8 MEI 2014. - Wet tot wijziging van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat
Art. 1-7
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art.2. Artikel 2 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat wordt aangevuld met een lid, luidende :
"De diensten met rechtspersoonlijkheid die niet op basis van het eerste lid, 3° worden uitgesloten en die door de Nationale Bank van België, in overleg met het Instituut voor de Nationale Rekeningen, geclassificeerd worden onder de centrale overheid, zijnde code S.1311, vallen onder het toepassingsgebied van deze wet."
Art.3. Artikel 14 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid luidende :
"De Koning kan ook de vorm en de modaliteiten voor het sturen van verantwoordingstukken naar, door of binnen een dienst vastleggen."
Art.4. In artikel 133 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 28 december 2011 worden de woorden "1 januari 2014" telkens vervangen door de woorden "1 januari 2016".
Art.5. In artikel 137 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 28 december 2011, wordt het cijfer "2015" vervangen door het cijfer "2017" en het cijfer "2014" wordt vervangen door het cijfer "2016".
Art.6. In dezelfde wet wordt een artikel 138 ingevoerd, luidende :
"Art.138. § 1. In afwijking van artikel 5 kunnen de diensten van de federale Staat bedoeld in artikel 2, 2° tot 4° waarvan het jaargemiddelde van hun personeelsbestand nier meer is dan 100 voltijdse equivalenten en die voor het laatst en het voorlaatst afgesloten boekjaar, niet meer dan één der volgende in § 2 vermelde criteria overschrijden opteren ofwel om een volledige dubbele boekhouding te voeren overeenkomstig het koninklijk besluit van 12 september 1983 tot bepaling van de minimumindeling van een algemeen rekeningstelsel of voor de diensten die het statuut hebben aangenomen van vereniging zonder winstoogmerk, van internationale vereniging zonder winstoogmerk of van stichting voor de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel in bijlage bij het koninklijk besluit van 19 december 2003 betreffende de boekhoudkundige verplichtingen en de openbaarmaking van de jaarrekening van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen ofwel voor het boekhoudplan in bijlage bij het koninklijk besluit van 10 november 2009 in uitvoering van het artikel 5.
Het verband tussen de rekeningen van het boekhoudplan overeenkomstig het koninklijk besluit van 12 september 1983 of van de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel in bijlage bij het koninklijk besluit van 19 december 2003, en het boekhoudplan van het koninklijk besluit van 10 november 2009 dat van toepassing is op de federale Staat in uitvoering van het artikel 5 moet opgenomen zijn in een overeenstemmingstabel en moet eenduidig en permanent zijn en dit voor alle rekeningen die in de boekhouding van de betrokken dienst gecreëerd werden of worden.
Alle diensten moeten voorafgaand aan de beslissing om hun boekhouding te voeren, overeenkomstig het koninklijk besluit van 12 september 1983 of de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel in bijlage bij het koninklijk besluit van 19 december 2003 of het boekhoudplan overeenkomstig het koninklijk besluit van 10 november 2009 in uitvoering van het artikel 5, aangevuld met een overeenstemmingstabel naar het boekhoudplan van het koninklijk besluit van 10 november 2009 dat van toepassing is op de federale Staat, het schriftelijk akkoord hebben van de minister van Begroting alsook zo dit het geval is, schriftelijk akkoord van de minister(s) onder wiens gezag of beheer zij vallen.
§ 2. De criteria zijn de volgende :
- jaargemiddelde van het personeelsbestand : 50;
- de geproduceerde activiteit op jaarbasis : 8.000.000 euro;
- balanstotaal : 3.650.000 euro.
§ 3. Voor diensten die hun activiteiten pas opstarten, worden voor de toepassing van de in § 2 vermelde criteria, deze cijfers bij het begin van het boekjaar te goeder trouw geschat.
§ 4. Heeft het boekjaar een duur van minder of meer dan twaalf maanden, dan wordt het bedrag van de geproduceerde activiteit bedoeld in § 2, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de noemer twaalf is en de teller het aantal maanden van het boekjaar, waarbij elke begonnen maand voor een volle maand wordt geteld.
§ 5. Het jaargemiddelde van het personeelsbestand bedoeld in § 2 is het gemiddelde van het per einde van elke maand van het boekjaar in het personeelsregister ingeschreven aantal personeelsleden uitgedrukt in voltijdse equivalenten.
Het aantal personeelsleden uitgedrukt in voltijdse equivalenten is gelijk aan het arbeidsvolume teruggebracht tot voltijds tewerkgestelde equivalenten, te berekenen voor de deeltijdse personeelsleden op basis van het conventioneel aantal te presteren uren, gerelateerd ten opzichte van de normale arbeidsduur van een vergelijkbare voltijds personeelslid.
De geproduceerde activiteit wordt bepaald op basis van de hoogste van de twee volgende waarden :
- de som van de opbrengsten die voorspruiten uit de gewone werking van de dienst, zijnde de som van de rekeningen van de subklassen 70 en 71 van het boekhoudplan zoals weergegeven in het koninklijk besluit van 10 november 2009 in uitvoering van deze wet, en zo deze som lager is dan de subklasse 75 wordt de waarde van de subklasse 75 aan deze som toegevoegd;
- de som van de kosten van de rekeningen van de subklassen 20 tot 26, 60 tot 62 en 64 tot 68 van het boekhoudplan zoals weergegeven in het koninklijk besluit van 10 november 2009 in uitvoering van deze wet, voor zover zij geïdentificeerd zijn als rekeningen met budgettaire impact en in de mate van de budgettaire impact in het betrokken boekjaar.
Het balanstotaal bedoeld in § 2 is de totale boekwaarde van de activa zoals ze blijkt uit het balansschema.
§ 6. De Koning kan, bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in § 2 vermelde cijfers en de wijze waarop ze worden berekend, wijzigen.
§ 7. Het in § 1, laatste lid gegeven akkoord van de betrokken ministers met inbegrip van het akkoord van de minister van Begroting kan steeds door de betrokkenen ingetrokken worden. Zij stellen de verantwoordelijke van de betrokken dienst van hun genomen beslissing minstens 3 maanden voor de aanvang van het volgende boekjaar schriftelijk op de hoogte.
Zo de betrokken dienst niet meer het akkoord heeft van het geheel van de betrokken ministers is hij verplicht het boekhoudplan opgenomen in het koninklijk besluit van 10 november 2009 in uitvoering van artikel 5 na te volgen.
§ 8. In aanvulling van de artikelen 81, 93 en 100 moeten de diensten waarvan het jaargemiddelde van hun personeelsbestand niet meer is dan 100 voltijdse equivalenten en die voor het laatst en het voorlaatst afgesloten boekjaar, niet meer dan één van de in § 2 vermelde criteria overschrijden en die zoals bedoeld in § 1 toegelaten werden te opteren om hun volledige dubbele boekhouding te houden overeenkomstig het koninklijk besluit van 12 september 1983 of de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel in bijlage bij het koninklijk besluit van 19 december 2003 of het boekhoudplan overeenkomstig het koninklijk besluit van 10 november 2009 in uitvoering van het artikel 5, aangevuld met een overeenstemmingstabel naar het boekhoudplan van het koninklijk besluit van 10 november 2009 dat van toepassing op de federale Staat; ook instaan voor de opvolging van de aan hun dienst toegekende kredieten.
Zo de dienst zijn budgettaire comptabiliteit niet voert met zijn boekhoudsoftware moet hij een budgettaire boekhouding houden via extra comptabele weg.
Daarnaast dienen alle diensten bedoeld in artikel 2, eerste lid, 2° tot 4° ook alle cijfers, die betrekking hebben op intercompany transacties tussen hun dienst en de andere diensten van de federale Staat, over te maken aan de minister van Begroting en dit voor 1 maart van het jaar volgend op het betrokken boekjaar, opdat deze laatste zijn verplichtingen opgenomen in artikel 110 zou kunnen nakomen.
§ 9. Eens een dienst zijn boekhouding heeft gevoerd conform het boekhoudplan weergegeven in het koninklijk besluit van 10 november 2009 in uitvoering van het artikel 5 kan hij niet meer opteren om in een later boekhoudjaar deze te voeren overeenkomstig een ander boekhoudplan.
§ 10. Op basis van de in de hiervoor vermelde paragrafen opgenomen bepalingen mogen de vermelde diensten afwijken van het principe van de gelijktijdige registratie van de budgettaire verrichtingen in de rekeningen van de algemene boekhouding en in de rekeningen van de budgettaire klassen zoals gespecificeerd in artikel 13, eerste lid."
Art. 7. Deze wet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2014.