Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

25 APRIL 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van de bijlagen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten



Inhoudstafel:


Art. 1-2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1971050603 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In de bijlagen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten, wordt in hoofdstuk II, punt II, een sectie 1/1 ingevoegd die de artikelen 24/1, 24/2, 24/3, 24/4, 24/5, 24/6 en 24/7 bevat, luidende :
  "Sectie 1/1. - Diensttijd van de leden-vrijwilligers
  Artikel 24/1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
  1° diensttijd : de uren die een lid-vrijwilliger presteert, verdeeld in vijf categorieën :
  - interventies;
  - brandvoorkoming;
  - oefeningen en opleidingen;
  - onderhouds- en administratieve taken;
  - wachtdiensten in de kazerne.
  2° rust : de tijd die geen diensttijd is;
  3° wachtdienst in de kazerne : een periode waarin het lid-vrijwilliger verplicht is op de arbeidsplaats aanwezig te zijn. Deze periode wordt volledig als diensttijd aangerekend;
  4° oproepbaarheidsdienst : een periode waarin het lid-vrijwilliger, zonder in de kazerne te moeten zijn, zich beschikbaar verklaart om gevolg te geven aan een oproep voor een interventie. Enkel de periode van de interventie wordt als diensttijd aangerekend.
  Art. 24/2. De gemeenteraad kan beslissen dat er voor de leden-vrijwilligers met de graad van kapitein wordt afgeweken van de artikels 24/3, 24/5 en 24/7.
  Art. 24/3. § 1. De officier-dienstchef of zijn afgevaardigde organiseert de dienst zodanig dat de diensttijd maximaal vierentwintig uren per week bedraagt, berekend over een referentieperiode van twaalf maanden.
  § 2. De duur van elke werkprestatie mag nooit vierentwintig uren overschrijden, behoudens voor het verrichten van :
  - dringende interventies om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigend ongeval;
  - dringende interventies die door een onvoorziene noodzakelijkheid worden vereist.
  Deze overschrijdingen worden binnen de veertien dagen gecompenseerd met een even lange periode waarin het lid-vrijwilliger geen oproepbaarheidsdienst kan uitoefenen.
  In het geval van dergelijke overschrijdingen worden alle maatregelen genomen om zo snel mogelijk het lid-vrijwilliger te vervangen.
  § 3. Elke dienstprestatie waarvan de duur tussen twaalf uren en vierentwintig uren bedraagt, moet worden gevolgd door een rustperiode van minimum twaalf opeenvolgende uren.
  Art. 24/4. § 1. De minimale beschikbaarheden voor de diensttijd van het lid-vrijwilliger en de modaliteiten waaronder hij wordt opgeroepen en terugkeert naar de post worden vastgelegd in een huishoudelijk reglement.
  § 2. De officier-dienstchef of zijn afgevaardigde vult in overleg met het lid-vrijwilliger zijn beschikbaarheden voor de diensttijd in, overeenkomstig het in paragraaf 1 vermelde reglement.
  Art. 24/5. Wanneer de arbeidstijd per dag meer dan zes uur bedraagt, wordt een half uur pauze toegekend, met uitzondering van de interventies waar uit hun aard blijkt dat een pauze onmogelijk is. Bij dergelijke interventies neemt het lid-vrijwilliger de pauze na afloop van de interventie.
  Tijdens deze pauze blijft het lid-vrijwilliger beschikbaar om gevolg te geven aan een oproep voor interventie.
  De precieze modaliteiten van de pauze worden opgenomen in het huishoudelijk reglement.
  De duur van de pauze wordt mee in rekening genomen voor de berekening van de vergoeding van de prestaties.
  Art. 24/6. De diensttijd kan worden vervuld gedurende alle dagen van de week en alle uren van de dag.
  Art. 24/7. Per periode van zeven dagen, wordt minstens een ononderbroken periode van zesendertig uren rust toegekend.
  Van het eerste lid kan worden afgeweken op voorwaarde dat gelijkwaardige periodes van inhaalrust toegekend worden in de loop van de veertien volgende dagen."

Art. 2. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.