19 DECEMBER 2014. - Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Opheffing van de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis
Art. 2-3
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van verschillende bepalingen teneinde de bepalingen inzake de vereenvoudigde manieren tot aantekening van hoger beroep in strafzaken van toepassing te maken op uithandengegeven minderjarigen
Afdeling 1. - Wijziging van artikel 645 van het Wetboek van strafvordering
Art. 4
Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 25 juli 1893 betreffende de aanteekening van beroep of van voorziening in cassatie van gevangenzittende of geïnterneerde personen
Art. 5
Afdeling 3. - Wijzigingen van het koninklijk besluit nr. 236 van 20 januari 1936 tot vereenvoudiging van sommige vormen van de strafvordering ten opzichte van de gedetineerden
Art. 6-8
Afdeling 4. - Inwerkingtreding
Art. 9
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van de artikelen 291, 407 en 426 van het Wetboek van strafvordering
Art. 10-13
HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten en van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
Art. 14-16
HOOFDSTUK 6. - Bijdrage in de kosten van de Kansspelcommissie
Art. 17
HOOFDSTUK 7. - Bekrachtiging van het koninklijk besluit van 13 november 2012 tot wijziging van het Algemeen Reglement op de gerechtskosten in strafzaken, vastgesteld bij koninklijk besluit van 28 december 1950, wat betreft de administratieve kosten in strafzaken
Art. 18-19
HOOFDSTUK 8. - Wijzigingsbepalingen met het oog op de elektronische procesvoering
Art. 20-22
HOOFDSTUK 9. - Wijzigingen van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding
Art. 23-25
HOOFDSTUK 10. - Wijziging van de wet van 31 juli 2009 betreffende diverse bepalingen met betrekking tot het Centraal Strafregister
Art. 26-27
HOOFDSTUK 11. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 28-32
HOOFDSTUK 12. - Wijziging van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken
Art. 33
1808120950 1808121050 1808121650 1930040950 1935061501 1936012050 2006009456 2006009653 2006009654 2007009117 2007009524 2009009602 2012009483 2014009078
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
HOOFDSTUK 2. - Opheffing van de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis
Art.2. De wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis wordt opgeheven.
Art.3. Dit hoofdstuk treedt in werking op 31 december 2014.
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van verschillende bepalingen teneinde de bepalingen inzake de vereenvoudigde manieren tot aantekening van hoger beroep in strafzaken van toepassing te maken op uithandengegeven minderjarigen
Afdeling 1. - Wijziging van artikel 645 van het Wetboek van strafvordering
Art.4. In artikel 645 van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 24 juli 2008, worden de woorden "de directeurs van de gemeenschapscentra voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en hun vertegenwoordigers" ingevoegd tussen de woorden "de directeurs van de penitentiaire inrichtingen," en de woorden "kunnen, net als de gerechtsdeurwaarders,".
Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 25 juli 1893 betreffende de aanteekening van beroep of van voorziening in cassatie van gevangenzittende of geïnterneerde personen
Art.5. In artikel 1 van de wet van 25 juli 1893 betreffende de aanteekening van beroep of van voorziening in cassatie van gevangenzittende of geïnterneerde personen, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 236 van 20 januari 1936, worden de woorden ", de gemeenschapscentra voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd" ingevoegd tussen de woorden "de huizen van arrest" en de woorden "en de inrichtingen voorzien".
Afdeling 3. - Wijzigingen van het koninklijk besluit nr. 236 van 20 januari 1936 tot vereenvoudiging van sommige vormen van de strafvordering ten opzichte van de gedetineerden
Art.6. In artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 236 van 20 januari 1936 tot vereenvoudiging van sommige vormen van de strafvordering ten opzichte van de gedetineerden, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 december 2006, worden de woorden "of adviseur-gevangenisdirecteur van de strafinrichting, of zijn gemachtigde" vervangen door de woorden "of adviseur-gevangenisdirecteur van de strafinrichting of de directeur van een gemeenschapscentrum voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, of hun respectieve gemachtigde".
Art.7. In artikel 2 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "of adviseur-gevangenisdirecteur van de strafinrichting, of zijn gemachtigde" vervangen door de woorden "of adviseur-gevangenisdirecteur van de strafinrichting of de directeur van een gemeenschapscentrum voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, of hun respectieve gemachtigde";
2° in het derde lid worden de woorden "of de directeur van een gemeenschapscentrum voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd" ingevoegd tussen de woorden "De attaché-gevangenisdirecteur of adviseur-gevangenisdirecteur" en de woorden ", geeft van die verklaring";
3° in het vijfde lid worden de woorden "of de directeur van een gemeenschapscentrum voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd" ingevoegd tussen de woorden "de attaché-gevangenisdirecteur of adviseur-gevangenisdirecteur" en de woorden ", roept de ambtenaar".
Art.8. In artikel 3 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 december 2006, worden de woorden "of de directeur van een gemeenschapscentrum voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd" ingevoegd tussen de woorden "De attaché-gevangenisdirecteur of adviseur-gevangenisdirecteur" en de woorden "mag geen andere".
Afdeling 4. - Inwerkingtreding
Art.9. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 2015.
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van de artikelen 291, 407 en 426 van het Wetboek van strafvordering
Art.10. Artikel 291 van het Wetboek van strafvordering, opgeheven door de wet van 14 februari 2014, wordt hersteld als volgt :
"Art. 291. De partijen dienen, vooraleer tot de voorlezing bedoeld in artikel 292 wordt overgegaan, de middelen bedoeld in artikel 235bis die zij aan de feitenrechter kunnen onderwerpen bij conclusie te omschrijven. Het hof doet daarover onmiddellijk uitspraak. De eis tot cassatie tegen dit arrest wordt ingesteld samen met de eis tegen het eindarrest, bedoeld in artikel 359.".
Art.11. Artikel 407 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 14 februari 2014, wordt hersteld als volgt :
"Art. 407. In strafzaken zijn de nietigheden voortkomend uit enige onregelmatigheid betreffende de eed van getuigen, deskundigen of tolken gedekt, wanneer een vonnis of arrest op tegenspraak, behalve datgene dat een maatregel van inwendige aard inhoudt, gewezen is zonder dat de nietigheid door een van de partijen is voorgedragen of door de rechter ambtshalve is uitgesproken.".
Art.12. Artikel 426 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 14 februari 2014, wordt vervangen als volgt :
"In afwijking van artikel 425, § 1, kunnen de gedetineerde of overeenkomstig artikel 606 geplaatste personen de verklaring van cassatieberoep, ingesteld overeenkomstig artikel 31 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, doen bij de directeur van de gevangenis of bij zijn gemachtigde, of in voorkomend geval bij de directeur van het gemeenschapscentrum voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd of bij zijn gemachtigde, zonder tussenkomst van een advocaat.
Deze verklaring heeft dezelfde uitwerking als die gedaan ter griffie. Daarvan wordt proces-verbaal opgemaakt in een daartoe bestemd register.
De directeur bericht hiervan onmiddellijk de bevoegde griffier en bezorgt hem binnen vierentwintig uur een uitgifte van het proces-verbaal.
De griffier schrijft het bericht en het proces-verbaal onverwijld over in het daartoe bestemd register.".
Art.13. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 februari 2015.
HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten en van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
Art.14. Artikel 19ter van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten, ingevoegd bij de wet van 25 februari 2003, wordt aangevuld met de volgende zin :
"Het cassatieberoep wordt ingesteld, hetzij door een verklaring afgelegd op het secretariaat van de Hoge Commissie tot bescherming van de maatschappij, hetzij door een verklaring afgelegd bij de directeur van de inrichting voor bescherming van de maatschappij of van de psychiatrische afdeling waar de geïnterneerde is opgenomen.".
Art.15. In artikel 97, § 1, tweede lid, van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, gewijzigd bij de wet van 6 februari 2009, worden de woorden "wordt neergelegd ter griffie van de strafuitvoeringsrechtbank en" ingevoegd tussen de woorden "cassatieberoep" en "moet door een advocaat".
Art.16. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 februari 2015.
HOOFDSTUK 6. - Bijdrage in de kosten van de Kansspelcommissie
Art.17. Het koninklijk besluit van 18 februari 2014 betreffende de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de Kansspelcommissie verschuldigd door de houders van de vergunningen klasse A, A+, B, B+, C, E, F1, F1+,F2, G1 en G2 voor het kalenderjaar 2014 is bekrachtigd met uitwerking op de dag van zijn inwerkingtreding.
HOOFDSTUK 7. - Bekrachtiging van het koninklijk besluit van 13 november 2012 tot wijziging van het Algemeen Reglement op de gerechtskosten in strafzaken, vastgesteld bij koninklijk besluit van 28 december 1950, wat betreft de administratieve kosten in strafzaken
Art.18. Het koninklijk besluit van 13 november 2012 tot wijziging van het Algemeen Reglement op de gerechtskosten in strafzaken, vastgesteld bij koninklijk besluit van 28 december 1950, wat betreft de administratieve kosten in strafzaken is bekrachtigd met uitwerking op de dag van zijn inwerkingtreding.
Art.19. Artikel 18 heeft uitwerking met ingang van 30 november 2014.
HOOFDSTUK 8. - Wijzigingsbepalingen met het oog op de elektronische procesvoering
Art.20. Artikel 39, tweede lid, van de wet van 10 juli 2006 betreffende de elektronische procesvoering, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014 houdende diverse bepalingen betreffende Justitie, wordt vervangen als volgt :
"De artikelen 2 tot 10, 12, 13, 15, 26 tot 28 en 38 treden in werking op 1 januari 2017.".
Art.21. Artikel 16, tweede lid, van de wet van 5 augustus 2006 tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de elektronische procesvoering, vervangen bij de wet van 31 december 2012 houdende diverse bepalingen betreffende justitie, wordt vervangen als volgt :
"De artikelen 4 tot 15 treden in werking op 1 januari 2017.".
Art.22. Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 januari 2015.
HOOFDSTUK 9. - Wijzigingen van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding
Art.23. In artikel 38, tweede lid, van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding, gewijzigd bij de wetten van 22 december 2009, 23 februari 2012 en 31 december 2012, worden de woorden "voor de vijf budgettaire jaren volgende op" vervangen door de woorden "voor de zes budgettaire jaren volgende op".
Art.24. In artikel 38, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 22 december 2009, 23 februari 2012, 31 december 2012 en de wet van 19 december 2014 houdende diverse bepalingen betreffende justitie, worden de woorden "voor de zes budgettaire jaren volgende op" vervangen door de woorden "voor de zeven budgettaire jaren volgende op".
Art.25. Artikel 23 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2014.
Artikel 24 treedt in werking op 1 januari 2015.
HOOFDSTUK 10. - Wijziging van de wet van 31 juli 2009 betreffende diverse bepalingen met betrekking tot het Centraal Strafregister
Art.26. In artikel 10, eerste lid, van de wet van 31 juli 2009 betreffende diverse bepalingen met betrekking tot het Centraal Strafregister, gewijzigd bij de wet van 31 december 2012, worden de woorden "die evenwel niet later mag zijn dan 31 december 2014," vervangen door de woorden " die evenwel niet later mag zijn dan 31 december 2017,".
Art.27. Dit hoofdstuk treedt in werking op 30 december 2014.
HOOFDSTUK 11. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art.28. In artikel 58bis, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 10 april 2003 en 1 december 2013, worden de woorden "rechter gespecialiseerd in strafzaken in fiscale aangelegenheden in de rechtbank van eerste aanleg," ingevoegd tussen de woorden "rechtbank van koophandel," en de woorden "plaatsvervangend rechter".
Art.29. Artikel 206 van het hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 2012 en 8 mei 2014, wordt aangevuld met een lid, luidende :
"Om tot rechter of plaatsvervangend rechter in sociale zaken of in handelszaken te worden benoemd in rechtbanken welke enkel kennis nemen van Duitstalige zaken, moet de kandidaat ofwel in het bezit zijn van een studiegetuigschrift of diploma van Duits onderwijs ofwel geslaagd zijn in het mondeling examen over de kennis van de Duitse taal en het schriftelijk examen over de passieve kennis van de Duitse taal bedoeld in artikel 216, zesde lid.".
Art.30. In artikel 259septies, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 juli 2000, worden de woorden "Een aanwijzing in een adjunct-mandaat overeenkomstig artikel 259quinquies is" vervangen door de woorden "Met uitzondering van de mandaten van afdelingsvoorzitter, afdelingsprocureur en afdelingsauditeur is een aanwijzing in een adjunct-mandaat overeenkomstig artikel 259quinquies".
Art.31. In artikel 341, § 1, 7°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 13 maart 2001 en gewijzigd bij de wet van 1 december 2013, worden de woorden "rechtsgebied van het hof van beroep" vervangen door het woord "arrondissement".
Art.32. In artikel 1338 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 maart 2014, wordt het derde lid aangevuld met de woorden ", ongeacht het bedrag van de vordering".
HOOFDSTUK 12. - Wijziging van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken
Art. 33. Artikel 45bis van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, vervangen bij de wet van 1 december 2013, wordt aangevuld met een lid, luidende :
"In het arrondissement Eupen kan niemand worden benoemd tot rechter of plaatsvervangend rechter in sociale zaken of in handelszaken tenzij hij het bewijs levert van de kennis van het Duits.".