheid, die bijlage B van dit besluit vormt, aan het Reglement betreffende de toekenning van eervolle onderscheidingen in de Nationale Orden aan management- en staffuncties in de federale openbare besturen, goedgekeurd bij het koninklijk besluit van 27 januari 2008, wordt goedgekeurd.
Art.3. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art.4. De minister bevoegd voor Buitenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage A. - Gelijkstelling betreffende de toekenning van eervolle onderscheidingen in de Nationale Orden aan de personeelsleden van de Openbare Instellingen van sociale zekerheid
1. Deze gelijkstelling is van toepassing op de personeelsleden van de Openbare Instellingen van sociale zekerheid.
2. In deze gelijkstelling wordt de minimumleeftijd voor de opname in de Nationale Orden vastgesteld op 40 jaar.
3. Een tijdspanne van 10 jaar geldt tussen twee onderscheidingen in de Nationale Orden ten gunste van eenzelfde persoon, behalve wanneer het gaat om eretekens die toegekend worden voor oorlogsfeiten.
Deze termijn kan zo nodig ingekort worden, zonder evenwel te kunnen worden teruggebracht tot minder dan 5 jaar, wanneer de vorige onderscheiding later toegekend werd dan op de minimumleeftijd die in die leeftijdsklasse voorzien is.
4. In elke leeftijdsklasse, van 40 tot 50, van 50 tot 60 en van 60 tot 65 jaar, mag niemand meer dan eenmaal onderscheiden worden, onverminderd de uitzondering die in het eerste lid van het voorgaande artikel voorzien is.
5. De personeelsleden van de rangen 16 tot en met 22 moeten beschikken over 10 jaar dienstanciënniteit en gedurende minstens 2 jaar hun functie uitgeoefend hebben om aanspraak te kunnen maken op de voorziene onderscheiding. Bovendien is voor het toekennen van de laatste in de tabel voorkomende onderscheiding aan de personeelsleden van niveau 1 een niveauanciënniteit van 25 jaar vereist. Wanneer die anciënniteit niet zou zijn bereikt, kan een onmiddellijk lagere onderscheiding van een graad in de gecombineerde hiërarchie van de Nationale Orden toegekend worden.
6. De personeelsleden van de rangen 20 tot en met 40 moeten een administratieve loopbaan van minstens 20 jaar doorlopen hebben om aanspraak te kunnen maken op de eerste onderscheiding.
7. Er wordt, voor de toepassing van de onderhavige gelijkstelling, geen rekening gehouden met de tijdelijke waarneming van functies die tot een hogere hiërarchische rang behoren dan de rang van het werkelijk beklede ambt.
8. Aan de personeelsleden van de Openbare Instellingen van sociale zekerheid mogen in geen andere hoedanigheid eretekens in de Nationale Orden toegekend worden.
Er wordt enkel een uitzondering gemaakt wat betreft :
1° de eretekens wegens oorlogsfeiten;
2° de reserveofficieren, die mogen kiezen tussen het administratief reglement en het militair reglement; deze keuze is bindend voor heel de duur van de inschrijving van de betrokkenen in het reservekader van het Leger.
9. De toekenning van een onderscheiding door een andere Minister dan de Minister tot wiens administratie het personeelslid behoort, is onderworpen aan de voorafgaande instemming van deze laatste.
Van deze regel wordt slechts afgeweken ingeval een belanghebbende zich, in oorlogstijd, eventueel bij het Leger bevindt.
10. Niet-statutaire personeelsleden worden niet onderscheiden. Nadat zij benoemd zijn, wordt echter de tijd die zij aldus hebben doorgebracht, aangerekend als tijd doorgebracht in een definitieve betrekking.
11. De tijd die gedurende de administratieve loopbaan onder de wapens wordt doorgebracht, wordt er niet van afgetrokken.
12. Indien iemand in toepassing van artikel 7, § 1, van de wet van 1 mei 2006 betreffende de toekenning van eervolle onderscheidingen in de Nationale Orden ten minste het ereteken bezit dat voor zijn toestand is voorzien, wordt hem geen ereteken toegekend.
Van deze regel wordt slechts afgeweken indien het gaat om eretekens verworven voor oorlogsfeiten. In dit geval mag de betrokken persoon de onderscheiding ontvangen die, in de gecombineerde hiërarchie van de Nationale Orden, onmiddellijk hoger is dan die die hem (haar) werd toegekend. Iedere eventualiteit buiten dit geval geeft aanleiding tot de toepassing van punt 18 van de onderhavige gelijkstelling.
13. Niemand mag worden gedecoreerd indien hij een evaluatie "onvoldoende" heeft gekregen. In dat geval gebeurt de toekenning van een onderscheiding tijdens de eerstvolgende beweging na een evaluatie waarvan de eindvermelding minstens "goed" is.
14. Elke toekenning vindt plaats bij de beweging die het ogenblik voorafgaat waarop de betrokken persoon werkelijk aan de voorwaarden zou voldoen om gedecoreerd te worden.
15. Geen enkele termijn is vereist tussen de toekenning van een onderscheiding in de Nationale Orden en de toekenning van een ereteken van een andere aard.
16 a. Dienst- en niveauanciënniteit worden berekend volgens de principes van het statuut van de personeelsleden van de Openbare Instellingen van sociale zekerheid.
b. Afwezigheidsperioden die gelijkgesteld worden met de administratieve stand non-activiteit komen niet in aanmerking voor de toekenning van een onderscheiding.
17. Tuchtstraffen.
Vertragingen van de hieronder aangeduide duur volgen uit de navolgende tuchtstraffen :
- terechtwijzing6 maanden
- blaam 9 maanden
- inhouding van wedde 12 maanden
- verplaatsing bij tuchtmaatregel 18 maanden
- tuchtschorsing 24 maanden
- lagere inschaling 36 maanden
- terugzetting 36 maanden
Deze termijnen nemen een aanvang op de dag dat de straf uitgesproken wordt. In die gevallen gebeurt de toekenning van een onderscheiding tijdens de eerstvolgende beweging na de bovenvermelde termijn.
18. Elke afwijking van deze gelijkstelling dient het voorwerp uit te maken van de procedure voorzien in de artikelen 6 en 13 van de wet van 1 mei 2006 betreffende de toekenning van eervolle onderscheidingen in de Nationale Orden.
(Tabel niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 31-12-2014, p. 107030-107031)
Art. N2. Bijlage B. - Gelijkstelling betreffende de toekenning van eervolle onderscheidingen in de Nationale Orden aan de management-, staf- en directiefuncties van de Openbare Instellingen van sociale zekerheid
1. Deze gelijkstelling is van toepassing op de mandaathouders van de Openbare Instellingen van sociale zekerheid.
2. Elke toekenning vindt plaats bij de beweging die het ogenblik voorafgaat waarop de betrokken persoon werkelijk aan de voorwaarden zou voldoen om gedecoreerd te worden.
3. Aan de mandaathouders van de Openbare Instellingen van sociale zekerheid mogen in geen andere hoedanigheid eretekens in de Nationale Orden toegekend worden.
Er wordt enkel een uitzondering gemaakt wat betreft :
1° de eretekens wegens oorlogsfeiten;
2° de reserveofficieren, die mogen kiezen tussen het administratief reglement en het militair reglement; deze keuze is bindend voor heel de duur van de inschrijving van de betrokkenen in het reservekader van het Leger;
3° de mandaathouders die vallen onder punt 5, b), van de onderhavige gelijkstelling.
4. Niemand mag worden gedecoreerd wanneer aan zijn mandaat een einde wordt gesteld in toepassing van artikel 22, § 1, van het koninklijk besluit van 30 november 2003 betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van de managementfuncties alsook de aanduiding en de uitoefening van staffuncties en directiefuncties in de Openbare Instellingen van sociale zekerheid.
5. De 6 jaren betreffen ononderbroken mandaatjaren.
Als het gaat om verschillende mandaten, dan verwijst de toegekende onderscheiding naar het laatst uitgeoefende mandaat.
a) In geval van vervroegd vertrek voor het einde van het mandaat of in het geval van een mandaat met een kortere duurtijd, kan de mandaathouder een onderscheiding krijgen die onmiddellijk lager is in de gecombineerde hiërarchie van de Nationale Orden, op voorwaarde echter dat hij de functie gedurende minstens 4 jaar heeft uitgeoefend.
b) Ieder persoon die mandaathouder is en die een eervolle onderscheiding zou toegekend krijgen die lager is dan die waarop hij recht zou hebben ingevolge zijn oorspronkelijk reglement (in functie van zijn titel, zijn klasse en zijn leeftijdsklasse) kan erom verzoeken dat hem dit hogere ereteken wordt toegekend. Voor het overige is hij, die op het einde van zijn mandaat zijn vroegere functie weer opneemt, opnieuw onderworpen aan zijn oorspronkelijk reglement. In dit geval is artikel 7, § 1, van de wet van 1 mei 2006 betreffende de toekenning van eervolle onderscheidingen in de Nationale Orden van toepassing.
(Tabel niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 31-12-2014, p. 107033)